Regeling vervallen per 01-01-2016

Verordening Peuterspeelzaalwerk gemeente Zwijndrecht 2012

Geldend van 05-07-2012 t/m 31-12-2015 met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2012

Intitulé

Verordening Peuterspeelzaalwerk gemeente Zwijndrecht 2012

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Boekjaar: is het kalenderjaar, indien in de statuten van een instelling geen andere periode is aangewezen.

  • b.

    Wet: Algemene wet bestuursrecht.

  • c.

    Het college: burgemeester en wethouders van Zwijndrecht.

  • d.

    Instelling: een rechtspersoon, met volledige rechtsbevoegdheid, die krachtens zijn doelstelling zonder winstoogmerk werkzaam is in een aanwijsbaar belang van het maatschappelijk welzijn in de gemeente. Verenigingen, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen, naamloze vennootschappen, besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid en stichtingen bezitten rechtspersoonlijkheid.

  • e.

    Raad: gemeenteraad van Zwijndrecht.

  • f.

    Subsidie: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

  • g.

    Subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift

  • h.

    Subs idievaststelling: een beschikking waarbij het subsidiebedrag wordt vastgesteld

  • i.

    Subsidieverlening: een beschikking waarin opgenomen een omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend, het bedrag van de subsidie dan wel het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld en de wijze waarop het subsidiebedrag is bepaald.

  • j.

    Peuterspeelzaalwerk: het bieden van speelgelegenheid aan kinderen van twee tot vier jaar gedurende een of meerdere dagdelen per week met een minimum van 2,5 uur en een maximum van 3,5 uur per dagdeel.

  • k.

    Peuterspeelzaal: een voorziening waar peuterspeelzaalwerk plaatsvindt.

  • l.

    Peuterplaats: een rekeneenheid die overeenkomt met een peuterbezoek van minimaal 2,5 uur per dagdeel per week aan de peuterspeelzaal, gedurende 40 weken per jaar.

  • m.

    Gefiscaliseerde peuterplaats:  anders dan bij een gesubsidieerde peuterplaats betalen ouders een bijdrage aan de aanbieder, die met de jaarlijkse aangifte bij de belastingdienst naar inkomen wordt vastgesteld.

  • n.

    Peutergroep: een groep in een peuterspeelzaal die voor een deel door lokale subsidie en voor een deel via de Wet Kinderopvang wordt gefinancierd.

  • o.

    Aanbieder: degene die een peuterspeelzaal exploiteert.

  • p.

    Ambitieniveau 2: De werkzaamheden worden uitgevoerd in een groep van maximaal 14 peuters door tenminste 2 gekwalificeerde beroepskrachten in termen van de voor de sector geldende CAO. De wet Kinderopvang is voor het ambitieniveau voor het werken met peutergroepen leidend.

  • q.

    Overdrachtsprotocol : In het kader van de doorgaande leerlijn wordt in Zwijndrecht gebruik gemaakt van een overdrachtsprotocol voor- en vroegschoolse educatie naar primair onderwijs.

  • r.

    Burgerservicenummer (BSN): het unieke persoonsnummer van iedere burger die ingeschreven staat in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA).

  • s.

    Ouderbijdrage: de bijdrage per maand per kind die de aanbieder vraagt aan ouders/verzorgers, gedurende de periode dat gebruik wordt gemaakt van het peuterspeelzaalwerk.

 

Artikel 2 Beslissend orgaan

  • 1.

    Besluiten ter uitvoering van deze verordening worden genomen door het college, tenzij in deze verordening anders is bepaald.

Hoofdstuk 2 Kaders subsidieverlening

Artikel 3 Subsidievoorwaarden voor peuterspeelzaalwerk

  • 1.

    Een aanbieder kan jaarlijks, voor 1 oktober voorafgaand aan het betreffende kalenderjaar, subsidie aanvragen voor het uitvoeren van peuterspeelzaalwerk.

  • 2.

