Regeling vervallen per 23-04-2024

Bomenverordening 2012

Geldend van 24-01-2013 t/m 22-04-2024

Intitulé

Bomenverordening 2012

De raad van de gemeente Zundert;

gelezen het voorstel van het college van 14 augustus 2012, nr. 2012/12606 inzake de Bomenverordening 2012;

gelet op artikel 147, eerste lid, alsmede artikel 149 van de Gemeentewet;

gezien het advies van commissie Grondgebied;

overwegende dat het wenselijk is regels te stellen ter actualisatie van de Bomenverordening 2010;

BESLUIT:

vast te stellen de Bomenverordening 2012.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

1. In deze verordening wordt verstaan onder:

Bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een vergunning of ten aanzien van een verleende vergunning. Het college wordt als bevoegd gezag aangemerkt tenzij op basis van artikel 1.1, eerste lid In de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) een ander bevoegd gezag wordt bedoeld.

Boom:

een houtachtig overblijvend gewas, vitaal dan wel afgestorven met een omtrek van de stam van minimaal 32 cm op 1.30 m hoogte boven het maaiveld. Ingeval van meerstammigheid geldt de omtrek van de dikste stam.

Boomwaarde:

de monetaire waarde van een boom zoals getaxeerd volgens de meest recente richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen.

Bomeneffect- analyse:

een standaard beoordeling van de gevolgen van voorgenomen bouw of aanleg voor houtopstand op basis van landelijk richtlijnen van de Bomenstichting

Bebouwde kom:

de bebouwde kommen gelegen binnen de grenzen van de gemeente Zundert, vastgesteld als gevolg van artikel 1 lid 5 van de Boswet en zoals deze als gevolg van de Wegenwet zijn of zullen worden vastgesteld.

Dunning:

velling die uitsluitend als verzorgingsmaatregel ter bevordering van de groei en instandhouding van de overblijvende houtopstand moet worden beschouwd.

Erfbeplanting:

Houtopstand, die in het kader van het "convenant erfbeplanting" is aangelegd.

Hakhout:

een of meer bomen of boomvormers, die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen.

Houtopstand:

een of meer bomen, hakhout, een houtwal, een grotere (lint)begroeiing van heesters en struiken, een beplanting van bosplantsoen mits de planten op het maaiveld een stamomtrek hebben van meer dan 18 cm.

Kandelaberen:

het terugsnoeien van de kroon tot een hoofdstam met takstompen.

Knotten:

het tot op de oude snoeiplaats verwijderen van uitgelopen takhout bij knotbomen, vormbomen of leibomen als periodiek noodzakelijk onderhoud.

Perceel:

Een perceel heeft een uniek kenmerk, bestaande uit kadastrale gemeente, sectie en een perceelsnummer. Dit kenmerk wordt kadastrale aanduiding genoemd.

Waardevolle boom:

een boom die voldoet aan de criteria zoals deze zijn vermeld in artikel 3 van deze verordening.

Wabo:

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Vellen:

het door hakken doen vallen evenals het rooien, met inbegrip van verplanten, evenals het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kan hebben.

Artikel 2 Kapverbod

  • 1. Het is verboden zonder schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag houtopstand te vellen of te doen vellen.

  • 2. De burgemeester kan toestemming geven tot direct vellen, indien sprake is van grote gevaarzetting of vergelijkbaar acuut spoedeisend belang.

  • 3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor houtopstanden buiten de bebouwde kom in de zin van artikel 1 lid 5 van de Boswet, indien het betreft:

    • a.

      populieren en wilgen als wegbeplantingen en eenrijïge beplantingen op of langs landbouwgronden, tenzij deze zijn geknot;

    • b.

      vruchtbomen en windschermen om boomgaarden met economische doeleinden;

    • c.

      fijnsparren of andere coniferen, niet ouder dan twaalf jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;

    • d.

      kweekgoed;

    • e.

      houtopstand, die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en niet gelegen is binnen een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt en, ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan tien are, ofwel in geval van rijbeplanting, gerekend over het totale aantal rijen, niet meer bomen omvat dan twintig (artikel 15 Boswet);

  • 4. Het in het eerste lid gesteld verbod geldt voorts niet buiten de bebouwde kom voor: ·

    • a.

      bomen en houtopstanden met een stamomtrek gemeten op 1.30 hoogte vanaf het maaiveld kleiner of gelijk aan 50 cm, staande op een bebouwd perceel.

