Regeling vervallen per 18-11-2010

Verordening Tegemoetkoming Wet kinderopvang gemeente Zutphen 2006

Geldend van 01-01-2006 t/m 17-11-2010

Intitulé

Verordening Tegemoetkoming Wet kinderopvang gemeente Zutphen 2006

De raad van de gemeente Zutphen,

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 27 oktober 2005 nr SAM/BA 11.551 inzake kinderopvang sociaal medische indicatie;

Gelet op artikel 25 van de Wet kinderopvang en artikel 149 van de Gemeentewet,

Overwegende dat het noodzakelijk is de verlening, de voorschotverlening en de vaststelling van de tegemoetkoming van de gemeente in de kosten van kinderopvang voor de wettelijke doelgroepen en de niet-wettelijke doelgroep sociaal-medisch geïndiceerden bij verordening te regelen;

Besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening Tegemoetkoming Wet kinderopvang gemeente Zutphen 2006

HOOFDSTUK I ALGEMEEN

§ 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    het college: het college van burgemeester en wethouders;

  • b.

    de wet: de Wet kinderopvang;

  • c.

    subsidieplaats: kinderopvang gefinancierd door middel van een gemeentelijke subsidie en ouderbijdrage;

  • d.

    sociaal medische indicatie: een schriftelijke verklaring waaruit blijkt dat kinderopvang om sociaal medische redenen noodzakelijk is;

  • e.

    ouderbijdrage: een vast percentage van de kosten.

HOOFDSTUK II TEGEMOETKOMING NIET WETTELIJKE DOELGROEP

§ 2. NIET WETTELIJKE DOELGROEP SOCIAAL MEDISCH GEïNDICEERDEN

Artikel 2 Doelgroep Sociaal medische indicatie

  • a. De ouder die per 31 december 2005 gebruik maakt van een subsidieplaats kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie (KOSI) en die op grond van de wet Kinderopvang geen recht heeft op een tegemoetkoming in de kosten en waarvan het desbetreffende kind jonger is dan 2,5 jaar.

  • b. De ouder die na 31 december 2005 gebruik gaat maken van kinderopvang en op grond van de wet Kinderopvang geen recht heeft op een tegemoetkoming in de kosten maar wel een sociaal medische indicatie heeft waaruit de noodzaak voor kinderopvang blijkt, afgegeven door een organisatie die beschikt over adequate deskundigheid. Het college kan besluiten extra medisch advies in te winnen.

  • c. Kinderen die 2,5 jaar of ouder zijn komen in principe niet in aanmerking voor de kinderopvang. Ouders zullen in dat geval worden doorverwezen naar de peuterspeelzaal. Het college kan –in bijzondere situaties- besluiten hiervan af te wijken.

Artikel 3 Aanvraag kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie

De bijdrage in kosten van kinderopvang op grond van deze verordening wordt aangevraagd door middel van een - door het college vastgesteld- verwijzingsformulier. Het standaard-aanbod is 2 dagdelen. Op verzoek van de verwijzer kan het college besluiten hiervan, voor een bepaalde periode afwijken.

Artikel 4 Hoogte van de gemeentelijke bijdrage en ouderbijdrage

  • a. De hoogte van de bijdrage van de gemeente in de kosten van kinderopvang bedraagt maximaal 110% van de vastgestelde kostprijs per uur overeenkomstig het Besluit Tegemoetkoming Kinderopvang.

  • b. De ouderbijdrage bestaat uit een vast bedrag per maand en wordt jaarlijks door het college vastgesteld.

  • c. Ouders met een WWB-uitkering hebben geen eigen bijdrage.

  • d. De ouderbijdrage wordt door de kinderopvangorganisatie geïnd en periodiek aan de gemeente overgemaakt.

Artikel 5 Weigeringsgronden

Het college weigert de bijdrage in de kosten van kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie indien:

  • a.

    de aanvrager niet behoort tot de doelgroep in artikel 2a van deze paragraaf;

  • b.

    de aanvrager reeds een tegemoetkoming op grond van een sociaal medische indicatie ontvangt, of kan ontvangen, of een tegemoetkoming anders dan van het Rijk ontvangt of kan ontvangen;

Artikel 6 Subsidieplafond

Het college kan een subsidieplafond instellen voor de tegemoetkoming van de niet-wettelijke doelgroep.