    Subsidie wordt alleen verleend indien er wordt voldaan aan de volgende voorwaarden

    • a.

      de peuterspeelzaal is gevestigd in de gemeente Zwijndrecht;

    • b.

      de peuterspeelzaal voldoet op termijn aan het gewenste ambitieniveau (ambitieniveau 2);

    • c.

      de peuterspeelzaal is toegankelijk voor alle peuters uit de gemeente en vormt geen mogelijke belemmering voor de vrije schoolkeuze van ouders na de peuterperiode;

    • d.

      de peuterspeelzaal werkt desgevraagd mee aan het realiseren van een aanbod in het kader van de voor- en vroeg schoolse educatie en ontvangt daartoe overigens een aanvullende specifieke bijdrage uit daartoe strekkende middelen;

    • e.

      de peuterspeelzaal maakt actief gebruik van het overdrachtsprotocol tussen peuterspeelzaal / kinderopvang en het basisonderwijs;

    • f.

      de peuterspeelzaal verleent haar medewerking aan samenwerkingsactiviteiten die voortvloeien uit het lokaal beleid gericht op jonge kinderen waaronder o.a. de realisatie van een doorgaande lijn voor- en vroeg schoolse en zorgactiviteiten;

    • g.

      de peuterspeelzaal hanteert de eisen die voor de kinderopvang gelden ten aanzien van kwaliteit, veiligheid en gezondheid en conformeert zich aan de wet Ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie (OKE), in werking sinds 1 augustus 2010, indien er nadere aanwijzingen in deze wet van toepassing zijn;

    • h.

      van elke volwassen persoon die beroepsmatig aanwezig is in de peuterspeelzaal kan de aanbieder een geldige verklaring omtrent het gedrag overleggen;

    • i.

      de peuterspeelzaal houdt een registratie bij van:·   

      • -

        deelnemende peuters en de daarbij behorende N.A.W. gegevens alsmede het BSN;

      • -

        de hoeveelheid dagdelen waarop deze peuters gebruik hebben gemaakt van het aanbod;

      • -

        het opleidingsniveau van de betrokken beroepskrachten;

      • -

        de aantallen doorverwijzingen van peuters naar vormen van zorg, waaronder consultatiebureau en huisarts en de aantallen peuters die door derden naar de peuterspeelzaal werden verwezen;

        · de registratie is zodanig ingericht dat gegevens indien daartoe door de gemeente Zwijndrecht wordt verzocht op actuele maandelijkse basis kunnen worden verstrekt en controles door of in opdracht van de gemeente Zwijndrecht na voorafgaande aankondiging mogelijk zijn;

    • j.

      een groep bestaat uit maximaal 14 kinderen;

Artikel 4 Bekostiging per peuterplaats en subsidieplafond

  • 1.

    Een aanbieder kan per peuterspeelzaal subsidie aanvragen voor het aantal peuterplaatsen dat naar redelijkheid en waarschijnlijkheid bezet zal worden in het kalenderjaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • 2.

    Het college kan bij twijfel over de redelijkheid en waarschijnlijkheid als genoemd onder artikel 4.1 om nadere gegevens en een beargumentering verzoeken en kan indien de twijfels omtrent de aanvraag niet door de aanbieder kunnen worden weggenomen de aanvraag om subsidie weigeren.

  • 3.

    Een peuterspeelzaal komt voor maximaal drie dagdelen (zijnde drie peuterplaatsen) per peuter in aanmerking voor subsidie.

  • 4.

    a. Het subsidiebedrag per peuterplaats is gesteld op € 475, - (ingaande per 1 september 2012), onder voorwaarde dat de verhouding van 60 % gesubsidieerde en 40 % gefiscaliseerde peuterplaatsen wordt gerealiseerd, zoals in artikel 1 onderdeel m. is bedoeld.

    b. Vanaf 2013 is het bedrag per peuterplaats € 570, - onder de genoemde voorwaarde bij lid 4a.

  • 5.

    Het college kan de verhouding tussen gesubsidieerde en gefiscaliseerde peuterplaatsen en het subsidiebedrag per peuterplaats aanpassen.

  • 6.

    Indien het beschikbare budget op basis van de aanvragen overschreden dreigt te worden en de uitkomst m.b.t. 3.2 en 4.1 geen reden tot afwijzing van aanvragen geeft, vindt evenredige vermindering plaats van de subsidie van alle voor dit budget in aanmerking komende aanbieders.

Hoofdstuk 3 Algemene eisen

Artikel 5 Verplichtingen

  • 1.

    De subsidieontvanger is verplicht het college zo spoedig mogelijk te informeren over:

    • a)

      ontwikkelingen die ertoe leiden dat de activiteit of activiteiten niet kunnen worden verwezenlijkt;

    • b)

      het geheel of gedeeltelijk beëindigen van activiteiten.

