Regeling vervallen per 15-04-2016

Afvalstoffenverordening gemeente Zuidplas

Geldend van 11-10-2012 t/m 14-04-2016

Intitulé

Afvalstoffenverordening gemeente Zuidplas

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan dan wel mede verstaan:

a. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zuidplas;

b. de raad: de gemeenteraad van de gemeente Zuidplas;

c. wet: Wet milieubeheer;

d. inzamelen: de activiteiten gericht op het ophalen of innemen van afvalstoffen die binnen de gemeente ter inzameling worden aangeboden en het feitelijk ophalen en innemen daarvan;

e. ter inzameling aanbieden: de wijze van overdragen van afvalstoffen aan een inzamelende persoon of instantie, inclusief het achterlaten van afvalstoffen in daartoe door of vanwege de inzamelende persoon of instantie geplaatste inzamelmiddelen of -voorzieningen of op een daartoe aangewezen plaats;

f. inzamelmiddel: een voor de inzameling van afvalstoffen bestemd hulp- of bewaarmiddel, bijvoorbeeld een huisvuilzak, minicontainer, afvalemmer, afval-box of big bag, ten behoeve van één huishouden;

g. inzamelvoorziening: een voor de inzameling van afvalstoffen be¬stemd(e) bewaarmiddel of -plaats, waaronder begrepen een ondergrondse en bovengrondse verzamelcontainer, wijkcontainer of brengdepot -, ten behoeve van meerdere huishoudens;

h. inzameldienst: de krachtens artikel 2, eerste lid, aangewezen inzameldienst, belast met de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen;

i. andere inzamelaars: de krachtens artikel 3, tweede lid, aangewezen personen en instanties, belast met het afzonderlijk inzamelen van categorieën huishoudelijke afvalstoffen;

j. gebruiker van een perceel: degene die in de gemeente feitelijk gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10:21 en 10;22 van de Wet milieubeheer een verplichting geldt tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen;

k. straatafval: huishoudelijke afvalstoffen van zeer beperkte omvang en gewicht, zoals proppen, papier, sigarettenpeuken, kauwgom, plastic bekertjes en blikjes, verpakkingsmateriaal, etenswaren, niet zijnde klein chemisch afval, ontstaan buiten een perceel;

l. wegen: de wegen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet 1994;

m. motorrijtuigen: alle voertuigen, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c van de Wegenverkeerswet 1994;

n. meergezinswoningen: een gebouw, dat twee of meer (nagenoeg) geheel of gedeeltelijk boven en naast elkaar gelegen woningen omvat, zoals bovenwoningen, appartementen gebouwen en flats.

 

Paragraaf 2 Inzameling van hiishoudelijke afvalstoffen

Artikel 2 Aanwijzing inzameldienst en andere inzamelaars

1. Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen, anders dan de door het college aangewezen inzameldienst.

2. Het verbod geldt niet voor personen of instanties die in het kader van producentenverantwoordelijkheid bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling een inzamelplicht hebben gekregen voor categorieën huishoudelijke afvalstoffen als bedoeld in artikel 3, eerste lid.

3. Het college kan aan het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen voorschriften en beperkingen verbinden in het belang van de bescherming van het milieu.

 

Artikel 3 Afzonderlijke inzameling

1. De volgende categorieën huishoudelijke afvalstoffen kunnen afzonderlijk worden ingezameld:

a. groente-, fruit- en tuinafval;

b. klein chemisch afval;

c. glas;

d. oud papier en karton;

e. kunststof verpakkingen;

f. textiel;

g. elektrische en elektronische apparatuur;

h. bouw- en sloopafval;

i. verduurzaamd hout;

j. grof tuinafval;

k. asbest en asbesthoudend afval;

l. grof huishoudelijk afval;

m. huishoudelijk restafval;

n. autobanden

o. kringloopgoederen

p. batterijen

2. Naast de inzameldienst als bedoeld in artikel 2, eerste lid kan het college andere inzamelaars

aanwijzen die belast zijn met het afzonderlijk inzamelen van categorieën huishoudelijke afvalstoffen.

3. Het college kan een omschrijving vaststellen van de categorieën huishoudelijke afvalstoffen als bedoeld in het eerste lid.

 

Artikel 4 Inzamelmiddelen en- voorzieningen

1. De inzameling kan plaatsvinden via:

a. een inzamelmiddel voor de gebruiker van een perceel;

b. een inzamelvoorziening voor de gebruikers van een aantal percelen;

c. een inzamelvoorziening op wijkniveau;

d. een brengdepot op lokaal of regionaal niveau.

2. Het college kan aanwijzen via welk, al dan niet van gemeentewege verstrekt inzamelmiddel of via welke inzamelvoorziening de inzameling van een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen als bedoeld in artikel 3 lid 1, ten behoeve van de gebruiker van een perceel plaatsvindt.

 

Artikel 5 frequentie van inzamelen

1. Huishoudelijk restafval, dat via een inzamelmiddel ten behoeve van één perceel wordt ingezameld, wordt in het belang van een doelmatig beheer van huishoudelijke afvalstoffen tenminste één maal per twee weken ingezameld.

2. Huishoudelijk restafval, dat wordt ingezameld via een inzamelvoorziening ten behoeve van meerdere percelen, wordt niet met vaste frequentie maar op basis van volumepercentage ingezameld.

3. Groente-, fruit- en tuinafval, dat via een inzamelmiddel ten behoeve van één perceel afzonderlijk wordt ingezameld, wordt tenminste één maal per twee weken ingezameld.

4. In afwijking van het derde lid wordt groente-, fruit- en tuinafval bij meergezinswoningen niet afzonderlijk bij elk perceel ingezameld.

5. Het college kan de frequentie van inzameling vaststellen van de overige categorieën huishoudelijke afvalstoffen – als bedoeld in artikel 3, lid1 - die afzonderlijk in aangewezen delen van de gemeente bij of nabij elk perceel worden ingezameld.

 

Paragraaf 3 ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

Artikel 6 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan anderen

Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden aan een ander dan de inzameldienst, andere inzamelaars of de personen of instanties die in het kader van producentenverantwoordelijkheid bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling een inzamelplicht hebben voor categorieën van huishoudelijke afvalstoffen als bedoeld in artikel 3, eerste lid.

Artikel 7 Vebrod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door anderen dan de gebruikers van percelen

Het is anderen dan gebruikers van percelen verboden om huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden.

Artikel 8 afzonderlijk ter inzameling aanbieden

Het is verboden om de categorieën huishoudelijke afvalstoffen zoals bepaald in artikel 3, eerste lid, anders dan afzonderlijk ter inzameling aan te bieden.

Artikel 9 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

1. Het is de gebruiker van een perceel, voor wie krachtens artikel 4, tweede lid een inzamelmiddel of inzamelvoorziening is aangewezen, verboden de huishoudelijke afvalstoffen anders aan te bieden dan via het betreffende inzamelmiddel of de betreffende inzamelvoorziening of het betreffende brengdepot.

