Regeling vervallen per 30-12-2021

Verordening op het Stads- en Landschapsschoon

Geldend van 14-06-2006 t/m 29-12-2021

Intitulé

Verordening Stads- en Landschapsschoon

De raad van de gemeente Zutphen,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 27 april 2006 met nummer SR/BMA 4.389;

besluit:

de Verordening Stads- en Landschapsschoon gewijzigd vast te stellen.

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Definities

De verordening verstaat onder:

  • -

    rechthebbende: een ieder, die over enige zaak enige zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht;

  • -

    handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van zaken of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;

  • -

    weg: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van de Algemene Plaatselijke Verordening Zutphen ;

  • -

    bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen metaal of, ander materiaal, welke op de plaats van bestemming, hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

  • -

    gebouw: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Woningwet;

  • -

    beschermd stadsgezicht: het gebied dat bij ministeriële beschikking van 16 december 1986 op grond van de Monumentenwet 1988 als zodanig is aangewezen, met in achtneming van wijzigingen in de aanwijzing sedertdien.

  • -

    't Rondje: winkelgebied begrenst door Oude Wand, Turfstraat, Houtmarkt, Sprongstraat, Beukerstraat tot Paardenwal met de binnen deze grens gelegen straten en stegen.

  • -

    bedrijfsterrein: grondgebied waar geconcentreerde bedrijfsactiviteiten plaatsvinden.

Artikel 2 Aanvraag vergunning

  • 1. Een aanvraag om een vergunning volgens deze verordening moet worden ingediend bij burgemeester en wethouders.

  • 2. Bij het aanvragen van een vergunning moeten de volgende gegevens in tweevoud worden overgeleg:

    • -

      situatietekening (schaal 1:500 of 1:1000);

    • -

      een omschrijving van hetgeen waarvoor vergunning wordt aangevraagd, onder opgave van de afmetingen, de materialen en de kleuren;

    • -

      geveltekeningen (schaal 1:100) (bestaande en nieuwe situatie);

    • -

      voor aanvragen als bedoeld in hoofdstuk 2 van deze verordening tekeningen (schaal 1:10) of foto's (minimaal 9 x 12 cm) die voldoende duidelijk zijn voor het beoordelen van de aanvraag;

    • -

      tekening(en) met principe-details die verband houden met het uiterlijk.

  • 3. Een aanvraag volgens het eerste lid moet ondertekend zijn door de rechthebbende of gebruiker van de onroerende zaak;

  • 4. Wordt de vergunning aangevraagd door een ander dan de rechthebbende, dan dient de aanvraag mede ondertekend te zijn door de rechthebbende van de onroerende zaak.

  • 5. Indien een aanvraag niet compleet is, stellen burgemeester en wethouders de aanvrager in de gelegenheid om de aanvraag binnen vier weken aan te vullen of te verbeteren.

Artikel 3 Adviserende instanties

Burgemeester en wethouders kunnen voordat zij op een aanvraag beslissen advies vragen aan de welstandscommissie als bedoeld in artikel 12 van de Woningwet en de gemeentelijke monumentencommissie. Beide commissies adviseren binnen vier weken nadat zij daartoe een verzoek van het college hebben ontvangen.

Artikel 4 Beslissen en vergunning

  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen binnen tien weken na ontvangst van de aanvraag. Zij kunnen hun beslissing verdagen. Van hun besluit tot verdaging doen zij schriftelijk mededeling aan de aanvrager en zij noemen daarin een redelijke termijn, waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

  • 2. Een vergunning volgens deze verordening wordt schriftelijk verleend en op naam gesteld van de rechthebbende of gebruiker van de onroerende zaak.

  • 3. Bij de vergunning wordt een door of namens burgemeester en wethouders gewaarmerkt exemplaar van de op de vergunning betrekking hebbende bescheiden gevoegd.

  • 4. Aan een vergunning kunnen burgemeester en wethouders voorschriften en beperkingen verbinden:

    • a.

      in het belang van de verkeersveiligheid;

    • b.

      ter voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van de in de nabijheid gelegen onroerende zaken.

  • 5. Een vergunning wegens artikel 7 geldt voor een periode van vijf jaar, gerekend vanaf de dag waarop zij is afgegeven. Na afloop van die periode wordt zij geacht te zijn verlengd voor een nieuwe periode van vijf jaar, tenzij burgemeester en wethouders uiterlijk acht weken vóór dat tijdstip aan de vergunninghouder schriftelijk kenbaar hebben gemaakt dat de vergunning zal ophouden te gelden.

