Regeling vervallen per 01-01-2013

Marktverordening gemeente Zundert

Geldend van 19-11-1998 t/m 31-12-2012

Intitulé

Marktverordening gemeente Zundert

De raad der gemeente Zundert;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 24 maart 1998;

gehoord de commissie Algemeen Bestuur d.d. 6 april 1998;

gelet op artikel 149 der Gemeentewet;

besluit:

Vast te stellen de navolgende "Marktverordening gemeente Zundert".

Algemene bepalingen.

Begripsbepalingen

Artikel 1

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      markt: de warenmarkt welke krachtens besluit van de raad op de daartoe aangewezen plaats, dag en tijd wordt gehouden;

    • b.

      marktterrein: de gehele oppervlakte openbare of voor het publiek toegankelijke grond, welke bij besluit van de raad voor het uitoefenen van de markthandel is of wordt aangewezen;

    • c.

      standplaats: de op of voor de duur van een markt door burgemeester en wethouders aangewezen ruimte voor het uitoefenen van de markthandel;

    • d.

      vaste plaats: een standplaats die tot wederopzegging ter beschikking wordt gesteld aan de vergunninghouder;

    • e.

      standwerkersplaats: een dagplaats bestemd voor het uitoefenen van de handel op een wijze als bij standwerken geboden is;

    • f.

      vergunninghouder of standplaatshouder: ieder aan wie door burgemeester en wethouders een vergunning is afgegeven om gedurende een markt een standplaats in te nemen;

    • g.

      marktmeester: de als zodanig door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar.

    • h.

      standwerker: een marktkoopman die publiek om zich verzamelt, een het publiek aansprekende uiteenzetting houdt over het door hem te verkopen artikel en tenslotte tracht een aantal personen gelijktijdig tot aankoop daarvan te bewegen.

  • 2. In deze verordening wordt de mannelijke persoonsvorm gebruikt; waar dat het geval is wordt de vrouwelijke persoonsvorm geacht er in te zijn begrepen.

Tijdelijk andere plaats of dag

Artikel 2

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen, indien dringende redenen hiertoe noodzaken, tijdelijk een andere plaats voor het houden van de markt vast, of stellen een andere marktdag vast.

  • 2. Zij brengen hun besluit dienaangaande tijdig ter kennis van belanghebbenden; bovendien wordt van dit besluit openbaar kennis gegeven conform de bepalingen in de Algemene Wet Bestuursrecht.

Marktinrichting

Artikel 3

  • 1. Burgemeester en wethouders bepalen ten aanzien van de markt:

    • a.

      het aantal standplaatsen;

    • b.

      de afmeting van de standplaatsen;

    • c.

      de opstelling en indeling van de markt;

    • d.

      welke plaatsen op het marktterrein uitsluitend bestemd zijn voor standwerken;

    • e.

      welke gedeelten van het marktterrein bestemd zijn voor het verhandelen van bepaalde artikelen;

    • f.

      welke gedeelten van het marktterrein eventueel bestemd worden voor het plaatsen van verkoopwagens;

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen een lijst vaststellen van op de markt toe te laten artikelengroepen.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen het aantal standplaatsen per artikelengroep vaststellen.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen, bij gebruik van eigen kraammateriaal grotere plaatsen toewijzen dan de standaardmaat van de op de markt in gebruik zijnde kramen.

Verbod ruimte in te nemen

Artikel 4

Het is verboden op het marktterrein van drie uren voor de aanvang tot drie uren na het einde van de markt ruimte in te nemen met een voertuig.

Plaatsen opstallen

Artikel 5

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders op het marktterrein kramen, tafels en dergelijke te plaatsen of op te slaan of gebruik te maken van verkoopwagens.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen aan deze vergunning voorwaarden verbinden.

Verlichting

Artikel 6

  • 1. Het is verboden voor de verlichting van een standplaats gebruik te maken van andere dan elektrische verlichting, alsmede elektrische energie te betrekken van een ander dan degene, die door burgemeester en wethouders voor het leveren van elektriciteit is aangewezen, dan wel zelf hierin te voorzien.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen van dit verbod ontheffing verlenen onder door hen te stellen voorwaarden.

Verboden goederen

Artikel 7

  • 1. Het is verboden artikelen, welke krachtens een besluit van burgemeester en wethouders niet op de markt verhandeld mogen worden, op de markt in voorraad te houden, uit te stallen, ten verkoop aan te bieden of te verkopen.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen, indien hen dit in het belang van de orde op de markt of van de volksgezondheid noodzakelijk voorkomt, de handel in bepaalde artikelen gedurende een bepaalde termijn verbieden.

Toewijzing en bezetting van standplaatsen.

Vaste plaatsen als regel

Artikel 8

  • 1. De standplaatsen op een markt worden als regel als vaste plaatsen toegewezen.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen van deze regel, mits gemotiveerd, afwijken.

Vergunning B&W

Artikel 9

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders een standplaats in te nemen.

  • 2. Het is verboden een andere standplaats in te nemen dan de plaats waarvoor de vergunning is afgegeven.

Legitimatie

Artikel 10

Een ieder, die een standplaats op de markt inneemt of wenst in te nemen, dient zich tegenover burgemeester en wethouders, of de daartoe aangewezen ambtenaar te kunnen legitimeren door middel van een door een officiële instantie afgegeven, van een goedgelijkende foto voorzien, identiteitsbewijs. Hij moet dit identiteitsbewijs op eerste aanvrage aan de daartoe aangewezen ambtenaar tonen.

Inschrijving gegadigden

artikel 11

  • 1.

    Degene die voor een standplaats in aanmerking wil komen, dient burgemeester en wethouders schriftelijk te verzoeken hem in te schrijven op een daartoe aangelegde lijst. Bij inschrijving op deze lijst worden, naast de datum van inschrijving, de artikelen of groepen van artikelen vermeld als bedoeld in artikel 3 lid 2.

  • De betrokkene wordt daarvan een schriftelijk bewijs verstrekt.

  • 2.

    Om voor inschrijving op de in het eerste lid bedoelde lijst in aanmerking te komen, dient men een handelingsbekwaam natuurlijk persoon te zijn en aangetoond te hebben dat men voldoet aan de in artikel 12, lid 1, sub a. en c. vermelde vereisten, onverminderd het bepaalde in artikel 12, lid 2 en 3.

Kinderen van standplaatshouders

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in het vorige lid, kan één wettig kind van een vaste standplaatshouder, dat bij voortduring zijn ouder op diens vaste plaats bijstaat, op de in het eerste lid bedoelde lijst worden ingeschreven indien het persoonlijk voldoet aan de bij de toepasselijke vestigingsregeling gestelde eisen ter verkrijging van een vestigingsvergunning als bedoeld in de Vestigingswet Bedrijven of de Vestigingswet Detailhandel.

  • 4.

    De inschrijving op grond van het voorgaande lid wordt doorgehaald zodra inschrijving op de in artikel 13, lid 2, bedoelde lijst kan plaatsvinden. Het feitelijk gebruik van rechten die uit inschrijving op bedoelde lijst voortvloeien blijft uitgesloten, zo lang de aanspraken als bedoeld in artikel 14, lid 3, bestaan.

  • 5.

    Een inschrijving op grond van het bepaalde in lid 3 kan worden gewijzigd in een inschrijving op grond van het bepaalde in lid 2.

Geen inschrijving voor standwerkers

  • 6.

    Het is een ingeschrevene als bedoeld in lid 1 of lid 3 niet toegestaan deel te nemen aan de loting voor een standwerkersplaats zolang deze inschrijving niet definitief is vervallen.