2. Het is verboden andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelmiddel of inzamelvoorziening aan te bieden, dan de categorie waarvoor dit inzamelmiddel of deze inzamelvoorziening krachtens artikel 4, tweede lid is bestemd.

3. Het college kan regels stellen omtrent het gebruik van een van gemeentewege verstekt inzamelmiddel.

4. Het college kan regels stellen omtrent de plaats en wijze waarop huishoudelijke afvalstoffen moeten worden aangeboden.

5. Het college kan categorieën huishoudelijke afvalstoffen aanwijzen die zonder inzamelmiddel ter inzameling kunnen worden aangeboden.

 

Artikel 10 Dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden

1. Het college stelt de dagen en tijden vast waarop categorieën huishoudelijke afvalstoffen als bedoeld in artikel 3, eerste lid ter inzameling kunnen worden aangeboden.

2. Het is verboden categorieën huishoudelijke afvalstoffen op andere dagen en tijden ter inzameling aan te bieden dan krachtens het eerste lid is bepaald.

 

Artikel 11 Het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

In afwijking van hetgeen in deze paragraaf is bepaald kan het college regels stellen omtrent het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst of andere inzamelaars.

Paragraaf 4 Inzameling van bedrijfsafvalstoffen

Artikel 12 Ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst

1. Het is verboden bedrijfsafvalstoffen aan te bieden aan de inzameldienst.

2. Het college kan categorieën bedrijfsafvalstoffen aanwijzen die door de inzameldienst worden ingezameld.

3. Het college kan regels stellen omtrent de dagen, tijden, wijzen en plaatsen waarop de krachtens het vorige lid aangewezen bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst ter inzameling kunnen worden aangeboden.

 

Artikel 13 Het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst

Het college kan regels stellen voor het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een

ander dan de inzameldienst.

 

Paragraaf 5 Zwerfafval

Artikel 14 Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging

1. Het is verboden buiten een daarvoor door het college bestemde plaats en buiten een inrichting in de zin van artikel 1.1 van de Wet milieubeheer een afvalstof, stof of voorwerp op of in de bodem te brengen, te storten, te houden, achter te laten of anderszins te plaatsen op een wijze die aanleiding kan geven tot hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu.

2. Het college kan van het verbod als bedoeld in het eerste lid ontheffing verlenen.

3. Het verbod is niet van toepassing op:

a. het overeenkomstig deze verordening ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen of bedrijfsafvalstoffen;

b. het thuis composteren van groente-, fruit- en tuinafval;

c. voor zover de (afval)stoffen, als genoemd onder a en b, tijdelijk op de weg geraken of worden gebracht als onvermijdelijk gevolg van het laden, lossen of vervoeren van afvalstoffen dan wel het verrichten van andere werkzaamheden op of aan de weg.

4. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover de Wet bodembescherming of het Besluit bodemkwaliteit voorziet in de beoogde bescherming van het milieu.

 

Artikel 15 Achterlaten van straatafval

1. Het is verboden straatafval in de openbare ruimte achter te laten zonder gebruik te maken van de van gemeentewege of anderszins geplaatste of voorgeschreven bakken, manden of soortgelijke voorwerpen.

2. Het is verboden om andere afvalstoffen dan straatafval achter te laten in daartoe van gemeentewege of anderszins geplaatste of voorgeschreven bakken, manden of soortgelijke voorwerpen.

 

Artikel 16 Voorkomen van zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen

1. Het is verboden afvalstoffen of inzamelmiddelen die ter inzameling gereed staan te doorzoeken en te verspreiden.

2. Het is verboden tegen afvalstoffen of inzamelmiddelen, die ter inzameling gereed staan, te stoten, te schoppen, deze omver te werpen of deze anderszins te behandelen waardoor er zwerfafval ontstaat.

3. Het in het eerste lid bedoelde verbod tot doorzoeken geldt niet voor de op grond van artikel 23 aangewezen personen.

 

Artikel 17 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren

De houder of beheerder van een inrichting waar eet- of drinkwaren worden verkocht die ter plaatse kunnen worden genuttigd, is verplicht:

a. een afvalbak in of nabij de inrichting op een duidelijk zichtbare plaats aanwezig te hebben, waarin het publiek afval kan achterlaten;

b. zorg te dragen dat deze afvalbak van een zodanige constructie is dat het afval daarin deugdelijk geborgen blijft en dat die afvalbak steeds tijdig wordt geledigd;

c. zorg te dragen dat dagelijks, uiterlijk een uur na sluiting van de inrichting, doch in ieder geval terstond op eerste aanzegging van een ambtenaar, belast met de toezicht op de naleving van dit artikel, in de nabijheid van de inrichting achtergebleven afval, voor zover kennelijk uit of van die inrichting afkomstig, wordt opgeruimd.

 

Artikel 18 Wegwerpen van reclamebiljetten en ander promotiemateriaal

Degene die in de openbare ruimte reclamebiljetten of dergelijke of ander promotiemateriaal onder het publiek verspreidt, is verplicht deze of de verpakking daarvan terstond op te ruimen of te laten opruimen, indien deze in de omgeving van de plaats van uitreiking op de weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats door het publiek worden weggeworpen.

 

Artikel 19 Zwerfafval bij vervoeren, laden en lossen of overige werkzaamheden

1. Het is verboden afvalstoffen, stoffen of voorwerpen zodanig te laden, te lossen of te vervoeren of andere werkzaamheden te verrichten dat de weg wordt verontreinigd of het milieu nadelig kan worden beïnvloed.

2. Indien bij het laden of lossen of vervoeren van afvalstoffen, stoffen of voorwerpen deze weg wordt verontreinigd of het milieu nadelig wordt beïnvloed, is degene die genoemde werkzaamheden verricht alsmede diens opdrachtgever verplicht deze weg te reinigen of te laten reinigen:

a. direct na het ontstaan van de verontreiniging, indien de verontreiniging gevaar voor de veiligheid van het verkeer of beschadiging van het wegdek oplevert;

b. direct na beëindiging van de werkzaamheden, indien de verontreiniging geen gevaar voor de veiligheid van het verkeer of beschadiging van het wegdek oplevert;

c. indien de werkzaamheden langer dan een dag duren, elke dag direct na beëindiging van de werkzaamheden.

 

Paragraaf 6 overige onderwerpen die de verordening aangaan

Artikel 20 Verbod opslaf van afvalstoffen

1. Het is verboden afvalstoffen op een voor het publiek zichtbare plaats in de open lucht en buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer op te slaan of opgeslagen te hebben.

2. Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

3. Het verbod is niet van toepassing op het overdragen of ter inzameling aanbieden van afvalstoffen aan de inzameldienst, andere inzamelaars of de personen of instanties die in het kader van producentenverantwoordelijkheid bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling een inzamelplicht hebben voor categorieën van huishoudelijke afvalstoffen

 

Artikel 21 Afgifte autowrakken afkomstig uit een huishouden

Het is de eigenaar of kentekenhouder verboden zich te ontdoen van een autowrak, dat afkomstig is van een huishouden, anders dan door afgifte aan inrichtingen, genoemd in artikel 6 van het Besluit beheer autowrakken.