    • b.

      Bomen en houtopstanden met een stamomtrek gemeten op 1.30 mter hoogte vanaf het maaiveld kleinder of gelijk aan 100 cm staande op een bouwvlak.

    • c.

      bomen en houtopstanden op onbebouwde percelen, die op 1.30 meter hoogte boven het maaiveld een stamtrek hebben die gelijk of kleiner is dan 32 cm.

    • d.

      lid a. en b. zijn niet van toepassing indien de bomen en houtopstanden in stand dienen te worden gehouden of beschermd worden door andere wetgeving,(bestemmings)plan of besluiten, voorwaarden in beschikkingen, overeenkomsten etc.

  • 5. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt verder niet voor:

    • a.

      houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektewet of krachtens een aanschrijving of last van burgemeester en wethouders, zulks onverminderd het bepaalde in de artikelen 9, 10 en 12 van deze verordening;

    • b.

      het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

    • c.

      het periodiek knotten, snoeien of kandelaberen van vormbomen als cultuurmaatregel bij daarvoor geschikte boomsoorten;

    • d.

      dunning en ander regulier onderhoud.

  • 6. Het in het eerste lid gesteld verbod geldt voorts niet voor bomen die staan binnen de bebouwde kommen van de gemeente Zundert, met uitzondering van alle bomen die op de lijst met waardevolle bomen van de gemeente Zundert en Landelijke registratie monumentale bomen door de Bomenstichting zijn opgenomen.

  • 7. Het in het eerste lid gesteld verbod geldt verder niet voor vellen van erfbeplanting die in het kader van het "convenant erfbeplanting" is aangelegd mits vooraf schriftelijk het voornemen tot velling aan het bevoegd gezag is gemeld.

Artikel 3 Lijst van waardevolle bomen

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders stelt een lijst met waardevolle bomen binnen de bebouwde kommen vast en kan daarin ambtshalve en op verzoek van belanghebbenden wijzigingen aanbrengen.

  • 2. Op de lijst worden bomen geplaatst die aan de onderstaande criteria voldoen: een waardevolle boom moet altijd aan de twee hoofdcriteria voldoen en aan minimaal één subcriteria voldoen.

  • A. Hoofdcriteria

  • a. de boom moet een goede conditie hebben en een lange (minmaal 10 jaar) levensverwachting hebben;

  • b. de boom moet zich op de standplaats volledig kunnen ontwikkelen, zonder belemmering van bouwkundige elementen ect.

  • B. Subcriteria

  • a. de boom moet karakteristiek zijn in relatie tot de standplaats (landschapelementen op typerende vorm voor de dorpsaankleding, esthetisch, waarde van stads- en dorpschoon, groenstructuur);

  • b. de boom moet beeldbepalend voor de omgeving zijn; (onmisbaar voor de omgeving of natuurlijke aansluiting overig gemeente groen, waarde van stads- en dorpschoon, groenstructuur);

  • c. de boom is dendrologisch van bijzondere waarde (bijzonder soort, variëteit of ras, schaars, zeldzaam landschappelijke waarde, esthetisch);

  • d. de boom is bijzonder omdat het uiterlijk, de omvang of de hoogte exceptioneel is (dendrologisch, waarde van stads- en dorpschoon, onvervangbaar);