HOODFSTUK III TEGEMOETKOMING WETTELIJKE DOELGROEP

§ 3. AANVRAAG VAN DE TEGEMOETKOMING

Artikel 7 Te verstrekken gegevens bij de aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat:

    • a.

      naam, adres en sofi-nummer van de ouder;

    • b.

      indien van toepassing: naam en sofi-nummer van de partner en, indien dit een ander adres is dan het adres van de ouder: het adres van de partner;

    • c.

      naam, geboortedatum en sofi-nummer van het kind of de kinderen waarop de aangevraagde tegemoetkoming betrekking heeft;

    • d.

      een offerte of contract van het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen waarin in ieder geval wordt aangegeven: het aantal uren kinderopvang per kind, de kostprijs per uur en de aanvangsdatum van de opvang;

    • e.

      gegevens of een verwijzing naar gegevens waaruit blijkt dat de ouder behoort tot de groep personen als bedoeld in artikel 22 van de wet;

    • f.

      overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag van de tegemoetkoming.

  • 2. Het college kan bepalen dat de aanvraag geschiedt met behulp van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

  • 3. Indien de ouder een partner heeft, wordt de aanvraag mede ondertekend door de partner.

§ 4. VERLENING VAN DE TEGEMOETKOMING

Artikel 8 Het besluit tot verlenen van de tegemoetkoming

  • 1. Het college besluit over de aanvraag binnen vierweken na ontvangst van alle benodigde gegevens.

  • 2. Het college kan dit besluit met ten hoogste vier weken verdagen. Het stelt de ouder hiervan schriftelijk in kennis.

Artikel 9 Weigeringsgrond

Het college weigert de tegemoetkoming indien de ouder niet behoort tot de personen als bedoeld in artikel 22 van de wet.

Artikel 10 Ingangsdatum van de tegemoetkoming

  • 1. De tegemoetkoming wordt verleend met ingang van de datum waarop de aanvraag voor de tegemoetkoming door het college in ontvangst is genomen.

  • 2. Als op deze datum nog geen kinderopvang plaatsvindt, wordt de tegemoetkoming verleend met ingang van de datum waarop de kinderopvang zal plaatsvinden.

Artikel 11 De periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend

  • 1. De tegemoetkoming wordt verleend voor de periode van een tegemoetkomingsjaar.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan het college de tegemoetkoming voor een andere periode verlenen.

Artikel 12 Omvang van de kinderopvang

  • 1. Het college verleent de tegemoetkoming voor het aantal uren kinderopvang dat door de ouder is aangevraagd.

  • 2. In afwijking van het eerste lid verleent het college bij een ouder als bedoeld in artikel 24, eerste lid, onderdeel a, of tweede lid, onderdeel a, van de wet de tegemoetkoming voor het aantal uren kinderopvang dat naar zijn oordeel redelijkerwijs noodzakelijk is voor de combinatie van arbeid en zorg.

Artikel 13 Inhoud van de beschikking

Het besluit tot verlening van een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat in ieder geval:

  • a.

    de vaststelling tot welke van de gemeentelijke doelgroepen de ouder behoort;

  • b.

    de naam en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de tegemoetkoming betrekking heeft;

  • c.

    de naam en adres van het kindercentrum of gastouderbureau waar de kinderopvang plaatsvindt;

  • d.

    de periode en de omvang van de kinderopvang per tijdvak waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend;

  • e.

    de wijze waarop het bedrag van de tegemoetkoming wordt bepaald en het bedrag dat op basis hiervan wordt verleend;

  • f.

    de wijze waarop de tegemoetkoming wordt uitbetaald;

  • g.

    de verplichtingen van de ouder.

Artikel 14 De bevoorschotting van de tegemoetkoming

  • 1. De tegemoetkoming wordt in de vorm van een voorschot in maandelijkse termijnen uitbetaald.