Paragraaf 7 Slotbepalingen

Artikel 22 Strafbepaling

Een gedraging in strijd met de volgende artikelen is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 3º, Wet op de economische delicten:

Artikel Onderwerp

Artikel 2 Inzamelverbod huishoudelijke afvalstoffen behoudens aanwijzing

Artikel 4 Gebruik aangewezen inzamelmiddel

Artikel 6 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan anderen

Artikel 7 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door anderen dan de gebruikers van percelen

Artikel 8 Afzonderlijk ter inzameling aanbieden

Artikel 9 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

Artikel 10 Dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden

Artikel 11 Ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst

Artikel 12 Het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst

Artikel 13 Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging

Artikel 14 Achterlaten van straatafval

Artikel 15 Voorkomen van zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen

Artikel 16 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren

Artikel 17 Wegwerpen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal

Artikel 18 Zwerfafval bij vervoeren, laden en lossen of overige werkzaamheden

Artikel 19 Verbod opslag van afvalstoffen

Artikel 20 Afgifte autowrakken afkomstig uit een huishouden

 

Artikel 23 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de krachtens artikel 5.10, derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aangewezen ambtenaren.

Artikel 24 Inwerkintreding

Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na die waarop zij is bekendgemaakt.

Artikel 25 Citeerbepaling

Deze verordening wordt aangehaald als: Afvalstoffenverordening van de gemeente Zuidplas

Toelichting 1

INLEIDING

De Wet milieubeheer (verder te noemen: Wm)schrijft voor dat gemeenten op grond van artikel 10.23, eerste lid, in het belang van de bescherming van het milieu een afvalstoffenverordening moeten vaststellen. De Wm bepaalt dat de verordening ten minste regels moet bevatten over de aanbieding, de overdracht en het achterlaten van huishoudelijke afvalstoffen en dat de inzameldienst krachtens verordening moet worden aangewezen. Daarnaast wordt de mogelijkheid geboden een aantal aspecten facultatief te regelen. De afvalstoffenverordening biedt het college van burgemeester en wethouder hiertoe de mogelijkheid middels uitvoeringsbesluiten.

Belang van de bescherming van het milieu

De gemeenteraad stelt een afvalstoffenverordening vast in het belang van de bescherming van het milieu. Dat is ruimer dan de doelmatige verwijdering van afvalstoffen. Ook regels die beogen de milieuaspecten van handelingen met afvalstoffen te beperken, zijn daardoor mogelijk. Hierbij kan worden gedacht aan een verbod om ter voorkoming van (geluids-)overlast afvalstoffen in te zamelen voor zeven uur ’s ochtends.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Toelichting artikel 1

Definities uit de Wet milieubeheer

In dit artikel zijn alleen die begripsomschrijvingen opgenomen die specifiek zijn voor deze verordening. Relevante begrippen die al in artikel 1.1 van de Wm zijn omschreven, worden, voor zover bij de omschrijving in de wet wordt aangesloten, niet in dit artikel herhaald.

Straatafval, zwerfafval en illegale dumping

De Wm voorziet niet in een definitie van het begrip zwerfafval. Dit heeft te maken met het feit dat het begrip in de praktijk weinig problemen oplevert, terwijl een juridisch sluitende definitie moeilijk te geven is. In het Landelijk Afvalbeheersplan (LAP) is wel een definitie opgenomen:

“Zwerfafval is afval dat door mensen bewust of onbewust is weggegooid of achtergelaten op plaatsen die daar niet voor bestemd zijn of door indirect toedoen of nalatigheid van mensen op zulke plaatsen terecht is gekomen. Dit afval bestaat voornamelijk uit verpakkingsmateriaal van consumpties (blikjes, flesjes, wikkels, patatbakjes), sigarettenpeuken, kauwgomresten en allerhande gebruiksgoederen als kranten, folders en tissues.”

Het verschil tussen straatafval en zwerfafval is dat straatafval dat niet in een prullenmand wordt achtergelaten maar in de openbare ruimte terecht komt, zwerfafval wordt.

Onder zwerfafval wordt ook niet verstaan illegale dumping van afval. In tegenstelling tot bij zwerfafval, gaat het bij illegale dumping niet om een of enkele restanten van consumptie, maar om grotere hoeveelheden afval (bijvoorbeeld met een volume van ten minste en plastic tas). Bovendien gaat het niet om afval dat uit nalatigheid of gemakzucht wordt achtergelaten of weggegooid. De ontdoener kiest er namelijk zeer bewust voor om het afval niet via de daarvoor geëigende manier af te voeren, maar om het onbeheerd achter te laten in de openbare ruimte. Het kan zowel huishoudelijk als bedrijfsafval zijn. Veel voorkomend illegaal gedumpt afval is huisvuil, tuinafval, fietswrakken, accu’s, meubilair en autobanden. Ook het bijplaatsen van afval bij inzamelvoorzieningen valt onder illegale dumping.

d. Inzamelen

Het begrip ‘inzamelen’ is gedefinieerd om uitdrukkelijk vast te leggen dat er sprake is van een brede omschrijving. Hiervoor is gekozen om recht te doen aan het feit dat een gemeentelijke inzamelstructuur steeds meer bestaat uit zowel haal- als brengvoorzieningen op verschillende niveaus. Wel is een ondergrens aangebracht: voordat sprake kan zijn van inzamelen, dienen de afvalstoffen ter inzameling te worden aangeboden. Voor de omschrijving van het begrip ‘ter inzameling aanbieden’ geldt dezelfde brede invulling met betrekking tot haal- en brengvoorzieningen, nu van de kant van degene die zich van afval wenst te ontdoen.

j. Gebruiker van een perceel

De omschrijving ‘gebruiker van een perceel’ is opgenomen om te kunnen bepalen dat alleen diegenen die in de gemeente betalen voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen, gebruik mogen maken van de inzamelvoorzieningen.

Toelichting artikel 2

Eerste lid: De aanwijzing van de inzameldienst

Gemeenten zijn belast met de zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. Zij hebben daarmee ook het recht te bepalen dat het verboden is aan andere dan de aangewezen inzameldienst en instanties om huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen. Het inzamelverbod, behoudens aanwijzing niet mag gelden voor personen of instanties die bij AMvB of ministeriële regeling in het kader van producentenverantwoordelijkheid een inzamelplicht hebben gekregen.

Derde lid: Voorschriften en beperkingen

De voorschriften en beperkingen worden vervolgens nader gespecificeerd in het uitvoeringsbesluit.

Toelichting artikel 3

Eerste lid: Landelijk afvalbeheersplan

Artikel 10.14 Wm bepaalt dat bestuursorganen bij de uitoefening van hun bevoegdheid met betrekking tot afvalstoffen rekening dienen te houden met het geldende landelijke afvalbeheersplan (LAP). In de opsomming in het eerste lid van dit artikel is daarom aangesloten bij het LAP.

