Regeling vervallen per 01-05-2015

Verordening artikel 212 gemeentewet

Geldend van 15-03-2007 t/m 30-04-2015

Intitulé

Verordening artikel 212 gemeentewet

VERORDENING ARTIKEL 212 GEMEENTEWET

INHOUDSOPGAVE

Artikel 1. Definities

HOOFDSTUK 1. BEGROTING EN VERANTWOORDING

Kaderstellen

Artikel 2. Programmabegroting

Artikel 3. Producten

Artikel 4. Meerjarig kader begroting

Uitvoering

Artikel 5. Uitvoering begroting

Beheersing en Interne controle

Artikel 6. Interne controle

Rapportage en Verantwoording

Artikel 7. Tussentijdse rapportage en informatie

Artikel 8. Jaarstukken

HOOFDSTUK 2. FINANCIËLE POSITIE

Artikel 9. Financiële positie

Artikel 10. Waardering & afschrijving vaste activa

Artikel 11. Reserves en voorzieningen

Artikel 12. Kostentoerekening

Artikel 13: Financieringsfunctie

Artikel 14. Registratie bezittingen, activa en vermogen

HOOFDSTUK 3. PARAGRAFEN

Artikel 15. Lokale heffingen

Artikel 16. Weerstandsvermogen

Artikel 17. Onderhoud kapitaalgoederen

Artikel 18. Financiering

Artikel 19. Bedrijfsvoering

Artikel 20. Verbonden partijen

Artikel 21. Grondbeleid

Artikel 22. Niet verplichte paragrafen.

HOOFDSTUK 4. FINANCIËLE ORGANISATIE EN ADMINISTRATIE

Artikel 23. Financiële administratie

Artikel 24. Financiële organisatie

Artikel 25. Aanbesteding en inkoop

Artikel 26. Subsidieverstrekking en steunverlening

HOOFDSTUK 5. SLOTBEPALINGEN

Artikel 27. Inwerkingtreding

Artikel 28. Citeertitel

ALGEMENE TOELICHTING OP DE VERORDENING

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING OP DE VERORDENING

VERORDENING OP DE UITGANGSPUNTEN VOOR HET FINANCIEEL BELEID, ALSMEDE VOOR HET FINANCIEEL BEHEER EN VOOR DE INRICHTING VAN DE FINANCIËLE ORGANISATIE VAN DE GEMEENTE ZWOLLE.

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      eenheid :

    • de eenheden binnen de gemeentelijke organisatie, zoals ingesteld per 1 januari 2002

    • b.

      deelprogramma :

    • onder deelprogramma wordt verstaan het programma zoals bedoeld in het Besluit Begroting en Verantwoording : een samenhangend geheel van activiteiten, genoemd in de begroting en jaarstukken.

    • c.

      administratie:

    • het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Zwolle en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

    • d.

      financiële administratie:

    • het onderdeel van de administratie dat omvat het systematisch maken en verwerken van aantekeningen betreffende de financiële gegevens van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Zwolle, teneinde te komen tot een goed inzicht in:

      • 1.

        de financieel-economische positie;

      • 2.

        het financiële beheer ;

      • 3.

        de uitvoering van de begroting;

      • 4.

        het afwikkelen van vorderingen en schulden;

      • 5.

        het afleggen van rekening en verantwoording.

    • e.

      administratieve organisatie:

    • het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen en het in stand houden van de goede werking van de bestuurlijke en ambtelijke informatieverzorging ten behoeve van de verantwoordelijke leiding en gericht op een goede interne controle en het voorkomen van frauduleus handelen.

    • f.

      financieel beheer:

    • de activiteiten die moeten bewerkstelligen dat de uitvoering van de begroting volgens de gestelde plannen en doelen en binnen de gestelde kaders plaatsvinden en dat de financiële positie daarmee in overeenstemming is.

    • g.

      rechtmatigheid:

    • het overeenstemmen van het tot stand komen van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan met de relevante wet- en regelgeving zoals bedoeld in het Besluit accountantscontrole gemeenten.

    • h.

      doelmatigheid:

    • de mate waarin de gewenste prestaties en beoogde maatschappelijke effecten worden gerealiseerd met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen, of met de beschikbare middelen zo veel mogelijk resultaat wordt bereikt.

    • i.

      doeltreffendheid:

    • de mate waarin met de geleverde prestaties de gestelde doelen of de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid daadwerkelijk worden behaald.