  • e. de boom heeft cultuurhistorische waarde en/of de boom kan verweven zijn met de geschiedenis van de omgeving (verwevenheid met de geschiedenis van de omgeving of herdenking, adoptie, bijzonder snoeivorm ect. ecologisch, waarde van stads- en dorpschoon, onvervangbaar);

  • f. de boom heeft natuurwetenschappelijke waarde (de boom biedt plaats voor overige flora en/of fauna, ecologisch, natuur- en milieuwaarde, Flora en Faunawet);

  • g. de boom maakt een deel uit van de ecologische infrastructuur (deze ecologische infrastructuur is vastgesteld in het gemeentelijk groenstructuurplan, ecologisch, waarde van stads- en dorpschoon, groenstructuur);

  • h. de boom heeft een monumentaal karakter (leeftijd en uiterlijk geven de boom een monumentaal karakter, cultuurhistorische waarde, cultuurhistorisch);

  • 3. Bomen op deze lijst moeten in beginsel in stand gehouden worden. Deze lijst bevat in ieder geval de bomen binnen de bebouwde kom, voorkomende in het landelijke Register van Monumentale Bomen van de Bomenstichting, aangevuld met lokale en toekomstige waardevolle bomen binnen de bebouwde kommen.

  • 4. De lijst bevat minimaal de volgende gegevens, op het gebied van de te beschermen waardevolle bomen:

  • a. redengevende beschrijving;

  • b. soort boom;

  • c. standplaats

  • d. kadastrale gegevens

  • e. eigendomsgegevens

  • f. foto's

  • 5. Het college deelt het besluit betreffende een verzoek of ambtshalve plaatsing op de lijst van waardevolle bomen schriftelijk mede aan de eigenaar en andere zakelijk gerechtigden en voor zover van toepassing, aan degene die om plaatsing heeft verzocht.

  • 6. Besluiten met betrekking tot de lijst van waardevolle bomen worden in ieder geval openbaar gemaakt door publicatie in het lokale weekblad.

  • 7. De eigenaar van een boom, houtopstand die vermeldt staat op de lijst van waardevolle bomen is verplicht het bevoegd gezag onmiddellijk schriftelijke mededeling te doen van:

  • a. het geheel of gedeeltelijk tenietgaan van de houtopstand, anders dan door velling op grond van een verleende vergunning.

  • b. de dreiging dat de houtopstand geheel of gedeeltelijk teniet kan gaan.

  • 8. De lijst van de waardevolle bomen wordt door het college van burgmeester en wethouders minmaal eenmaal per tien jaar herzien en vastgesteld.

Artikel 4 Aanvraag vergunning

  • 1. 1.De vergunning moet minimaal schriftelijk gemotiveerd en onder bijvoeging van een situatieschets worden aangevraagd door of namens dan wel met toestemming van degene, die krachtens zakelijk recht, of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid, gerechtigd is over de houtopstand te beschikken zoals aangegeven in Besluit omgevingsrecht.

  • 2. Wanneer door of namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan het bevoegd gezag is toegezonden van de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2 van de Boswet, beschouwt het bevoegd gezag dit afschrift mede als een vergunningaanvraag.

Artikel 5 Beslistermijn, intrekken, wijzigen, voorschriften en beperkingen vergunningen

  • 1. Het bevoegd gezag beslist op een aanvraag conform de bepalingen in de Wabo.

  • 2. De vergunning wordt geacht te zijn geweigerd, indien niet binnen de in het eerste lid genoemde termijn, dan wel in geval van verdaging, een beslissing is genomen.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 6, eerste en tweede lid, 9, 8 en 10, kunnen aan een krachtens deze verordening verleende vergunning voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

  • 4. Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

  • 5. De vergunning kan worden ingetrokken of gewijzigd:

    • a.

      Indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • b.

      Indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning is vereist;

    • c.

      Indien de aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

    • d.

      Indien de houder of zijn rechtverkrijgende dit verzoekt.