Het LAP benoemt de volgende door de consument te scheiden afvalstoffen: groente-, fruit- en tuinafval, papier en karton, glas, textiel, elektrische en elektronische apparatuur, klein chemisch afval, en componenten van grof huishoudelijk afval (grof tuinafval, huishoudelijk bouw- en sloopafval, waaronder verduurzaamd hout). Als gevolg van de raamovereenkomst verpakkingen is in het LAP-2 een zorgplicht voor gemeenten voor de inzameling van kunststofverpakkingen opgenomen.

Afstemming met artikel 8 Afzonderlijk ter inzameling aanbieden

In artikel 8 is een verbod opgenomen om opgesomde categorieën anders dan afzonderlijk ter inzameling aan te bieden.

Eerste lid, sub a: GFT-afval

Artikel 10.21 tweede lid, Wm verplicht gemeenten in ieder geval tot de afzonderlijke inzameling van groente-, fruit- en tuinafval (GFT-afval). Het LAP gaat er in ieder geval van uit dat GFT-afval apart wordt ingezameld. Desondanks is afwijking van deze verplichting mogelijk in het belang van een doelmatig beheer van huishoudelijke afvalstoffen, bijvoorbeeld om redenen van de GFT-kwaliteit, kostenniveau of de milieuhygiëne. Op grond van artikel 10.26, eerste lid, onder c, Wm kan bij verordening worden bepaald dat in een deel van het grondgebied geen huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld.

Onder ‘doelmatig beheer’ wordt verstaan: het zodanig beheer van afvalstoffen dat daarbij rekening wordt gehouden met het geldende Landelijke afvalbeheersplan, dan wel de voor de vaststelling van het plan geldende bepalingen, dan wel de voorkeursvolgorde zoals aangegeven in artikel 10.4 en de criteria, genoemd in artikel 10.5, eerste lid van de Wet.

Eerste lid, sub f: textiel

Textiel is een afvalstof in de zin van artikel 1.1, eerste lid, Wm. De gemeente heeft daarom een zorgplicht voor de inzameling van textiel. De gemeente kan op grond van artikel 3, tweede lid, van deze afvalstoffenverordening besluiten andere inzamelaars dan de inzameldienst aan te wijzen die met de inzameling van textiel zijn belast.

Eerste lid, sub g. en sub p.: Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur en Besluit Beheer Batterijen

De Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur en het Besluit Beheer Batterijen verplichten gemeenten tot de gescheiden inzameling van elektrische en elektronische apparatuur respectievelijk batterijen, afkomstig van huishoudens.

Eerste lid, sub n.: autobanden

De gemeente is op grond van de Wm verantwoordelijk voor de inname van gebruikte personenwagenbanden van particuliere huishoudens. Producenten en importeurs van personenwagenbanden en producenten en importeurs van caravans en aanhangwagens zijn verantwoordelijk voor een milieuverantwoorde verwerking van gebruikte banden. Deze banden worden conform het Besluit Beheer Autobanden ook gratis ingenomen bij garage- en bandenservicebedrijven.

Tweede lid: De aanwijzing van andere inzamelaars

Op basis van artikel 10.24, tweede lid, Wm kunnen regels worden gesteld voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen door anderen dan de inzameldienst. Ook het innemen van huishoudelijke afvalstoffen in een winkel valt hieronder. Wanneer de gemeente deze serviceverlening op prijs stelt, kunnen de betreffende winkels door het college worden aangewezen als inzamelende persoon of instantie.

Uitvoeringsbesluit op grond van het derde lid

Het vastleggen van een omschrijving van de verschillende categorieën huishoudelijke afvalstoffen is van belang om te kunnen ingrijpen bij vervuiling vanwege verkeerd aanbiedgedrag. Een te zeer vervuilde deelstroom huishoudelijk afval kan leiden tot kostentoerekening voor de verwijdering door de be- of verwerker aan de gemeente en tot weigering van de ingezamelde deelstroom.

Toelichting artikel 4

Eerste lid

In dit artikel worden de niveaus van inzameling aangegeven. Hiermee wordt recht gedaan aan de vervaging van het onderscheid tussen huis-aan-huisinzameling en inzameling via brengvoorzieningen op verschillende niveaus.

Eerste lid, onder a: Inzameling bij elk perceel (haalsysteem)

De inzameling bij elk perceel is individueel en vindt plaats bij elke woning via een haalsysteem. De bewoners maken gebruik van daartoe aangewezen individuele inzamelmiddelen, zoals vuilniszakken of (mini-)containers.

Eerste lid, onder b: Inzameling nabij elk perceel (brengsysteem)

Voor de inzameling nabij elk perceel wordt gebruik gemaakt van collectieve inzamelmiddelen, dit zijn brengsystemen waar een groep huishoudens gezamenlijk gebruik van maakt. Inzameling nabij elk perceel kan dan plaatsvinden via een boven- of ondergrondse verzamelcontainer of via clusterplaatsen. Een clusterplaats is een plaats waar de burger het inzamelmiddel op de dag van ophalen naar toe brengt. Voorbeelden van clusterplaatsen zijn: een pleintje of een centrale plaats op de stoep.

Voor beide vormen van collectieve inzameling geldt dat de inzameling laagdrempelig moet zijn. Voor de clusterplaats geldt dat dit het geval is als de afstand tussen perceel en clusterplaats niet meer dan 125 meter is. Voor de inzamelvoorzieningen geldt hetzelfde, echter aangevuld met een aantal extra eisen. Deze eisen zijn dat de inzamelvoorziening voor een ieder goed bereikbaar en toegankelijk is en dat de afvalstoffen eenvoudig kunnen worden achtergelaten.

Eerste lid, onder c: Inzamelvoorziening op wijkniveau

Bij inzamelvoorzieningen op wijkniveau kan in de eerste plaats worden gedacht aan glasbakken, textielbakken, en dergelijke. Dit zijn permanent aanwezige voorzieningen. De voorzieningen op wijkniveau kunnen ook mobiel of niet permanent aanwezig zijn. Voorbeelden van dergelijke mobiele voorzieningen zijn ‘afvaleilanden’ die gedurende een bepaalde periode in de wijk aanwezig zijn. Het gebruik van de wijkvoorzieningen is niet beperkt tot de gebruikers van een bepaalde groep percelen.

Eerste lid, onder d: een brengdepot op lokaal of regionaal niveau

Op grond van artikel 10.27 Wm is een gemeente in een aantal gevallen verplicht om op tenminste één daartoe ter beschikking gestelde plaats binnen de gemeente of binnen de gemeenten waarmee wordt samengewerkt een brengdepot (milieustraat) te realiseren. Het gaat om de gevallen waarin de raad op grond van artikel 10.26, eerste lid, onder a, b en c, Wm afwijkt van artikel 10.21 Wm: inzameling nabij elk perceel, inzameling met een bij verordening aangegeven regelmaat en uitsluiting van inzameling op een deel van het grondgebied van de gemeente.

