Regeling vervallen per 01-01-2011

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Zutphen

Geldend van 01-09-2007 t/m 31-12-2010

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Zutphen

Inhoudsopgave

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Zutphen...........3

Begripsbepalingen .................................................................................3

Hoofdstuk 1. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget................................................................................................4

Artikel 1.0 Regels rond verstrekking en verantwoording............................4

Hoofdstuk 2. Eigen bijdragen............................................................6

Artikel 2.0 Omvang van eigen bijdragen ................................................. 6

Artikel 2.1. Eigen bijdrage...................................................................... 6

Artikel 3.0 Persoonsgebonden budget voor huishoudelijke verzorging. ...... 7

Artikel 3.1 Omvang van de huishoudelijke verzorging. ............................. 7

Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen......................................................8

Artikel 4.0 Tegenwaarde naturawaarde .................................................. 8

Artikel 4.1 Afschrijvingstermijn .............................................................. 8

Artikel 4.2 Terugbetaling kosten woonvoorziening ................................... 8

Artikel 4.3 Verhuis- en inrichtingskosten ................................................. 8

Artikel 4.4 Bezoekbaar maken............................................................... 8

Artikel 4.5 Woningsanering.................................................................... 9

Artikel 4.6 Kosten in verband met onderhoud, keuring en reparatie .......... 9

Artikel 4.7 Tijdelijke huisvesting .......................................................... 10

Artikel 4.8 Huurderving........................................................................ 10

Artikel 4.9 Extra bouw en grondkosten ................................................. 11

Artikel 4.10 Kosten padverharding........................................................ 11

Artikel 4.11 Kosten terrasverharding..................................................... 11

Artikel 4.12 Kostenposten woningaanpassingen ..................................... 11

Hoofdstuk 5. Het zich lokaal verplaatsen per voermiddel..............13

Artikel 5.0 Persoonsgebonden budget ................................................... 13

Artikel 5.1 Inkomensgrens................................................................... 13

Artikel 5.2 Gebruik eigen auto en taxi................................................... 13

Artikel 5.3 Auto aanpassing.................................................................. 13

Artikel 5.4 Fietsenstalling station voor minder validen............................. 14

Hoofdstuk 6. Verplaatsen in en rond de woning..............................15

Artikel 6.0 Persoonsgebonden budget ................................................... 15

Hoofdstuk 7. Advisering en samenhangende afstemming..............16

Artikel 7.0 Samenhangende afstemming. .............................................. 16

Hoofdstuk 8. Overige bepalingen....................................................17

Artikel 8.0 Wijziging bedragen.............................................................. 17

Artikel 8.1 Overgangsregeling.............................................................. 17

Artikel 8.2 Inwerkingtreding ................................................................ 17

Burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen;

Gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning van en de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zutphen;

dat de raad in de hiervoor genoemde verordening heeft bepaald dat het college ter uitwerking van die verordening nadere regels dient te stellen in een gemeentelijk Besluit maatschappelijke ondersteuning;

BESLUITEN:

vast te stellen het navolgende Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Zutphen.

Begripsbepalingen

  • a.

    N o r m i nko m e n:De van toepassing zijnde norminkomen in het kader van de Wet werk en bijstand.

  • b.

    Inkomensgrens: De grens die gevormd wordt door 1,5 maal het van toepassing zijnde norminkomen inclusief vakantietoeslag, en inkomen uit vermogen met een fictief rendement van 4%.

  • c.

    E i gen b i j d r a g e of e i g en a an deel i n d e k o st e n: een door het college vast te stellen bijdrage, die bij respectievelijk de verstrekking van een voorziening in natura of een persoonsgebonden budget (eigen bijdrage) of een financiële tegemoetkoming (een eigen aandeel) betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (AMvB) van toepassing zijn;

  • d.

    Fo rf a it a i r e v e r goe d i n g : Een financiële tegemoetkoming in de vorm van een vast bedrag dat ineens en los van de werkelijke kosten van een voorziening wordt verstrekt.

  • e.

    H u is hou d e l i j ke v e r z o r g i ng 1 (H V1 ) : Het in overleg met de aanvrager zelfstandig verrichten van verschillende alledaagse huishoudelijke werkzaamheden die samenhangen met de beperkingen van de aanvrager bij het zelfstandig kunnen uitvoeren van huishoudelijke werkzaamheden.

  • f.

