Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening Individuele Wmo-voorzieningen gemeente Zutphen

Geldend van 01-01-2013 t/m 31-12-2014

Intitulé

Verordening Individuele Wmo-voorzieningen gemeente Zutphen

De raad van de gemeente Zutphen,

gelezen het voorstel van College van 04 december 2012 met nummer KC/PBI99530;

gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning;

besluit:

  • 1.

    de Verordening Individuele Wmo-voorzieningen gemeente Zutphen vast te stellen;

  • 2.

    ...

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere uitwerking wordt verstaan onder:

Aanvrager: een persoon die in het kader van deze verordening een beroep doet op de gemeente en die ten gevolge van zijn persoonskenmerken , aantoonbare beperkingen ondervindt bij het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van het huishouden, bij het normale gebruik van de woning; bij het verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel of bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden.

Algemeen gebruikelijk: naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruiks- dan wel bestedingspatroon van iemand als de aanvrager behorend.

Algemene voorziening: een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt.

Beleid: beleid individuele Wmo voorzieningen gemeente Zutphen.

Beperkingen: moeilijkheden die een aanvrager heeft ten gevolge van een beperking, chronisch psychische of psychosociale problemen met het uitvoeren van activiteiten bij het zelfstandig functioneren en deelname aan het maatschappelijk verkeer.

Bruikleen: het in gebruik geven van een voorziening waarbij het eigendom in handen blijft van de gemeente Zutphen, en waarbij voor de meeste voorzieningen een eigen bijdrage verschuldigd is.

Budgethouder: een persoon aan wie ingevolge deze verordening een persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming is toegekend en die aan het college verantwoording verschuldigd is over de besteding er van.

College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen.

Compensatiebeginsel (het compenseren): de algemene verplichting aan het gemeentebestuur om personen met aantoonbare beperkingen op grond van persoonskenmerken door het treffen van voorzieningen een gelijkwaardige uitgangspositie te verschaffen zodat zij zo veel mogelijk zelfredzaam zijn en in staat tot maatschappelijke participatie.

Eigen bijdrage in de kosten: een door het college vast te stellen bijdrage, die bij een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget of een financiële vergoeding betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (AMvB) van toepassing zijn.

Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening. Deze kan worden afgestemd op het inkomen van de aanvrager.

Forfaitaire vergoeding: Een financiële tegemoetkoming in de vorm van een vast bedrag dat ineens en los van de werkelijke kosten van een voorziening wordt verstrekt.

Gemeenschappelijke ruimte: gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorende tot de te onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woning van de aanvrager vanaf de toegang van het woongebouw te bereiken.

Gebruikelijke Zorg: zorg binnen een leefeenheid waarvan het gebruikelijk is dat het aan elkaar wordt verleend; zoals beschreven in het Protocol gebruikelijke zorg van april 2005 van het CIZ

Huisgenoot: iedere meerderjarige met wie de aanvrager duurzaam gemeenschappelijk een woning bewoont.

Hoofdverblijf: de woonruimte waar de aanvrager zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven of ingeschreven zal gaan worden, dan wel het feitelijk woonadres indien de aanvrager een in de gemeentelijke basisadministratie geregistreerd briefadres heeft.

Huishoudelijke hulp: de verzorging als bedoeld in artikel 1 onder h van de wet.

Individuele voorziening: een voorziening die individueel wordt aangeboden indien een algemene voorziening geen adequate oplossing biedt.

Leefeenheid: alle bewoners op één adres die samen duurzaam een huishouden voeren, niet zijnde kamerbewoners of personen die vanwege een zorgbehoefte op één adres ieder zelfstandig wonen.

Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning; het zich in en om de woning verplaatsen; het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen; het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven.

Maatwerk:bij het bepalen van de voorzieningen houdt het college rekening met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager van de voorziening, waaronder de verandering van de woning in verband met wijziging van de leefsituatie, alsmede de capaciteit van de aanvrager om uit een oogpunt van kosten zelf in maatregelen te voorzien.

Mantelzorger: iemand die mantelzorg verleent als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b. van de wet.

Meerkosten: kosten van een mogelijk krachtens de wet te verlenen voorziening, voorzover dit deel van de kosten uitgaat boven voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van een dergelijke voorziening.

Norminkomen:Het inkomen zoals bedoeld in artikel 21 onder e van de Algemene wet inzake de rijksbelastingen over het peiljaar.

Peiljaar: Het jaar vóór het afgelopen kalenderjaar.

Persoonskenmerken: Alle somatische, verstandelijke, lichamelijke, zintuiglijke psychogeriatrische, psychiatrische, psychische of psychosociale kenmerken van een persoon.

Persoonsgebonden budget: een geldbedrag, zoals bedoeld in artikel 6 en 6a van de wet, waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen verwerft en waarop de regels in deze verordening en het Beleid individuele Wmo voorzieningen gemeente Zutphen van toepassing zijn.