Vereisten ingeschrevenen

Artikel 12

  • 1. Om voor een vaste plaats in aanmerking te komen is vereist dat de aanvrager een handelingsbekwaam natuurlijk persoon is en aantoont:

    • a.

      dat hij voldaan heeft aan alle publiekrechtelijke verplichtingen op het gebied van bedrijfsuitoefening en bedrijfsorganisatie, dan wel dat hij als bedrijfsleider van een rechtspersoon die heeft voldaan aan alle publiekrechtelijke verplichtingen op het gebied van bedrijfsuitoefening en bedrijfsorganisatie, persoonlijk voldoet aan de bij de toepasselijke vestigingsregeling gestelde eisen ter verkrijging van een vestigingsvergunning als bedoeld in de Vestigingswet Bedrijven of de Vestigingswet Detailhandel;

    • b.

      dat hij van het uitoefenen van handel zijn hoofdberoep maakt;

    • c.

      dat hij voldoende verzekerd is tegen vorderingen tot schadevergoeding, waartoe hij als gebruiker van een verkoopinrichting op een markt krachtens wettelijke aansprakelijkheidsbepalingen zou kunnen worden verplicht wegens aan derden toegebrachte schade. Betrokkene dient burgemeester en wethouders jaarlijks het bewijs over te leggen dat de door hem ter zake verschuldigde premie is voldaan.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in lid 1, onder b. en c., in bijzondere gevallen ontheffing verlenen.

  • 3. Een marktkoopman wordt geacht aan het in lid 1, onder c., genoemde te hebben voldaan, indien hij een geldig bewijs van lidmaatschap overlegt van een organisatie die voor haar leden een collectieve verzekering als bedoeld in lid 1, sub c., heeft afgesloten.

Schriftelijke vergunning vaste plaats

Artikel 13

  • 1. Van de toewijzing van een vaste plaats wordt door burgemeester en wethouders aan de standplaatshouder een schriftelijke vergunning afgegeven, vermeldende:

    • a.

      de naam en voornamen, geboortedatum en -plaats alsmede woonplaats en adres;

    • b.

      een duidelijke omschrijving van de toegewezen vaste plaats met vermelding van het nummer daarvan;

    • c.

      de artikelen of groep van artikelen, welke door de standplaatshouder op de hem toegewezen standplaats mogen worden verkocht.

Lijst van vergunninghouders vasts plaats

  • 2.

    Vergunninghouders van vaste plaatsen worden met vermelding van en in volgorde van de datum, waarop aan hen voor het eerst een vaste plaats is toegewezen, op een doorlopend te nummeren lijst ingeschreven. Bij deze inschrijving worden tevens de artikelen of de groep van artikelen als bedoeld in lid 1, onder c., vermeld.

Volgorde toewijzing vaste plaatsen

Artikel 14

  • 1. Bij de toewijzing van vaste plaatsen, waartoe op gezette tijden, doch tenminste eenmaal per jaar wordt overgegaan, komen daarvoor allereerst in aanmerking de vergunninghouders van vaste plaatsen die aan burgemeester en wethouders schriftelijk de wens te kennen hebben gegeven van standplaats te willen veranderen, zulks in de volgorde waarin zij op de in artikel 13, lid 2, bedoelde lijst zijn ingeschreven.

  • 2. Daarna komen in aanmerking degenen die zich op de in artikel 11, lid 1, bedoelde lijst hebben laten inschrijven, zulks in volgorde van hun inschrijving op deze lijst.

  • 3. Degene die op grond van artikel 11, lid 3, op de in het tweede lid van dit artikel bedoelde lijst is ingeschreven, kan geen vaste plaats worden toegewezen zo lang het recht van zijn ouder op een vaste plaats bestaat; wèl wordt hij, als hij op grond van de bepalingen in dit artikel aan de beurt is voor het verwerven van een vaste plaats, ingeschreven op de in artikel 13 lid 2 bedoelde lijst.

  • 4. Indien voor de markt een indeling per artikelengroep geldt, wordt hiermee rekening gehouden bij toepassing van het bepaalde in de voorgaande leden, overeenkomstig door burgemeester en wethouders tevoren vast te stellen en ter openbare kennis te brengen regelen.

  • 5. Degenen die de leeftijd van 65 jaar hebben bereikt, kunnen alleen dan voor een vaste plaats in aanmerking komen, indien zij zich tenminste drie maanden vóór het bereiken van genoemde leeftijd als gegadigde op de in artikel 11, lid 1, bedoelde lijst hebben doen inschrijven.

Intrekking vergunning vaste plaats

Artikel 15

  • 1. De vergunning voor een vaste plaats wordt ingetrokken;

    • a.

      op schriftelijk verzoek van de vergunninghouder;

    • b.

      bij overlijden van de vergunninghouder, behoudens het bepaalde in lid 4 van dit artikel;

    • c.

      wanneer niet langer wordt voldaan aan een of meer van de eisen, gesteld in artikel 12, lid 1, onverminderd het bepaalde in artikel 12, lid 2 en 3;

    • d.

      indien de vergunninghouder niet tenminste eenmaal per twee weken en tenminste negen maal per kwartaal zijn plaats op de markt inneemt, zulks met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 20, 21 en 22.

  • 2. De vergunning voor een vaste plaats kan eveneens ingetrokken worden van degene die, gedurende een tijdvak van vierentwintig achtereenvolgende maanden, van het recht op het innemen van een vaste plaats persoonlijk geen of nagenoeg geen gebruik heeft kunnen maken.

  • 3. Indien het bepaalde in de beide voorgaande leden toepassing vindt, wordt de inschrijving op de in artikel 13, lid 2, bedoelde lijst van vergunninghouders doorgehaald.

Overschrijving rechten vaste plaats

  • 4.

    Bij het overlijden van de vergunninghouder en in het geval toepassing wordt gegeven aan lid 2 van dit artikel, wordt de vergunning voor de vaste plaats overgeschreven op de overblijvende echtgenoot of daarmee gelijkgestelde, indien een daartoe strekkend schriftelijk verzoek binnen één maand na het overlijden dan wel na het verstrijken van de in lid 2 vermelde termijn bij burgemeester en wethouders wordt ingediend. Indien de aanvrager, bedoeld in de vorige alinea, vergunning heeft voor een andere vaste plaats op dezelfde markt, wordt de vergunning voor die plaats ingetrokken. De inschrijving op de lijst bedoeld in artikel 13, lid 2, wordt dienovereenkomstig gewijzigd.

Afwijken wegens bijzondere omstandigheden

  • 5.

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, in bijzondere omstandigheden, bij gemotiveerd besluit, af te wijken van het bepaalde in dit artikel.

Tijdstip bezetten vaste plaats

Artikel 16

  • 1.

    Degene aan wie een vergunning is afgegeven, dient de standplaats op de weekmarkt in Zundert uiterlijk om 10.00 uur bezet te hebben. In Rijsbergen om 13.00 uur.

Doorhalen inschrijving lijst van gegadigden

Artikel 17

De inschrijving op de in artikel 11, lid 1, bedoelde lijst van gegadigden voor een standplaats wordt doorgehaald:

  • a.

    op schriftelijk verzoek van de ingeschrevene;

  • b.

    bij overlijden van de ingeschrevene;

  • c.

    wanneer niet langer wordt voldaan aan één of meer van de eisen, bedoeld in artikel 11, lid 2 of lid 3.

Regels standwerkers

Artikel 18

  • 1.

    Het is uitsluitend op daartoe aangewezen standplaatsen toegestaan als standwerker op te treden.

  • 2.

