Regeling vervallen per 01-01-2020

Nadere regel re-integratie Participatiewet gemeente Zundert 2016

Geldend van 27-04-2017 t/m 31-12-2019

Intitulé

Nadere regel re-integratie Participatiewet gemeente Zundert 2016

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert;

gelezen het bepaalde in art. 4.51 Algemene wet bestuursrecht en artikel 4 lid 3 van de Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Zundert

overwegende dat

De re-integratieverordening Participatiewet is op basis van wijzigingen in de wetgeving en evaluatie door gemeenten en Werkplein Hart van West-Brabant aangepast en vastgesteld door de gemeenteraad. Als gevolg van deze wijzigingen is het noodzakelijk de nadere regel re-integratie Participatiewet aan te passen en vast te stellen

besluit:

Nadere regel re-integratie Participatiewet gemeente Zundert vast te stellen.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen die in deze nadere regel worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Zundert, de Algemene wet bestuursrecht en de Participatiewet.

  • 2. In deze nadere regels wordt verstaan onder:

    • a.

      P-wet: Participatiewet

    • b.

      IOAW: Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • c.

      IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • d.

      Wet: Participatiewet, IOAW, IOAZ

    • e.

      Verordening: Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Zundert;

    • f.

      Doelgroep: de personen zoals opgenomen in artikel 7 lid 1 sub a P-wet;

    • g.

      Doelgroep loonkostensubsidie: de personen zoals opgenomen in artikel 6 lid 1 sub e P-wet;

    • h.

      Doelgroep beschut werken: de personen zoals opgenomen in artikel 10b lid 1 P-wet;

    • i.

      Grote afstand tot de arbeidsmarkt: deelname aan de arbeidsmarkt is redelijkerwijs niet mogelijk binnen één jaar;

    • j.

      Korte afstand tot de arbeidsmarkt: deelname aan de arbeidsmarkt is redelijkerwijs mogelijk binnen één jaar;

    • k.

      Werkgever: iedere natuurlijke of rechtspersoon die wederpartij is in de arbeidsverhouding met de werknemer én die de verantwoordelijkheid draagt voor het bedrijf en/of de inrichting;

    • l.

      Inlener: iedere natuurlijke of rechtspersoon die wederpartij is bij het aangaan van een proefplaatsing, werkstage of sociale activering met een uitkeringsgerechtigde én de verantwoordelijkheid draagt voor het bedrijf en/of de inrichting;

    • m.

      Jongere: persoon vanaf 18 jaar tot 27 jaar;

    • n.

      WML: wettelijk minimumloon als bedoeld in de wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.

Artikel 1.2 Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen een of meerdere artikelen van deze nadere regels buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang van de belanghebbende(n) leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 1.3 Aanvullende voorwaarden

Bij het treffen van een voorziening of het verstrekken van een subsidie op grond van deze nadere regels kan het college aanvullende voorwaarden opleggen.

Artikel 1.4 Onvoorziene omstandigheden

In gevallen waarin deze nadere regels niet voorzien, beslist het college.

Hoofdstuk 2 Proefplaatsing

Artikel 2.1 Proefplaatsing

  • 1. Een proefplaatsing wordt uitgevoerd in de vorm van werken met behoud van uitkering.

  • 2. Een proefplaatsing geldt voor een periode van maximaal 3 maanden.

  • 3. Een proefplaatsing kan enkel worden ingezet als de werkgever waar de proefplaatsing plaatsvindt de intentie heeft uitgesproken dat bij een goed functioneren tijdens de proefplaatsing aansluitend een arbeidsovereenkomst voor minimaal 6 maanden wordt aangeboden.

  • 4. Voor de persoon die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel e van de wet, kan de periode van de proefplaatsing worden gebruikt voor de vaststelling van de loonwaarde.

  • 5. Een proefplaatsing mag niet gecombineerd worden met een werkstage tenzij er sprake is van de volgende omstandigheden:

    • a.

      Het betreft een persoon van 27 jaar en ouder, én;

    • b.

      De persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie, én;

    • c.

      De persoon heeft een grote afstand tot de arbeidsmarkt, én;

    • d.

      De periode van proefplaatsing wordt te kort geacht om te komen tot een reële loonwaardebepaling.

  • 6. Bij het aangaan van een proefplaatsing dient de werkgever een overeenkomst aan te gaan met de betreffende persoon en de gemeente. De overeenkomst bevat ten minste:

    • a.

      Een beschrijving van de werkzaamheden die de persoon gaat verrichten, en;

    • b.

      De duur van de proefplaatsing, en;

    • c.

      De wijze van begeleiding van de persoon door de werkgever, en;

    • d.