Professionele organisatie: organisatie die zich speciaal richt op het verwerven en uitvoeren van huishoudelijke hulp door middel van betaalde krachten.

Uitraasruimte: een verblijfsruimte waarin een gehandicapte die vanwege een gedragsstoornis ernstig ontremd gedrag vertoont zich kan afzonderen of tot rust kan komen.

Voorliggende voorziening: elke voorziening buiten de reikwijdte van deze verordening waarop de aanvrager aanspraak kan maken, dan wel een beroep kan doen om zijn beperkingen te compenseren.

Voorziening in natura: een voorziening die in eigendom, in bruikleen, in huur of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt.

Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning.

Woonruimte: een woning, waaronder ook wordt verstaan een woonwagen als bedoeld in de Woningwet en een woonschip op een ligplaats als bedoeld in de Huisvestingswet, voor permanente bewoning bestemd en geschikt en waarbij geen wezenlijke woonfuncties, zoals woon- en slaapruimten, was- en kookgelegenheid en toilet met andere woningen wordt gedeeld.

Zelfredzaamheid: het lichamelijk, verstandelijk, geestelijk of financiële vermogen om voorzieningen te treffen die deelname aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken.

Artikel 2 Algemene beoordelingscriteria

  • 1. Een voorziening kan worden toegekend voor zover:

    • a.

      Deze noodzakelijk is om de beperkingen op het gebied van het voeren van het huishouden, het verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan geheel of in ieder geval zoveel mogelijk te compenseren.

    • b.

      Deze, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst compenserende voorziening kan worden aangemerkt.

    • c.

      Deze in overwegende mate op het individu is gericht.

    • d.

      De aanvrager niet zelf over de capaciteiten beschikt om zelf of met behulp van zijn huisgenoot en of (sociale) omgeving in maatregelen te voorzien om de beperkingen met betrekking tot maatschappelijke participatie te compenseren.

    • e.

      Er geen voorliggende voorziening aanwezig is, of indien wel aanwezig, deze niet adequaat is in de individuele situatie en de aanvrager niet in staat is van deze voorziening gebruik te maken.

  • 2. Een voorziening wordt niet toegekend indien:

    • a.

      De voorziening voor iemand als aanvrager algemeen gebruikelijk is.

    • b.

      Aanvrager niet zijn hoofdverblijf in de gemeente Zutphen heeft.

    • c.

      Aanvrager, indien van toepassing met behulp van mensen die tot zijn leefeenheid behoren, de belemmeringen die hij ondervindt kan beperken of kan opheffen door het anders organiseren van het dagelijkse leven of huishouden.

    • d.

      De aanvrager zich bewust in een situatie heeft gebracht waarin hij, al dan niet opnieuw, aanspraak moet maken op een voorziening.

    • e.

      Op grond van enige privaatrechtelijke verbintenis aanspraak op een voorziening bestaat.

    • f.

      De aangevraagde voorzieningen betrekking hebben op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw.

    • g.

      Er aan de zijde van de aanvrager geen sprake is van aantoonbare meerkosten in

    • h.

      vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd.

    • i.

      De aanvraag betrekking heeft op kosten die de aanvrager voorafgaand aan het moment van beschikken heeft gemaakt en de (medische) noodzaak en de relatie tussen de goedkoopst compenserende voorziening en de gemaakte kosten achteraf niet meer is vast te stellen.

    • j.

      De aangevraagde voorziening al eerder op grond van deze of voorafgaande verordeningen is verstrekt en de voorziening nog niet is afgeschreven. Mocht de toegekende voorziening verloren zijn gegaan door omstandigheden die niet aan de aanvrager toe te rekenen zijn, dan kan een voorziening worden verstrekt.

    • k.

      De aard en omvang van de beperking niet gecompenseerd hoeft te worden.

    • l.

      Er geen medische noodzaak is.

    • m.

      De aanvraag een therapeutisch doel dient.

Artikel 3 De te bereiken resultaten

De op basis van artikel 4 lid 1 van de Wet via compenseren maatregelen te bereiken resultaten zijn:

  • 1.

    Een schone en leefbare woning. Het te bereiken resultaat bestaat uit het kunnen wonen in een woning die schoon is. Dit geldt voor de ruimten die voor dagelijks gebruik noodzakelijk zijn: woonkamer, slaapvertrek(ken), keuken, badkamer en toilet en de toegang tot deze ruimten.

  • 2.

    Wonen in een geschikte woning. Het te bereiken resultaat bestaat uit het normaal gebruik kunnen maken van de woning waarover de aanvrager beschikt. Dit geldt voor de woonkamer, slaapvertrek(ken), keuken, badkamer, toilet, berging, terras en balkon. Hiertoe kunnen voorzieningen worden getroffen voor de bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid van de woning.

  • 3.

    Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften. Het te bereiken resultaat bestaat uit het voorzien in maaltijden en het doen van boodschappen voor dagelijkse activiteiten (levensmiddelen, toilet- en schoonmaakartikelen).

  • 4.

    Beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding. Het te bereiken resultaat bestaat uit het gewassen, zo nodig gestreken, opgevouwen of opgehangen zijn van de aanwezige kleding.

  • 5.

    Het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren. Het te bereiken resultaat van het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren bestaat uit de dagelijkse gebruikelijke zorg voor in het huishouden aanwezige kinderen.

  • 6.

    Zich verplaatsen in en om de woning. Het te bereiken resultaat bestaat uit het in staat zijn de woonkamer, keuken, slaapvertrek(ken), het toilet, de badkamer, het terras of balkon en bestemmingen in de directe woon- en leefomgeving te kunnen bereiken en er zich zodanig kunnen redden dat het in aanvaardbare mate zelfstandig functioneren mogelijk is.

  • 7.

    Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel. Het te bereiken resultaat bestaat uit het kunnen doen van dagelijkse boodschappen, het kunnen bezoeken van familie en vrienden en het doen van gewenste of noodzakelijke activiteiten.

  • 8.

    Medemensen ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aangaan. Het te bereiken resultaat betreft de mogelijkheid om lokaal medemensen te ontmoeten en op basis hiervan sociale verbanden aan te gaan.

Hoofdstuk 2. Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen.

Artikel 4 Keuzevrijheid

Een individuele voorziening kan verstrekt worden in natura, als financiële tegemoetkoming, als persoonsgebonden budget en als financiële vergoeding. Het college stelt in het ‘beleid individuele voorzieningen gemeente Zutphen’ vast in welke situaties de keuze tussen deze voorzieningen wordt geboden.

Artikel 5 Voorziening in natura

Indien een voorziening in natura wordt verstrekt, die eigendom blijft van de gemeente Zutphen danwel de leverancier, is de bruikleenovereenkomst, huurovereenkomst of dienstverleningsovereenkomst gemeente Zutphen, danwel een gelijkluidende overeenkomst tussen leverancier en aanvrager van toepassing.

Artikel 6 Financiële tegemoetkoming

  • 1. Bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming zijn de voorwaarden uit het Beleid individuele Wmo voorzieningen gemeente Zutphen van toepassing.

  • 2. Het besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming kan worden ingetrokken indien blijkt dat de financiële tegemoetkoming niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor deze was verleend.

Artikel 7 Persoonsgebonden budget.

Op het persoonsgebonden budget zoals genoemd in artikel 6 van de wet, zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

  • 1.

    Een persoonsgebonden budget wordt alleen verstrekt ten aanzien van individuele voorzieningen.

    • a.

      De omvang van het persoonsgebonden budget wordt, met uitzondering van het persoonsgebonden budget voor vergoeding van een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5 lid 2 van de Wet op de loonbelasting 1964, afgeleid van de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst compenserende te verstrekken voorziening in natura.

    • b.

      Indien nodig wordt het persoonsgebonden budget aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingkosten, zoals vastgelegd in Beleid individuele Wmo voorzieningen gemeente Zutphen.

    • c.

      Het college is bevoegd om verplichtingen aan de beschikking tot verlening van een persoonsgebonden budget te verbinden.

  • 2.

    De toekenning van het te verstrekken persoonsgebonden budget, de omvang, de looptijd en het te bereiken effect ervan worden bij beschikking vastgesteld.

  • 3.

    Bij de beschikking wordt, voor zover van toepassing, een programma van eisen verstrekt waarin aangegeven is aan welke vereisten de met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening dient te voldoen om verantwoord en duurzaam te zijn.

  • 4.

    Het besluit tot verlening van een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken of gewijzigd:

    • a.

      indien het persoonsgebonden budget niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor deze was verleend;

    • b.

      met ingang van de dag waarop blijkt dat de budgethouder geen prijs meer stelt op het budget of de budgethouder er geen gebruik meer van maakt;

    • c.

      met ingang van de dag waarop de budgethouder zijn verplichtingen niet nakomt.

  • 5.

    De voorziening, niet zijnde dienstverlening, die wordt aangeschaft met dit persoonsgebonden budget wordt, zodra deze voorziening voor afloop van de afschrijvingstermijn niet meer gebruikt wordt, onder eventuele verrekening van ingebrachte eigen middelen, geretourneerd aan het college.

  • 6.

    Het persoonsgebonden budget kan ook als financiële vergoeding verstrekt worden in geval er sprake is van een “vergoeding voor een arbeidsverhouding als bedoelding artikel 5, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964” (alfahulp. De financiële vergoeding wordt alleen toegepast wanneer er sprake is van een bemiddelde hulp en de bemiddelingsorganisatie namens de aanvrager zorg draagt voor de loonbetaling en verantwoording ervan.