    De toewijzing van standwerkersplaatsen geschiedt bij door burgemeester en wethouders per marktdag af te geven vergunningen. Genoemde afgifte geschiedt bij loting ter bepaling van de volgorde waarin gegadigden een plaats kiezen, zulks met inachtneming van de wijze van werken.

  • 3.

    Tot de loting voor een vergunning voor een standwerkersplaats kunnen slechts worden toegelaten marktkooplieden die handelingsbekwaam zijn en aantonen dat zij voldoen aan de in artikel 12, lid 1, sub. a. en c., gestelde eisen, onverminderd het bepaalde in artikel 12, lid 2 en 3, met dien verstande, dat allereerst tot de loting worden toegelaten:

    • a.

      door het Centraal Registratiekantoor Detailhandel-Ambacht als standwerker geregistreerde personen, van wie is gebleken dat zij in de uitoefening van de markthandel uitsluitend en daadwerkelijk als standwerker plegen op te treden;

dat eerst nadien tot de loting worden toegelaten:

  • b.

    andere marktkooplieden die door het Centraal Registratiekantoor Detailhandel-Ambacht als standwerker geregistreerd zijn en ten aanzien van wie niet gebleken is dat zij op een standwerkersplaats niet daadwerkelijk actief zijn als standwerker.

    • 4.

      Standwerkers die gezamenlijk willen optreden, kunnen slechts gezamenlijk voor een vergunning voor een standwerkersplaats loten en gezamenlijk slechts één soort artikel op de voor standwerkers geboden wijze ten verkoop aanbieden. De betrokkenen dienen zulks vóór de loting aan burgemeester en wethouders kenbaar te maken met vermelding van het te verhandelen artikel.

geen inschrijving als meeloper

  • 5.

    Een standwerker die heeft deelgenomen aan de loting als bedoeld in lid 4, wordt op de dag dat hij heeft deelgenomen aan de loting, niet ingeschreven op de lijst als bedoeld in artikel 11 lid 1. Hij kan op deze dag dan ook geen andere plaats bezetten dan een standwerkersplaats.

Persoonlijk innemen standplaatsen

Artikel 19

  • 1. Een standplaats moet door de vergunninghouder persoonlijk worden ingenomen; hij mag de standplaats derhalve niet aan een ander afstaan of in gebruik geven.

  • 2. De vergunninghouder mag zich op de standplaats doen bijstaan.

Regeling bij ziekte

Artikel 20

  • 1. Vergunninghouders van vaste plaatsen, die wegens ziekte verhinderd zijn hun standplaats te bezetten, alsmede degenen die op de in artikel 11, lid 1, bedoelde lijst staan ingeschreven en die zich om dezelfde reden niet ter markt kunnen melden, dienen burgemeester en wethouders of een daartoe aangewezen ambtenaar, daarvan schriftelijk, in kennis te stallen,

  • 2. Deze schriftelijke mededeling dient tijdig vóór de betreffende marktdag te worden ingezonden. Bij plotselinge verhindering moet de mededeling mondeling of telefonisch worden gedaan, gevolgd door een schriftelijke bevestiging van deze melding.

  • 3. Bij langdurige afwezigheid van een vergunninghouder wegens ziekte, dient ten bewijze van deze reden van verhindering iedere drie maanden een geneeskundige verklaring te worden overgelegd. Burgemeester en wethouders kunnen van het overleggen van deze verklaring ontheffing verlenen.

Keuring

  • 4.

    Indien de in het vorige lid bedoelde verklaring van een geneeskundige niet wordt overgelegd of indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders behoefte bestaat aan nadere informatie, dient de vergunninghouder een keuring te ondergaan bij een door burgemeester en wethouders aan te wijzen geneeskundige.

Regeling bij vakantie

Artikel 21

  • 1. Degenen, bedoeld in de artikelen 11 en 13, lid 2, die wegens vakantie een markt niet kunnen bezoeken, dienen daarvan tijdig onder opgave van de duur van de vakantie, met inachtneming van het hierna in lid 2 bepaalde, schriftelijk mededeling te doen aan burgemeester en wethouders.

  • 2. De in artikel 15, lid 1, onder d., vervatte regeling inzake de verplichting tot een regelmatige bezetting van een toegewezen vaste plaats teneinde de vergunning voor de vaste plaats te behouden, alsmede de in artikel 17, onder d., vervatte regeling inzake de verplichting tot een regelmatige aanmelding op de markt teneinde de inschrijving op de in artikel 11, lid 1, bedoelde lijst gehandhaafd te doen blijven, blijft per kalenderjaar ten hoogste vier marktdagen buiten werking, indien de rechthebbende, na te hebben voldaan aan het in lid 1 genoemde voorschrift, wegens vakantie afwezig is.

  • 3. De rechthebbenden als hierboven bedoeld, kunnen op buitenwerkingstelling van de in lid 2 aangeduide regelingen alleen dan aanspraak maken, indien zij op de marktdag, voorafgaande aan hun afwezigheid wegens vakantie, de hun toegewezen plaats hebben bezet, dan wel als op de in artikel 11, lid 1, bedoelde lijst ingeschreven gegadigden een plaats hebben toegewezen gekregen of blijkens hun aanmelding bij de dienstdoende marktmeester getracht hebben een plaats te verkrijgen.

  • 4. De rechthebbenden als bedoeld in lid 2 hebben voorts, tot behoud van hun eerderomschreven rechten, de verplichting op de eerste marktdag, volgend op die, waarop zij - binnen het in lid 2 gestelde maximum aantal marktdagen - wegens vakantie afwezig waren, hun vaste plaats weer in te nemen dan wel zich weer ter markt te melden teneinde te trachten een opengebleven marktplaats toegewezen te krijgen.

Vervanging

Artikel 22

  • 1. In bijzondere omstandigheden kan door burgemeester en wethouders aan hen, die zijn ingeschreven op de in artikel 13, lid 2, bedoelde lijst of aan hen, die zijn ingeschreven op de in artikel 11, lid 1, bedoelde lijst op schriftelijk verzoek tijdelijk ontheffing worden verleend van de verplichting om zelf op hun vaste plaats aanwezig te zijn.

  • 2. In de gevallen, bedoeld in het eerste lid van dit artikel, alsmede in die, bedoeld in artikel 20 of in artikel 21, kunnen burgemeester en wethouders de vergunninghouder van een vaste plaats vergunning verlenen zich te laten vervangen.

Overige maatregelen van orde.

Tijdstip aan- en afvoer van goederen

Artikel 23

Het is verboden vroeger dan 2 uur voor de aanvang van de markt goederen of waren ter markt aan te voeren. De aanvoer moet zijn beëindigd om 10 uur, behoudens bijzondere omstandigheden, zulks ter beoordeling van burgemeester en wethouders of een daartoe aangewezen ambtenaar. De afvoer moet zijn beëindigd en de voertuigen moeten verwijderd zijn uiterlijk 2 uur na de sluitingstijd van de markt.

Innemen standplaats tot sluitingstijd markt

Artikel 24

De vergunninghouder is verplicht zijn standplaats tot de sluitingstijd van de markt te blijven innemen. Burgemeester en wethouders of een daartoe aangewezen ambtenaar kunnen in bijzondere gevallen, te hunner beoordeling, van deze bepaling ontheffing verlenen.

Parkeren marktvoertuigen

Artikel 25

Het is verboden rij- en voertuigen, waarmee goederen of waren ter markt worden of zijn aangevoerd, op de markt aanwezig te hebben op een andere plaats dan die, welke door burgemeester en wethouders is aangewezen.