      De intentie van de werkgever tot het aangaan van een arbeidsovereenkomst voor minimaal 6 maanden na afloop van de proefplaatsing, en;

    • e.

      De wijze waarop de wettelijke aansprakelijkheidsverzekering geregeld is.

  • 7. Indien het na afloop van de periode van proefplaatsing daadwerkelijk komt tot een arbeidsovereenkomst is het de werkgever niet toegestaan hierbij nog een proeftijd toe te passen.

Hoofdstuk 3 Werkstage

Artikel 3.1 Werkstage

  • 1. Een werkstage heeft tot doel het ontwikkelen en behouden van werkervaring en werkritme dan wel het opdoen van werknemersvaardigheden, waaronder mede het leren functioneren in een arbeidsrelatie, wordt verstaan.

  • 2. Een werkstage wordt uitgevoerd in de vorm van werken met behoud van uitkering.

  • 3. Een werkstage kan worden aangeboden aan de doelgroep zoals opgenomen in artikel 7 lid 1 sub a van de P-wet, voor zover de betreffende persoon zonder die werkstage niet in staat is om in te stromen in algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 4. Een werkstage duurt 3 maanden en kan verlengd worden tot maximaal 6 maanden;.

  • 5. Een werkstage in een bepaalde functie kan slechts eenmaal bij dezelfde werkgever worden verricht.

  • 6. Bij het aangaan van een werkstage dient de werkgever een overeenkomst aan te gaan met de betreffende persoon en de gemeente. De overeenkomst bevat ten minste:

  • a. Het doel van de werkstage, en;

  • b. De duur van de werkstage, en;

  • c. De wijze waarop de begeleiding door de werkgever plaatsvindt, en;

  • d. De wijze waarop de wettelijke aansprakelijkheidsverzekering geregeld is.

Hoofdstuk 4 Sociale activering

Artikel 4.1 Sociale activering

  • 1. Aan de activiteiten als bedoeld in artikel 9 van de re-integratieverordening Participatiewet Zundert wordt als voorwaarde gesteld dat deze worden aangeboden aan werkzoekenden uit de doelgroep van de P-wet met een grote afstand tot de arbeidsmarkt.

  • 2. Bij het aanbieden van sociale activering dient de inlener een overeenkomst aan te gaan met de betreffende persoon en de gemeente. De overeenkomst bevat tenminste:

  • a. Het doel van de sociale activering, én;

  • b. De wijze waarop de begeleiding door de inlener plaatsvindt, én;

  • c. De wijze waarop de wettelijke aansprakelijkheidsverzekering geregeld is.

Hoofdstuk 5 Scholing

Artikel 5.1 Scholing

  • 1. Scholingstrajecten als bedoeld in artikel 10 van de re-integratieverordening Participatiewet Zundert worden aangeboden aan personen in een re-integratietraject indien de scholing noodzakelijk wordt geacht om instroom in algemeen geaccepteerde arbeid te realiseren.

  • 2. De noodzaak wordt alleen dan aanwezig geacht als de persoon voorafgaand aan de scholing aantoonbare inspanningen heeft verricht om instroom in algemeen geaccepteerde arbeid te realiseren.

  • 3. De scholing moet aansluiten op de mogelijkheden van de persoon.

  • 4. De duur van het scholingstraject is maximaal 12 maanden.

  • 5. De kosten van de scholing of opleiding bedragen maximaal € 2.500,--.

  • 6. De werkelijk noodzakelijke kosten van vervoer, kinderopvang en dergelijke die een directe relatie hebben met de scholing zoals genoemd in het eerste lid, komen voor een aanvullende vergoeding in aanmerking overeenkomstig de bepalingen in artikel 13.2 en 13.3 van deze nadere regel.

  • 7. Indien het voor de kansen op werkaanvaarding noodzakelijk wordt geacht kan in bijzondere individuele omstandigheden worden afgeweken van het bepaalde in het vierde en vijfde lid.

Artikel 5.2 Geen scholing

Scholing als bedoeld in artikel 5.1. van deze nadere regel wordt niet ingezet voor jongeren die regulier onderwijs kunnen volgen én daarvoor studiefinanciering kunnen ontvangen overeenkomstig de bepalingen van de Wet studiefinanciering 2000 of op een tegemoetkoming volgens hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.

Hoofdstuk 6 Detachering

Artikel 6.1 Detachering

  • 1. Indien sprake is van een detachering als bedoeld in artikel 11 van de verordening worden de volgende punten in acht genomen:

    • a.

      In een schriftelijke overeenkomst worden de afspraken met betrekking tot de arbeidsverhoudingen en financiële vergoedingen tussen gemeente, werknemer en inlenende organisatie vastgelegd;

    • b.