Artikel 5 Weigeringsgronden

  • 1. Een vergunning kan worden geweigerd:

    • a.

      indien hetgeen waarvoor vergunning wordt gevraagd, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;

    • b.

      in het belang van de verkeersveiligheid;

    • c.

      in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van de in de nabijheid gelegen onroerende zaken;

    • d.

      indien reclame niet in een functionele en/of ruimtelijke relatie staat tot een onroerende zaak;

    • e.

      indien hetgeen waarvoor vergunning wordt gevraagd in strijd is met de volgens lid 2 vastgestelde nadere regels.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels vaststellen, die bij de beoordelingen van aanvragen worden gehanteerd.

Artikel 6 Intrekken vergunning

Een vergunning kan door burgemeester en wethouders worden ingetrokken indien:

  • a.

    een onroerende zaak verandering ondergaat en door het handhaven van de vergunning volgens deze verordening, de onroerende zaak naar het oordeel van burgemeester en wethouders wordt ontsierd en aan dit bezwaar door het stellen van voorschriften en/of beperkingen niet kan worden tegemoetgekomen;

  • b.

    blijkt, dat de vergunning volgens een onjuiste of onvolledige opgave is verleend, terwijl vaststaat dat de vergunning zou zijn geweigerd, als de opgave juist en volledig zou zijn geweest;

  • c.

    de vergunninghouder in strijd met de verleende vergunning handelt of de aan de verleende vergunning verbonden voorschriften niet heeft nageleefd;

  • d.

    daarvan gedurende 26 weken na haar dagtekening geen gebruik is gemaakt, of als - na aanvankelijk gebruik van de vergunning - hiervan gedurende een periode van tenminste 26 achtereenvolgende weken geen gebruik is gemaakt;

  • e.

    hetgeen waarvoor vergunning is verleend geen betrekking meer heeft op het bedrijf of beroep dat in de onroerende zaak wordt uitgeoefend;

  • f.

    de vergunninghouder dit verzoekt.

Hoofdstuk 2 Handelsreclame

Artikel 7A Verbodsbepaling

Het is voor zowel de rechthebbende als de hoofdgebruiker op een onroerende zaak verbo­den zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning die zaak of een daarop aanwezige zaak te gebrui­ken of het gebruik daarvan toe te laten voor het maken van han­delsre­clame, die vanaf de weg of vanaf een andere voor het publiek toegankelijke plaats zicht­baar is.

Artikel 7B Aanvraag om omgevingsvergunning voor het plaatsen van handelsreclame

In afwijking van het gestelde in artikel 2 tot en met artikel 6 dient een aanvraag om omgevingsvergunning voor het plaatsen van handelsreclame ingediend te worden bij het bevoegd gezag met gebruikmaking van het daarvoor vastgestelde aanvraagformulier.

In het Besluit omgevingsrecht is bepaald welke gegevens en bescheiden met de aanvraag ingediend moeten worden.

Artikel 8 Uitzonderingen op verbodsbepaling

  • 1. Het in artikel 7A gestelde verbod geldt niet ten aanzien van:

    • a.

      handelsreclame in het inwendige gedeelte van een onroerende zaak, tenzij deze ten doel heeft om handelsreclame te maken welke vanaf de weg of vanaf een andere voor publiek toegankelijke plaats zichtbaar is;

    • b.

      handelsreclame op borden, zuilen, muren of andere constructies, die door burgemeester en wethouders zijn aangewezen;

    • c.

      bekendmakingen van openbare verkoping, aanbiedingen ter verkoop, verhuur of verpachting van een onroerende zaak, voor zolang zij feitelijk betekenis hebben mits:

      • 1.

        zij worden aangebracht op of aan de onroerende zaak, dat te koop, te huur of in pacht wordt aangeboden;

      • 2.

        maximaal 2 bekendmakingen per onroerende zaak worden aangebracht;

      • 3.

        een bekendmaking geen groter oppervlakte heeft dan 0,50 m2;

    • d.

      handelsreclame voor het beroep, de dienst of het bedrijf, dat in of op de onroerende zaak wordt uitgeoefend of waarvoor die zaak is bestemd, mits deze:

      • 1.

        niet is verlicht;

      • 2.

        geen groter oppervlakte heeft dan 0,25 m2 en geen grotere afmeting in één richting heeft dan 0,50 meter;

      • 3.

        direct tegen de gevel is aangebracht;

      • 4.

        tussen de begane grondvloer en eerste verdiepingsvloer van de onroerende zaak is aangebracht;

    • e.

      aankondigingen, die volgens een wettelijke verplichting, dan wel volgens een wettelijk toegekende bevoegdheid worden aangebracht, mits de in de wet genoemde maten niet worden overschreden, of, indien geen maten zijn vastgesteld, deze geen grotere oppervlakte hebben dan 0,15 m2 en geen grotere afmeting in één richting van 0,50 m;

    • f.

      opschriften betrekking hebbend op de naam en/of aard van het in uitvoering zijnde bouwwerk en/of namen van degenen, die bij het ontwerp en/of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of op de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf en niet verlicht zijn, zulks voor zover zij feitelijk betekenis hebben;

    • g.

      opschriften en aankondigingen aan gebouwen en inrichtingen van openbaar vervoer, indien deze zijn aangebracht ten dienste van dat vervoer;

    • h.

      handelreclames op de perrons van de spoorwegen;

  • 2. Als door het bepaalde in het eerste lid geen omgevingsvergunning van het bevoegd gezag is vereist, dienen de daarin bedoelde reclameuitingen, bekendmakingen, opschriften en/of aankondigingen zodanig te worden uitgevoerd en aangebracht, dat de verkeersveiligheid niet in het geding komt en de zaak en/of de omgeving niet in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand.

Artikel 9 Handhaving

Als de met vergunning aangebrachte handelsreclame in een zodanige staat verkeert, dat de zaak en/of de omgeving hierdoor wordt ontsierd, kan het bevoegd gezag de eigenaar of de gebruiker van de zaak bij aanschrijving gelasten daarin verbetering te brengen of te verwijderen. De aangeschrevene is verplicht aan deze last te voldoen op de daarbij aan te geven wijze en binnen de daarbij te stellen termijn.

Hoofdstuk 3 Verlichting

Artikel 10 Verbodsbepaling

Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders gevels/gebouwen aan te lichten.

Artikel 11 Uitzondering op verbodsbepaling

Het verbod geldt niet voor kerken danwel bijzondere gebouwen en de door burgemeester en wethouders aangewezen panden in het kader van een verlichtingsplan.

Hoofdstuk 4 Het verven, sausen, bepleisteren en beplakken van bouwwerken

Artikel 12 Verbodsbepaling

Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders:

  • 1.

    het uiterlijk aanzien van een onroerende zaak met inbegrip van de ruiten, te wijzigen door dit geheel of ten dele te bepleisteren, te beplakken, te verven, te witten of anderszins van een bedekkende laag te voorzien, van een daarop aanwezige pleister- of verflaag of bedekkende laag te ontdoen danwel de ruiten op enigerlei wijze te veranderen, één en ander indien en voor zover de onroerende zaak zichtbaar is vanaf de weg of vanaf een andere voor het publiek toegankelijke plaats zichtbaar is;

  • 2.

    het uiterlijk aanzien van gevels van gebouwde onroerende zaken te wijzigen als gevolg van reiniging;

  • 3.

    afrasteringen, schuttingen en andere bouwwerken te beschilderen in dat gedeelte van de gemeente dat als beschermd stadsgezicht in de zin van de Monumentenwet is aangewezen en voorzover deze zichtbaar zijn vanaf een weg of vanaf een ander voor publiek toegankelijke plaats.

Artikel 13 Uitzonderingen op verbodsbepaling

Het verbod is niet van toepassing indien:

  • 1.

    bij herstel of onderhoud van een reeds bestaande toestand in dezelfde kleur en met gebruikmaking van dezelfde materiaalsoort;

  • 2.

    voor het wijzigen van de kleuren van geverfde lineaire bouwkundige elementen, waaronder in ieder geval worden begrepen, kozijn- en raamhout en dakgoten voorzover het een bouwwerk betreft, dat is gelegen buiten het gebied dat is aangewezen als beschermd stadsgezicht, mits de wijziging niet in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand.