  • 6. De houder van een vergunning is verplicht deze op eerste vordering van een ambtenaar belast met de zorg voor de naleving van een of meer bepalingen van deze verordening ter inzage af te geven aan deze ambtenaar.

  • 7. Met betrekking tot de in deze verordening genoemde termijnen is het bepaalde in de Algemene termijnenwet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6 Toetsingsgronden

  • 1.

    Het bevoegd gezag kan de vergunning weigeren dan wel onder voorschriften verlenen in het belang van onder meer:

  • a.

    natuur- en milieuwaarden; ·

  • b.

    landschappelijke waarden;

  • c.

    cultuurhistorische waarden;

  • d.

    waarden van stads- en dorpsschoon.

De beoordeling hiervan zal geschieden volgens de als bijlage opgenomen beoordelingssystematiek kapaanvragen, waarbij tevens de overlastwaardering wordt betrokken.

  • 2.

    Het bevoegd gezag kan bij het weigeren of onder voorschriften verlenen van een vergunning tevens de boomwaarde als motivering hanteren.

  • 3.

    Een vergunning voor het vellen van een waardevolle boom wordt slechts bij uitzondering verleend indien;

    • a.

      een zwaarwegende maatschappelijke belang opweegt tegen duurzaam behoud van de monumentale boom.

    • b.

      alternatieven zijn onderzocht.

    • c.

      naar boomdeskundige maatstaven instandhouding niet langer verantwoord is ter voorkoming van letsel of schade.

  • 4.

    Het bevoegd gezag kan met betrekking tot de weigeringsgronden dan wel aan een vergunning verbonden voorschriften, als bedoeld in het eerste lid, beleidsregels vaststellen als bedoeld in artikel 4:81 van de algemene wet bestuursrecht.

  • 5.

    Met het oog op de in artikel 6 lid 1 genoemde belangen kan het bevoegd gezag in afwijking van de uitoefening van de beoordelingen volgens de beoordelingssystematiek kapaanvragen beleidsregels vast stellen.

Artikel 7 Openbaarmaking

Indien een vergunning wordt verleend of geweigerd, wordt deze beslissing direct openbaar gemaakt in een lokaal dag- of nieuwsblad.

Artikel 8 Standaardvoorwaarde van niet-gebruik

Een vergunning wordt verleend onder de standaardvoorwaarde van feitelijk niet-gebruik tot het moment van definitief worden van de vergunning, of tot het moment dat:

  • a.

    de bezwaar- of beroepstermijn is verstreken zonder dat er bezwaar of beroep is ingediend;

  • b.

    beslist is op een verzoek om een voorlopige voorziening in voor de vergunninghouder gunstige zin;

  • c.

    beslist is op het beroep van derden en geen verzoek tot voorlopige voorziening is gedaan.

Artikel 9 Bijzondere vergunningsvoorschriften

  • 1. Tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en in overeenstemming met de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herplant. In het kader van een herplantplicht kunnen voorschriften gesteld en maatregelen genomen worden voor bomen kleiner dan in artikel 1 genoemd minimum.

  • 2. Indien in het gemeentelijk beleid of een bestemmings-, bomen-, groen-, of landschapsplan de te vellen houtopstand direct of indirect als waardevol omschrijft, wordt, zo veel mogelijk een herplantplicht opgelegd.

  • 3. Wordt een voorschrift als bedoeld in het eerste lid gegeven, dan kan daarbij tevens worden bepaald op welke wijze en binnen welke termijn niet-geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 4. Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften kunnen behoren aanwijzingen ter bescherming van in en rond de houtopstand voorkomende flora en fauna.

  • 5. Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften kan het voorschrift behoren tot het opstellen en overleggen van een bomeneffectanalyse en/of een boombeschermingsplan in geval van bouw of aanleg van werken nabij te behouden bomen.