Artikel 8 Persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen en rolstoelen

Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen en rolstoelen wordt vastgesteld op basis van:

  • a.

    De tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening, indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie, of

  • b.

    De tegenwaarde van de huurprijs van de goedkoopst compenserende voorziening inclusief onderhoud en reparatie zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald.

Artikel 9 Eigen bijdragen en inkomensgrens

  • 1.

    Bij het verstrekken van individuele voorzieningen op grond van deze verordening is de aanvrager een eigen bijdrage verschuldigd of wordt de financiële tegemoetkoming afgestemd op het inkomen.

  • 2.

    Het college legt in het Beleid individuele Wm0-voorzieningen gemeente Zutphen vast;

    • a.

      De uitzonderingen op de in lid 1 genoemde voorzieningen

    • b.

      Welke kosten voor een voorziening de basis vormen voor de heffing van de eigen bijdrage door het Centraal Administratiekantoor (CAK).

Artikel 10 Verstrekking en verantwoording van het persoonsgebonden budget

  • 1. Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

  • 2. Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:

    • a.

      De voorziening een vervoerspas voor het collectief vraagafhankelijk vervoer betreft.

    • b.

      De voorziening een traplift betreft.

    • c.

      Er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de aanvrager zonder hulp niet in staat is tot een verantwoorde besteding van het persoonsgebonden budget en (professionele) hulp niet beschikbaar is.

    • d.

      Er sprake is van de verstrekking van een voorziening voor huishoudelijke hulp bij een hulpvraag die naar verwachting niet langer zal duren dan drie maanden.

    • e.

      Als uit onderzoek is gebleken dat de aanvrager een eerder persoonsgebonden budget niet in overeenstemming met doel en/of bestemming heeft ingezet of verantwoord.

    • f.

      Op grond van de progressiviteit van het ziektebeeld de aangevraagde voorziening zó snel door een aangepaste voorziening vervangen dient te worden, dat deze verstrekking zich daardoor niet leent voor een persoonsgebonden budget.

    • g.

      De aanvrager de verklaring geïnformeerde toestemming niet ondertekend heeft.

Hoofdstuk 3. Huishoudelijke hulp.

Artikel 11 Vormen van huishoudelijke hulp.

De door het college te verstrekken huishoudelijke hulp kan bestaan uit:

  • a.

    huishoudelijke hulp in natura;

  • b.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan huishoudelijke hulp.

  • c.

    Een financiële vergoeding

Artikel 12 Inzet van huishoudelijke hulp

  • 1. De aanvrager kan voor de in artikel 11 vermelde voorzieningen in aanmerking komen indien aantoonbare beperkingen het zelf uitvoeren van één of meer huishoudelijke taken niet mogelijk is en een voorliggende voorziening niet aanwezig of niet adequaat is.

  • 2. Voor het bepalen van de inzet van huishoudelijke hulp maakt het college mede gebruik van “Protocol Indicatienormen Huishoudelijke Hulp gemeente Zutphen 2012” en het “Protocol gebruikelijke zorg van het CIZ, april 2005”

Artikel 13 Gebruikelijke zorg.

In afwijking van het gestelde in artikel 11 komt een aanvrager niet in aanmerking voor huishoudelijke hulp als tot de leefeenheid waar deze persoon deel van uitmaakt één of meer huisgenoten behoren die wel in staat zijn het huishoudelijke werk te verrichten.

Artikel 14 Ingangsdatum en omvang van de huishoudelijke hulp.

  • 1. De ingangsdatum van de indicatie huishoudelijke hulp kan niet liggen voor de indieningsdatum van de aanvraag.

  • 2. De omvang van de huishoudelijke hulp wordt uitgedrukt in uren en minuten per week.

  • 3. Een indicatie voor huishoudelijke hulp duurt maximaal 5 jaren.

Artikel 15 het persoonsgebonden budget voor huishoudelijke hulp.

  • 1. De bedragen welke voor huishoudelijke hulp worden verstrekt in de vorm van een persoonsgebonden budget, worden jaarlijks door het college vastgesteld en vastgelegd in het Financieel Besluit Wmo gemeente Zutphen.

  • 2. Bij het vaststellen van de hoogte van het persoonsgebonden budget, wordt onderscheid gemaakt in het inhuren van een particulier of een ZZP-er / professionele organisatie

  • 3. Om in aanmerking te komen voor het persoonsgebonden budget voor huishoudelijke hulp, is het noodzakelijk dat een geldig contract met de professionele organisatie of ZZP-er wordt overlegd. Voor de ZZP-er dient ook een VAR-WUO verklaring van de Belastingdienst overlegd te worden

  • 4. Indien geen contract en in het geval van inhuur van een ZZP-er ook geen VAR-WUO verklaring wordt overlegd, of indien er sprake is van inhuur van een niet professionele organisatie, wordt het tarief voor huishoudelijke hulp voor een particulier uitbetaald (zie ook paragraaf 3.4 onder 2 van Beleid individuele voorzieningen gemeente Zutphen).