  • 2. Het college kan nadere voorschriften stellen over de wijze van bevoorschotting.

§ 5. VASTSTELLING VAN DE TEGEMOETKOMING

Artikel 15 Het besluit tot vaststelling van de tegemoetkoming

  • 1. De ouder verstrekt binnen vierweken na afloop van de periode waarvoor de tegemoetkoming is verleend aan het college een overzicht van de feitelijke kosten van kinderopvang over deze periode.

  • 2. Het college stelt de tegemoetkoming binnen achtweken na ontvangst van het overzicht van de kosten vast.

Artikel 16 Verrekening met de voorschotten

De tegemoetkoming wordt overeenkomstig de vaststelling binnen vierweken betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.

§ 6. VERPLICHTINGEN VAN DE OUDER

Artikel 17 Inlichtingenplicht

  • 1. De ouder of de partner doet het college onmiddellijk na het bekend worden daarvan uit eigen beweging schriftelijk mededeling van inlichtingen en gegevens die kunnen leiden tot de vaststelling van een lagere tegemoetkoming.

  • 2. De ouder of partner verstrekt desgevraagd aan het college, binnen een door het college te stellen redelijke termijn, alle gegevens en inlichtingen van hem en zijn partner die voor de aanspraak op en de hoogte van de tegemoetkoming van de gemeente van belang zijn.

§ 7. SLOTBEPALINGEN

Artikel 18 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2006. De Verordening Wet kinderopvang gemeente Zutphen is vanaf dat moment ingetrokken.

Artikel 19 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Verordening Tegemoetkoming Wet kinderopvang (VWk) gemeente Zutphen 2006.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Zutphen,
gehouden op: 21 november 2005
De voorzitter, de griffier,

TOELICHTING

Algemeen

Vanaf 1 januari 2005 is de Wet Kinderopvang in werking getreden. Deze wet regelt o.a. de bekostiging van kinderopvang. De wetgever gaat ervan uit dat de kosten van de kinderopvang gedeeld worden door ouders, werkgevers en rijksoverheid. Gemeenten hebben de wettelijke plicht het ontbrekende “werkgeversdeel” (tegemoetkoming in de kosten voor kinderopvang) te bekostigen aan – door het Rijk – vastgestelde doelgroepen die geen werkgever hebben. Aanvankelijk was het de bedoeling dat ouders en kinderen met een sociaal medische indicatie voor kinderopvang vanaf 1 januari 2005 ook onder de Wet Kinderopvang zouden vallen en in aanmerking zouden komen voor een tegemoetkoming in de kinderopvangkosten. Medio 2004 heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid besloten om de artikelen in de wet Kinderopvang inzake de doelgroep sociaal medisch geïndiceerden voorlopig nog niet in werking te laten treden. Gemeenten kunnen voor deze doelgroep eigen beleid ontwikkelen.

Door de groep ouders en kinderen met een sociaal medische indicatie ook onder de Verordening kinderopvang te brengen kan hen ook een tegemoetkoming in de kosten worden verleend.

De tegemoetkoming voor deze niet wettelijke doelgroep is bovenaan de verordening opgenomen, om duidelijk te maken dat de rest van de verordening alleen de wettelijke doelgroep betreft. Om redenen van efficiency is er daarom ook voor gekozen een geheel nieuwe verordening vast te stellen. Hieronder worden alleen de wijziging in de verordening toegelicht.

Artikelsgewijs

Artikel 2 Doelgroep

Ouders die in 2005 gebruikt maken van het KOSI-project vallen automatisch onder de nieuwe regeling. Deze ouders zullen na besluitvorming schriftelijk worden geïnformeerd over de gewijzigde regeling.

Organisaties die beschikken over adequate deskundigheid zijn o.a. Ouder-kindcentra (zoals het consultatiebureau), Algemeen maatschappelijk werk, huisartsen, jeugdhulpverlening,…

Artikel 3 Aanvraag

Alleen middels een verwijzingsformulier kan een aanvraag worden ingediend. De verwijzer stuurt dit formulier op naar de gemeente t.a.v. consulent kinderopvang. De consulent nodigt de ouder/ouders uit voor het regelen van de aanvraag en het regelen van de kinderopvang.

