Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zuidplas houdende regels omtrent de landelijke toegankelijkheid van de maatschappelijke opvang voor ingezetenen van Nederland (Beleidsregels landelijke toegankelijkheid maatschappelijke opvang Zuidplas)

Geldend van 05-06-2019 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zuidplas houdende regels omtrent de landelijke toegankelijkheid van de maatschappelijke opvang voor ingezetenen van Nederland (Beleidsregels landelijke toegankelijkheid maatschappelijke opvang Zuidplas)

Overwegingen

  • 1. In 2014 is mandaat verleend aan centrumgemeente Gouda voor de volgende bevoegdheden:

    • a.

      de collegebevoegdheden in het kader van artikel 2.3.2, 2.3.3 en 2.3.4 van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO 2015) indien er sprake is van een behoefte aan opvang of beschermd wonen of opvang (o.a. het ontvangen van meldingen en het doen van onderzoek);

    • b.

      de collegebevoegdheid tot het bepalen van de toegang tot een maatwerkvoorziening ten behoeve van opvang en beschermd wonen, waaronder begrepen het nemen van beslissingen tot (her)indicatie;

    • c.

      de collegebevoegdheden in het kader van artikel 2.3.5 van de Wet ten aanzien van het beslissen op aanvragen om een maatwerkvoorziening ten behoeve van opvang en beschermd wonen;

    • d.

      de collegebevoegdheden in het kader van 2.3.6 van de Wet ten aanzien van het beslissen op aanvragen om een maatwerkvoorziening ten behoeve van opvang en beschermd wonen;

    • e.

      de collegebevoegdheden in het kader van 2.3.8 tot en met 2.4.4 van de Wet voor zover er sprake is van een beslissing inzake een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget ten behoeve van opvang en beschermd wonen;

    • f.

      alle collegebevoegdheden in het kader van de verordening maatschappelijke ondersteuning voor zover het een maatwerkvoorziening beschermd wonen of opvang betreft;

    • g.

      voor zover een verordening beschermd wonen en opvang is vastgesteld: alle collegebevoegdheden in het kader van deze verordening;

    • h.

      de bevoegdheid tot het namens het college voeren van rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratieve beroepsprocedures of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten. Rechtsgedingen omvat ook het instellen van een kort geding, de voeging in strafzaken, de instelling van beroep, het verzoek tot schorsing van een aangevochten beslissing of het aanvragen van een voorlopige voorziening.

  • 2. Het in 2014 verleende mandaat loopt door tot in ieder geval het moment dat de centrumgemeenteconstructie wordt afgeschaft.

  • 3. Deze nieuwe beleidsregels zijn onderdeel van een landelijk convenant, waarin wordt vastgelegd dat de Nederlandse gemeenten beter gaan samenwerking in de uitvoering van de WMO 2015, als het gaat om de landelijke toegankelijkheid van de maatschappelijke opvang.

  • 4. Deze beleidsregels worden door het college van burgemeester en wethouders van Zuidplas eenzijdig voor akkoord ondertekend.

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze beleidsregels en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder

  • 1.

    college: college van burgemeester en wethouders van Zuidplas.

  • 2.

    regio: een regionaal samenwerkingsverband van gemeenten die gezamenlijk zorgdragen voor maatschappelijke opvang in de betreffende regio.

  • 3.

    maatschappelijke opvang: onderdak en begeleiding voor personen die de thuissituatie hebben verlaten en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving, niet zijnde personen die de thuissituatie hebben verlaten in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld;

  • 4.

    melding: melding aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

  • 5.

    sociaal netwerk: personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt;

  • 6.

    wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • 7.

    woonplaats: de gemeente waar de cliënt het jaar voorafgaand aan de melding hoofdzakelijk was ingeschreven als ingezetene in de zin van de Wet basisregistratie personen.

Alle andere begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die hierboven niet nader zijn omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, de Algemene wet bestuursrecht, alsmede andere wet- en regelgeving.

Artikel 2. Melding en (eerste) opvang 2

  • 1. Een behoefte aan maatschappelijke opvang kan door of namens een cliënt bij het college worden gemeld.

  • 2. In die situaties waarin terstond maatschappelijke opvang noodzakelijk is, beslist het college onverwijld tot verstrekking van een voorziening maatschappelijke opvang in afwachting van de uitkomst van het in artikel 3 bedoelde onderzoek en de aanvraag van de cliënt.

  • 3. Indien het college niet onverwijld maatschappelijke opvang kan bieden waar dit wel terstond noodzakelijk is, treft het college maatregelen om onverwijld op een andere wijze of in een andere gemeente of regio tijdig te voorzien in de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke opvang.

Artikel 3. Onderzoek

  • 1. Het college vergewist zich met de cliënt wat de woonplaats was van de cliënt voor het ontstaan van dakloosheid.

  • 2. Indien het college vaststelt dat de cliënt, voor het ontstaan van dakloosheid, woonachtig was in een bepaalde gemeente of regio, niet zijnde de regio Midden-Holland en hierover overeen-stemming heeft met de bepaalde gemeente of regio kan het college de uitvoering van het onderzoek overlaten aan de bepaalde gemeente of regio, waarbij bij overdracht van eventuele informatie artikel 4 lid 4 van toepassing is.

  • 3. Indien het college de woonplaats van de cliënt voor het ontstaan van dakloosheid niet vaststelt of kan vaststellen, dan wel de uitvoering van het onderzoek niet wenst te laten uitvoeren door de gemeente of regio zoals bedoeld in lid 2 voert het college het onderzoek uit. Dit geldt ook indien het college niet tot overeenstemming komt met de in lid 2 bedoelde gemeente of regio.