  • 2.

    Het college kan aan de subsidieontvanger verplichtingen opleggen met betrekking tot:

    • a)

      de aard en omvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend;

    • b)

      de administratie van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten;

    • c)

      het voor de subsidievaststelling verstrekken van gegevens en bescheiden die nodig zijn voor een beslissing omtrent de subsidie;

    • d)

      de te verzekeren risico’s;

    • e)

      het stellen van zekerheid voor verleende voorschotten;

    • f)

      het afleggen van rekening en verantwoording over de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van subsidie van belang zijn;

    • g)

      het beperken of wegnemen van de nadelige gevolgen van de subsidie voor derden.

    • h)

      het uitoefenen van controle door een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek op het door de gemeenteraad, het college of de burgemeester gevoerde financiële beheer en de financiële verantwoording daarover.

  • 3.

    Het college kan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

Artikel 6 Begrotingsvoorbehoud

Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, kan zij worden verleend onder de voorwaarde dat door de raad voldoende gelden beschikbaar worden gesteld.

Artikel 7 De subsidiebeschikking

  • 1.

    De beschikking tot subsidieverlening bevat een omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend.

  • 2.

    De omschrijving kan later worden uitgewerkt, voor zover de beschikking tot subsidieverlening dit vermeldt.

  • 3.

    Bij de beschikking voegt de gemeente een overzicht van de te verstrekken gegevens waaronder in elk geval zijn begrepen de gegevens genoemd onder artikel 3.2. i.; 

  • 4.

    Tevens vermeldt de beschikking tot subsidieverlening in ieder geval:

    • a)

      het subsidiebedrag dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald en wordt betaald;

    • b)

      het tijdvak waarvoor het subsidie wordt verleend;

    • c)

      welke verplichtingen aan de subsidieverlening zijn verbonden;

    • d)

      welke bepalingen van deze verordening niet van toepassing zijn;

    • e)

      welke (aanvullende) onderwerpen eventueel nader dienen te worden geregeld als onderdeel dan wel bijlage van de beschikking.

Artikel 8 Beslistermijn

  • 1.

    Op een aanvraag wordt, zodra deze volledig is, uiterlijk binnen acht weken beslist.

  • 2.

    In gevallen waarin de aanvraag betrekking heeft op het boekjaar volgende op dat waarin de aanvraag is ingediend, vangt de in het eerste lid genoemde termijn aan op de dag na die waarop de gemeentebegroting voor dat boekjaar door de raad is vastgesteld, en indien aan de orde, zo nodig door Gedeputeerde Staten respectievelijk de Kroon is goedgekeurd.

Artikel 9 Weigering subsidieverlening

De subsidieverlening kan naast de in artikel 4:35 van de Wet genoemde gevallen worden geweigerd indien gegronde redenen bestaan aan te nemen dat:

  • a)

    niet voldaan wordt aan de voorwaarden zoals opgenomen in deze verordening en in nadere gestelde regels;

  • b)

    de gelden niet of in onvoldoende mate zullen worden besteed aan het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

  • c)

    de gelden niet of niet doelmatig zullen worden besteed;

  • d)

    de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met een wet, het algemeen belang of de openbare orde.

Hoofdstuk 4 Aanvraagprocedure

Artikel 10 Aanvraag van een subsidie voor peuterspeelzaalwerk

  • 1.

    De aanvraag wordt uiterlijk op 1 oktober voor de aanvang van het boekjaar schriftelijk, uitsluitend door middel van een aanvraagformulier, bij het college ingediend en door de aanvrager ondertekend.

  • 2.

    De aanvraag bevat in elk geval:

    • a)

      het aantal peuterplaatsen waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • b)

      het aantal locaties (specifiek gemaakt) waar de activiteiten plaats vinden;

    • c)

      het beoogd aantal groepen en de grootte van deze groepen;

    • d)

      overige door de Wet voorgeschreven documenten.

  • 3.

    Indien de aanvrager voor de eerste keer een per boekjaar te verstrekken subsidie aanvraagt bevat de aanvraag tevens:

    • a)

      een verklaring waaruit blijkt dat voldaan wordt aan de eisen zoals gesteld aan ambitieniveau 2;

    • b)

      de laatst opgemaakte jaarrekening dan wel de balans en de staat van baten en lasten en de toelichting daarop of, indien deze bescheiden ontbreken, een verslag over de financiële positie van de aanvrager op het moment van de aanvraag;

    • c)

      namen, adressen en functies van de zittende bestuursleden.