    H u is hou d e l i j ke v e r z o r g i ng 2 (H V2 ) : Het geven van gerichte hulp bij de organisatie van de huishouding. Deze voorziening kan uitsluitend worden verstrekt in combinatie met de verstrekking van HV1.

Hoofdstuk 1. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget.

Artikel 1.0 Regels rond verstrekkingen verantwoording.

  • 1. Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

  • 2. Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:

    • a.

      de voorziening een vervoerspas voor het collectief vraagafhankelijk vervoer betreft;

    • b.

      er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de aanvrager zonder hulp niet in staat is tot een verantwoorde besteding van het persoonsgebonden budget en (professionele) hulp niet beschikbaar is;

    • c.

      er sprake is van de verstrekking van een voorziening voor huishoudelijke verzorging bij een hulpvraag die naar verwachting niet langer zal duren dan drie maanden;

    • d.

      als uit onderzoek is gebleken dat de aanvrager een eerder persoonsgebonden budget niet in overeenstemming met doel en/of bestemming heeft ingezet.

    • e.

      de voorziening een traplift betreft.

    • f.

      Op grond van de progressiviteit van het ziektebeeld de aangevraagde voorziening zó snel door een aangepaste voorziening vervangen dient te worden, dat deze verstrekking zich daardoor niet leent voor een persoonsgebonden budget.

    • g.

      De aanvrager geen uitdrukkelijke toestemming heeft gegeven voor het ontvangen van het persoonsgebonden budget op grond van door de gemeente verstrekte informatie.

  • 3. De betaling van het Pgb vindt ineens plaats. Uitzondering hierop is het Pgb voor huishoudelijke verzorging en voor dure woningaanpassingen:

    • a.

      Een Pgb voor huishoudelijke verzorging wordt maandelijks of vierwekelijks overgemaakt;

    • b.

      Een Pgb voor een woonvoorziening van meer dan € 10.000,00 wordt na overleg met de aanvrager een betalingsschema opgesteld dat in ieder geval samenhangt met de voortgang van de werkzaamheden.

  • 4. Voor de verantwoording van het Pgb wordt door de budgethouder gebruik gemaakt van een door het college beschikbaar gesteld formulier.

  • 5. Het persoonsgebonden budget wordt door de budgethouder na aanschaf van of besteding aan de voorziening aan het college verantwoord door (voor zover van toepassing) het inleveren van in ieder geval:

    • a.

      de gespecificeerde nota/factuur van de aangeschafte voorziening;

    • b.

      een gespecificeerd betalingsbewijs van de aangeschafte voorziening;

    • c.

      een overzicht van de salarisadministratie (indien van toepassing bij huishoudelijke verzorging);

  • 6. De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt plaats:

    • a.

      Binnen twee maanden na aanschaf van de voorziening;

    • b.

      Binnen twee maanden na afloop van de geldigheid van de beschikking;

    • c.

      Binnen twee maanden na afloop van ieder kalenderjaar indien het Pgb verstrekt is voor huishoudelijke verzorging of binnen twee maanden na afloop van de beschikking.

    • d.

      Voor zover het een persoonsgebonden budget voor een periodieke voorziening betreft controleert het college steekproefsgewijs, waarbij de steekproef minimaal een omvang van 20% van de verstrekte persoonsgebonden budgetten heeft.

  • 7. Na ontvangst van de in lid 4 en 5 van dit artikel genoemde bewijsstukken wordt door het college beoordeeld of er aanleiding bestaat het persoonsgebonden budget geheel of gedeeltelijk terug te vorderen of te verrekenen.

  • 8. Na verzending van de beschikking wordt het persoonsgebonden budget overgemaakt door storting op het rekeningnummer van de aanvrager.

Hoofdstuk 2.Eigen bijdragen

Artikel 2.0 Omvang van eigen bijdragen

De eigen bijdrage voor huishoudelijke verzorging is gelijk aan de maximaal te heffen bijdrage zoals vastgesteld in de Regeling van de Staatssecretaris van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport krachtens het Besluit maatschappelijke ondersteuning van 2 oktober 2006.

Artikel 2.1. Eigen bijdrage

Bij de verstrekking van huishoudelijke verzorging wordt een inkomensafhankelijke eigen bijdrage gevraagd conform de bedragen en percentages als genoemd in artikel 2.0.

Artikel 2.2 Jaarlijkse aanpassing

De bedragen als genoemd in artikel 2.0 worden jaarlijks aangepast aan de normering in de Regeling van de Staatssecretaris van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport krachtens het Besluit maatschappelijke ondersteuning van 2 oktober 2006.