    • j.

      bestuurlijke planning:

    • het schema van de jaarcyclus perspectiefnota – begroting – beleidsrapportage - jaarrekening zoals ieder jaar in het eerste kwartaal door de raad vastgesteld.

    • k.

      bedrijfsvoering :

    • alle activiteiten die dienen ter ondersteuning van het primaire proces.

HOOFDSTUK 1. BEGROTING EN VERANTWOORDING

Kaderstellen

Artikel 2. Programmabegroting

  • 1. Jaarlijks wordt door het college de programmabegroting aangeboden aan de gemeenteraad.

  • 2. De begroting is ingedeeld overeenkomstig de voorgeschreven indeling in het Besluit Begroting en Verantwoording.

  • 3. De raad stelt de deelprogramma-indeling vast.

  • 4. De raad stelt jaarlijks per deelprogramma vast:

    • a.

      de beoogde beleidsdoelstellingen, inclusief maatschappelijke effecten;

    • b.

      de te leveren prestaties

    • c.

      de baten en lasten

    • d.

      de afzonderlijk ter vaststelling voorgelegde investeringskredieten

  • 5. Het college stelt per deelprogramma indicatoren voor met betrekking tot de beoogde beleidsdoelstellingen, maatschappelijke effecten en de te leveren prestaties.

  • 6. De raad stelt de indicatoren, bedoeld in het vijfde lid, vast.

  • 7. Het college draagt zorg voor het verzamelen en vastleggen van gegevens over de geleverde prestaties, beleidsdoelen en maatschappelijke effecten, opdat de beoogde doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid zoals vastgesteld door de raad, kunnen worden getoetst.

Artikel 3. Producten

  • 1. Ter uitvoering van de programmabegroting stelt het college een productraming vast.

  • 2. Het college bepaalt welke producten in de productraming worden opgenomen.

  • 3. Bij iedere begroting wordt een overzicht gegeven van de toedeling van de producten uit de productraming aan de deelprogramma’s, waarbij wijzigingen expliciet worden aangegeven.

Artikel 4. Meerjarig kader begroting

  • 1.

    De raad stelt één keer per vier jaar een meerjarig ontwikkelingsprogramma vast, waarin indicatief de beleidsrichting en de toedeling van de financiële middelen wordt benoemd.

  • 2.

    Het college biedt in de loop van het begrotingsjaar een nota aan over de kaders voor het volgende begrotingsjaar en de drie opvolgende jaren.

  • 3.

    De uiterste datum voor aanbieding van deze nota door het college, en het moment van vaststelling door de raad, wordt jaarlijks vastgelegd in de bestuurlijke planning.

Uitvoering

Artikel 5. Uitvoering begroting

  • 1. Het college stelt regels vast die waarborgen dat de uitvoering van de begroting rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt.

  • 2. Het college draagt er zorg voor dat :

    • a.

      de toedeling van de budgetten en de investeringskredieten aan de productraming geschiedt op grond van de geautoriseerde programmabegroting

    • b.

      wijzigingen op de oorspronkelijk geraamde lasten en baten in de productenraming geautoriseerd worden door de raad, indien deze wijzigingen leiden tot een verandering van de omvang van een deelprogrammabudget

    • c.

      de werkelijke lasten en baten op de juiste wijze worden toegewezen aan de producten van de productraming

    • d.

      de lasten van de producten niet dusdanig worden overschreden dat de realisatie van andere producten binnen hetzelfde deelprogramma onder druk komt.

  • 3. Het college is bevoegd bij de uitvoering van de begroting in de loop van het jaar te besluiten tot herschikking tussen deelprogramma’s, onder de voorwaarden dat

    • a.

      de herschikking budgettair neutraal is voor de lopende begroting en de doorwerking naar toekomstige begrotingen

    • b.

      de herschikking per keer het bedrag van € 50.000 niet mag overschrijden

    • c.

      de herschikkingen afzonderlijk worden gemeld bij de beleidsrapportage respectievelijk de jaarrekening.

Beheersing en Interne controle

Artikel 6. Interne controle

  • 1. Het college draagt ten behoeve van het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de jaarrekening zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2. Het college draagt zorg voor de periodieke interne toetsing van bedrijfsonderdelen op juistheid, volledigheid en tijdigheid van de bestuurlijke informatievoorziening, de rechtmatigheid van beheershandelingen en op misbruik en oneigenlijk gebruik van de gemeentelijke regelingen.