Artikel 14 Handhaving

  • 1. Als bij herstel of onderhoud van een reeds bestaande toestand de betreffende onroerende zaak en/of de omgeving in ernstige mate wordt/worden ontsierd, is de eigenaar of de gebruiker van de zaak verplicht op schriftelijke last van burgemeester en wethouders die maatregelen te treffen, welke voor deze opheffing van de ontsiering worden voorgeschreven.

  • 2. De door burgemeester en wethouders volgens het vorige lid te geven voorschriften mogen alleen de kleur van de materialen, het materiaal zelf en de wijze van de daarmede uit te voeren bewerking betreffen.

  • 3. Als burgemeester en wethouders bij aanschrijving te kennen hebben gegeven, dat het bouwwerk niet in dezelfde kleuren opnieuw mag worden geverfd, gesausd of bepleisterd, is voor het verven, sausen of bepleisteren eveneens een vergunning van burgemeester en wethouders vereist.

Hoofdstuk 5 Opslag van oude materialen, caravans e.d.

Artikel 15 Verbodsbepaling

  • 1. Onverminderd het bepaalde in de geldenden Algemene Plaatselijke Verordening (A.P.V.), de Bouwverordening, het Bouwbesluit, het ter plaatse geldenden bestemmingsplan, danwel de Wet Milieubeheer is het verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders een onroerende zaak geheel of gedeeltelijk te gebruiken voor het opslaan, plaatsen of aanwezig hebben in de open lucht, van de volgende voorwerpen, stoffen of opslagplaatsen:

    • a.

      mestopslag, gierkelder of andere verzamelplaatsen van vuil, een verzameling ingekuild gras, lof, pulp, ingekuilde landbouwprodukten, puin, vuilnis, as, oude metalen, glas, afbraak, afval of lompen;

    • b.

      onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voertuigen of vaartuigen of onderdelen daarvan;

    • c.

      caravans, kampeerwagens, boten, tenten en andere voor recreatieve doeleinden bedoelde voorwerpen, indien het plaatsen of aanwezig hebben daarvan geschiedt voor verkoop of verhuur of anderszins voor een commercieel doel;

    • d.

      bromfietsen en motorvoertuigen of onderdelen daarvan, indien het plaatsen of aanwezig hebben daarvan geschiedt voor verkoop of verhuur of anderszins voor een commercieel doel.

      voor zover die voorwerpen, stoffen of opslagplaatsen zichtbaar zijn vanaf een weg of vanaf een andere voor het publiek toegankelijke plaats zichtbaar zijn.

    • e.

      opslag van bouwmaterialen terwijl er geen zicht is op verwerking binnen afzienbare tijd.

  • 2. Onder vuilnis of afval worden mede begrepen: papier, resten van levensmiddelen, flessen, blikken kratten of andere verpakkings- en emballagemateriaal, pallets, industrieel afval, huisafval en afgedankte voorwerpen.

Artikel 16 Uitzonderingen op verbodsbepaling

Het verbod geldt niet voor het hebben of opslaan van:

  • 1.

    afbraak, puin en oude materialen op of in een onroerende zaak ten behoeve van de uitvoering of het onderhoud van openbare werken;

  • 2.

    afbraak, puin en oude materialen op, in of in de onmiddellijke nabijheid van een onroerende zaak, waarop of waarin onderhouds-, herstel-, bouw-, of sloopwerkzaamheden worden verricht of uitgeoefend, indien en voorzover deze zaken voor bedoelde werkzaamheden nodig zijn, danwel van de onroerende zaak waarop of waaraan zij worden verricht, afkomstig zijn, doch in ieder geval niet langer dan één week na beëindiging van die werkzaamheden.

Artikel 17 Handhaving

Als er sprake is van het op ontoelaatbare wijze ontsieren van de zaak en/of de omgeving kunnen burgemeester en wethouders de rechthebbende of hoofdgebruiker van de onroerende zaak, waarop voorwerpen, stoffen of opslagplaatsen als bedoeld in artikel 15 zijn aangebracht, aanschrijven hetzij om deze te verwijderen, hetzij om de door hen aan te geven voorzieningen te treffen binnen de door burgemeester en wethouders gestelde termijn.

Hoofdstuk 6 Rolluiken, rolhekken, markiezen, zonneschermen, vlaggen en terrassen

Artikel 18 Relatie met "nadere regels"

  • 1. Ter uitwerking van artikel 9 van de Bouwverordening kunnen burgemeester en wethouders ten aanzien van rolluiken, rolhekken, markiezen, zonneschermen en vlaggen nadere eisen stellen.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen voor terrassen die niet op de weg worden geplaatst.