      De duur van het dienstverband is maximaal 23 maanden;

  • 2. Het college kan een organisatie aanwijzen die in opdracht van of namens de gemeente het werkgeverschap voor de banen, zoals bedoeld in het eerste lid, uitvoert.

Hoofdstuk 7 Participatievoorziening Beschut werk

Artikel 7.1 Doelgroep

  • 1. Het college kan beschut werk aanbieden aan een persoon zoals opgenomen in artikel 13lid 1 van de verordening, die:

  • a. In staat is tot het verrichten van arbeid van minimaal 12 uur per week in aaneengesloten blokken van minimaal 4 uur op één dag én ;

  • b. Een loonwaarde heeft van minimaal 30%.

Artikel 7.2 Voorselectie doelgroep beschut werk

  • 1. Voordat het college besluit om een persoon toe te laten tot de participatievoorziening beschut werken, maakt zij overeenkomstig artikel 13 lid 2 van de verordening ambtshalve een voorselectie door:

  • a. Een persoon uit de doelgroep, van wie wordt ingeschat dat deze persoon mogelijk voldoet aan de selectiecriteria van artikel 7.1. van deze nadere regels, een algemene voorziening aan te bieden om een eerste diagnose te stellen;

  • b. Op basis van de voorlopige diagnose beschut werken, de persoon een (interne) werkstage aan te bieden als bedoeld in artikel 3.1. van deze nadere regels;

  • c. Een persoon uit de doelgroep die aansluitend op het verlaten van een VSO school of het praktijkonderwijs behoort tot de doelgroep ingevolge artikel 7 lid 1 sub a P-wet een (interne) werkstage aan te bieden;

  • d. Naast de algemene doelstellingen van een (interne) werkstage, ook de beoordeling of de persoon kan worden toegelaten tot beschut werken als aanvullend doel op te nemen;

Artikel 7.3 Aanbod van beschut werk

  • 1. De kandidaat die voor de participatievoorziening beschut werken in aanmerking komt, krijgt een dienstverband aangeboden van minimaal 12 uur per week;

  • 2. Dit dienstverband wordt uitgevoerd:

  • a. binnen de sociale werkvoorziening;

  • b. buiten de sociale werkvoorziening op locatie van een externe opdrachtgever (detacheringsbasis);

  • c. bij een reguliere werkgever.

  • 3. De beloning bedraagt 100% WML bij een voltijdse werkweek;

  • 4. Bij een dienstbetrekking van minder dat een voltijdse werkweek wordt de beloning naar rato vastgesteld.

Hoofdstuk 8 Persoonlijke ondersteuning (job coaching)

Artikel 8.1 Doel

De job coach heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 10da van de Participatiewet ten doel een zodanige begeleiding aan werknemer en werkgever te bieden, dat de werknemer na de maximale duur van de inzet zoals opgenomen in artikel 8.4. van deze nadere regel zonder extra begeleiding bij een reguliere werkgever werkzaam kan zijn.

Artikel 8.2 Doelgroep

Het college kan job coaching aanbieden aan een persoon uit de doelgroep loonkostensubsidie en/of een persoon met een structurele functionele beperking, die aan de volgende criteria voldoet:

  • a.

    De persoon verricht arbeid op een proefplaatsing en/of;

  • b.

    De persoon verricht arbeid in een dienstbetrekking;

  • c.

    De duur van de dienstbetrekking bedraagt tenminste 6 maanden;

  • d.

    De omvang van de dienstbetrekking is tenminste 12 uur per week;

  • e.

    Er is sprake van een loonwaarde van minimaal 30%.

Artikel 8.3 Eisen Job coach

De organisatie die de job coach levert:

  • a.

    Onderschrijft de geldende visie en eindtermen voor job coach opleidingen van de beroepsvereniging job coaches Nederland, én:

  • b.

    Heeft aansluiting gezocht bij het geldende protocol job coach van het UWV zoals deze is gepubliceerd in de Staatscourant, én;

  • c.

    Voldoet aan het geldende erkenningskader uitvoering persoonlijke ondersteuning van het UWV;

  • d.

    Verklaart schriftelijk dat de job coach hieraan voldoet.

Artikel 8.4 Duur van de inzet

  • 1. Een job coach kan worden ingezet:

  • a. Gedurende drie maanden vanaf de ingangsdatum van proefplaatsing;

  • b. Gedurende zes maanden vanaf de ingangsdatum van de arbeidsovereenkomst;

  • 2. De inzet van een job coach kan, voor zover noodzakelijk, verlengd worden tot de maximale periode van twee jaar;

  • 3. Bij iedere verlengingsperiode kan afhankelijk van de omstandigheden de noodzakelijke intensiteit van het begeleidingsniveau getoetst worden.