Hoofdstuk 3. Huishoudelijke verzorging

Artikel 3.0 Persoonsgebonden budget voor huishoudelijke verzorging

  • 1. Indien voor huishoudelijke verzorging een particulier wordt ingehuurd, bedraagt het persoonsgebonden budget maximaal € 14,00 voor HV1 en € 17,00 voor HV2.

  • 2. Indien voor huishoudelijke verzorging een professionele organisatie of Zelfstandige Zonder Personeel (ZZP-er) wordt ingehuurd, bedraagt het persoonsgebonden budget maximaal €19,50 voor HV1 en € 22,00 voor HV2.

  • 3. Om in aanmerking te komen voor het persoonsgebonden budget zoals genoemd in artikel 3.0 lid 2, is het noodzakelijk dat een geldig contract met de professionele organisatie of ZZP-er wordt overlegd. Voor de ZZP-er dient ook een VAR-WUO verklaring van de Belastingdienst overlegd te worden

  • 4. Indien geen contract en in het geval van inhuur van een ZZP-er ook een VAR-WUO verklaring wordt overleg, of indien er sprake is van inhuur van een niet professionele organisatie, komt alleen het persoonsgebonden budget uit artikel 3.0 lid 1 in aanmerking.

  • 5. Indien huishoudelijke verzorging geïndiceerd is voor minder dan 4 dagen per week, zijn de kosten van verzekering van ziektegeld en arbodienst voor rekening van de gemeente.

  • 6. Indien huishoudelijke verzorging geïndiceerd is voor meer dan 3 dagen per week, zijn de kosten van verzekering van ziektegeld, arbodienst en loonadministratie voor rekening van de gemeente.

Artikel 3.1 Omvang van de huishoudelijke verzorging

De omvang van de huishoudelijke verzorging wordt uitgedrukt in uren.

Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen.

Artikel 4.0 Tegenwaarde naturawaarde

Voor woonvoorzieningen is het persoonsgebonden budget gelijk aan de door het college geaccepteerde kosten van de voorziening in natura.

Artikel 4.1 Afschrijvingstermijn

Het in artikel 4.13 lid 3 van de van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Zutphen genoemde afschrijvingsschema bedraagt 10 jaar.

Artikel 4.2 Terugbetaling kosten woonvoorziening

  • 1. Terugbetaling van de kosten van de woonvoorziening ten gevolge van een woonvoorziening op grond van artikel 4.13 van Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zutphen is alleen vereist voor onroerende woonvoorzieningen met een waarde van méér dan € 20.665,00.

  • 2. De terugbetaling wordt bepaald door een jaarlijkse afschrijving van 10 %:

    90,00 % van de kosten bij verkoop na 1 jaar;

    80,00 % van de kosten bij verkoop na 2 jaar;

    70,00 % van de kosten bij verkoop na 3 jaar;

    60,00 % van de kosten bij verkoop na 4 jaar;

    50,00 % van de kosten bij verkoop na 5 jaar;

    40,00 % van de kosten bij verkoop na 6 jaar;

    30,00 % van de kosten bij verkoop na 7 jaar;

    20,00 % van de kosten bij verkoop na 8 jaar;

    10,00 % van de kosten bij verkoop na 9 jaar;

    0,00 % van de kosten bij verkoop na 10 jaar;

Artikel 4.3 Verhuis-en inrichtingskosten

De financiële tegemoetkoming voor de verhuis- en inrichtingskosten als genoemd in artikel 4.2 onder a van de Verordening maatschappelijke ondersteuning bedraagt € 2.615,00 voor verhuizing van een persoon met beperkingen en € 2.615,00 voor verhuizen om een woning vrij te maken ten behoeve van een persoon met beperkingen.

Artikel 4.4 Bezoekbaar maken

Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt voor het bezoekbaar maken als genoemd in artikel 4.11 lid 2 tot en met 4 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zutphen bedraagt € 6.330.

Artikel 4.5 Woningsanering

1. Normbedragen

Indien de in artikel 4.2 lid c van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zutphen bedoelde voorzieningen een woningsanering betreft, verleent het college een financiële tegemoetkoming in de kosten van € 42,20 per strekkende meter bij een breedte van 4 meter voor vloerbedekking in woonkamer en slaapkamer en € 35,90 per strekkende meter voor gordijnen inclusief maakloon.