  • 5. Als er huishoudelijke hulp geïndiceerd is voor niet meer dan 3 dagen per week, zijn de kosten van verzekering, van ziektegeld en arbodienst voor rekening van de gemeente. Bij meer dan drie dagen per week geldt dit ook voor de loonadministratie. Dit geldt alleen als deze diensten door een door de gemeente gecontracteerde organisatie worden geleverd.

Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen.

Artikel 16 Vormen van woonvoorzieningen.

Ter compensatie van beperkingen bij het voeren van een huishouden kan het college de volgende voorzieningen treffen:

  • 1.

    een woonvoorziening in natura;

  • 2.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een woonvoorziening;

  • 3.

    een financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening.

Artikel 17 Het recht op individuele woonvoorzienigen.

  • 1. Een aanvrager kan voor de in artikel 16 vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van persoonskenmerken een aanpassing aan de woning noodzakelijk maken en een voorliggende voorziening niet aanwezig of niet adequaat is.

  • 2. De in het eerste lid genoemde beperkingen staan in een direct oorzakelijk verband met de bouwkundige of woontechnische staat van de woning zelf, waaronder begrepen de toegankelijkheid van de woning.

Artikel 18 Soorten individuele woonvoorziening.

De in artikel 16 genoemde voorzieningen kunnen bestaan uit:

  • a.

    een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en (her-)inrichtingskosten;

  • b.

    een bouwkundige of woontechnische woonvoorziening;

  • c.

    een niet bouwkundige of niet woontechnische woonvoorziening;

  • d.

    een uitraasruimte;

  • e.

    betaling van kosten voor onderhoud, keuring en reparatie;

  • f.

    tijdelijke huisvesting;

  • g.

    vergoeding van huurderving.

Artikel 19 Primaat van de verhuizing.

  • 1. Een aanvrager kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 17 onder a. in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van de persoonskenmerken het normale gebruik van de woonruimte belemmeren.

  • 2. Een aanvrager kan voor een voorziening als bedoeld in artikel 17 onder b. en c. in aanmerking worden gebracht wanneer de in het eerste lid genoemde voorziening niet of niet binnen redelijke termijn mogelijk is of niet de goedkoopst compenserende voorziening is.

Artikel 20 Vergoeding verhuis- en (her-)inrichtingskosten.

  • 1. Het college kan een financiële tegemoetkoming in de verhuis-en (her-)inrichtingskosten verlenen, indien de aanvrager verhuist van een niet-adequate woning naar een adequate woning en indien:

    • a.

      aanvrager niet voor het eerst zelfstandig gaat wonen;

    • b.

      aanvrager verhuist vanuit en naar een woonruimte, die geschikt en bedoeld is om het hele jaar door bewoond te worden en daarvoor toestemming is verleend;

    • c.

      aanvrager niet verhuist naar een AWBZ-instelling of een verzorgingshuis;

    • d.

      aanvrager in de te verlaten woonruimte (ergonomische) belemmeringen ondervond, tenzij het een verhuizing naar een ADL-cluster woning betreft;

  • 2. Het college kan verder een financiële tegemoetkoming in de verhuis-en (her-)inrichtingskosten verstrekker aan een persoon die op verzoek van het college, ten behoeve van een aanvrager, een woonruimte heeft ontruimd.

Artikel 21 Primaat van de losse woonunit.

Indien een bouwkundige woonvoorziening bestaat uit een aanbouw aan of een aanzienlijke verbouwing van een woning die niet het eigendom is van een verhuurder, die bereid is de aangepaste woning blijvend ter beschikking te stellen aan personen die op basis van aantoonbare beperkingen ten gevolge van hun persoonskenmerken behoefte hebben aan een dergelijke woning, zal het college een herplaatsbare losse woonunit verstrekken indien daartegen geen bezwaren van overwegende aard bestaan.

Artikel 22 Uitraasruimte

Een aanvrager kan voor een uitraasruimte in aanmerking worden gebracht wanneer sprake is van persoonskenmerken die aantoonbare beperkingen (zoals ernstig ontremd gedrag) tot gevolg hebben, en waarbij alleen beschermde afzondering leidt tot een situatie van rust.

Artikel 23 Onderhoud, keuring en reparatie

  • 1. Het college verleent een financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie als bedoeld in artikel 18 onder e, indien :

    • a.

      de woonvoorziening in het kader van de wet is verleend;

    • b.

      aanvrager de woonruimte als hoofdverblijf heeft.

  • 2. Nadere uitwerking van dit artikel vindt plaats in Beleid individuele Wmo voorzieningen gemeente Zutphen.