Artikel 8.5 Intensiteit van de inzet

1.Bij de inzet van de job coach wordt, onder het hanteren van de volgende bedragen per jaar exclusief eventuele verschuldigde BTW, aangesloten op de begeleidingsniveau ‘s licht en midden zoals deze door het UWV worden gehanteerd;

Begeleidingsniveau jaar 1

Licht € 2.700,--

Midden € 4.500,--

Begeleidingsniveau jaar 2

Licht € 1.400,--

Midden €2.700,--

  • 2.

    De bedragen zoals opgenomen in het eerste lid betreffen de tarieven bij een arbeidsovereenkomst van 24 uur of meer;

  • 3.

    Voor zover een arbeidsovereenkomst minder dan 24 uur bedraagt, wordt het bedrag naar rato bijgesteld.

Hoofdstuk 9 Verzekeringen: PEP-polis

Artikel 9.1 Praktijkervaringspolis

Het college kan een verzekering afsluiten bij een verzekeraar, waarmee personen die in het kader van de re-integratieverordening Participatiewet gemeente Zundert activiteiten met behoud van uitkering verrichten, verzekerd zijn tegen een aantal vormen van aansprakelijkheid zoals bepaald in de verzekeringspolis.

Hoofdstuk 10 Incidentele loonkostensubsidie

Artikel 10.1 Doelgroep

  • 1. Het college kan een incidentele loonkostensubsidie verstrekken aan een werkgever die een arbeidsovereenkomst aanbiedt aan personen uit de volgende specifieke doelgroepen:

  • a. Een belanghebbende die één jaar of langer een uitkering ingevolge de wet ontvangt, of voorafgaande aan de uitkering op basis van de Participatiewet een jaar of langer een uitkering op basis van de Werkloosheidswet heeft ontvangen;

  • b. Een belanghebbende tot 27 jaar die een half jaar of langer een uitkering ingevolge de wet ontvangt of voorafgaande aan de uitkering op basis van de Participatiewet een half jaar of langer een uitkering op basis van de Werkloosheidswet heeft ontvangen;

  • c. Een belanghebbende van 55 jaar tot de pensioengerechtigde leeftijd die een half jaar of langer een uitkering ingevolge de wet ontvangt of voorafgaande aan de uitkering op basis van de Participatiewet een half jaar of langer een uitkering op basis van de Werkloosheidswet heeft ontvangen.

  • 2. De beoogde subsidieverlening heeft een incidenteel karakter en betreft geen structurele bekostiging.

Artikel 10.2 Criteria voor de incidentele loonkostensubsidie

  • 1. De werkgever biedt de in artikel 10.1. van deze nadere regels genoemde doelgroep een arbeidsovereenkomst aan met een ingangsdatum die ligt na de inwerkingtreding van deze nadere regels;

  • 2. De arbeidsovereenkomst heeft een minimale omvang van 28 betaalde uren per week voor een periode van tenminste 6 maanden;

  • 3. De werkgever biedt de in artikel 10.1. van deze nadere regels genoemde doelgroep een uitbreiding aan op een bestaande arbeidsovereenkomst van minder dan 28 uur. Inclusief de uitbreiding dient de omvang van de arbeidsovereenkomst minimaal 28 uur per week te bedragen voor een periode van tenminste 6 maanden;

  • 4. De arbeidsovereenkomst mag geen uitzendbeding bevatten;

  • 5. Voor zover de arbeidsovereenkomst een detacheringsconstructie betreft, dient in de arbeidsovereenkomst een volledige loondoorbetalingsverplichting te zijn opgenomen voor de duur van de arbeidsovereenkomst in het geval het werk bij de inlener komt te vervallen.

Artikel 10.3 Indienen van een aanvraag

  • 1. Een aanvraag kan vanaf de datum van inwerkingtreding van deze nadere regels worden ingediend;

  • 2. Een aanvraag voor een incidentele loonkostensubsidie wordt door de werkgever ingediend bij het college van de gemeente Zundert;

  • 3. De aanvraag moet worden ingediend aan de hand van een volledig en juist ingevuld aanvraagformulier;

  • 4. Een aanvraag voor een incidentele loonkostensubsidie dient niet eerder dan een maand vóór de ingangsdatum van de arbeidsovereenkomst te worden ingediend en niet later dan een maand na de ingangsdatum van de arbeidsovereenkomst.

  • 5. De aanvragen voor een incidentele loonkostensubsidie worden in volgorde van binnenkomst van volledige aanvragen in behandeling genomen.