Uitvoeringsbesluit op grond van het tweede lid

Het college kan bij uitvoeringsbesluit voor iedere gebruiker van een perceel per categorie huishoudelijke afvalstoffen aanwijzen via welk(e) inzamelmiddel(en)- of voorziening(en) wordt ingezameld. De inzamelmiddelen kunnen van gemeentewege worden verstrekt of geplaatst, of moeten door de burger zelf worden aangeschaft. Specifieke aanwijzing van de groep gebruikers van percelen die hun afvalstoffen via een bepaalde inzamelvoorziening moeten aanbieden, kan van belang zijn om tegen te gaan dat ook inwoners uit andere delen van de gemeente gebruik maken van de inzamelvoorziening, met als gevolg bijvoorbeeld een (vroegtijdig) overvolle container. Hiervoor kan het pasjessysteem toegepast worden.

Eisen aan het inzamelmiddel

Wanneer het inzamelmiddel niet door de gemeente wordt verstrekt maar door bijvoorbeeld een projectontwikkelaar (ondergrondse containers bij nieuwbouwprojecten), kan worden vereist dat het inzamelmiddel aan bepaalde normen voldoet. Voor bepaalde categorieën huishoudelijke afvalstoffen kunnen specifieke eisen aan het inzamelmiddel worden gesteld.

Toelichting artikel 5

Artikel 10.21, eerste lid, Wm bepaalt dat de gemeente er voor zorg draagt dat ten minste eenmaal per week huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel waar zodanige afvalstoffen geregeld kunnen ontstaan. In de meeste gemeenten en ook in de gemeente Zuidplas gebeurt dit door om de week rest- en gft-afval in te zamelen. De wekelijkse inzamelplicht bij elk perceel geldt uitdrukkelijk niet voor grove huishoudelijke afvalstoffen (zie ook artikel 10.21, eerste lid, Wm). Wel geldt voor deze categorie huishoudelijke afvalstoffen op grond van artikel 10.22, eerste lid, onder a en b, Wm een zorgplicht.

Eerste en derde lid

Onder ‘doelmatig beheer’ wordt hier verstaan de definitie zoals in de Wet milieubeheer wordt gehanteerd: ‘het zodanig beheer van afvalstoffen dat daarbij rekening wordt gehouden met het geldende Landelijke afvalbeheersplan, dan wel de voor de vaststelling van het plan geldende bepalingen, dan wel de voorkeursvolgorde zoals aangegeven in artikel 10.4 en de criteria, genoemd in artikel 10.5, eerste lid van de Wet.’

Het minimaal één maal per twee weken inzamelen van huishoudelijk restafval via een inzamelmiddel ten behoeve van één perceel houdt in dat binnen deze kaders wordt ingezameld. De doelmatigheid heeft tevens betrekking op grootte van het inzamelmiddel: een minicontainer kan eens per twee weken worden geledigd maar een vuilniszak kan wekelijks worden aangeboden.

Tweede lid

Met een inzamelvoorziening ten behoeve van meerdere percelen worden collectieve inzamelmiddelen bedoeld zoals ondergrondse of bovengrondse verzamelcontainers. Dit zijn brengsystemen waar een groep huishoudens gezamenlijk gebruik van maakt. Huishoudelijk restafval wordt in dit geval dus niet bij elk perceel - bij elke woning - opgehaald, maar vanaf een centraal punt voor meerdere huishoudens gezamenlijk. Het inzamelen op basis van volumepercentage in plaats van op frequentie is een duurzaamheidsmaatregel: zodoende wordt gegarandeerd dat optimaal gebruik wordt gemaakt van het inzamelmiddel en worden overbodige transportbewegingen vermeden.

Vierde lid

De Wm schept de mogelijkheid om in het belang van een doelmatig beheer van huishoudelijke afvalstoffen af te wijken van de wettelijke inzamelplicht van groente-, fruit- en tuinafval. De totale kwaliteit en hoeveelheid gft-afval uit meergezinswoningen is in de gemeente Zuidplas onvoldoende waardoor het gft-afval alsnog naar de verbrandingsinstallatie moet worden afgevoerd. De hoeveelheid en kwaliteit van het gft-afval staan daarmee niet meer in verhouding tot de te maken kosten.

Vijfde lid

Dit artikel heeft alleen betrekking op de categorieën huishoudelijke afvalstoffen die afzonderlijk bij elk perceel worden ingezameld en is beperkt tot het regelen van de frequentie van inzamelen. Gedacht kan worden aan de frequentie van inzamelen van bijvoorbeeld papier en kunststoffen. De dagen en tijden waarop huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden, worden geregeld op basis van artikel 10 van deze verordening.

Toelichting artikel 6

Burgers mogen hun afvalstoffen alleen aanbieden aan de aangewezen inzameldienst, andere inzamelaars die zijn aangewezen en personen of instanties die in het kader van producenten-verantwoordelijkheid bij AMvB of ministeriële regeling een inzamelplicht hebben (zie de toelichting bij artikel 3). In dit geval mag de burger zijn huishoudelijke afvalstoffen, zoals elektrische en elektronische apparatuur, ook aan deze personen of instanties aanbieden.

Toelichting artikel 7

Dit artikel bepaalt dat alleen diegenen die binnen de gemeente afvalstoffenheffing betalen, huishoudelijke afvalstoffen mogen aanbieden. Achtergrond van dit artikel is de toename in het illegaal aanbieden van afvalstoffen door bedrijven of personen die op deze manier de kosten van de verwijdering van hun afvalstoffen willen ontlopen.

Toelichting artikel 8

Afstemming met artikel 3: Afzonderlijke inzameling

In artikel 3 is een opsomming opgenomen van de categorieën huishoudelijke afvalstoffen die afzonderlijk worden ingezameld. Artikel 8 houdt een verbod in voor de burger.

Toelichting artikel 9

Eerste lid

Het eerste lid betreft het verbod om huishoudelijke afvalstoffen anders aan te bieden dan via het aangewezen inzamelmiddel of de inzamelvoorziening. Bij inzamelmiddelen voor de gebruiker van een perceel kan worden gedacht aan vaste inzamelmiddelen, zoals minicontainers, afvalemmers, kratjes en dergelijke. De inzamelmiddelen kunnen al dan niet van gemeentewege worden verstrekt.

Tweede lid

Het tweede lid betreft het verbod om categorieën huishoudelijke afvalstoffen anders aan te bieden dan via het aangewezen inzamelmiddel of de aangewezen inzamelvoorziening. Het is bijvoorbeeld verboden om huishoudelijk restafval in een inzamelmiddel voor groente-, fruit- en tuinafval aan te bieden.

Uitvoeringsbesluiten

Artikel 10 biedt de basis tot het stellen van diverse regels die relevant zijn voor het inzamelen van huishoudelijk afval. Deze regels kunnen bijv. betrekking hebben op:

- maximale gewicht en/of volume

- maximaal aantal aan te bieden inzamelmiddelen

- voorwaarden voor gebruik van inzamelmiddelen

- eisen aan inzamelmiddel

- regels voor het gebruik van inzamelvoorzieningen op wijkniveau

- regels ten aanzien van het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen bij het brengdepot op lokaal of regionaal niveau

Uitvoeringsbesluiten

Derde lid: Voorwaarden waaronder het inzamelmiddel wordt verstrekt

Op grond van dit lid kan het college regels stellen over voorwaarden waaronder het inzamelmiddel wordt verstrekt. Gedacht kan worden aan de juridische basis van de verstrekking (bijvoorbeeld bruikleenovereenkomst), regels in geval van verhuizing van een gebruiker van een perceel, aansprakelijkheid voor de schade of verdwijning van het verstrekte inzamelmiddel.

