Regeling vervallen per 08-06-2017

Verordening maatschappelijke ondersteuning Zuidplas 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 07-06-2017

Intitulé

Verordening maatschappelijke ondersteuning Zuidplas 2015

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

a) algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op het versterken van zelfredzaamheid en participatie of opvang;

b) algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar is en niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten;

c) andere voorziening: voorzieningen op basis van een andere wet dan de wet;

d) bijdrage in de kosten: de bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4 van de wet;

e) cliënt: persoon die gebruik maakt van een algemene voorziening of aan wie een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget is verstrekt of door of namens wie een melding is gedaan als bedoeld in artikel 2

f) melding: de mededeling aan het college door of namens een persoon dat deze behoefte heeft aan maatschappelijke ondersteuning;

g) hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

h) gesprek: het gesprek als bedoeld in artikel 3;

i) pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet;

j) voorliggende voorziening: een andere voorziening die vergelijkbaar is met een voorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, waardoor geen voorziening op grond van deze verordening hoeft te worden verleend;

k) voorziening in natura: een voorziening om de zelfredzaamheid of participatie van een ingezetene te verbeteren of te voorzien in de behoefte aan beschermd wonen of opvang;

l) wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

 

Artikel 2 Melding hulpvraag

Een cliënt kan een hulpvraag melden bij het college.

Artikel 3 Het gesprek

Het college onderzoekt na de melding in een gesprek met de cliënt, zijn vertegenwoordiger, voor zover mogelijk zijn mantelzorger en voor zover nodig zijn familie zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

a. zijn behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren;

b.   het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;

c. de mogelijkheden om op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met andere voorzieningen, of met algemene en algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

d. de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

e. de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;

f. de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

g. de mogelijkheden om door middel van voorliggende voorzieningen of door samen met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdzorg, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te voorzien in de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning;

h. de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken

i. welke bijdragen in de kosten de cliënt zal zijn verschuldigd;

j. de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.

 

Artikel 4 Het verslag

  • 1 Binnen 5 werkdagen na het gesprek verstrekt het college de cliënt een verslag van de uitkomsten van het onderzoek tenzij de aanvrager heeft aangegeven dit niet te wensen.

     

  • 2  De aanvrager heeft 6 werkdagen de tijd om opmerkingen of latere aanvullingen op het verslag aan te leveren.

     

Artikel 5 De aanvraag

  • 1 Een cliënt kan een aanvraag om een maatwerkvoorziening schriftelijk indienen bij het college.

  • 2 Een aanvraag wordt ingediend door middel van een door het college vastgesteld formulier.

  • 3 Het college kan een ondertekend verslag van het gesprek aanmerken als aanvraag als dat op het verslag is aangegeven. 

Artikel 6 Criteria voor een maatwerkvoorziening

  • 1  Bij het beoordelen van de aanvraag om een maatwerkvoorziening neemt het college het verslag van het gesprek, indien dit is gemaakt, als uitgangspunt.

     

  • 2 Alle mogelijkheden van de cliënt om op eigen kracht, met gebruikelijke hulp en zorg, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit het sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene, algemeen gebruikelijke of andere voorzieningen zijn zelfredzaamheid of participatie te handhaven of te verbeteren, of te regelen dat hij geen behoefte meer heeft aan beschermd wonen of opvang, worden in het gesprek betrokken.

  • 3 Of een cliënt voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang in aanmerking komt, wordt vastgesteld op basis van de volgende criteria:

         a. vergroten zelfredzaamheid of participatiemogelijkheden, waardoor de cliënt zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven;

    b. noodzaak tot het verstrekken van een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang;

    c.  geen voorliggende of algemeen gebruikelijke voorziening;

    d.  geen voorzienbaarheid, waaronder kosten die de cliënt reeds voor het indienen van de aanvraag heeft gemaakt, tenzij:

      1°. het college vooraf uitdrukkelijk schriftelijk toestemming heeft gegeven, of

      2°. het college de noodzaak, adequaatheid en passendheid van de voorziening en de

      gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen;

    e.  geen vergoeding van hulpmiddelen binnen de afschrijvingstermijn van de eerder verstrekte gelijkwaardige hulpmiddelen, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen;

    f.  goedkoopst adequate voorziening

     

Artikel 7 Regels voor PGB

  • 1 Het college verstrekt in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de wet een pgb. 