  • 6. Het college kan aanvullend op de aanvraag om extra inlichtingen vragen.

Artikel 10.4 Weigeringsgronden

Het college kan, naast de in artikelen 4:25 en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde situaties, een aanvraag voor een incidentele loonkostensubsidie geheel of gedeeltelijk weigeren indien;

  • a.

    De concurrentieverhoudingen op de arbeidsmarkt onverantwoord worden beïnvloed;

  • b.

    Er sprake is van verdringing op de arbeidsmarkt;

  • c.

    Er ten behoeve van de werknemer voor wie de incidentele loonkostensubsidie wordt aangevraagd, een structurele loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 17 van de verordening is toegekend;

  • d.

    De werkgever reeds de maximale incidentele loonkostensubsidie heeft ontvangen op een arbeidsovereenkomst met dezelfde werknemer als waarop de nieuwe aanvraag betrekking heeft;

  • e.

    De gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

  • f.

    De werkgever doelstellingen beoogt of activiteiten ontplooit die in strijd zijn met de wet, goede zeden en/of het algemeen belang of de openbare orde.

Artikel 10.5 Maximale hoogte van de incidentele loonkostensubsidie

  • 1. Een incidentele loonkostensubsidie bedraagt maximaal € 2.000,- als er sprake is van een arbeidsovereenkomst van minimaal 28 uur per week voor een periode van minimaal 6 maanden;

  • 2. Een incidentele loonkostensubsidie van maximaal € 2.000,- kan door een werkgever voor dezelfde persoon hoogstens één keer worden aangevraagd;

  • 3. Een incidentele loonkostensubsidie bedraagt maximaal € 5.000,- als er sprake is van een arbeidsovereenkomst van minimaal 28 uur per week voor een periode van tenminste één jaar;

  • 4. Een incidentele loonkostensubsidie van maximaal € 5.000,- kan door een werkgever voor dezelfde persoon hoogstens één keer worden aangevraagd;

  • 5. Als er sprake is van uitbreiding van het aantal uren van een bestaande arbeidsovereenkomst van minimaal 6 maanden bij dezelfde werkgever tot minimaal 28 betaalde uren per week gedurende minimaal 6 maanden, wordt de hoogte van de incidentele loonkostensubsidie naar rato bepaald op basis van het aantal uitgebreide uren en de duur van de arbeidsovereenkomst.

Artikel 10.6 Uitbetaling incidentele loonkostensubsidie

  • 1. Om voor de uitbetaling van een incidentele loonkostensubsidie in aanmerking te komen dient de werkgever de volgende stukken te overleggen:

    • a.

      Een door beide partijen ondertekende arbeidsovereenkomst;

    • b.

      Een door de werkgever ondertekende verklaring de-minimissteun;

    • c.

      Loonstroken waaruit de daadwerkelijke loonbetaling conform de arbeidsovereenkomst aan de werknemer blijkt.

  • 2. De werkgever dient de bewijsstukken genoemd onder het eerste lid van dit artikel in te dienen:

    • a.

      Uiterlijk drie maanden na voortijdige beëindiging van de arbeidsovereenkomst;

    • b.

      Uiterlijk drie maanden na afloop van de arbeidsovereenkomst indien dit een contract is voor minder dan twaalf maanden;

    • c.

      Uiterlijk vijftien maanden na de ingangsdatum van de arbeidsovereenkomst indien dit een contract is voor minimaal twaalf maanden dan wel een contract voor onbepaalde tijd.

Artikel 10.7 Vaststelling en terugvordering van de incidentele loonkostensubsidie

  • 1. Het college besluit tot vaststelling én stelt de subsidie betaalbaar na ontvangst van de in artikel 10.6. van deze nadere regels genoemde stukken;

  • 2. De hoogte van de subsidie wordt afgestemd op het werkelijke aantal maanden of gedeelten van maanden waarover door de werkgever ook daadwerkelijk loon is betaald, op basis van het in de arbeidsovereenkomst opgenomen aantal uren.

  • 3. Het college kan de incidentele loonkostensubsidie lager vaststellen als uit de verantwoordingsstukken blijkt dat de werkelijke loonkosten lager zijn dan de verstrekte incidentele loonkostensubsidie;

  • 4. Het college stelt de hoogte van de incidentele loonkostensubsidie ambtshalve vast, indien de werkgever geen, dan wel niet alle relevante loonstroken indient, dan wel de loonstroken indient buiten de in artikel 10.6. van deze nadere regels genoemde termijnen.