Artikel 24 Tijdelijke huisvesting

  • 1. Het college kan een financiële tegemoetkoming verlenen in de kosten van tijdelijke huisvesting die door een aanvrager moeten worden gemaakt in verband met het aanpassen van zijn huidige woonruimte of van een nog te betrekken woonruimte ter compensatie van zijn beperkingen.

  • 2. De in het eerste lid genoemde financiële tegemoetkoming wordt uitsluitend verleend voor de periode dat de aan te passen woonruimte ten gevolge van het realiseren van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en de aanvrager als gevolg daarvan voor dubbele woonlasten komt te staan.

  • 3. Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting als door de betreffende aanvrager redelijkerwijs niet kan worden voorkomen dat dubbele woonlasten ontstaan.

  • 4. Nadere uitwerking van dit artikel vindt plaats in Beleid individuele Wmo voorzieningen gemeente Zutphen.

Artikel 25 Huurderving

  • 1. In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, kan het college een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurkomsten.

  • 2. De in het eerste lid genoemde financiële tegemoetkoming wordt verleend vanaf de vierde week van leegstand.

  • 3. De in het eerste lid genoemde financiële tegemoetkoming wordt uitsluitend verleend indien de woning opnieuw verhuurd zal worden aan een persoon met een beperking.

  • 4. De in het eerste lid genoemde financiële tegemoetkoming is gelijk aan de bruto huur van de woonruimte en bedraagt ten hoogste de maximumgrens van de Wet op de huurtoeslag.

Artikel 26 Uitsluiting van Wmo-woonvoorziening

  • 1. Er wordt geen woonvoorziening op grond van de Wmo verstrekt voor voorzieningen in/aan:

    • a.

      Woongebouwen die te omschrijven zijn als:

      • °

        hotels;

      • °

        pensions;

      • °

        trekkerswoonwagens;

      • °

        AWBZ-instellingen (waaronder begrepen verpleeg-/verzorgingshuizen);

      • °

        particuliere verzorgingshuizen;

      • °

        vakantiewoningen;

      • °

        tweede woningen;

      • °

        kamerverhuur.

    • b.

      Specifiek op gehandicapten en/of ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft:

      • °

        voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten;

      • °

        andere woonvoorzieningen die bij (nieuw)bouw of renovatie meegenomen hadden kunnen worden.

  • 2. Woonvoorzieningen worden eveneens niet verstrekt indien:

    • a.

      De noodzaak tot het treffen van de woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van belemmeringen bij het normale gebruik van de woning ten gevolg van de persoonskenmerken geen aanleiding bestond en er geen andere belangrijke reden aanwezig was.

    • b.

      Aanvrager niet is verhuisd naar de voor zijn beperkingen op dat moment beschikbare meest geschikte woning, tenzij daarvoor tevoren schriftelijk toestemming is verleend door het college.

    • c.

      Deze betrekking heeft op voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten behalve automatische deuropeners, hellingbanen en extra trapleuningen;

    • d.

      De woonvoorziening aangevraagd wordt op een moment dat op basis van de leefsituatie, gezinssituatie of woonsituatie te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak.

    • e.

      De belemmering voortkomt uit de aard van de in de woning gebruikte materialen of uit de slechte staat van de woning als gevolg van toerekenbaar achterstallig onderhoud.

Artikel 27 Hoofdverblijf en bezoekbaar maken woningen

  • 1. Een woonvoorziening wordt slechts verleend indien

    • a.

      de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen;

    • b.

      in geval van een binnenschip zoals bedoeld in de Binnenschepenwet, de rederij in de gemeente Zutphen is gevestigd en ingeschreven in de Kamer van Koophandel en het bewonen van het vaartuig noodzakelijk is voor het verwerven van een inkomen;

    • c.

      in geval van een woonschip zoals bedoeld in de Huisvestingswet, aan wie een ligplaats in de gemeente Zutphen is aangewezen;

    • d.

      in geval van een woonwagen zoals bedoeld in de Huisvestingswet, aan wie een staanplaats in de gemeente Zutphen is aangewezen.

  • 2. In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een bijdrage worden geleverd aan het bezoekbaar maken van één woonruimte indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling en regelmatig (dat wil zeggen minimaal 1 keer per maand) gebruik zal maken van de bezoekbaar te maken woning. Onder bezoekbaar maken van de woning wordt uitsluitend verstaan dat de aanvrager de woonkamer en (zo nodig) een toiletvoorziening kan bereiken en gebruiken.

  • 3. De gemeente Zutphen voorziet alleen in een woonvoorziening als bedoeld in het tweede lid voor zover het een woning betreft in deze gemeente.

  • 4. De woonvoorziening betreft slechts het bezoekbaar maken van de in het tweede lid bedoelde woonruimte met een door het college in Financieel Besluit Wmo gemeente Zutphen vast te leggen maximumbedrag.

Artikel 28 Terugbetaling bij verkoop.