Hoofdstuk 7 Straf-, overgangs en slotbepalingen

Artikel 19 Strafbepalingen

  • 1. Overtreding van enig voorschrift krachtens deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste acht weken of een geldboete van de tweede categorie.

  • 2. Onder overtreding van enig voorschrift van deze verordening wordt mede begrepen het handelen in strijd met een verleende vergunning of met enig aan een vergunning verbonden voorschrift, danwel in strijd met een volgens deze verordening door het daartoe bevoegd verklaard gezag, gegeven regel, aanwijzing of aanschrijving.

    Onder "handelen" wordt in dit verband verstaan zowel "doen" als "hebben" en "nalaten".

Artikel 20 Toezicht en opsporing

  • 1. Met de opsporing van de in deze verordening strafbaar gestelde feiten zijn behalve de ambtenaren, genoemd in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast de daartoe door het bevoegd gezag aangewezen ambtenaren.

  • 2. Zo dikwijls de zorg voor de naleving van het bij of volgens deze verordening bepaalde dit vereist, wordt hierbij aan hen die met de zorg voor de naleving daarvan zijn belast, de last verstrekt al dan niet besloten ruimten, niet zijnde woningen en plaatsen, desnoods tegen de wil van de rechthebbende of gebruiker te betreden.

  • 3. Als de in het eerste lid bedoelde personen constateren, dat werkzaamheden worden verricht zonder, of in afwijking van een volgens deze verordening verleende vergunning, zijn zij bevoegd te gelasten, dat die werkzaamheden worden stopgezet. Deze last kan mondeling worden gegeven.

  • 4. Op verzoek van de belanghebbende wordt deze mondelinge lastgeving door of vanwege het bevoegd gezag schriftelijk bevestigd. Hij tot wie een dergelijk bevel wordt gericht, is verplicht daaraan onverwijld gevolg te geven.

  • 5. De houder van een vergunning is verplicht deze vergunning op eerste vordering van een ambtenaar, belast met de zorg voor de naleving van een of meer bepalingen van deze verordening ter inzage af te geven aan deze ambtenaar.

Artikel 21 Vrijstellingsmogelijkheden

  • 1. Het bevoegd gezag kan van de in deze verordening genoemde bepalingen afwijken als redelijkerwijs niet aan de bepalingen uit de veordening kan worden voldaan.

  • 2. Het bevoegd gezag kan van de in deze verordenig genoemde bepalingen afwijken voor tijdelijke uitingen zoals uitverkopen, waarbij een termijn kan worden gesteld.

Artikel 22 Overgangsbepalingen

  • 1. Als voor het tijdstip van de inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om ontheffing of vergunning is ingediend en op of na het tijdstip van het van kracht worden van deze verordening nog niet op de aanvraag is beslist, zijn de bepalingen van de ingetrokken verordening van toepassing, tenzij de aanvrager de wens te kennen geeft, dat de bepalingen van deze verordening worden toegepast.

  • 2. Verplichtingen krachtens de ingetrokken verordening blijven bestaan.

  • 3. Handelsreclame-uitingen, die voordat deze verordening in werking is getreden zijn aangebracht zonder de vereiste vergunning en waarvoor op grond van deze verordening geen vergunning kan worden verleend, dienen onmiddellijk te worden verwijderd.

Artikel 23 Slotbepalingen

Het in deze verordening bepaalde geldt niet, als en voor zover de Woningwet, de Bouwverordening, de Monumentenwet, de gemeentelijke Monumentenverordening, de Wet op de Ruimtelijke Ordening, de Wet Milieubeheer, de Afvalstoffenwet, de Wet Chemische Afvalstoffen, de Wet Bodembescherming of de Verordening Grondwaterbeschermingsgebieden Gelderland van toepassing is.

Artikel 24 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening op het Stads- en Landschapsschoon 2006".

Artikel 25 Tijdstip van inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag van publicatie in de Zutphense Koerier. Alsdan vervalt de Verordening op het Stads- en Landschapsschoon 1998, vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van 17 december 1998, met inachtneming van de wijzigingen sedertdien.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van
de raad van de gemeente Zutphen,
gehouden op:
De voorzitter, de griffier,