  • 4. Indien het college het onderzoek zelf uitvoert, kan zij de in lid 2 bedoelde gemeente of regio verzoeken om informatie ten behoeve van het onderzoek aan te leveren.

  • 5. Het college onderzoekt in welke gemeente of regio een traject in de maatschappelijke opvang de grootste kans van slagen heeft, dat wil zeggen het meeste kan bijdragen aan de zelfredzaamheid en participatie (en daarmee het duurzaam herstel) van de cliënt.

  • 6. Het college betrekt bij dit onderzoek in elk geval de wens van de cliënt. Verder dient het college ook in elk geval bij het onderzoek te betrekken:

    • a.

      of er factoren zijn in een gemeente of regio die de kans van slagen van een traject naar verwachting vergroten, zoals een sociaal netwerk welke een positieve invloed heeft of kan hebben op de zelfred¬zaamheid en participatie van de cliënt, en/of bestaand werk en/of dagbesteding en/of onderwijs van de cliënt en/of lopende hulpverlenings- of ondersteuningstrajecten.

    • b.

      of er factoren zijn in een gemeente of regio die de kans van slagen van een traject naar verwachting verkleinen, zoals een sociaal netwerk welke een negatieve invloed heeft of kan hebben op de zelfredzaamheid en participatie van de cliënt en/of actuele criminele activiteiten van de cliënt en/of maatregelen die opgelegd zijn aan de cliënt.

  • 7. Indien gedurende het onderzoek blijkt dat een traject in de maatschappelijke opvang mogelijk of waarschijnlijk in een andere gemeente of regio de grootste kans van slagen heeft, dan betrekt het college deze gemeente bij het onderzoek.

  • 8. Het onderzoek, zoals bedoeld in lid 3, wordt zo spoedig mogelijk, maar in elk geval binnen 2 weken uitgevoerd, tenzij er redenen zijn, buiten de invloed van het college, die dit onmogelijk maken.

  • 9. De uitkomsten van het onderzoek worden vastgelegd in een onderzoeksverslag.

  • 10. Indien het college, conform lid 2, de uitvoering van het onderzoek overgedragen heeft aan een bepaalde gemeente of regio, dan vergewist het college zich van de uitkomsten van het onderzoek.

Artikel 4. Overdracht van cliënt en cliëntgegevens

  • 1. Indien het college, op grond van het in artikel 3 lid 5 bedoelde onderzoek, van oordeel is dat de kans van slagen van een traject groter is in een andere gemeente of regio, dan neemt het college - in overleg met de cliënt - contact op met die andere gemeente of regio.

  • 2. Deelt de andere gemeente of regio het oordeel van het college, zoals bedoeld in lid 1, dan vindt de overdracht van de cliëntgegevens én de cliënt onverwijld plaats. Dit tenzij met de andere gemeente of regio wordt overeengekomen dat het bijdraagt aan de kans van slagen van een traject, dat deze overdracht later plaatsvindt.

  • 3. Tot aan het moment van daadwerkelijke overdracht van de cliënt blijft het college maatschappelijke opvang bieden, dan wel blijft het college andere maatregelen treffen om op een andere wijze te voorzien in de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke opvang.

  • 4. Het college draagt bij de overdracht alle noodzakelijke informatie over de cliënt, waaronder het onderzoeksverslag, over aan de andere gemeente of regio, in overleg met de cliënt.

  • 5. Het college maakt met de andere gemeente of regio en de cliënt voorts concrete afspraken over:

    • de datum van overdracht;

    • welke aanbieder de cliënt maatschappelijke opvang, dan wel andere ondersteuning die in de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke opvang voorziet, zal bieden in de andere gemeente of regio;

    • hoe het vervoer van de cliënt en eventuele reisbegeleiding plaatsvindt.

  • 6. Indien de cliënt weigert medewerking te verlenen aan de in lid 2 bedoelde overdracht, kan het college overgaan tot weigering van de aanvraag tot een voorziening maatschappelijke opvang.

Artikel 5. Verschil van mening tussen gemeenten

  • 1. Bij verschil van mening tussen het college en de andere gemeente of regio over de vraag welke gemeente of regio verantwoordelijk is voor het bieden van maatschappelijke opvang aan de cliënt spant het college zich maximaal in om tot een oplossing te komen.

  • 2. Indien het college én de andere gemeente of regio niet tot een oplossing komen, kan het college het geschil voorleggen aan de commissie geschillen landelijke toegankelijkheid.

  • 3. In afwachting van het oordeel van de in het tweede lid genoemde commissie blijft het college een voorziening maatschappelijke opvang bieden, dan wel op andere wijze voorzien in de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke opvang.

  • 4. Het college volgt in het geschil het oordeel van de in het tweede lid genoemde commissie.

Artikel 6. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking.

  • 2. Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels landelijke toegankelijkheid maatschappelijke opvang Zuidplas.

Ondertekening

Nieuwerkerk aan den IJssel, 21 mei 2019

Het college van burgemeester en wethouders,

S. Stoop

Burgemeester

…………………….

R.C.L Heijdra

Gemeentesecretaris

………………………


Noot
2

De beslissing tot het verlenen van toegang tot de maatschappelijke opvang en het daarbij horende onderzoek is door het college van burgemeester en wethouders van Gouda gemandateerd aan de directeur van het Leger des Heils (de instelling die de maatschappelijke opvang verzorgt).