  • 1. Als een onroerende woonvoorziening is toegekend met een waarde van meer dan 20.000 euro, dan is de woningeigenaar bij verkoop van de woning binnen 10 jaren, verplicht de restwaarde van de toegekende woonvoorziening terug te betalen aan de gemeente.

  • 2. Indien een woning met een onroerende woonvoorziening van meer dan 20.000 euro, binnen 10 jaren na realisatie van die woonvoorziening wordt verkocht, dient de woningeigenaar de verkoop van de woning te melden bij de gemeente Zutphen.

  • 3. Het college geeft een nadere uitwerking met betrekking tot de afschrijving van onroerende woonvoorzieningen in het Beleid individuele Wmo voorzieningen gemeente Zutphen.

Artikel 29 Maximale vergoeding woonvoorziening.

Het college werkt de vaststelling van de maximale vergoeding voor een woonvoorziening in natura, als persoonsgebonden budget of als een financiële tegemoetkoming nader uit in het beleid.

Hoofdstuk 5. Vervoersvoorzieningen

Artikel 30 Vormen van vervoersvoorzieningen

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen te verstrekken voorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een collectieve vervoersvoorziening;

  • b.

    een vervoersvoorziening in natura;

  • c.

    een persoonsgebonden budget te besteden aan een vervoersvoorziening.

  • d.

    een financiële tegemoetkoming

Artikel 31 Het collectief (regiotaxi) vervoer

  • 1. Een aanvrager kan voor de in artikel 30, onder a vermelde voorziening in aanmerking komen indien aantoonbare beperkingen op grond van de persoonskenmerken het onmogelijk maken om:

    • a.

      gebruik te maken van het openbaar vervoer;

    • b.

      het openbaar vervoer te kunnen bereik

  • 2. De kosten van de taxipas (inclusief informatiepakket, exclusief afhandelingskosten) worden kostendekkend doorberekend aan de aanvrager.

  • 3. Het reizen met de scootmobiel in de regiotaxi is alleen toegestaan wanneer de bestemming gelegen is in een andere gemeente.

Artikel 32 Het recht op een individuele vervoersvoorziening

Een aanvrager kan voor de in artikel 30, onder b en c vermelde voorziening in aanmerking komen indien:

  • a.

    aantoonbare beperkingen op grond van de persoonskenmerken het gebruik van een collectief systeem als bedoeld in artikel 30, onder a, onmogelijk maken;

  • b.

    een collectief systeem als bedoeld in artikel 30, onder a, niet aanwezig is.

Artikel 33 Omvang in gebied en in kilometers.

  • 1. Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.

  • 2. De te verstrekken vervoersvoorziening zal maatschappelijke participatie door middel van lokale verplaatsingen van maximaal 1500 tot 2000 kilometers per jaar mogelijk maken.

  • 3. Het equivalent van 2000 kilometers met de regiotaxi is 900 zones (inclusief opstapzones).

Hoofdstuk 6. Verplaatsen in en rond de woning.

Artikel 34 Vormen van rolstoelvoorzieningen

De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het verplaatsen in en om de woning, dan wel voor sportbeoefening te verstrekken rolstoelvoorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een rolstoelvoorziening in natura;

  • b.

    een persoonsgebonden budget, te besteden aan een rolstoelvoorziening;

  • c.

    een financiële tegemoetkoming, te besteden aan een sportrolstoel of sportprothese.

Artikel 35 Rolstoelvoorzieningen

  • 1. Een aanvrager kan voor de in artikel 34 onder a. of b. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en een voorliggende voorziening niet aanwezig is of niet adequaat is.

  • 2. Een aanvrager kan voor de in artikel 34 onder c. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen het sporten zonder sportrolstoel of sportprothese onmogelijk maken.

Artikel 36 Aanspraak op rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners.

In uitzondering op het gestelde in artikel 34 komt een persoon die verblijft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling uitsluitend voor een rolstoel in aanmerking indien hij geen recht heeft op een rolstoel, verstrekt op grond van de Algemene wet bijzondere ziektekosten.

Hoofdstuk 7. het verkrijgen van voorzieningen en het motiveren van besluiten

Artikel 37 Gebruik aanvraagformulier

De aanvrager of diens vertegenwoordiger kan schriftelijk, elektronisch of mondeling contact maken met het college wanneer er noodzaak is van compensatie op een of meer de acht resultaatgebieden. Indien nodig dient een aanvraagformulier te worden ingevuld of ondertekend.

Artikel 38 Afhandeltermijnen

De beslistermijn op een aanvraag:

  • 1.

    voor een voorziening tot woningaanpassing is 20 weken;

  • 2.

    voor een voorziening waarvoor (getrapt) extern medisch advies moet worden ingewonnen is 13 weken;

  • 3.

    voor overige aanvragen op basis van deze verordening is 8 weken.

Artikel 39 Inlichtingen, onderzoek, advies

  • 1. Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend:

    • a.

      op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te ondervragen;

    • b.

      op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen ondervragen en/of onderzoeken.