  • 2 Onverminderd artikel 2.3.6, tweede en vijfde lid, van de wet verstrekt het college geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was.

     

  • 3 De hoogte van een pgb:

    a) wordt bepaald aan de hand van een door de cliënt opgesteld plan over hoe hij het pgb gaat besteden

    b)  is toereikend om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen,

    woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering, en

    c) bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate voorziening in natura.

     

  • 4 De hoogte van een pgb voor:

    a) een voorziening wordt bepaald op ten hoogste de kostprijs van de voorziening die de aanvrager op dat moment zou hebben ontvangen als de voorziening  in natura zou zijn verstrekt. Als de natura verstrekking een tweedehands voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, met een looptijd gelijk aan de verkorte termijn waarop de zaak technisch is afgeschreven, rekening houdend met onderhoud en verzekering. Als de natura verstrekking een nieuwe voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, rekening houdend met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting en rekening houdend met onderhoud en verzekering;

    b)  huishoudelijke hulp en begeleiding welke wordt ingekocht bij een daartoe opgeleide beroepskracht werkzaam bij een instelling wordt bepaald per uur op basis van het tarief per uur voor deze ondersteuning in natura

    c) Huishoudelijke hulp en begeleiding welke wordt ingekocht bij een daartoe opgeleide beroepskracht welke werkt als zelfstandige zonder personeel wordt bepaald per uur op basis van 75% van het tarief per uur voor huishoudelijke hulp in natura;

    d) dagbesteding welke wordt ingekocht bij een daartoe opgeleide beroepskracht werkzaam bij een instelling wordt bepaald per dagdeel op basis van het tarief per dagdeel voor deze ondersteuning in natura;

    e) kortdurend verblijf- en respijtzorg welke wordt uitgevoerd bij daartoe opgeleide personen werkzaam bij een instelling wordt bepaald per etmaal op basis van het tarief per etmaal voor deze ondersteuning in natura;

    f) Begeleiding door een niet daartoe opgeleid persoon die mantelzorger is of afkomstig is uit het sociale netwerk van de cliënt, wordt bepaald per uur op basis van het tarief per uur voor mantelzorgers in de Wet langdurige zorg;

    g) Vervoer van en naar de dagbesteding wordt bepaald op basis van het tarief per dag van en naar de dagbesteding voor deze ondersteuning in natura;

    h) Een autoaanpassing wordt bepaald op basis van het programma van eisen voor de aanpassing en de laagste kostprijs op basis van minimaal twee opgevraagde offertes;

     

  • 5 Een cliënt aan wie een pgb wordt verstrekt, kan diensten en andere maatregelen onder de   

        volgende voorwaarden betreffende het tarief, betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal

        netwerk:

    a) dat deze persoon ingevolge het vierde lid vastgestelde tarief  voor zijn diensten maximaal het op grond van de Wet langdurige zorg geldende pgb-uurtarief voor hulp van niet professionele  zorgverleners krijgt, en

    b) dat tussenpersonen of belangbehartigers niet uit het pgb mogen worden betaald.

     

  • 6 Het college stelt nadere kwaliteitseisen op ten aanzien van de persoon uit het sociaal netwerk die de ondersteuning levert en ten aanzien van de ondersteuning die door de persoon uit het sociaal netwerk wordt geleverd.

     

  • 7 Een cliënt aan wie een pgb wordt verstrekt, kan geen hulpmiddelen of woningaanpassingen betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk.