2. Inrichting bij verhuizing

Er wordt geen financiële tegemoetkoming voor woningsanering gegeven bij verhuizing, omdat bij verhuizing de woning opnieuw moet worden ingericht en dan rekening gehouden kan worden met de ondervonden klachten.

3. vervanging vloerbedekking bij eerste rolstoelgebruik

Een financiële tegemoetkoming van € 46,40 per m2 wordt verstrekt in die gevallen waarin de aanvrager voor het eerst structureel gebruik moet maken van een rolstoel binnenshuis en waarbij de vloerbedekking niet rolstoelbestendig is.

Artikel 4.6 Kosten in verband met onderhoud, keuring en reparatie

  • 1. Onderhoud, keuring en reparatie van een woonvoorziening zoals bedoeld in artikel 4.7. van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zutphen, worden in natura verstrekt.

  • 2. Indien de kosten deel uitmaken van de verstrekking van een woonvoorziening als persoonsgebonden budget of van een woonvoorziening die in eigendom is verstrekt, dan zijn de bedragen in de onderstaande tabel van toepassing.

  • 3. Een vergoeding voor keuring van stoelliften, rolstoelplateauliften en staplateauliften wordt niet vaker dan eens in de vier jaar verstrekt; een vergoeding voor keuring van woonhuisliften, hefplateauliften en balansliften wordt niet vaker dan eens in de anderhalf jaar verstrekt.

    Keuring

    a. stoelliften

    € 273,80 ex btw

    b. rolstoelplateauliften

    € 273,80 ex btw

    c. sta-plateauliften

    € 273,80 ex btw

    d. woonhuisliften

    € 334,60 ex btw

    e. hefplateauliften

    € 334,60 ex btw

    g. balansliften

    € 97,60 ex btw

    Onderhoud

    a. stoelliften

    € 188,80 ex btw

    b. rolstoelplateauliften

    € 188,80 ex btw

    c. sta-plateauliften

    € 188,80 ex btw

    d. woonhuisliften

    € 273,70 ex btw

    e. hefplateauliften

    € 403,40 ex btw

    g. balansliften

    € 120,30 ex btw

Artikel 4.7 Tijdelijke huisvesting

  • 1. De financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 4.8 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zutphen, wordt uitsluitend verleend voor de periode dat de aan te passen woonruimte ten gevolge van het realiseren van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en de persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet als gevolg daarvan voor dubbele woonlasten komt te staan.

  • 2. Het college verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting als door de betreffende aanvrager redelijkerwijs niet kan worden voorkomen dat dubbele woonlasten ontstaan.

  • 3. De maximale periode waarvoor het college een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting verleent bedraagt zes maanden.

  • 4. Het college verleent uitsluitend een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting indien deze kosten gemaakt worden in verband met het:

    • a.

      tijdelijk betrekken van een zelfstandige woonruimte;

    • b.

      tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte;

    • c.

      langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte.

  • 5. De financiële tegemoetkoming omvat de werkelijke kosten en bedraagt maximaal:

    • a.

      Voor de in lid 4 onder a en c genoemde huisvesting, huur tot de maximum huurgrens ingevolge de Wet op de huurtoeslag;

    • b.

      Voor de in lid 4 onder b genoemde huisvesting, huur tot 50% van de maximum huurgrens ingevolge de Wet op de huurtoeslag.

Artikel 4.8 Huurderving

  • 1. De financiële tegemoetkoming zoals bedoeld in artikel 4.9 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zutphen wordt verleend vanaf de vierde week van leegstand.

  • 2. De financiële tegemoetkoming zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel wordt uitsluitend verleend indien de woning opnieuw verhuurd zal worden aan een persoon met een beperking.

  • 3. De hoogte van de financiële tegemoetkoming zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel, is gelijk aan de bruto huur van de woonruimte en bedraagt ten hoogste de maximumgrens van de Wet op de huurtoeslag.

Artikel 4.9 Extra bouw en grondkosten

  • 1. Voor zover een woningaanpassing gerealiseerd wordt door uitbreiding van een bestaande woning of vorm krijgt door uitbreiding van een nieuw te bouwen woning dan zonder de voorzieningen nodig zou zijn, kan het college een bijdrage verlenen in de extra kosten.

  • 2. Een financiële tegemoetkoming in de extra grondkosten wordt bij een bestaande woning alleen verstrekt, indien uitbreiding of aanbouw op eigen grond niet mogelijk is. Bij een nieuw te bouwen woning waarvoor de perceeloppervlakte groter is dan 250 m², wordt geen financiële tegemoetkoming verleend.