  • 4.

    Het college kan bepalen dat bepaalde stukken, genoemd onder lid 3 van dit artikel niet hoeven te worden overgelegd. Het college doet het verzoek om overlegging van aanvullende stukken of informatie binnen een termijn van vier weken na ontvangst van het verzoek om structurele subsidie.

  • 5.

    Het college kan aanvullende regels vaststellen waaraan te overleggen stukken dienen te voldoen.

  • 6.

    In overleg met het college van de gemeente Zwijndrecht is het mogelijk om te schuiven met peuterplaatsen tussen de verschillende locaties van een aanbieder. Dit onder voorwaarde dat het totaal aantal peuterplaatsen per locatie bekend moet zijn.

Hoofdstuk 5 Subsidievaststelling

Artikel 11 Aanvraag subsidievaststelling

  • 1.

    De aanvrager verzoekt voor 1 juni van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarop de subsidie betrekking heeft om vaststelling van de subsidiebijdrage.

  • 2.

    De aanvrager overlegt daarbij een jaarverslag en de jaarrekening over het betreffende jaar vergezeld gaande van een goedkeurende accountantsverklaring. Deze verklaring is slechts vereist indien het totaal van het aan de aanbieder toe te kennen subsidiebedrag het bedrag ad € 75.000,-- te boven gaat.

  • 3.

    Bij de aanvraag tot subsidievaststelling toont de aanvrager aan dat de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen, tenzij de subsidie voor de aanvang wordt vastgesteld.

  • 4.

    Bij de aanvraag tot subsidievaststelling legt de aanvrager rekening en verantwoording af over alle aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

  • 5.

    Het college kan de subsidieontvanger verplichten tot medewerking aan een aanvullend accountantsonderzoek.

  • 6.

    Bij de aanvraag tot vaststelling voegt de subsidieontvanger een inhoudelijk en financieel verslag, waarin in ieder geval zijn beschreven:

    • a)

      het aantal gerealiseerde peuterplaatsen;

    • b)

      de gegevens zoals genoemd onder artikel 3.2.i.;

    • c)

      de aard en omvang van de verrichte activiteiten;

    • d)

      een beschrijving in hoeverre de door de gemeente nagestreefde doelstellingen zijn gehaald en een toelichting op verschillen tussen de nagestreefde doelstellingen en behaalde resultaten.

  • 7.

    Het college kan regels stellen met betrekking tot de verplichtingen en stukken genoemd in de leden 1 tot en met 6 van dit artikel. Het college kan ontheffing verlenen van de verplichting in lid 2.

Artikel 12 De beschikking tot subsidievaststelling

  • 1.

    Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, stelt het college de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vast.

  • 2.

    De subsidie kan lager worden vastgesteld:

    • a)

      op grond van het bepaalde in artikel 4:46 van de Wet;

    • b)

      indien uit de aanvraag tot vaststelling blijkt dat het aantal gerealiseerde peuterplaatsen lager is, dan op basis van het deelbedrag dat aan de instelling in het subsidiejaar is verleend, is berekend.

Artikel 13 Intrekken of wijzigen

  • 1.

    Het college kan een verleende of vastgestelde subsidie conform de artikelen 4:48, 4:49 en 4:50 van de Wet intrekken of te nadele van de subsidieontvanger wijzigen.

  • 2.

    Een instelling geeft van elke omstandigheid die kan leiden tot het intrekken, terugvorderen of beëindigen van de subsidie, onmiddellijk schriftelijk kennis aan het college.

  • 3.

    Het college kan onverminderd afdeling 4.2.6 van de Wet, besluiten tot intrekking of wijziging van de subsidie als:

    • a)

      de instelling schriftelijk te kennen heeft gegeven geen beroep meer te willen doen op de gemeentelijke subsidie;

    • b)

      de instelling in staat van faillissement is verklaard, surseance van betaling is verleend of wordt opgeheven;

    • c)

      conservatoir beslag is gelegd op het vermogen of een deel van het vermogen van de instelling;

    • d)

      sprake is van ernstige tekortkomingen in de wijze waarop de instelling haar financiële middelen beheert;

    • e)

      de instelling haar activiteiten of werkzaamheden beëindigt;

    • f)

      naar het oordeel van het college andere redenen aanwezig zijn.