     

Artikel 8 Regels voor bijdrage in de kosten

  • 1 Het college kan nadere regels vaststellen:

    a.  voor welke algemene voorzieningen, niet zijnde cliëntondersteuning, de cliënt een bijdrage in de kosten is verschuldigd;

    b.  wat per soort algemene voorziening de hoogte van de bijdrage in de kosten is;

    c.  voor welke cliënten een daarbij aan te geven korting op de bijdrage in de kosten voor een algemene voorziening van toepassing is;

    d.  op welke wijze de kostprijs van algemene voorzieningen wordt berekend;

    e.  voor welke maatwerkvoorziening dan wel pgb een cliënt een bijdrage in de kosten volgens de landelijke inkomensafhankelijke eigen bijdrageregeling is verschuldigd, en

    f.  dat de bijdrage voor een maatwerkvoorziening dan wel pgb afhankelijk is van het inkomen en vermogen van de cliënt en zijn echtgenoot;

    g.  dat in de gevallen bedoeld in artikel 2.1.4, zesde lid, de bijdragen voor een maatwerkvoorziening of pgb door een andere instantie dan het CAK worden vastgesteld en geïnd;

    h.  dat de bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige is verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is afgewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

     

  • 2 Het college kan jaarlijks per 1 januari de bijdragen verhogen of verlagen aan de hand van de prijsindex voor de gezinsconsumptie, zoals bepaald in artikel 4.5, eerste lid, van het Besluit maatschappelijke ondersteuning.

Artikel 9 Weigeringsgronden

  • 1 Het college verstrekt geen maatwerkvoorziening:

    a. indien de cliënt geen ingezetene is van de gemeente Zuidplas.;

    b. voor zover de cliënt op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg, met hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk in staat is tot zelfredzaamheid of participatie, of met gebruikmaking van algemene, algemeen gebruikelijke voorzieningen of andere voorzieningen de beperkingen kan wegnemen;

    c. indien de voorziening voor een persoon als cliënt algemeen gebruikelijk is;

    d. indien de voorziening niet langdurig noodzakelijk is;

    e. indien de situatie van de cliënt niet (goed) kan worden beoordeeld doordat hij niet voldoet aan de medewerkingsplicht, bedoeld in artikel 2.3.8, derde lid, van de wet;

    f.  in de gevallen, bedoeld in artikel 2.3.5, zesde lid, en 2.3.6, vijfde lid, van de wet;

    g.  indien deze geen passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven;

    h.  voor zover de aanvraag betrekking heeft op een voorziening die de belanghebbende vóór het indienen van de aanvraag heeft gerealiseerd of heeft geaccepteerd, tenzij het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft verleend of tenzij achteraf nog valt vast te stellen dat de voorziening noodzakelijk was en als goedkoopste adequate voorziening aan te merken valt, of

    i.  voor zover een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen, of tenzij de cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten.

     

  • 2 Het college verstrekt geen woonvoorziening:

    a.  voor zover de beperkingen voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

    b. ten behoeve van hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantie- en recreatiewoningen, ADL-clusterwoningen en gehuurde kamers, met uitzondering van een voorziening voor verhuizing en inrichting;

    c. voor zover het voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten betreft, anders dan automatische deuropeners, hellingbanen, het verbreden van gemeenschappelijke toegangsdeuren, het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders of het aanbrengen van een opstelplaats bij de toegangsdeur van de gemeenschappelijke ruimte, met uitzondering van een voorziening voor verhuizing en inrichting;

    d. indien de noodzaak het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding bestaat op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid of participatie en er geen belangrijke reden voor verhuizing aanwezig is;

    e. indien de cliënt niet is verhuisd naar de voor zijn beperkingen op dat moment meest geschikte woning, tenzij daar vooraf schriftelijk toestemming is verleend door het college.

     

Artikel 10 Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

  • 1 Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen door:

    a. het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie en de eigen mogelijkheden van de cliënt;

    b. het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg, specifiek de inzet van mantelzorg en het sociaal netwerk van de cliënt;

    c.  erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard

     

  • 2 Het college kan bij nadere regeling bepalen welke verdere eisen worden gesteld aan de kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen.

  • 3 Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek, en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen. 