Derde lid: Gebruik en reiniging van het verstrekte inzamelmiddel

Met betrekking tot het gebruik van vaste inzamelmiddelen kunnen bijvoorbeeld regels worden gesteld rond het aanbrengen van veranderingen aan de container. Daarnaast kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een verbod op het deponeren van hete vloeistoffen in de container. Bepaald kan worden dat het inzamelmiddel in het belang van de doelmatige verwijdering (voorkomen dat afval in de container blijft plakken) regelmatig wordt gereinigd. De burger kan dit eventueel uitbesteden, maar blijft zelf verantwoordelijk voor de naleving van de regels.

Vierde lid: Plaats van aanbieden

Bepaald kan worden dat het inzamelmiddel op de krachtens artikel 10 vastgestelde inzameldag langs de inzamelroute op de weg kan worden geplaatst, eventueel uit te breiden met nadere aanwijzingen voor een specifiek verzamelpunt voor het plaatsen van de inzamelmiddelen. Dit kan gebeuren vanuit oogpunt van verkeersveiligheid, maar bijvoorbeeld ook om redenen van doelmatige inzameling en arbeidsbelasting. In artikel 10.26 Wm is hiervoor uitdrukkelijk de bevoegdheid gecreëerd.

Voorgeschreven kan worden dat bepaalde categorieën huishoudelijke afvalstoffen (met name klein chemisch afval) niet op de weg mogen worden geplaatst, maar persoonlijk moeten worden aangeboden aan de inzamelaar. Verder kan worden bepaald dat het inzamelmiddel zodanig op de weg moet worden geplaatst dat het voetgangers- en overige verkeer niet wordt gehinderd of in de doorgang wordt belemmerd en gevaar of schade wordt voorkomen.

Vierde lid: Wijze van aanbieden.

Gedacht kan worden aan de volgende regels:

- het inzamelmiddel dient goed gesloten te zijn;

- er mag geen sprake zijn van uitsteeksels, die kunnen leiden tot verwondingen of het scheuren van de huisvuilzak.

Vierde lid: Maximaal gewicht en maximaal aantal inzamelmiddelen per keer.

Het maximaal toelaatbare gewicht hangt onder meer samen met de wijze van inzameling, de toelaatbare arbeidsbelasting van de huisvuilbeladers, het gebruikte inzamelvoertuig. Behalve een beperking aan het gewicht per inzamelmiddel kan ook een beperking worden opgelegd naar aantal inzamelmiddelen dat per keer mag worden aangeboden.

Vierde lid: Regels ten aanzien van het gebruik van inzamelvoorzieningen

Regels die door het college kunnen worden gesteld ten aanzien van inzamelvoorzieningen omtrent de wijze van aanbieding zijn bijvoorbeeld:

- de afvalstoffen dienen in een goed gesloten zak in de verzamelcontainer te worden gedeponeerd;

- de inzamelvoorziening dient na gebruik goed te worden gesloten;

- het is verboden afvalstoffen naast de verzamelcontainer te plaatsen

Vijfde Lid: Inzamelen zonder inzamelmiddel

De mogelijkheid om huishoudelijke afvalstoffen te kunnen aanbieden zonder inzamelmiddel of -voorziening (bij het perceel of op een ander inzamelniveau) is vooral van belang voor grof huisvuil of grof tuinafval.

Ten aanzien van de categorieën huishoudelijke afvalstoffen kan bepaald worden dat deze bijvoorbeeld gebundeld dienen te worden aangeboden, zoals aan de inzameling van oud papier en karton, gebundeld of in kartonnen dozen.

Toelichting artikel 10

Uitvoeringsbesluit op grond van het eerste lid

Bij het vaststellen van de dagen en tijden kan in het besluit van het college een onderscheid worden gemaakt naar de verschillende niveaus van inzameling en de daarbij gehanteerde inzamelmiddelen en voorzieningen.

Bepaald kan ook worden dat inzameling op afroep plaatsvindt. Afvalstoffen kunnen dan worden aangeboden op de dag die, na de melding van de burger dat hij bepaalde afvalstoffen ter inzameling wil aanbieden, wordt aangewezen. Dit is het geval bij grof huishoudelijk afval.

Tenslotte kunnen op basis van dit artikel de openingstijden van brengdepots worden vastgelegd.

Toelichting artikel 11

Dit artikel biedt de grondslag voor een door het college vast te stellen calamiteitenregeling. Een dergelijke (eventueel tijdelijke) regeling zou bijvoorbeeld nodig kunnen zijn in geval van stakingen. Ook kan worden gedacht aan een regeling voor het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen bij wegopbrekingen.

Toelichting artikel 12

Mocht daar in de toekomst aanleiding toe zijn dan kan de inzameldienst naast huishoudelijke afvalstoffen ook bedrijfsafvalstoffen (of een bepaalde categorie van bedrijfsafvalstoffen) inzamelen. De gemeente heeft met betrekking tot bedrijfsafvalstoffen geen zorgplicht en kan niet bepalen wie er binnen de gemeente al dan niet mogen inzamelen zoals dat bij huishoudelijke afvalstoffen het geval is.

Toelichting artikel 13

Alleen die bedrijven die betalen voor de gemeentelijke inzamelvoorzieningen mogen, voor zover artikel 12 daartoe de mogelijkheid biedt, hun bedrijfsafvalstoffen aanbieden aan de inzameldienst. Het college kan, net als bij huishoudelijke afvalstoffen, regels stellen over de wijze waarop de afvalstoffen ter inzameling moeten worden aangeboden.

Toelichting artikel 14

Dit artikel heeft een primair een milieubeschermende functie en beoogt de gemeenten een instrument te geven om illegale dumpingen, voor zover er geen hogere wet- of regelgeving van toepassing is, of het ontstaan van zwerfafval tegen te gaan. Zie voor illegale dumpingen ook de toelichting op artikel 1.

Uiteraard zal in een aantal gevallen het brengen van stoffen op of in de bodem zodanig kunnen gebeuren dat een hogere wet, zoals de Wet bodembescherming of het Besluit bodemkwaliteit van toepassing is.

Wettelijke grondslag

In artikel 10.25, onder a, Wm wordt de basis gelegd voor het opnemen van een dergelijk artikel in de afvalstoffenverordening. Zie hiervoor ook de Memorie van Toelichting, die hierover zegt: “De onderdelen a en b hebben betrekking op zwerfafval. Onderdeel a betreft het voorkomen of het beperken van zwerfafval. Regels hieromtrent kunnen op diverse wijze worden gesteld.”

Eerste lid

Met opzet worden in het eerste lid ook de termen “stof” en “voorwerp” gebruikt en niet alleen de term “afvalstof”, omdat niet altijd duidelijk is of de desbetreffende stoffen of voorwerpen afvalstoffen zijn.