Verboden

Artikel 26

Het is de standplaatshouder verboden:

Afwezigheid van uitstalling

  • a.

    zich, behoudens ontheffing van burgemeester en wethouders langer dan 30 minuten van zijn uitstalling te verwijderen; gedurende deze tijd mag hij zijn standplaats niet onbeheerd achterlaten;

Goederen aanbieden buiten de markttijden

  • b.

    op het marktterrein op een andere dan voor de markt bestemde tijd goederen of waren te koop aan te bieden, te verkopen of af te leveren;

Meer ruimte innemen dan is toegewezen

  • c.

    meer ruimte in te nemen dan hem is toegewezen;

Opstal afbreken of verplaatsen

  • d.

    de opstal op zijn standplaats tijdens de markt af te breken of te verplaatsen;

Doorgang belemmeren

  • e.

    de doorgang in de wandelgangen op en langs het marktterrein op enigerlei wijze te hinderen of te belemmeren;

Verkopen aan voorzijde standplaats

  • f.

    zich, behoudens ontheffing van burgemeester en wethouders, aan de voorzijde van de standplaats op te houden bij het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of waren;

Goederen zonder vergunning

  • g.

    op de standplaats andere goederen of waren in voorraad te hebben dan die, waarvoor vergunning is verleend.

Aanvoeren afval

  • h.

    op de markt afval aan te voeren. Onder afval wordt mede verstaan waren of goederen of partijen daarvan, die geheel of in belangrijke mate ongeschikt zijn om te verhandelen.

Verzorging standplaats

Artikel 27

  • 1. De vergunninghouder is verplicht er zorg voor te dragen dat zijn standplaats, zulks ter beoordeling van burgemeester en wethouders, steeds een goed verzorgd aanzien biedt;

  • 2. Hij dient zijn kraam aan de voorzijde tussen verkoopblad en grond af te schermen.

  • 3. Tijdens de markt dient hij zijn afval, verpakkingsmaterialen e.d., zelf in te zamelen.

  • 4. Alvorens hij het marktterrein verlaat, dient hij zijn standplaats en de onmiddellijke omgeving daarvan schoon op te leveren en het afval in de stortplaatsen of anderszins te deponeren.

Geluid

Artikel 28

  • 1. Het is verboden tijdens de markt op het marktterrein gebruik te maken van luidsprekers, versterkers en andere middelen ter versterking van het geluid.

  • 2. Het op de standplaats aanwezig hebben van radiotoestellen, grammofoons, bandrecorders en dergelijke toestellen, anders dan ten verkoop, is evenmin toegestaan.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen van de in het eerste en tweede lid gestelde verboden ontheffing verlenen, onder door hen te stellen voorwaarden.

Koken; bakken; verwarmen

Artikel 29

  • 1. Het is de vergunninghouder verboden verwarmingstoestellen en/of bak- en kookinstallaties te gebruiken.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen onder door hen te stellen voorwaarden.

Afvalbakken

Artikel 30

Vergunninghouders aan wie tevens vergunning is verleend op hun standplaats geringe eet- en drinkwaren voor consumptie gereed te maken, dienen aan de voorzijde van hun marktkraam of verkoopgelegenheid een tweetal korven of bakken van voldoende grootte te plaatsen.

Naamsaanduiding op standplaats

Artikel 31

Vergunninghouders zijn verplicht gedurende de tijd dat zij hun goederen of waren ten verkoop aanbieden, op een duidelijk zichtbare plaats aan hun marktkraam of verkoopgelegenheid een bord te hebben, waarop duidelijk leesbaar de voorletters en de naam van de rechthebbende op de betreffende standplaats zijn aangegeven.

Duidelijke prijsaanduidingen

Artikel 32

Onverminderd het bepaalde in het Besluit prijsaanduiding goederen, dient, indien de ten verkoop aangeboden goederen of waren geprijsd worden, de prijsaanduiding tot generlei misverstand aanleiding te kunnen geven en voor het publiek duidelijk leesbaar te zijn.

Hygiëne

Artikel 33

De vergunninghouder wie tevens vergunning is verleend tot de verkoop van eet- en drinkwaren, is verplicht, onverminderd het bepaalde in de warenwetgeving, zijn goederen of waren op zodanige wijze uit te stallen, dat zij voldoende beschermd zijn tegen verontreiniging door stof, vuil of anderszins.

Meet- en weegwerktuigen

Artikel 34

  • 1. Onverminderd het bepaalde in de IJkwet en het IJkreglement, is de vergunninghouder die zijn goederen of waren per maat of gewicht verkoopt, verplicht ervoor zorg te dragen dat zijn meet- of weegwerktuigen in deugdelijke staat verkeren.

  • 2. Het weegwerktuig moet zodanig aan de naar het publiek gekeerde zijde van de standplaats zijn geplaatst of aangebracht, dat het daarop bij weging aangegeven gewicht steeds voor het publiek duidelijk leesbaar is.

Voertuigen op het marktterrein

Artikel 35

Behoudens het bepaalde in artikel 25, is het verboden zich op marktdagen met een voertuig op het marktterrein te bevinden of een voertuig op het marktterrein aanwezig te hebben.

Venten op het marktterrein

Artikel 36

  • 1. Het is verboden op het marktterrein tijdens de duur van de markt met goederen of waren ten verkoop rond te lopen of te rijden.

  • 2. Van het bepaalde in het eerste lid kan door burgemeester en wethouders ontheffing worden verleend, voor zoveel betreft de verkoop van alcoholvrije dranken en geringe eet- en drinkwaren ten behoeve van de vergunninghouders.

Gedrukte stukken; propaganda

Artikel 37

  • 1. Het is verboden tijdens de duur van de markt op het marktterrein met gedrukte of geschreven stukken of afbeeldingen te venten of deze te verspreiden, dan wel godsdienstige, politieke of andere propaganda te voeren.

  • 2. Onder het voeren van propaganda als in het eerste lid bedoeld, wordt niet verstaan het door standplaatshouders aanprijzen van koopwaar op de markt.

Straf- en slotbepalingen.

Nadere regels te stellen door B&W

Artikel 38

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere regelen te stellen betreffende het in deze verordening bepaalde.

Ogenblikkelijke verwijdering

Artikel 39

Degene die in strijd handelt met het bij of krachtens deze verordening bepaalde of zich aan wangedrag of bedrog op de markt schuldig maakt, het marktpersoneel in de uitoefening van zijn taak belemmert, dan wel direct of indirect de orde op de markt verstoort of in gevaar brengt, dan wel op een hem toegewezen standwerkersplaats niet als standwerker actief is, een en ander ter beoordeling van burgemeester en wethouders, kan, onverminderd het bepaalde in de artikelen 40 en 41, door burgemeester en wethouders gelast worden zich met zijn goederen of waren ogenblikkelijk van de markt te verwijderen, aan welke last onmiddellijk gevolg dient te worden gegeven.

Intrekken vergunning en schorsing

Artikel 40

Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning voor een vaste plaats, al dan niet voorwaardelijk, intrekken of de inschrijving op de in artikel 11, lid 1, bedoelde lijst doorhalen, dan wel de standplaatsvergunning telkens voor ten hoogste twee achtereenvolgende marktdagen intrekken, indien:

  • a.

    de vergunninghouder het bij of krachtens deze verordening bepaalde overtreedt;

  • b.

    van de plaats gebruik wordt gemaakt, strijdig met het doel waarvoor zij is bestemd;

  • c.

    de vergunninghouder zich schuldig maakt aan wangedrag.

Geldboete en hechtenis

Artikel 41

Overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 4, 5, 7, 23, 25, 28 lid 1, 35, 36 en 37 dezer verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste 2 maanden.