  • 2. Het college vraagt een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies indien:

    • a.

      de gevraagde voorziening om medische redenen wordt afgewezen;

    • b.

      het college dat overigens gewenst vindt.

  • 3. De aanvrager kan zelf gevraagd worden te zorgen voor aanlevering van noodzakelijk gegevens van de door de aanvrager geconsulteerde specialist(en).

Artikel 40 Samenhangende afstemming

In het Beleid individuele Wmo voorzieningen gemeente Zutphen werkt het college uit hoe het verkrijgen van individuele voorzieningen samenhangend wordt afgestemd op de situatie van de aanvrager.

Artikel 41 Wijzigingen in de situatie

  • 1. Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

  • 2. Het college kan heronderzoek verrichten naar het voortduren van het recht op en/of de noodzaak van de verleende voorziening danwel de besteding en inzet hiervan.

  • 3. Degene aan wie een voorziening is verleend op grond van deze verordening, is verplicht om medewerking te verlenen aan het onderzoek zoals vermeld in artikel 39 lid 1.

  • 4. Het college kan van degene die een voorziening ontvangt op grond van deze verordening, die niet meewerkt aan een heronderzoek als vermeld in artikel 39 lid 1, de voorziening geheel of gedeeltelijke terugvorderen, danwel het recht op de voorziening beëindigen.

Artikel 42 Intrekking van een voorziening

  • 1. Het college kan een beschikking, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

    • a.

      niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • b.

      op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

    • c.

      een voorziening niet of zodanig gering wordt gebruikt dat op basis daarvan geen compensatie geboden hoeft te worden.

  • 2. Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het middel waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 3. Teveel of ten onrechte betaalde bedragen mogen verrekend worden met nog te betalen bedragen.

  • 4. Terug te vorderen bedragen te kunnen verhoogd worden met wettelijke rente vanaf het moment dat belanghebbende van wie wordt teruggevorderd in gebreke is gesteld.

Artikel 43 Terugvordering

  • 1. Ingeval een voorziening is ingetrokken kan op basis daarvan een reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget worden teruggevorderd.

  • 2. In geval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden teruggevorderd indien de voorziening is verleend op basis van valselijk, onjuiste of onvolledig verstrekte gegevens.

Artikel 44 Eindigen recht op voorziening

  • 1. Het recht op een voorziening eindigt in de navolgende gevallen:

    • a.

      Door overlijden van de persoon aan wie de voorziening is verleend.

    • b.

      Door een beslissing van het college, inhoudende de beëindiging van het recht op de voorziening.

  • 2. Bij overlijden van de persoon aan wie de voorziening is verleend eindigt het recht op een toegekende periodieke financiële vergoeding uiterlijk met ingang van de eerste dag van de maand of vierwekelijkse periode, volgend op de maand of vierwekelijkse periode waarin de persoon is overleden.

  • 3. Het college kan het recht op een verleende voorziening beëindigen, wanneer de voorziening niet meer nodig of geschikt is, of wanneer niet of niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden waaronder de voorziening is toegekend. Zij bepaalt daarbij de datum waarop het recht op de voorziening eindigt.

Artikel 45 Verhaal van schade aan de voorziening

  • 1. De aanvrager aan wie de voorziening is verleend, dient zich als een goed gebruiker te gedragen.

  • 2. Schade en slijtage veroorzaakt door verwijtbaar gedrag kan op de gebruiker verhaald worden.

  • 3. De voorziening kan worden ingenomen en het recht daarop kan worden ingetrokken indien de verwachting is dat de gebruiker zich niet als een goed gebruiker zal gedragen.

  • 4. Indien op basis van schade of slijtage door de gemeente getwijfeld wordt aan de oordeelkunde of de vaardigheid van de gebruiker voor het gebruik van de voorziening, kan door de gemeente een proefles worden opgelegd om hierover een oordeel te kunnen vormen.

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen.

Artikel 46 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 47 Vergoedingen

  • 1. Het college kan de in het kader van de Verordening individuele Wmo-voorzieningen gemeente Zutphen en het op de verordening berustende Beleid individuele Wmo-voorzieningen gemeente Zutphen geldende bedragen verhogen of verlagen.

  • 2. Bij verhoging of verlaging van de in dit Beleid geldende bedragen kan gebruik gemaakt worden van de consumentenprijsindex van het CBS, normeringen door andere bestuursorganen zoals het UWV en prijsontwikkelingen in de markt.

Artikel 48 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

  • 2. De Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zutphen vastgesteld op 31 januari 2011 met de bijbehorende toelichting wordt met ingang van dezelfde datum ingetrokken.

Artikel 49 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening individuele Wmo-voorzieningen gemeente Zutphen.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Zutphen, op 17 december 2012.
de voorzitter, de griffier,

Officiele inhoudsopgave