  • 3. Het totale aantal extra m2 dat op grond van de noodzakelijk tot uitbreiding van de woning nodig is, wordt vermenigvuldigd met € 148,53 (afgeleid van de grondprijs). Dit bedrag is inclusief BTW. Maximale totale subsidiabele vergoeding (incl. BTW) is: aantal m2 x € 148,53.

  • 4. Het aantal m2 dat voor een financiële tegemoetkoming voor aan- of uitbouw in aanmerking komt, is per vertrek aan een maximum gebonden en nader geregeld in artikel 5.7.1 van de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Zutphen.

Artikel 4.10 Kostenpadverharding

Indien de aanleg van een verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, of tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort noodzakelijk is, kan in de kosten daarvan een financiële tegemoetkoming worden verstrekt. Dit geldt zowel bij de aanleg van een nieuw pad als bij de aanpassing van een bestaand pad. Voor de financiële tegemoetkoming geldt een maximum oppervlakte van 20 m2.

Artikel 4.11 Kosten terrasverharding

Indien de aanleg van een verhard terras, direct aansluitend aan de woonruimte, of de aanpassing van een bestaand terras noodzakelijk is, kan in de kosten daarvan een financiële tegemoetkoming worden verstrekt. Voor de financiële tegemoetkoming geldt een maximum oppervlakte van 6 m2 .

Artikel 4.12 Kostenposten woningaanpassingen

  • 1. De volgende kostenposten bij het aanpassen van een woning komen voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking:

    • a.

      De aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening;

    • b.

      De risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van de Risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991;

    • c.

      Het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom en indien de aanneemsom méér dan € 1.055,00 bedraagt met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in SR 1988 van de BNA. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld worden deze kosten subsidiabel geacht. Het betreft dan veelal de ingrijpender woningaanpassingen.

    • d.

      De kosten voor het toezicht op de uitvoering tot een maximum van 2% van de aanneemsom, indien dit noodzakelijk is en de aanneemsom méér dan € 1.055,00 bedraagt;

    • e.

      De leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening;

    • f.

      De verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting;

    • g.

      Renteverlies in verband met het verrichten van noodzakelijke betaling aan derden, tot de datum van gereedmelding, voor zover dit verband houdt met de bouw dan wel het treffen van voorzieningen;

    • h.

      De prijs van bouwrijpe grond, indien noodzakelijk als niet binnen de oorspronkelijke kavel kan worden gebouwd. Indien noodzakelijk worden de hiervoor te maken extra notariskosten vergoed tot een maximum van € 817,60;

    • i.

      De door het college (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien konden worden;

    • j.

      De kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing;

    • k.

      De kosten van (her)aansluiting op de openbare nutsvoorziening;

    • l.

      De administratiekosten die verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van een woonvoorziening, voor zover de kosten onder a t/m k méér dan € 1.055,00 bedragen, 10% van die kosten met een maximum van € 369,20;

  • 2. Opstalverzekering:

    Bij het vergroten van de woning draagt de eigenaar van de woning zorg voor aanpassing zijn opstalverzekering aan de hogere herbouwwaarde van de woning.

Artikel 4.13 Voorzienbare sloop of onbewoonbaarverklaring

Indien de aan te passen woonruimte binnen vijf jaar niet meer bewoond mag worden of gesloopt gaat worden of binnen die termijn de stand- of ligplaats niet meer geldig is, bedraagt de maximale tegemoetkoming voor de woonvoorziening zoals bedoeld in artikel 4.0 b,c en d van de verordening maatschappelijke ondersteuning € 6.330,00.

Hoofdstuk 5. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

Artikel 5.0 Persoonsgebonden budget

Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van:

  • a.

    de tegenwaarde van de goedkoopst adequate voorziening, indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie, gebaseerd op het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie over het jaar voorafgaand aan het laatste volle kalenderjaar voor de toekenning van de voorziening.

Dan wel

  • b.

    de tegenwaarde van de huurprijs van de goedkoopst adequate voorziening inclusief onderhoud en reparatie zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald.

Artikel 5.1 Inkomensgrens

  • 1. Het in het artikel 5.4 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zutphen genoemde norminkomen bedraagt méér dan 1,5 keer het netto inkomen voor de Wet werk en bijstand inclusief vakantietoeslag en inkomen uit vermogen met een fictief rendement van 4%.