Citeertitel

Artikel 42

Deze verordening kan worden aangehaald als "Marktverordening gemeente Zundert".

Artikel 43

Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na bekendmaking, en is op iedere markt binnen de gemeente afzonderlijk van toepassing.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering d.d. 28 mei 1998
de raad voornoemd,
De secretaris
De voorzitter

Toelichting op de marktverordening

Artikelsgewijze toelichting.

Ad artikel 1.

Ter bevordering van de duidelijkheid zijn in het eerste artikel definities gegeven van de meeste in de verordening gebruikte algemene begrippen.

Ter bevordering van de leesbaarheid is een bepaling opgenomen die moet voorkomen dat steeds weer meerdere persoonsvormen worden gebruikt.

Ad artikel 2.

Met nadruk wordt erop gewezen, dat slechts dringende redenen tot het verplaatsen van de markt mogen leiden. Te denken valt bijvoorbeeld aan het verrichten van bestratings- en rioleringswerkzaamheden op het marktterrein.

De ervaring heeft geleerd, dat marktverplaatsingen de kooplieden sterk in hun omzet benadelen. Het is dus ten enenmale onjuist de markt te verplaatsen terwille van een gebeurtenis welke men op de marktdag op het marktterrein wil laten plaatsvinden. Uiteraard dienen zowel kooplieden als publiek vroegtijdig in kennis te worden gesteld als een marktverplaatsing onvermijdelijk is.

Ad artikel 3.

Het aantal kooplieden dat een plaats op de markt moet innemen behoort dusdanig te zijn, dat er enerzijds een gezonde concurrentie bestaat en dat anderzijds de kooplieden een redelijke omzet op de markt kunnen behalen. Uit dien hoofde zullen burgemeester en wethouders het totaal op de markt toe te laten kooplieden aan een maximum moeten binden; dit maximum behoort te worden vastgesteld in overleg met de instanties welke de belangen van de ambulante handel behartigen, waarbij uiteraard de belangen van de burgerij niet uit het oog mogen worden verloren.

Teneinde voorts de orde op de markt te waarborgen, dient de mogelijkheid te worden geschapen dat voor het verhandelen van bepaalde artikelen of voor het handeldrijven op een andere wijze dan de traditionele met gebruikmaking van marktkramen, afzonderlijke gedeelten van het marktterrein worden aangewezen.

Het tweede lid van dit artikel schept de mogelijkheid een beperkt aantal kooplieden voor alle of voor een aantal artikelengroepen toe te laten. Op deze wijze kan bereikt worden, dat op de markt een zo groot mogelijke verscheidenheid aan artikelengroepen aanwezig is en kan voorkomen worden, dat teveel kooplieden van één artikelengroep op de markt optreden.

In de tekst van de verordening is met opzet niet het woord "branche" gebruikt. Op gesaneerde markten komt het immers dikwijls voor dat kooplieden slechts bepaalde artikelen uit een branche verkopen, terwijl andere kooplieden, ingeschreven voor dezelfde branche, doch met een ander assortiment, op een bepaald moment eveneens overgaan tot verkoop van de reeds door eerstgenoemden aangeboden artikelen; daarbij beroepen de laatsten zich dan op de branche waarvoor zij staan ingeschreven. Door nu van artikelengroep te spreken worden burgemeester en wethouders in staat gesteld tot een duidelijke afbakening van het door elke koopman te voeren assortiment.

Ten aanzien van de sanering van markten zij overigens met nadruk gesteld dat het C.O.M, na rijp beraad en aan de hand van ervaringen uit de praktijk, heeft gemeend dat de grens voor het al dan niet saneren van een markt dient te worden gelegd bij ongeveer 60 standplaatshouders. Onder die grens is het in het belang van de verscheidenheid aan assortiment niet verstandig om de markt vrij te laten, boven de grens van 60 standplaatshouders wordt een te strikt gesaneerde markt niet meer verantwoord geacht.

Het bepaalde in het derde lid maakt het mogelijk een koopman een grotere plaats toe te wijzen dan de ruimte, welke door één enkele kraam wordt ingenomen.

Ad artikel 4.

Gedurende de tijd dat het betreffende terrein is aangewezen als markt, valt het niet meer aan te merken als openbare weg in de zin van artikel 1 der Wegenverkeerswet. Eventuele wegsleepregelingen gelden dan niet, maar het marktterrein komt direct onder de werking van artikel 125 Gemeentewet te vallen. Dit houdt in dat alle belemmeringen ogenblikkelijk (in combinatie met artikel 130 Gemeentewet) kunnen worden verwijderd, zonder schriftelijke waarschuwing (bestuursdwang).

Er is hier immers bovendien sprake van "spoedeisende gevallen".

Ten onrechte geparkeerde auto's kunnen daarom, op kosten van de eigenaars, van het marktterrein worden verwijderd nog vóór de eigenlijke opbouw van de markt. Voorwaarde is wel dat de tijden waarop het terrein beschikbaar moet zijn ten behoeve van de markt, duidelijk worden medegedeeld.

Ad artikel 5.

Ter verkrijging van de nodige uniformiteit op een warenmarkt is het gewenst het plaatsen van marktkramen aan een vergunning te binden. Veelal zal de marktkramenexploitatie in handen van een particulier bedrijf worden gegeven. In dat geval kan men zowel denken aan het stellen van voorwaarden in de vergunning, als aan het aangaan van een privaatrechtelijke overeenkomst tussen gemeente en kramenexploitant, waaraan in de af te geven vergunning wordt gerefereerd.

Ad artikel 6.

Mede met het oog op de veiligheid van de kooplieden en van het publiek is het gewenst, dat voor de stroomlevering en voor het aanbrengen van de verlichtingsarmaturen een terzake bevoegde instantie of een erkend bedrijf wordt aangewezen.

Ad artikel 8.

Deze verordening gaat ervan uit, dat in principe alle plaatsen op een warenmarkt periodiek als vaste plaatsen worden toegewezen, zulks met uitzondering van standwerkersplaatsen.

Ad artikel 9.

Het toewijzen van een standplaats is in feite het verlenen van een vergunning tot het innemen van een standplaats. Op advies van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (V.N.G.) is besloten dit ook formeel in de verordening te verwoorden. Mede om die reden is de term standplaatshouder grotendeels vervangen door vergunninghouder.

Ad artikel 11 lid 1, 14 lid 1, 15 lid 1 sub a en 17 sub a.

Het verdient aanbeveling voor de hier bedoelde schriftelijke verzoeken modellen vast te stellen.

Ad artikel 11.

Voor het goed functioneren van de markt is een deugdelijke registratie van de marktkooplieden noodzakelijk. Deze registratie dient te geschieden zodra zij zich voor de eerste maal op een markt als gegadigde voor een plaats melden. Aangezien van het begin af aan moet vaststaan welke artikelen de marktkooplieden op hun plaats mogen verkopen, dient zulks bij de registratie te worden vermeld. Om de koopman de nodige rechtszekerheid te verschaffen is het gewenst, dat hij van zijn inschrijving als gegadigde voor een standplaats een schriftelijk bewijs krijgt. De bepalingen in de leden 3 en volgende, maken een beperkte mate van "opvolging" mogelijk, zonder dat deze opvolging kan worden beschouwd als een vermogensbestanddeel.

Opbouw van anciënniteit via de lijst van gegadigden wordt nu mogelijk voor kinderen die hun ouders op de markt assisteren en die later dat bedrijf willen voortzetten. Uitdrukkelijk is gekozen voor het beginsel van het verwerven van een plaats op de markt en niet voor het verkrijgen van de plaats, waarmee de standplaats van de ouders wordt bedoeld.

Ad. artikel 12.