Hoofdstuk 11 Structurele loonkostensubsidie

Artikel 11.1 Voorselectie doelgroep structurele loonkostensubsidie

  • 1. Voordat het college een persoon toelaat tot de doelgroep loonkostensubsidie, kan zij een voorselectie maken, door een persoon als bedoeld in artikel 7 lid 1 sub a Participatiewet van wie wordt ingeschat dat deze persoon mogelijk voldoet aan de selectiecriteria van de doelgroep loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10c P-wet, een algemene voorziening aan te bieden om een eerste diagnose te stellen;

  • 2. Voor zover de eerste diagnose als bedoeld in het eerste lid, leidt tot de voorlopige diagnose doelgroep loonkostensubsidie, kan aan de persoon een werkstage worden aangeboden als bedoeld in artikel 3.1. van deze nadere regels;

  • 3. Naast de algemene doelstellingen van een werkstage wordt de beoordeling of de persoon kan worden toegelaten tot de doelgroep loonkostensubsidie als aanvullend doel opgenomen.

Artikel 11.2 Recht op een structurele loonkostensubsidie

  • 1. Voor zover uit het onderzoek met betrekking tot de vaststelling van de loonwaarde blijkt dat sprake is van een verminderde loonwaarde kan het college een structurele loonkostensubsidie verlenen, vanaf het moment dat er tussen de werkgever en de betreffende kandidaat een arbeidsovereenkomst is gesloten;

  • 2. De arbeidsovereenkomst heeft een minimale omvang van 12 uur per week voor een periode van tenminste 6 maanden.

Artikel 11.3 Indienen van een aanvraag

Een aanvraag voor een structurele loonkostensubsidie wordt door de werkgever ingediend bij het college onder overlegging van een aanvraagformulier en een door beide partijen ondertekende arbeidsovereenkomst.

Artikel 11.4 Weigeringsgronden

Het college kan, naast de in artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde situaties, een aanvraag voor een structurele loonkostensubsidie geheel of gedeeltelijk weigeren indien:

  • a.

    Uit de loonwaardebepaling duidelijk wordt dat de kandidaat een loonwaarde heeft die lager is dan 30%;

  • b.

    De concurrentieverhoudingen op de arbeidsmarkt onverantwoord worden beïnvloed;

  • c.

    Er sprake is van verdringing op de arbeidsmarkt;

  • d.

    De aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten ontplooit die in strijd zijn met de wet, goede zeden en/of het algemeen belang of de openbare orde.

Artikel 11.5 Maximale hoogte van de structurele loonkostensubsidie

  • 1. De hoogte van de structurele loonkostensubsidie is een afgeleide van het percentage van de vastgestelde loonwaarde van de werknemer;

  • 2. Een structurele loonkostensubsidie bedraagt maximaal 70% van het wettelijk minimumloon;

  • 3. Een structurele loonkostensubsidie is inclusief vakantiegeld en werkgeverslasten overeenkomstig de regeling loonkostensubsidie Participatiewet;

  • 4. De loonwaarde en de te verlenen structurele loonkostensubsidie bedragen tezamen nooit meer dan 100% WML exclusief de over de loonkostensubsidie verschuldigde werkgeverslasten.

Artikel 11.6 Uitbetaling structurele loonkostensubsidie

  • 1. Om voor de uitbetaling van een structurele loonkostensubsidie in aanmerking te komen dient de werkgever loonstroken te overleggen waaruit de daadwerkelijke loonbetaling overeenkomstig de gesloten arbeidsovereenkomst met de werknemer blijkt;

  • 2. De werkgever dient de bewijsstukken genoemd onder het eerste lid in te dienen, steeds uiterlijk binnen drie maanden na ieder verstreken kwartaal;

  • 3. Voor zover artikel 15 van de verordening van toepassing is, wordt het recht op loonkostensubsidie opgeschort.

Artikel 11.7 Vaststelling en terugvordering van de structurele loonkostensubsidie

  • 1. Het college stelt de subsidie betaalbaar én besluit tot vaststelling na ontvangst van de in artikel 11.6. lid 1 van deze nadere regels genoemde verantwoordingsstukken;

  • 2. De hoogte van de subsidie wordt afgestemd op het werkelijke aantal maanden of gedeelten van maanden waarover door de werkgever ook daadwerkelijk loon is betaald op grond van het in de arbeidsovereenkomst opgenomen aantal uren;

  • 3. Het college stelt de structurele loonkostensubsidie lager vast als uit de verantwoordingsstukken blijkt, dat het voor de loonkostensubsidie in aanmerking te nemen loon en de loonkostensubsidie exclusief werkgeverslasten tezamen meer bedragen dan 100% WML

  • 4. Het college stelt de hoogte van de structurele loonkostensubsidie ambtshalve vast, indien de werkgever geen, dan wel niet alle relevante loonstroken indient, dan wel de loonstroken indient buiten de in artikel 11.6. lid 2. van deze nadere regels genoemde termijnen.