  • 2.

    • a.

      Indien het inkomen méér bedraagt dan de in lid 1 genoemd norminkomen, komt een auto, met een auto vergelijkbare voorzieningen en de daarmee samenhangende gebruiks- en onderhoudskosten niet voor verstrekking of vergoeding in aanmerking.

    • b.

      Voor het gebruik van de regiotaxi wordt geen inkomensnorm gehanteerd.

  • 3. Boven de in lid 1 genoemde inkomensgrens kan uitsluitend de aanpassing van een auto worden vergoed.

  • 4. De tegenwaarde van een naturaverstrekking van een autoaanpassing zoals bedoeld in lid 3 bedraagt 100% van de naturaverstrekking.

Artikel 5.2 Gebruik eigen auto en taxi

  • a. Het bedrag voor vervoer in eigen auto of taxi voor een gehandicapte, die zittend in een rolstoel vervoerd moeten worden, bedraagt € 1.747,0 per jaar of € 145,59 per maand.

  • b. b) Het bedrag voor vervoer in eigen auto of een taxi voor een gehandicapte die niet zittend in een rolstoel vervoerd moet worden, bedraagt € 1.076,10 per jaar of € 90,84 per maand.

Artikel 5.3 Auto aanpassing

Het college kan een financiële tegemoetkoming toekennen voor vervoersvoorziening in de vorm van de aanpassing van een eigen auto. Uitgangspunt is dat een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet alleen in aanmerking kan komen voor een financiële tegemoetkoming in de meerkosten ten opzichte van de gebruikelijke kosten. Hierbij wordt uitgegaan van een vervoermiddel waarvan de verwachte levensduur vanaf het moment van aanpassen minimaal 5 jaar bedraagt. Voor de aanpassingen aan een auto geldt een afschrijvingstermijn van minimaal 5 jaar.

Artikel 5.4 Fietsenstalling station voor mindervaliden

Een persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet kan voor een toegangspas voor de bovengrondse fietsenstalling bij het NS station in aanmerking worden gebracht indien:

  • a.

    Er sprake is van het gebruik van een (driewiel)fiets, fiets met hulpmotor, brom- of snorfiets of scootmobiel.

  • b.

    Het zelfstandig in en uit de ondergrondse fietsenstalling brengen van het vervoermiddel niet mogelijk is.

Hoofdstuk 6. Verplaatsen in en rond de woning.

Artikel 6.0 Persoonsgebonden budget

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld als tegenwaarde van:

    • a.

      de goedkoopst-adequate voorziening, verhoogd met het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie voor vergelijkbare rolstoelen in het een na vorige volledige kalenderjaar, danwel

    • b.

      de huurprijs voor de goedkoopste adequate voorziening inclusief onderhoud en reparatie zoals die door het college aan de leverancier wordt betaald.

  • 2. In de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Zutphen worden nadere regels gesteld over het persoonsgebonden budget voor een rolstoel.

  • 3. Een sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt als financiële tegemoetkoming. De hoogte hiervan bedraagt € 2.901,10 en is bedoeld voor de aanschaf en/of het onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van minstens drie jaar.

Hoofdstuk 7. Advisering en samenhangende afstemming.

Artikel 7.0 Samenhangende afstemming.

  • 1. Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek betreffende het advies zoals bedoeld in artikel 7.2 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zutphen en indien van toepassing aandacht besteed aan:

    • a.

      de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;

    • b.

      de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt, als gevolg van ziekte of gebrek;

    • c.

      de woning en de woonomgeving van de aanvrager;

    • d.

      het psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;

    • e.

      de sociale omstandigheden van de aanvrager.

  • 2. Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.

Hoofdstuk 8. Overige bepalingen

Artikel 8.0 Wijziging bedragen

  • 1. Het college kan de in het kader van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Zutphen en de op deze verordening berustende Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Zutphen dan wel Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Zutphen geldende bedragen verhogen of verlagen.

  • 2. Bij verhoging of verlaging van de in dit besluit geldende bedragen kan gebruik gemaakt worden van de consumentenprijsindex van het CBS, normeringen door andere bestuursorganen zoals het UWV en prijsontwikkelingen in de markt.

Artikel 8.1 Inwerkingtreding

Dit besluit is vastgesteld op 05-01-2010 en is van kracht per 1 januari 2010.

Ondertekening

Aldus vastgesteld
Burgemeester en wethouders,
De secretaris De Burgemeester