Voornamelijk ter bescherming van de bonafide ambulante handelaar is in dit artikel een aantal voorwaarden opgenomen, waaraan een marktkoopman dient te voldoen om voor een vaste plaats in aanmerking te kunnen komen. Aangezien handelingsbekwaamheid moeilijk kan worden aangetoond, is dit vereiste weliswaar in de aanhef van het eerste lid opgenomen, doch niet als een door de koopman aan te tonen hoedanigheid. Lid 1 stelt de ondernemer die opereert als natuurlijk persoon gelijk met de ondernemer die zijn onderneming drijft in de vorm van een rechtspersoon. In beide gevallen wordt de natuurlijke persoon (de bedrijfsleider) aangemerkt als standplaatshouder. Om te voorkomen dat "stromannen" marktplaatsen gaan bezetten wordt aan de bedrijfsleider van de rechtspersoon wel de eis gesteld dat hij beschikt over de bij de vestigingswetgeving vereiste bescheiden.

Ad artikel 13.

Om aan de houders van vaste plaatsen de nodige rechtszekerheid te verschaffen is het gewenst hun een vergunning voor die plaats te verstrekken, zodat blijkt dat zij hun plaats rechtens bezetten. Voor de op deze vergunning te vermelden omschrijving van de plaats, ware zo mogelijk gebruik te maken van een nummering, die vastligt op een ten kantore van de marktbeheerder aanwezige plattegrond.

Ad artikel 14.

Dit artikel regelt de toewijzing van vaste plaatsen op een warenmarkt, welke toewijzing periodiek behoort te geschieden. Aangezien niet alle standplaatsen dezelfde mogelijkheden bieden, is het vanzelfsprekend dat in eerste aanleg aan vergunninghouders van een vaste standplaats de gelegenheid wordt geboden een naar hun oordeel betere standplaats te verkrijgen. Na hen kunnen de overige gegadigden voor een standplaats in de gelegenheid worden gesteld een keuze te doen uit de dan nog beschikbare plaatsen. De volgorde van inschrijving op de lijst, bedoeld in artikel 11 van deze verordening is hierbij bepalend. Vanzelfsprekend dient de categorie bedoeld in artikel 11, lid 3, e.v. (assisterende kinderen) van toewijzing van een vaste plaats te worden uitgesloten zo lang daar nog geen behoefte aan bestaat. Ter waarborging van hun opgebouwde anciënniteit, worden zij wel ingeschreven op de lijst van vaste plaatshouders als zij daarvoor in aanmerking komen. Indien burgemeester en wethouders toepassing hebben gegeven aan het bepaalde in het tweede lid van artikel 3 van deze verordening, zal bij de toewijzing van vaste plaatsen met de door hen vastgestelde branche-indeling rekening dienen te worden gehouden.

Het bereiken van de 65-jarige leeftijd wordt vrij algemeen in ons land aanvaard als het tijdstip waarop men zijn arbeid kan beëindigen. Een ieder komt op die leeftijd in ieder geval voor een uitkering krachtens de Algemene Ouderdomswet en dikwijls nog voor een pensioen in aanmerking.

Ad artikel 15.

Voor de noodzakelijke continuïteit in de bezetting van de marktplaatsen is het van groot belang vergunninghouders van vaste plaatsen aan een verschijningsplicht te binden. Om deze reden is in het eerste lid onder d. bepaald, dat de vergunninghouder die zijn vaste plaats niet tenminste éénmaal per twee weken en tenminste negen maal per kwartaal inneemt, zijn recht op deze plaats verliest, hetgeen wil zeggen dat zijn vergunning wordt ingetrokken.

Uiteraard dienen de rechten van de kooplieden, indien en voor zolang zij de hun toegewezen plaats zelf blijven bezetten, onaangetast te blijven.

Om te voorkomen dat standplaatsen, als gevolg van langdurige ziekte van een standplaatshouder, jarenlang niet door de standplaatshouder persoonlijk worden bezet en ook niet beschikbaar komen voor heruitgifte, is een limiet gesteld aan de afwezigheid wegens ziekte, welke limiet ten opzichte van de AAW ruim is gesteld. Komt een standplaatshouder te overlijden, dan moet het op sociale overwegingen gerechtvaardigd worden geacht, dat zijn vergunning voor een vaste plaats op de overblijvende echtgenoot {of daarmee gelijkgestelde) kan worden overgeschreven; dezelfde regeling is van toepassing bij het intrekken van een standplaats wegens langdurige ziekte.

Lid 5 van dit artikel kan worden gezien als "hardheidsclausule" voor bijzondere gevallen.

Ad artikel 16.

Het is duidelijk dat over een vaste plaats beschikt moet kunnen worden ten gunste van een andere koopman, indien de rechthebbende op de plaats de markt op een bepaalde dag niet bezoekt.

Uit dien hoofde verdient het aanbeveling te bepalen, dat de vaste plaats vóór een bepaald uur ingenomen moet zijn; indien bekend is dat de rechthebbende later op de markt verschijnt, zal de plaats uiteraard open moeten blijven. Vroegtijdig - eventueel vóór de openingstijd van de markt - toewijzen van de dagplaatsen biedt het voordeel, dat het publiek geen of weinig hinder ondervindt van het aanvoeren van de marktartikelen. Wenst men er echter de voorkeur aan te geven, dat de houder van een vaste plaats nog enige voorrechten geniet boven de pas beginnende kooplieden, die nog niet over een vaste plaats beschikken, dan zou het toewijzen van dagplaatsen na de opening van de markt dienen te geschieden.

Ad artikel 17.

Voor het eerste lid van dit artikel wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 16. Ook hier is weer sprake van het afgeven van een vergunning; dit kan natuurlijk mondeling, doch het verdient aanbeveling de marktmeester een {b.v. standaard voorbedrukte) schriftelijke vergunning te laten afgeven waarop hij het nummer van de standplaats invult. Voor het tweede lid van dit artikel geldt mutatis mutandis hetgeen reeds in de toelichting bij artikel 14 werd vermeld.

Uiteraard dient, indien voor de markt een indeling naar artikelengroepen is vastgesteld, daarmee bij het toewijzen van dagplaatsen rekening te worden gehouden.

Ad artikel 18.

Evenals zulks voor de houders van vaste plaatsen in artikel 14 is geschied, zijn hier de redenen aangegeven, waarom een koopman van de lijst van gegadigden voor een dagplaats dient te worden afgevoerd. Voor deze groep van kooplieden is echter, aangezien voor hen niet altijd een plaats beschikbaar zal zijn, de verschijningsplicht minder frequent dan voor de houders van vaste plaatsen. Aangezien er van wordt uitgegaan dat de gegadigden voor een dagplaats, op het tijdstip dat zij voor een vaste plaats in aanmerking komen, inmiddels van het uitoefenen van de markthandel hun hoofdberoep hebben gemaakt, is in lid f. bepaald, dat zij, indien zij weigeren een vaste plaats te aanvaarden, daarmee hun rechten als gegadigden voor een dagplaats verliezen.

Afhankelijk van de omvang van de markt kan de termijn genoemd in d. worden aangepast.

Ad artikel 19.

Gebleken is, dat er een sterke behoefte bestaat aan uniforme en duidelijke richtlijnen voor de toewijzing van standwerkersplaatsen, zowel bij de marktbeheerders als bij de marktgebruikers, in het bijzonder bij de standwerkers zelve.