Tweede lid

Mocht hiertoe aanleiding zijn dan kan het college ontheffing verlenen op dit verbod. Hier kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de jaarlijkse kerstbomeninzameling op een centrale locatie per dorp.

Derde lid, onder a

Dit lid maakt het mogelijk inzamelmiddelen op de openbare weg aan te bieden op een door het college conform artikel 10, lid 1 vastgesteld moment.

Derde lid, onder c

Als het onvermijdelijk is dat de onder sub a en b genoemde (afval)stoffen tijdelijk op de weg geraken dan is het verbod niet van toepassing. Hierbij kan gedacht worden aan werkzaamheden waarbij tijdelijk een verontreiniging plaatsvindt zoals een berg stenen van een stratenmaker.

Artikel 19, tweede lid sluit hierop aan door de verplichting voor het reinigen neer te leggen bij diegene die de verontreiniging heeft veroorzaakt en dwingt zodoende af dat de verontreiniging wordt opgeheven. De tijdelijke verontreiniging die onder artikel 14, derde lid onder c niet wordt verboden blijft zodoende van tijdelijke aard.

Toelichting artikel 15

Straatafval

In artikel 1 van deze verordening wordt een definitie gegeven van straatafval. Bij het begrip straatafval gaat het in feite om afval ‘dat onderweg ontstaat’, buiten een perceel, dat niet als zwerfafval op straat of in het plantsoen terecht dient te komen en waarvoor je de burger (in dit geval ook toeristen) de mogelijkheid wilt bieden om zich ter plekke ervan te ontdoen (voor zover van zeer beperkte omvang en gewicht). Klein chemisch afval is uitdrukkelijk uitgesloten van de omschrijving. Dit afval dient in alle gevallen via de daartoe opgezette inzamelstructuur te worden verwijderd.

In de definitie van straatafval wordt uitdrukkelijk gesproken over “buiten een perceel ontstaan”. Een huishoudelijke afvalstof, ontstaan op of binnen het perceel, moet worden aangeboden volgens de bepalingen uit paragraaf 3 ‘Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen (regels voor de burger over de aanbieding van huishoudelijke afvalstoffen)’.

Toelichting artikel 16

Wettelijke grondslag

In hoofdstuk 10 van de Wet milieubeheer wordt in artikel 10.25, onder a, Wm de basis gelegd voor het opnemen van een dergelijk artikel in de afvalstoffenverordening.

Eerste lid: Morgensterren

Het eerste lid heeft betrekking op wat wel de “morgenster”-problematiek wordt genoemd. Het beoogt paal en perk te stellen aan het doorzoeken en verwijderen van ter inzameling aangeboden afvalstoffen voordat de medewerkers van de inzameldienst ter plaatse zijn. Vaak immers heeft dit doorzoeken tot gevolg dat het huisvuil over de hele straat verspreid ligt en de inzameldienst zijn werk niet meer kan verrichten. Het aldus ontstane zwerfafval veroorzaakt een zware belasting van de gemeentelijke veegdienst.

Tweede lid: Voorkomen van zwerfafval

Met het tweede lid wordt beoogd om zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen te voorkomen.

Toelichting artikel 17

Inrichtingen waar eet- en/of drinkwaren worden verkocht zijn bijvoorbeeld een winkel, hal of kraam. Het afval dat hierbij kan vrijkomen zijn bijvoorbeeld papier, etensresten, verpakkingsmateriaal of ander afval.

Wet milieubeheer

Opgemerkt wordt dat een inrichting zoals bedoeld in dit artikel, vergunningplichtig kan zijn op grond van de Wet milieubeheer, dan wel meldingsplichtig op grond van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, ook wel het Activiteitenbesluit genoemd. Met de inwerkingtreding van het Activiteitenbesluit op 1 januari 2008 is het voormalig Besluit Horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer komen te vervallen.

De verplichting zoals opgenomen onder c van deze bepaling kan in deze gevallen als voorschrift aan een dergelijke milieuvergunning worden verbonden, dan wel rechtstreeks voortvloeien uit het Activiteitenbesluit.

In de nabijheid van de inrichting

Artikel 213 van het Activiteitenbesluit bepaalt het volgende: ‘Degene die de inrichting drijft verwijdert zo vaak als nodig etenswaren, verpakkingen, sport- of spelmaterialen, of andere materialen die uit de inrichting afkomstig zijn of voor de inrichting zijn bestemd binnen een straal van 25 meter van de inrichting.’ Hieruit volgt dat het criterium ‘in de nabijheid van de inrichting’ kan worden uitgelegd als binnen een straal van 25 meter van de inrichting.

Toelichting artikel 18

Dit artikel is een uitwerking van artikel 10.25, onder b, Wm in de vorm van een verplichting tot opruimen of laten opruimen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal.

Toelichting artikel 19

Eerste lid

Het eerste lid beoogt het ontstaan van zwerfafval bij het laden of lossen of vervoeren van afvalstoffen, stoffen of voorwerpen te voorkomen.

Tweede lid

Het tweede lid vloeit voort uit artikel 10.25, onder b, Wm. De memorie van toelichting zegt hierover: “De onderdelen a en b hebben betrekking op zwerfafval. … Onderdeel b betreft het opruimen van zwerfafval.” Dit artikel is dus een uitwerking van artikel 10.25, onder b, Wm in de vorm van een verplichting tot het reinigen of laten reinigen van de weg bij het ontstaan van zwerfafval. De opname van het tweede lid heeft vooral betekenis in verband met het op kosten van de overtreder laten reinigen van de weg (bestuursdwang). Zodoende sluit dit lid tevens aan op artikel 14 door de verplichting voor het reinigen neer te leggen bij diegene die de (tijdelijke) verontreiniging heeft veroorzaakt.

Toelichting artikel 20

In artikel 10.25 onder c, Wm is de basis gelegd om via de afvalstoffenverordening in ieder geval regels te kunnen stellen omtrent het op een voor het publiek zichtbare plaats aanwezig hebben van afvalstoffen. Artikel 10.25 onder c Wm geldt voor de opslag van alle afvalstoffen. Net als bij de bepalingen over zwerfafval,die zijn gebaseerd op artikel 10.25, onder a en b, Wm is ook hier sprake van facultatief medebewind.

Effectief geeft dit artikel de mogelijkheid om op te treden tegen buitensporige opslag en/of verzameling van afvalstoffen op privéterreinen zoals tuinen en terrassen als een zodanige opslag zichtbaar is, bijvoorbeeld vanaf de openbare weg.

Toelichting artikel 21

Wettelijk regime autowrakken

De regelgeving voor autowrakken is in 2002 drastisch gewijzigd. Op 8 mei 2002 is de wijziging van de Wm (structuur beheer afvalstoffen, Staatsblad 2001, 346) gedeeltelijk in werking getreden. Op 2 juli 2002 is het Besluit beheer autowrakken (Staatsblad 2002, 259) in werking getreden. Het nieuwe Besluit beheer autowrakken (hierna te noemen Bba) verplicht autofabrikanten om een hoogwaardig inname- en verwerkingssysteem voor autowrakken op te zetten.