  • 6. Tot aan de vergunning tot vellen te verbinden voorschriften kan het voorschrift behoren dat pas tot vellen van houtopstand op en bij bouw- en aanlegwerken of andere ruimtelijke herinrichting of reconstructies mag worden overgegaan indien andere vergunningen of ruimtelijke ordeningsprocedures onherroepelijk geworden zijn en de feitelijke en financiële voortgang van de werken voldoende gewaarborgd is.

  • 7. Degene aan wie de verplichting als bedoeld in dit artikel is opgelegd, evenals diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

Artikel 10 Herplant-/instandhoudingsplicht

  • 1. Het college legt in ieder geval een herplantplicht op in het geval van

  • a. waardevolle bomen;

  • b. gemeentebomen.

  • 2. Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gedaan, kunnen burgemeester en wethouders aan de zakelijke gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond, dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten in overeenstemming met de door hen te geven aanwijzingen binnen en door hen te stellen termijn.

  • 3. Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald op welke wijze en binnen welke termijn niet-geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 4. Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is, in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd kan het bevoegd gezag aan de zakelijke gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om in overeenstemming met de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen waardoor de bedreiging wordt weggenomen.

  • 5. De verplichtingen en voorschriften van dit artikel kunnen gelden voor bomen (zie begripbepalingen boom en houtstand) kleiner dan het artikel 1 van deze verordening genoemde minimum maat.

  • 6. Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijke gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van de voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om:

    • a.

      overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.

    • b.

      een boomeffect analyse op te stellen en aan te bieden aan het bevoegd gezag.

  • 7. Degene aan wie de verplichting als bedoeld in dit artikel is opgelegd, evenals diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

Artikel 11 Schadevergoeding

Het bevoegd gezag beslist op een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 17 van de Boswet.

Artikel 12 Bestrijding van boomziekten

  • 1. Indien zich op een terrein één of meer bomen bevinden die naar het oordeel van het bevoegd gezag gevaar opleveren van verspreiding van een boomziekte (zoals door schimmels en bacteriën) of en vermeerdering van de ziekteverspreiders zoals insecten, is de rechthebbenden, indien hij daartoe door het bevoegd is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn;

  • a. de houtopstand te vellen;

  • b. conform richtlijnen van de gemeente de gevelde houtopstand direct zodanig te behandelen dat verspreiding van de boomziekte wordt voorkomen.

  • 2. Het is verboden gevelde bomen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren, indien het een boomsoort betreft die de desbetreffende boomziekte kan verspreiden.

  • 3. Het bevoegd gezag kan een ontheffing verlenen van het onder het tweede lid van dit artikel gestelde verbod.

  • 4. Het niet voldoen aan de in het eerste lid bedoelde aanschrijving biedt een basis voor de toepassing van bestuursdwang, waarbij de noodzakelijke werkzaamheden, voor risico en voor rekening van aangeschrevene, door of namens de gemeente kunnen worden verricht.

Artikel 13 Bescherming publieke houtopstanden

  • 1. Het is verboden om houtopstanden, die openbaar eigendom zijn: Te beschadigen, te bekladden of te beplakken; daaraan snoeiwerk te verrichten behoudens door ambtenaren ter uitoefening van de hun opgedragen boomverzorgende taak.

  • 2. Het is verboden om één of meer voorwerpen in of aan een openbare houtopstand aan te brengen of anderszins te bevestigen, behoudens vergunning van het bevoegd gezag.

Artikel 14 Afstand tot de erfgrens

De afstand als bedoeld in artikel 5.42 Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op 0.5 meter voor bomen en op nihil voor hagen en heesters.

Artikel 15 Geldigheidsduur vergunning

  • 1. Van een verleende vergunning moet gebruik worden gemaakt binnen één jaar na het onherroepelijk worden ervan tenzij in de vergunning anders is bepaald. Indien binnen deze termijn van de vergunning geen gebruik is gemaakt, vervalt deze van rechtswege.

  • 2. In het geval het een vergunning voor het vellen van meer dan één boom betreft, is de vergunning voor alle bomen slechts één jaar geldig, ook als in fasen geveld wordt of één boom of enkele bomen al geveld zijn.