  • Het college hoort de instelling voordat wordt besloten tot intrekking of wijziging van de subsidie.

Hoofdstuk 6 Betaling, voorschotten en terugvordering

Artikel 14 Subsidiebetaling

  • 1.

    Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de subsidievaststelling betaalbaar gesteld, onder verrekening van betaalde voorschotten.

  • 2.

    Het subsidiebedrag wordt binnen vier weken na de subsidievaststelling betaalbaar gesteld, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald.

  • 3.

    Indien de subsidie niet op een wettelijk voorschrift berust kan bij de subsidieverlening of, indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, bij de subsidievaststelling een andere termijn worden bepaald waarbinnen het subsidiebedrag wordt betaald.

  • 4.

    Het subsidiebedrag kan in gedeelten worden betaald, mits in de subsidiebeschikking is aangegeven hoe de gedeelten worden berekend en op welke wijze zij worden betaald.

  • 5.

    De verplichting tot betaling van een subsidiebedrag of een voorschot wordt opgeschort met ingang van de dag waarop het college aan de subsidieontvanger schriftelijk kennis geeft van het ernstig vermoeden dat er grond bestaat om toepassing te geven aan de bepalingen in de Wet ter zake wijziging, intrekking of beëindiging van de subsidie, tot en met de dag waarop de beschikking omtrent de intrekking of wijziging is bekendgemaakt of de dag waarop sinds de kennisgeving van het ernstig vermoeden dertien weken zijn verstreken.

Artikel 15 Voorschotten

  • 1.

    Subsidies tot en met € 3.000,-- worden in de eerste week van januari voor 100% bevoorschot.

  • 2.

    Subsidies van € 3.001,-- tot en met € 15.000,-- worden in twee termijnen bevoorschot, zijnde 50% in de eerste week van januari en 50% per 1 juli.

  • 3.

    Subsidies vanaf € 15.000,-- worden in vier termijnen bevoorschot, zijnde 25% in de eerste week van januari, 25% per 1 april, 25% per 1 juli en 25% per 1 oktober.

  • 4.

    De beschikking tot voorschotverlening vermeldt het bedrag van het voorschot, dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald.

Artikel 16 Onverschuldigde betaling

Onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten kunnen worden teruggevorderd voor zover na de dag waarop de subsidie is vastgesteld, dan wel wijziging of intrekking van de subsidievaststelling heeft plaatsgevonden, nog geen vijf kalenderjaren zijn verstreken.

Hoofdstuk 7 Onderzoek

Artikel 17 Onderzoek

  • 1.

    Indien een subsidie op een wettelijk voorschrift berust, doet het college ten minste éénmaal in de vijf kalenderjaren een onderzoek naar de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk.

  • 2.

    Het college doet over de resultaten van dit onderzoek verslag aan de raad.

  • 3.

    Over de wijze van onderzoek wordt overlegd met belanghebbenden.

Hoofdstuk 8 Administratieve bepalingen

Artikel 18 Informatie

De instelling verstrekt zonder enig voorbehoud alle gegevens die in verband met de subsidieverstrekking door of namens het college wordt gevraagd.

Hoofdstuk 9 Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 19 Ontheffing

In voorkomende gevallen kan het college voor één of meer bepalingen van deze verordening en op grond van deze verordening gegeven voorschriften ontheffing verlenen, voor zover niet in strijd met de Wet of de doelstellingen van deze verordening.

Artikel 20 Onvoorzien

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet of onduidelijk is treft het college de nodige voorzieningen c.q. maatregelen, na overleg met belanghebbenden.

Artikel 21 Toezichthouders

Het college kan toezichthouders als bedoeld in artikel 5:11 van de Wet aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van de voorwaarden en verplichtingen die aan een subsidieontvanger zijn opgelegd.

Artikel 22 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van een aanbieder afwijken van de bepalingen in deze regeling indien toepassing hiervan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 23 Slotbepalingen

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening Peuterspeelzaalwerk gemeente Zwijndrecht 2012”.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking de dag na publicatie en werkt terug tot 1 juli 2012.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 26 juni 2012.
De griffier,                                                            De voorzitter,