Deze groep kooplieden heeft een eigen wijze van werken. Bij de benadering van het publiek treden zij geheel anders op dan de zgn. "stille kramers". Zij verhogen de levendigheid en de aantrekkelijkheid van de warenmarkten in belangrijke mate en vormen daardoor een onmisbaar element in het geheel van het marktgebeuren. Teneinde verstarring - waardoor aan deze bijzondere functie afbreuk zou worden gedaan - tegen te gaan en tevens om te voorkomen, dat de standwerker, die jaar in jaar uit dezelfde plaats bezet, langzamerhand een "stille kramer" zou worden, wordt het in het algemeen ongewenst geacht aan deze categorie kooplieden vaste plaatsen toe te wijzen, welk standpunt door de officiële landelijke organisatie van standwerkers steeds met klem naar voren wordt gebracht. Vooral ook omdat het werkterrein van de standwerkers zich over het gehele land uitstrekt, is het voorts wel dringend gewenst, dat de regels ter zake van de toewijzing van de plaatsen aan deze bijzondere categorie kooplieden op alle markten in Nederland zoveel mogelijk gelijkluidend zijn.

Op aandrang van de afdeling standwerkers van de Centrale Vereniging voor de Ambulante Handel is tevens een definitie van het begrip standwerker in dit artikel opgenomen.

Voor degenen van wie onduidelijk is in hoeverre zij werkelijk standwerken, is in lid 4, sub b., een regeling getroffen op grond waarvan zij, te zamen met de "bekende" standwerkers, tot de markt kunnen worden toegelaten, zulks om hun de kans te geven te bewijzen, dat zij het vak van standwerker uitoefenen.

Door alle in het C.O.M. vertegenwoordigde groeperingen werd het bovendien van belang geacht de mogelijkheid van een eerste en een tweede loting in de verordening op te nemen. Aangezien echter op kleine markten nauwelijks sprake is van een loting, laat staan van een tweede loting, is gekozen voor een constructie waarbij voorrang wordt verleend aan degenen die bewezen hebben het standwerken te beheersen en uit te oefenen, terwijl hiermee de mogelijkheid voor een tweede loting toch niet is uitgesloten.

Ten aanzien van het aantal per markt voor standwerkers uit te geven plaatsen ware als regel te stellen, dat er per 20 tot 25 plaatsen voor zgn. "stille kramers", één standwerkersplaats behoort te zijn. Uiteraard dient van tijd tot tijd voor elke markt afzonderlijk te worden bezien of deze "vuistregel" nog wel geldend is te achten. Alhoewel in principe een scherpe scheiding tussen de voor de zgn. "stille kramers" en de voor standwerkers bestemde plaatsen dient te blijven bestaan, zal het in sommige gevallen - in het belang van de markt dan wel uit billijkheidsoverwegingen tegenover de betrokken kooplieden - niet van overwegend bezwaar zijn, opengebleven standwerkersplaatsen aan stille kramers toe te wijzen, met dien verstande, dat aan laatstbedoelde kooplieden wordt duidelijk gemaakt, dat zij hieraan nimmer enig recht op de betreffende plaats zullen kunnen ontlenen. Tot toewijzing van dergelijke plaatsen aan stille kramers ware alleen dan over te gaan, indien op de markt beslist geen voor deze categorie kooplieden bestemde plaatsen meer beschikbaar zijn.

Belangrijk is voorts de mogelijkheid om als koppel of duo een standwerkersplaats te kunnen betrekken. Uitdrukkelijk is hierbij echter de voorwaarde gesteld dat een duo zich tevoren als zodanig bij de marktmeester moet melden, dat een duo als één loteling wordt aangemerkt en dat de samenwerkenden tevoren moeten opgeven met welk artikel zal worden gewerkt.

Op de markten waarvoor een branche-indeling is vastgesteld, zou door het onbeperkt toelaten van standwerkers het voor die markten geldende "branchepatroon" kunnen worden verstoord. Anderzijds zou het niet toelaten van standwerkers met artikelen, waarvoor de brancheregeling geldt, te hunnen aanzien tot onbillijkheden kunnen leiden. Lid 6 geeft daarom een mogelijkheid voor een beperkte toewijzing van standwerkersplaatsen op dergelijke markten.

Teneinde een standwerker die zich niet als zodanig manifesteert te kunnen verwijderen, is in artikel 39 een sanctie opgenomen.

Ad artikel 19, 20, 21 en 22.

In artikel 19 is bepaald dat de vergunninghouder in principe verplicht is zelf op zijn standplaats aanwezig te zijn. De uitzonderingen op dit beginsel zijn geregeld in artikel 20 (verhindering wegens ziekte), in artikel 21 (verhindering wegens vakantie) en in artikel 22 (verhindering wegens andere bijzondere omstandigheden). Deze regelingen behoeven geen nadere toelichting.

In elk van deze gevallen kunnen burgemeester en wethouders aan een houder van een vaste plaats toestaan zich op zijn plaats te laten vervangen. Voor de goede gang van zaken op de markt en in het belang van een verantwoorde administratie, is het wel noodzakelijk dat de marktbeheerder van elke verhindering tot marktbezoek zo tijdig mogelijk op de hoogte wordt gesteld.

Ad artikel 23.

De op grond van het bepaalde in dit artikel op te nemen tijden zullen in overleg met de instanties, die de belangen van de ambulante handel behartigen, vastgesteld moeten worden, een en ander in samenhang met het bepaalde in artikel 16.

Ad artikel 24.

Het moet zonder meer duidelijk worden geacht dat het in het algemeen, in het belang van de orde op de markt, de vergunninghouders niet kan worden toegestaan de markt op willekeurige, vóór de sluitingstijd gelegen, momenten te verlaten.

Ad artikel 26.

Dit artikel geeft algemene aanwijzingen aan de marktkooplieden ten aanzien van bezetting van de standplaats, van de verkooptijden, van de verkoopruimte, van de opstal waarvan verkocht mag worden, van de te verkopen artikelen en van de plaats waar de koopman zich tijdens de markttijden behoort te bevinden.

Voor wat dit laatste punt betreft zou b.v. aan standwerkers, die er in het algemeen een geheel eigen wijze van verkopen op na houden en die ook speciaal daarvoor aangewezen plaatsen op het marktterrein bezetten, kunnen worden toegestaan hun waren, staande vóór de marktkraam, aan het publiek aan te bieden.

Ad artikel 27.

Het behoeft geen betoog, dat het voor het aanzien van de warenmarkten dringend noodzakelijk is, dat de kooplieden er zorg voor dragen dat de terreinen tijdens de markttijd schoon worden gehouden en dat zij na de markttijd schoon worden opgeleverd.

Aangezien de kosten van het schoonmaken van de marktterreinen van grote invloed zijn op de hoogte van de marktgeldtarieven, is hiermede ook het eigenbelang van de kooplieden in hoge mate gediend.

Ad artikel 29.

Het toelaten tot warenmarkten van kooplieden, die hun waren ter plaatse voor de consumptie gereedmaken, impliceert dat men hen toestaat van verwarmingsapparaten gebruik te maken. In sommige gevallen zullen elektrische ovens en kookplaten gebruikt worden, doch men is daarbij afhankelijk van een aansluiting op het elektriciteitsnet en daarom zal hier veelal gecomprimeerd gas in flessen worden gebruikt. Ook voor andere doeleinden wordt op markten van gasflessen gebruik gemaakt. Het is duidelijk dat hierbij gevaarlijke situaties kunnen optreden en derhalve is het gewenst het gebruik van deze gasflessen aan voorwaarden te binden.

Aangezien hier brandpreventieproblemen kunnen opdoemen is het gewenst, alvorens tot vaststelling van de hier bedoelde voorwaarden wordt besloten, overleg te plegen met de plaatselijke brandweerautoriteiten.

Ad artikel 30.