Definitie autowrak

Het begrip autowrak wordt in artikel 1, onder b, Bba als volgt gedefinieerd: “voertuig dat een afvalstof is in de zin van artikel 1.1 lid 1 van de Wm”.

De Wm definieert het begrip afvalstof als: “alle stoffen, preparaten of andere producten …… waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen”.

Door deze definities wordt een autowrak altijd aangemerkt als afvalstof en valt hiermee dus onder de werking van deze bepaling.

In de Nota van toelichting van het Bba wordt nader ingegaan op het begrip autowrak.

“De houder van een voertuig zal zich doorgaans zich daarvan ontdoen, voornemens zijn zich daarvan te ontdoen of zich daarvan moeten ontdoen, wanneer het voertuig rijtechnisch in onvoldoende staat verkeert en het niet meer op rendabele wijze in een rijtechnisch voldoende staat is te brengen. Een motorrijtuig verkeert in een rijtechnisch onvoldoende staat wanneer het niet voldoet aan de wettelijke inrichtingseisen, genoemd in de wegenverkeerswetgeving of aan de apk-eisen of andere ernstige technische gebreken kent, bijvoorbeeld of essentiële onderdelen zijn gedemonteerd. Voor het beantwoorden van de vraag of een voertuig op rendabele wijze weer in rijtechnisch voldoende staat te brengen is, kan worden uitgegaan van de richtprijzen voor gebruikte voertuigen en van de door garages en schadeherstelbedrijven gehanteerde tarieven voor reparatiewerkzaamheden. ….. De vraag of sprake is van een autowrak zal van geval tot geval door een persoon belast met de handhaving bepaald moeten worden op grond van de wet- en regelgeving en de jurisprudentie terzake.”

Er is dus sprake van een autowrak indien een voertuig niet meer op economisch rendabele wijze in rijtechnisch voldoende staat is te brengen.

Opslag van autowrakken in inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer

De provincie is bevoegd gezag voor Wm-inrichtingen die vijf of meer autowrakken opslaan. Het college van de gemeente is bevoegd gezag voor inrichtingen die onder de werking van het Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer vallen. In dergelijke inrichtingen is de opslag van maximaal vier autowrakken toegestaan.

Zich ontdoen van een autowrak door huishoudens

Dit artikel is een uitwerking van artikel 6 Bba. Hierin is de afgifte van autowrakken door huishoudens geregeld. Op grond van artikel 6 Bba moeten gemeenten in hun afvalstoffenverordening bepalen dat een autowrak, zijnde een huishoudelijk afvalstof, slechts mag worden afgegeven aan autodemontage bedrijven, garages en autoschadeherstelbedrijven of aan een persoon die in een ander land dan Nederland is gevestigd (onder strikte voorwaarden).

Op grond van artikel 7 Bba worden autowrakken, afkomstig van huishoudens uitdrukkelijk uitgezonderd van de gemeentelijke zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijk afval.

Toelichting artikel 23

De tekst van dit artikel sluit aan bij artikel 6.1 APV: Strafbepaling.

Aanduiding strafbare feiten

In dit artikel worden de bepalingen opgesomd die als strafbaar feit worden aangeduid om strafrechtelijk te kunnen worden gehandhaafd. De strafbaarstelling van artikel 10.23 Wm over de gemeentelijke afvalstoffenverordening is geregeld in de Wet op de economische delicten (Wed). Aangezien niet alle bepalingen in de afvalstoffenverordening zich voor strafrechtelijke handhaving lenen, is de strafbaarstelling geclausuleerd.

Artikel 1a, aanhef, onder 3º Wed luidt: “Economische delicten zijn eveneens: overtredingen van voorschriften, gesteld bij of krachtens: …. de Wet milieubeheer, 10.23 – voor zover aangeduid als strafbare feiten - en …….” In de afvalstoffenverordening moet daarom worden aangegeven welke overtredingen (lees: de overtreding van welke artikelen) een strafbaar feit opleveren. Uitsluitend indien dat het geval is, vormt de overtreding een economisch delict in de zin van artikel 1a, onder 3º Wed.

In dit kader is tevens van belang dat de afvalstoffenverordening tijdig wordt aangepast aan een eventuele wijziging van hogere wetgeving.

Als strafbaar feit aangeduide bepalingen uit de Afvalstoffenverordening

Gedragingen in strijd met de volgende artikelen van de Afvalstoffenverordening kunnen worden aangeduid als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 3º Wed:

Artikel Onderwerp

Artikel 2 Inzamelverbod huishoudelijke afvalstoffen behoudens aanwijzing

Artikel 4 Gebruik aangewezen inzamelmiddel

Artikel 6 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan anderen

Artikel 7 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door anderen dan de gebruikers van percelen

Artikel 8 Afzonderlijk ter inzameling aanbieden

Artikel 9 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

Artikel 10 Dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden

Artikel 11 Ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst

Artikel 12 Het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst

Artikel 13 Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging

Artikel 14 Achterlaten van straatafval

Artikel 15 Voorkomen van zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen

Artikel 16 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren

Artikel 17 Wegwerpen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal

Artikel 18 Zwerfafval bij vervoeren, laden en lossen of overige werkzaamheden

Artikel 19 Verbod opslag van afvalstoffen

Artikel 20 Afgifte autowrakken afkomstig uit een huishouden

Strafmaat

In de Wed is de strafmaat aangegeven van overtredingen van plaatselijke verordeningen die gebaseerd zijn op de Wet milieubeheer. In het geval van de afvalstoffenverordening hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de vierde categorie. Artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht stelt de hoogte van een boete van de vierde categorie vast op maximaal 11.250 euro. Artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht geeft de officier van justitie de mogelijkheid om met een boete strafvervolging te voorkomen.

Toelichting artikel 23

De tekst van dit artikel sluit aan bij artikel 6.2 APV: Toezichthouders.

Aanwijzing van de toezichthouder in de afvalstoffenverordening is noodzakelijk, indien een toezichthouder tevens opsporingsbevoegdheden dient te krijgen. Alleen voor de aanwijzing van toezichthouders is een bepaling opgenomen in de afvalstoffenverordening. Opsporingsambtenaren worden namelijk aangewezen in de artikelen 141 en 142 Wetboek van Strafvordering.

Door de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht moeten de toezichthouders vanaf 1 oktober 2010 aangewezen worden op grond van artikel 5.10, derde lid, wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Voor die datum gebeurde dit op grond van artikel 18.4, derde lid, van de Wet Milieubeheer.

Overgangsrecht

In de Invoeringwet algemene bepalingen omgevingsrecht is in artikel 1.9 geregeld dat toezichthouders die aangewezen zijn op grond van artikel 18.4, derde lid van de Wet Milieubeheer vanaf 1 oktober 2010 (datum in werking treding invoeringswet) geacht worden te zijn aangewezen op grond van artikel 5.10, derde lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. De al aangewezen toezichthouders hoeven dus niet opnieuw aangewezen te worden.