Op het verwijzingsformulier staat de maximale omvang (standaard 2 dagdelen) vermeld waarvoor een aanvraag ingediend kan worden en een afbakening van de doelgroep qua leeftijd. Redenen hiervoor zijn:

  • °

    Kostenbeperking. Met het budget kunnen meer gezinnen bereikt worden.

  • °

    Alleen aanbod ontwikkelen waarvoor nog geen ander alternatief aanwezig is. Er is bewust gekozen voor de leeftijdsgroep 0 tot 2,5 jaar, omdat voor deze groep geen (opvang)aanbod bestond. Vanaf 2,5 jaar is het aanbod peuterspeelzaalwerk. Overlap is niet wenselijk.

Op verzoek van de verwijzer kan het college besluiten hiervan af te wijken voor een bepaalde periode.

Artikel 4 Hoogte van de gemeentelijke bijdrage en ouderbijdrage

Het project heeft geleerd dat de plaatsing en begeleiding van KOSI kinderen meer zorg vraagt dan reguliere opvang. Hoewel dit lang niet bij alle kinderen het geval is, is toch gebleken dat meer ondersteuning nodig, bijvoorbeeld extra gesprekken met de verwijzer of met andere hulpverleningsintanties en de ouders.

De gemeente regelt de kinderopvang rechtstreeks met de kinderopvangorganisatie. Aan de hand van facturen betaalt de gemeente de kosten. De kinderopvangorganisatie int de ouderbijdrage en betaalt deze periodiek aan de gemeente terug.

De ouderbijdrage zal circa 6% van de opvangkosten bedragen. Dit is overgenomen uit een advies van de VNG. Hiermee wordt recht gedaan aan:

  • °

    het profijtbeginsel (burger wordt in het algemeen geacht een eigen bijdrage te betalen voor door de overheid meegefinancierde diensten omdat zij er – in meer of mindere mate – profijt van hebben).

  • °

    en het besparingsbeginsel (ouders besparen op de kosten van levensonderhoud voor hun kinderen gedurende de opvang).

Met het draagkrachtbeginsel wordt bij deze methode geen rekening gehouden. Echter een inning van een inkomensafhankelijke bijdrage vraagt een uitgebreid onderzoek naar inkomenssituatie en berekeningen van de bijdrage. Gelet op de tijdelijkheid van deze regeling, adviseert de VNG om het beleid eenvoudig te houden met een minimum aan administratieve lasten.

De ouderbijdrage in 2006 zal hoger zijn dan in 2005. Voor ouders die in 2005 gebruik maakten van het KOSI-project en in 2006 een hogere ouderbijdrage moeten betalen, zal een overgangsregeling worden getroffen. Ouders met een WWB-uitkering betalen geen ouderbijdrage. Dit sluit aan bij de Wet Kinderopvang, waar de doelgroep met een WWB-uitkering – in principe – ook geen eigen bijdrage betaalt.

Artikel 5. Weigeringsgronden

Naast de weigeringsgrond in dit artikel kent de Awb ook een aantal gronden om de subsidieverlening te weigeren. Ook deze weigeringsgronden zijn van toepassing. Artikel 4:35 bepaalt dat de subsidieverlening kan worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

  • a.

    de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

  • b.

    de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

  • c.

    de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

Het tweede lid van artikel 4:35 bepaalt dat de subsidieverlening voorts in ieder geval kan worden geweigerd indien de aanvrager:

  • a.

    in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid, of

  • a.

    failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

Artikel 6. Subsidieplafond

Er kan op jaarbasis niet meer worden verstrekt, dan het voor deze regeling beschikbare bedrag. Indien het subsidieplafond is bereikt worden ouders op een wachtlijst geplaatst.

Artikel 19 Citeertitel

Om duidelijk te maken dat het de nieuwe verordening betreft is er voor gekozen de titel te wijzigen in: “Verordening Tegemoetkoming Wet kinderovang gemeente Zutphen 2006”.