Artikel 16 Strafbepaling

  • 1. Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

  • 2. Lid 1 is niet van toepassing voor zover via de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de Wet economische delicten van toepassing is.

  • 3. De op grond van dit artikel ingestelde strafvervolging laat onverlet de mogelijkheid tot het instellen door het bevoegd gezag van een privaatrechtelijke vordering tot schadevergoeding wegens schade aan bomen of houtopstanden, waarbij rekening kan worden gehouden met de boomwaarde.

  • 4. Aanvullend op lid 1 en 3 kan het bevoegd gezag ook bestuursrechtelijk of privaatrechtelijk vervolging instellen indien er overtreding op basis van artikel 2, 9, 10, 14.

Artikel 17 Opsporing

Met de opsporing van de in deze verordening strafbaar gestelde feiten zijn behalve de ambtenaren, genoemd in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast de daartoe op grond van de Algemene wet bestuursrecht door het bevoegd gezag aangewezen toezichthoudende ambtenaren.

Artikel 18 Betreden van gebouwen en terreinen

  • 1. Personen, die bij of krachtens wettelijk voorschrift zijn belast met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en opsporingsambtenaren, die en voor zover zij belast zijn met de opsporing van overtredingen van het bepaalde bij of krachtens deze verordening, zijn bevoegd elke plaats te betreden, met uitzondering van een woning zonder toestemming van de bewoner.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde last is te allen tijde uitvoerbaar.

Artikel 19 Hardheidsclausule

1.Onvoorziene gevallen regeling

Het college is bevoegd een besluit te nemen ten aanzien van gevallen waarin deze verordening niet voorziet.

2.Afwijkingsbevoegdheid

Het college kan ten gunste van één of meer belanghebbenden afwijken van de bepalingen van deze verordening en nadere regels, indien strikte toepassing van deze verordening voor die belanghebbende(n) gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met deze verordening te dienen doelen.

Artikel 20 Overgangsbepaling

  • 1. Vergunningen verleend krachtens de Bomenverordening gemeente Zundert d.d. 16 november 1999 en de Bomenverordening 2010 Gemeente Zundert d.d. 28 september 2010 blijven - indien en voor zover het gebod of verbod waarop de vergunning betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken - nog van kracht tot de termijn waarvoor zij werden verleend is verstreken.

  • 2. Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens de Bomenverordening gemeente Zundert d.d. 16 november 1999 en de Bomenverordening 2010 Gemeente Zundert d.d. 28 september 2010 blijven - indien en voor zover de bepalingen als gevolg van welke deze verplichtingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening - nog van kracht tot de termijn, waarvoor zij zijn opgelegd, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.

  • 3. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning op grond van de Bomenverordening gemeente Zundert d.d. 16 november 1999 en de Bomenverordening 2010 Gemeente Zundert d.d. 28 september 2010 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, worden daarop de overeenkomstige bepalingen van de onderhavige verordening toegepast.

  • 4. Op een aanhangig beroep- of bezwaarschrift, betreffende een vergunning bedoeld in het eerste lid, dan wel een voorschrift of beperking bedoeld in het tweede lid dat voor of na het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening is ingekomen binnen de oorspronkelijk geldende termijn voor bezwaar of beroep, wordt beslist met toepassing van de Bomenverordening 2010 Gemeente Zundert d.d. 28 september 2010

Artikel 21 Slotbepaling

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als Bomenverordening 2012.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na de openbare bekendmaking zoals bedoeld in artikel 139 van de Gemeentewet heeft plaatsgevonden.

  • 3. Met ingang van de in lid 2 genoemde datum wordt de Bomenverordening 2010 Gemeente Zundert ingetrokken, althans vervallen verklaard.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering
dd. 27-09-2012
de raad voornoemd,
de griffier,
B.A.M. Rijsbergen
de voorzitter,
L.C. Poppe-de Looff