Artikel 11.8 Beëindiging loonkostensubsidie

Indien uit de herbeoordeling van de loonwaarde overeenkomstig artikel 10d. lid 5. P-wet, blijkt dat deze is gestegen tot 100%, beëindigt het college met ingang van de maand volgend op de maand waarin de herbeoordeling heeft plaatsgevonden de structurele loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 11.2 lid 1. van deze nadere regels.

Hoofdstuk 12 Werkplekaanpassing

Artikel 12.1 Doel

  • 1. De werkplekaanpassing voorziet in de verstrekking van een vergoeding voor de (eenmalige) noodzakelijke kosten van aanpassingen van de omstandigheden waaronder arbeid wordt verricht;

  • 2. De kosten worden alleen vergoed voor zover zij niet behoren tot de normale kosten van inrichting van een werkplek en er geen sprake is van een voorliggende voorziening;

  • 3. De vergoeding voor de werkplekaanpassing beperkt zich tot de goedkoopste adequate voorziening.

Artikel 12.2 Doelgroep

Het college kan een voorziening werkplekaanpassing aanbieden aan een persoon uit de doelgroep loonkostensubsidie en/of een persoon met een structurele functionele beperking, die aan de volgende criteria voldoet:

  • a.

    De persoon verricht arbeid in een dienstbetrekking of werkt als zelfstandige;

  • b.

    De handicap duurt naar verwachting tenminste een jaar.

Artikel 12.3 Voorzieningen werkplekaanpassing

Het college kan de volgende voorzieningen werkplekaanpassing aanbieden:

  • a.

    Aanpassingen aan vervoersvoorzieningen;

  • b.

    Meeneembare voorzieningen;

  • c.

    Dienstverlening voor doven, blinden of motorisch gehandicapten (intermediaire diensten);

  • d.

    Werkplekaanpassingen bij de werkgever.

Artikel 12.4 Vervoersvoorzieningen

  • 1. Een vergoeding voor een aanpassing aan fiets of auto bedraagt maximaal € 2.500,- en wordt alleen verstrekt bij een dienstverband van minimaal 6 maanden gedurende tenminste 24 uur per week;

  • 2. Indien er sprake is van beschut werken kan de vergoeding als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt indien er sprake is van een dienstverband van minimaal 6 maanden gedurende tenminste 12 uur per week.

Artikel 12.5 Werkplekaanpassingen

  • 1. Een vergoeding voor een werkplekaanpassing bij een werkgever bedraagt maximaal € 2.500,- en wordt alleen verstrekt bij een dienstverband van minimaal 6 maanden gedurende tenminste 24 uur per week.

  • 2. Indien er sprake is van beschut werken kan de vergoeding als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt bij een dienstverband van minimaal 6 maanden gedurende tenminste 12 uur per week.

Hoofdstuk 13 Overige vergoedingen

Artikel 13.1 Kosten werkaanvaarding

  • 1. Aan personen uit de doelgroep van artikel 7 lid 1 sub a van de P-wet, die uitstromen naar algemeen geaccepteerde arbeid voor een periode van minimaal 6 maanden, kan een vergoeding worden gegeven voor de kosten welke direct samenhangen met deze werkaanvaarding;

  • 2. De persoon moet aannemelijk maken dat niet op een andere wijze in de financiering van deze kosten kan worden voorzien;

  • 3. De éénmalige vergoeding bedraagt maximaal € 750,-.

Artikel 13.2 Reiskosten

  • 1.

    Aan personen uit de doelgroep van artikel 7 lid 1 sub a van de P-wet, die in verband met het volgen van een re-integratietraject ten behoeve van instroom in algemeen geaccepteerde arbeid, een woon-werk afstand moeten overbruggen van meer dan 10 km, wordt een vergoeding verstrekt voor de werkelijke reiskosten op basis van openbaar vervoer tweede klas, of een vergoeding ter hoogte van de maximale belastingvrije vergoeding van € 0,19 per kilometer (prijspeil 2014).

  • 2.

    Onder de reiskosten zoals genoemd in het eerste lid worden mede verstaan de reiskosten van en naar de kinderopvanglocatie voor zover daarvan gebruik wordt gemaakt;

  • 3.

    Voor het bepalen van de hoogte van de vergoeding zoals opgenomen in het eerste en tweede lid geldt de kortste route overeenkomstig de ANWB-routeplanner.

  • 4.

    Aan personen die vanwege medische redenen gebruik moeten maken van de deeltaxi:

    • a.