Dit artikel is opgenomen om zoveel mogelijk te voorkomen, dat de markt wordt vervuild door zakjes en servetjes, waarin kleine eetwaren, die ter plaatse genuttigd plegen te worden, op de markt worden verkocht.

Ad artikel 31.

Bij herhaling is gebleken dat de kopers op de markt er behoefte aan hebben te weten bij wie zij hun inkopen hebben gedaan. Dat moet ook door iedere bonafide marktkoopman of koopvrouw van belang worden geacht. Het vormen van een vaste klantenkring kan hierdoor tevens worden bevorderd. Vermelding van adres en woonplaats wordt in verband met gevaar van inbraak bij de koopman, die tijdens de markt immers van huis is, niet noodzakelijk geacht.

Ad artikel 32, 33 en 34.

Deze artikelen zijn opgenomen om te voorkomen dat het aanzien van de markt wordt geschaad door praktijken van kooplieden, die hetzij misleidende prijsaanduidingen gebruiken, dan wel hun waren op minder hygiënische wijze uitstallen of ondeugdelijke meet- of weegwerktuigen gebruiken.

Weliswaar zullen bepaalde overtredingen ook door andere instanties kunnen worden geconstateerd, doch het algemeen marktbelang vergt een snel en doelmatig optreden. Dit wordt mogelijk gemaakt door de sancties die in de artikelen 38 en 39 zijn gesteld op het niet nakomen van deze voorschriften. Om strijd met (hogere) wetgeving te voorkomen, waardoor gevaar van onverbindendverklaring van de artikelen 32, 33 en 34 door rechterlijke instanties dreigt, is in deze artikelen verwezen naar de betreffende wetten.

Ad artikel 35.

Ten aanzien van het begrip voertuig in dit artikel kan het volgende worden opgemerkt:

In feite kan hier elk soort interpretatie aan worden gegeven.

Burgemeester en wethouders kunnen, bij enge interpretatie, ter uitwerking van dit artikel, b.v. vrijstelling verlenen voor boodschappenkarretjes, rolstoelen, kinderwagens, etc..

Bij extensieve interpretatie in de zin van een voertuig als verkeersobject naar analogie van de wegenverkeerswetgeving, zouden burgemeester en wethouders een op dit artikel geënt verbod op het aan de hand meevoeren van fietsen en andere tot berijden bestemde voertuigen op het marktterrein kunnen stellen {met uitzondering van rolstoelen).

Aangezien het terrein op de dag(en) dat er markt wordt gehouden echter niet valt onder de Wegenverkeerswet, gaat de voorkeur uit naar een enge interpretatie van het begrip voertuig, zodat bij nadere uitwerking van dit artikel in de verordening een redactie zou kunnen worden gekozen, die als volgt wordt aangevuld:

  • 2.

    Onder een voertuig wordt in deze verordening verstaan elk object dat ten doel heeft over enige afstand een of meer personen of goederen te vervoeren.

  • 3.

    Niet onder de werking van het bepaalde in het eerste lid vallen kinderwagens, boodschappenwagentjes en rolstoelen, voor zover deze voldoen aan de daartoe door burgemeester en wethouders gestelde normen.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen onder door hen te stellen voorwaarden.

Het laatste lid zou men kunnen invoegen als men ontheffing wil geven voor aan de hand meegevoerde fietsen door ouderen of minder validen die hun boodschappen niet kunnen dragen.

Ad artikel 36.

De verkoop van waren op een markt dient uitsluitend te geschieden door de marktkooplieden aan wie door het bevoegd gezag vergunning daarvoor is verleend. Iedere andere wijze van verkopen op markten behoort verboden te zijn. Een uitzondering op deze regel kan worden gemaakt voor degenen, die de kooplieden van koffie, soepen e.d. voorzien.

Ad artikel 37.

Voor de handhaving van de orde op de markten is het noodzakelijk dat iedere vorm van propaganda tijdens de duur van de markt op het marktterrein wordt verboden. Als men dit soort activiteiten toelaat, kan dit immers leiden tot opeenhopingen van mensen en daarmee tot wanordelijkheden.

Mocht de gemeente in haar A.P.V. beschikken over een bepaling waarin een soortgelijk verbod is opgenomen voor door burgemeester en wethouders aangewezen wegen of gedeelten van wegen, dan wordt afgeraden dit artikel in de marktverordening op te nemen. In dat geval dienen burgemeester en wethouders op grond van het betreffende A.P.V.-artikel het marktterrein aan te wijzen als plaats (weg of weggedeelte) waar het verboden is met gedrukte stukken te venten, deze te verspreiden of propaganda te voeren.

De V.N.G. is de mening toegedaan dat artikel 37 van deze verordening dient te worden geschrapt in verband met strijd met artikel 7 van de Grondwet. Het C.O.M. is het met deze zienswijze niet eens.

Weliswaar zou men hier kunnen spreken van een algemeen verbod, bezien in het kader van deze verordening, maar aangezien het voor de markt bestemde gedeelte van de gemeente nooit het hele grondgebied van de gemeente kan omvatten, waarbij in aanmerking dient te worden genomen dat de raad wèl verordenende bevoegdheid heeft ten aanzien van het gehele grondgebied, moet men hier naar onze mening toch spreken van een beperkt verbod (alleen voor het marktterrein en uitsluitend gedurende de tijd dat de markt gehouden wordt), dat wel degelijk door de raad in deze vorm kan worden uitgevaardigd.

Het verschil van inzicht tussen V.N.G. en C.O.M, is dan ook louter van formeel-juridische aard, waarbij het C.O.M. bij hantering van de marktverordening uitgaat van het gehele stelsel van door de raad vastgestelde verordeningen, terwijl de V.N.G. deze verordening als een "lex sui generis" (geheel op zichzelf staande wet) ziet, wat naar het oordeel van het C.O.M. een onjuiste interpretatie is.

Mocht men echter de voorkeur geven aan de zienswijze van de V.N.G., dan verdient het aanbeveling om, als men niet over een zodanig artikel in de A.P.V. beschikt, alsnog een bepaling in de A.P.V. op te nemen waarbij het burgemeester en wethouders mogelijk wordt gemaakt bepaalde gedeelten van de gemeente aan te wijzen waar het venten met of het verspreiden van gedrukte stukken of het voeren van propaganda is verboden, waarna het marktterrein als zodanig door burgemeester en wethouders dient te worden aangewezen.

Ad artikel 39, 40 en 41.

Tegen overtredingen van de in deze verordening opgenomen bepalingen, alsmede tegen handelingen die de orde op de markt op enigerlei wijze kunnen verstoren, verdient voor wat de marktkooplieden betreft een administratieve afhandeling de voorkeur. Verwacht mag worden dat van de bepalingen, opgenomen in de artikelen 39 en 40, een sterk preventieve werking zal uitgaan.

In het algemeen is het gewenst (en krachtens de Algemene Wet Bestuursrecht onder omstandigheden verplicht), vóór toepassing van artikel 39 en 40, belanghebbenden in de gelegenheid te stellen hun mening (mondeling dan wel schriftelijk) kenbaar te maken.

In artikel 39 is een passage gewijd aan de niet-actieve standwerker (zie ook de toelichting bij artikel 18). Duidelijk kwam in het C.O.M. de wens naar voren om dergelijke "verkapte stille kramers" hard aan te kunnen pakken. Alleen met betrekking tot de voorschriften die ook door niet-kooplieden kunnen worden overtreden, zijn in artikel 41 strafbepalingen opgenomen. In het algemeen gesproken zal hier slechts in uitzonderingsgevallen gebruik van behoeven te worden gemaakt.