Artikel 11 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1 Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een besluit aangaande het recht op een voorziening.

  • 2 Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een besluit genomen op grond van deze verordening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    a.  de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid;

    b.  de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het pgb is aangewezen;

    c.  de maatwerkvoorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

    d. de cliënt niet voldoet aan de aan voorwaarden van de maatwerkvoorziening of het pgb, of

    e.  de cliënt de maatwerkvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruikt dan waarvoor het is bestemd.

     

  • 3 Een besluit tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken indien blijkt dat het pgb binnen drie maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 4 Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en verstrekking van onjuiste of onvolledige gegevens heeft plaatsgevonden, kan het college geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 5 Indien een besluit tot verlening van een voorziening is ingetrokken, kan op grond van artikel 2.4.1 van de wet een reeds uitbetaald pgb worden teruggevorderd.

  • 6 Ingeval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

  • 7 Ingeval het recht op een in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggehaald.

  • 8 Het college kan uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb’s onderzoeken.

Artikel 12 Jaarlijkse waardering mantelzorgers

Het college bepaalt bij nadere regeling waaruit de jaarlijkse waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente bestaat.

Artikel 13 Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen

  • 1 Het college kan in overeenstemming met het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, op aanvraag aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben een tegemoetkoming verstrekken ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie.’

Artikel 14 Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden

  • 1 Het college houdt bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren diensten, rekening met in ieder geval:

    a.  de aard en omvang van de te verrichten taken;

    b.  de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

    c.  een redelijke toeslag voor overheadkosten;

    d.  een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof,

      ziekte, scholing en werkoverleg;

    e.  kosten voor bijscholing van het personeel.

     

  • 2 Het college houdt bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren overige voorzieningen, rekening met in ieder geval:

    a.  de marktprijs van de voorziening, en

    b.  de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden

      gevraagd, zoals:

          1o.  aanmeten, levering en plaatsing van de voorziening;

          2o. instructie over het gebruik van de voorziening;

          3o. onderhoud van de voorziening;

    4o.verplichte deelname in bepaalde samenwerkingsverbanden (bijvoorbeeld sociale wijkteams).

     

Artikel 15 Klachtregeling

  • 1 Het college handelt klachten af overeenkomstig de door de gemeenteraad vastgesteld klachtenverordening.

     

  • 2 Aanbieders met wie de gemeente een contract heeft gesloten of aan wie subsidie is verleend, hebben een regeling voor de afhandeling van klachten van cliënten.

     

Artikel 16 Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning

  • 1 Aanbieders met wie de gemeente een contract heeft gesloten of aan wie subsidie is verleend, hebben een cliëntenraad die belast is met de behartiging van de van de gemeenschappelijke belangen van de cliënten van de aanbieder. 

  • 2 Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de voorwaarden waaraan een cliëntenraad moet voldoen. 

  • 3 Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college op de naleving van nadere regels door periodieke overleggen met de aanbieders en de cliëntenraden, en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 17 Betrekken van ingezetenen en belangenbehartigers bij het beleid

  • 1 Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval cliënten of vertegenwoordigers van clientgroepen, bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet vastgestelde inspraakverordening.

  • 2 Het college stelt genoemde in lid 1 vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3 Het college zorgt ervoor dat genoemde in lid 1 kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4 Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid.

Artikel 18 Hardheidsclausule en gevallen waarin de verordening niet voorziet

  • 1 Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 2 In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 19 Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1 De Verordening maatschappelijke ondersteuning Zuidplas 2011 wordt ingetrokken met inwerkingtreding van deze verordening.

     

  • 2 Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Zuidplas 2011 totdat het college een nieuw besluit heeft genomen.

  • 3 Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening maatschappelijke ondersteuning Zuidplas 2011 maar waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening. 

  • 4 Een krachtens de Verordening maatschappelijke ondersteuning Zuidplas 2011 verleende voorziening met betrekking tot huishoudelijke hulp blijft gelden tot maximaal zes maanden na inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 20 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1 Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 2 Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zuidplas 2015.