      In verband met het volgen van een re-integratietraject ten behoeve van de instroom in algemeen geaccepteerde arbeid, of:

    • b.

      Behoren tot de doelgroep loonkostensubsidie en werk aanvaarden, of;

    • c.

      Een structurele functionele beperking hebben en werk aanvaarden;

wordt een vergoeding verstrekt ter hoogte van de werkelijke kosten.

5.Alle overige kosten voor de deelnemer, voor in opdracht van de werkgever uit te voeren werkzaamheden (bijvoorbeeld reis- en parkeerkosten, werkkleding, gereedschappen ed.) zijn, voor zover zij de gebruikelijke kosten niet overschrijden, voor rekening van de werkgever.

Artikel 13.3 Kinderopvang

Aan personen uit de doelgroep van artikel 7 lid 1 sub a van de P-wet, die in verband met het volgen van een re-integratietraject ten behoeve van instroom in algemeen geaccepteerde arbeid, kinderopvang nodig hebben, worden deze kosten vergoed voor zover:

  • a.

    De Wet Kinderopvang, een kinderopvangtoeslag of een kind gebonden budget geen voorliggende voorziening is, en;

  • b.

    De werkgever geen voorzieningen heeft getroffen ten behoeve van kinderopvang.

Hoofdstuk 14 Overige re-integratievoorzieningen

Artikel 14.1 Re-integratie praktijkovereenkomst

  • 1. Het college kan aan een uitkeringsgerechtigde, met een relatief goede plaatsbaarheid op de arbeidsmarkt van tussen de 80% en 100%, een gesubsidieerde re-integratie praktijkovereenkomst (RPO) aanbieden;

  • 2. De organisatie die deze RPO aanbiedt is voorbehouden aan publieke- private organisaties;

  • 3. De uitkeringsgerechtigde wordt een werknemer door gedetacheerd te zijn bij een reguliere werkgever. De werknemer ontvangt hiervoor een maandelijkse vergoeding, welke gelijk is aan de geldende bijstandsnorm die bij de aanvang van de RPO voor de werknemer zou gelden. De maandelijkse vergoeding wordt gezien als een loonkostensubsidie, welke door het college toegekend wordt aan de uitvoerende publieke private organisatie;

  • 4. De duur van de RPO bedraagt maximaal 3 maanden. Deze periode kan eenmalig verlengd worden met 3 maanden;

  • 5. De werkgever, waar de werknemer gedetacheerd wordt, betaalt per gewerkt uur een vastgestelde inleenvergoeding van € 8,-- voor personen van 23 jaar en ouder en € 6,-- voor personen onder de 23 jaar, aan de organisatie die de RPO aanbiedt;

  • 6. De werkgever heeft de intentie om na afloop van de tijdelijke subsidie, in de vorm van de RPO, de werknemer een reguliere baan aan te bieden voor tenminste 6 maanden. Deze intentie wordt vastgelegd en ondertekend door de werkgever. Dit dienstverband kan ook gaan om een uitzend-, detachering- of payroll-constructie;

  • 7. Plaatsing via een RPO is alleen mogelijk indien er geen verdringing plaatsvindt. Het toezicht hierop zal plaatsvinden door de uitvoerende publieke private organisatie.

Artikel 14.2 Overige re-integratievoorzieningen

  • 1. Voor zover de voorzieningen zoals opgenomen in hoofdstuk 4 van de verordening niet voldoen aan de specifieke vereisten van de noodzakelijke ondersteuning van een individueel persoon, kan een vergoeding voor een andere noodzakelijk geachte re-integratievoorziening worden verstrekt;

  • 2. De voorziening moet noodzakelijk zijn om instroom in algemeen geaccepteerde arbeid te kunnen realiseren;

  • 3. De voorziening moet aansluiten op de mogelijkheden van de persoon;

  • 4. De hoogte van de vergoeding bedraagt maximaal € 1.500,- en is afhankelijk van de daadwerkelijk noodzakelijk geachte kosten.

Hoofdstuk 15 Slotbepalingen

Artikel 15.1 Inwerkingtreding

  • 1. Deze nadere regel treedt in werking op de eerstvolgende dag na publicatie;

  • 2. Deze nadere regel wordt aangehaald als: 'Nadere regel Re-integratie Participatiewet gemeente Zundert 2016'.

Artikel 15.2 citeertitel

Deze nadere regel worden aangehaald als ‘Nadere regel Re-integratie Participatiewet gemeente Zundert 2016’.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van 18-04-2017
Burgemeester en wethouders van Zundert,
de secretaris, de burgemeester,
drs. A.W.A.M. Broos L.C. Poppe-de Looff