  • 3. Het college zorgt op basis van de resultaten van de toets bedoeld in het tweede lid indien nodig voor een plan van verbetering. Het college neemt op basis van het plan van verbetering maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

  • 4. De resultaten van de toets en het plan van verbetering worden ter kennisgeving aan de raad aangeboden.

Rapportage en Verantwoording

Artikel 7. Tussentijdse rapportage en informatie

  • 1. Het college informeert de raad door middel van minimaal één tussentijdse rapportage over de realisatie van de begroting

  • 2. De tussenrapportage wordt aan de raad aangeboden op het tijdstip zoals jaarlijks vastgelegd in de bestuurlijke planning.

  • 3. De inrichting van de tussentijdse rapportage sluit aan bij de indeling van de begroting.

  • 4. In de rapportage wordt in ieder geval aandacht besteed aan afwijkingen betreffende beoogde beleidsdoelstellingen, beoogde maatschappelijke effecten, beoogde prestaties en op afwijkingen betreffende geautoriseerde baten en lasten.

  • 5. De raad bepaalt aan de hand van de uitvoering van de deelprogramma’s of de beleidsdoelen van de deelprogramma’s bijstelling behoeven.

  • 6. Het college informeert in ieder geval vooraf de raad en neemt pas een besluit, nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen voorzover het betreft af te sluiten privaatrechtelijke contracten met meerjarige verplichtingen waarvan de jaarlijkse lasten en / of baten groter zijn dan € 50.000 en die zaken betreffen buiten de sfeer van de bedrijfsvoering.

Artikel 8. Jaarstukken

  • 1. Het college legt in het jaarverslag en de jaarrekening verantwoording af aan de raad over de uitvoering van de deelprogramma’s. In de verantwoording geeft het college aan:

    • a.

      welke beoogde beleidsdoelen, inclusief maatschappelijke effecten, zijn bereikt

    • b.

      welke prestaties hiervoor zijn geleverd

    • c.

      wat de lasten en baten zijn geweest

    • d.

      hoe de resultaten zich verhouden tot de in de programmabegroting gestelde doelen.

  • 2. De jaarstukken zijn ingedeeld overeenkomstig de voorgeschreven indeling in het Besluit Begroting en Verantwoording.

  • 3. Het college draagt zorg voor een adequate vertaling van de verantwoording van de eenheden naar de verantwoording ten behoeve van het college én de raad

  • 4. De raad bepaalt aan de hand van de uitvoering van de deelprogramma’s of de beleidsdoelen van de deelprogramma’s bijstelling behoeven.

HOOFDSTUK 2. FINANCIËLE POSITIE

Artikel 9. Financiële positie

  • 1. Het college draagt er zorg voor, dat de financiële consequenties van het beleid waartoe de raad heeft besloten, in de uiteenzetting van de financiële positie en de meerjarenramingen is opgenomen.

  • 2. Het totaalbedrag aan verleende garanties en waarborgen wordt bij de uiteenzetting van de financiële positie expliciet vermeld.

Artikel 10. Waardering & afschrijving vaste activa

  • 1. Afschrijvingen vinden plaats conform de voorschriften van het Besluit Begroting en Verantwoording en volgens een door het college vastgestelde afschrijvingstabel.

  • 2. Het college voegt bij de begrotingsstukken de geldende afschrijvingstabel toe.

  • 3. In de door het college vastgestelde tabel is afzonderlijk aangegeven op welke investeringen met meerjarig maatschappelijk nut kan worden afgeschreven

Artikel 11. Reserves en voorzieningen

  • 1. De raad stelt jaarlijks bij de programmabegroting het overzicht van reserves en voorzieningen vast.

  • 2. Het overzicht van reserves en voorzieningen bevat :

    • a.

      de vorming en vrijval van reserves en voorzieningen

    • b.

      de geldende beleidsregels van reserves en voorzieningen

    • c.

      de voeding van en onttrekking aan reserves en voorzieningen

    • d.

      de eventuele normering en bandbreedte

    • e.

      de toerekening en verwerking van rente over de reserves, in relatie tot de nota weerstandsvermogen bedoeld in artikel 16

    • f.

      de toerekening en verwerking van prijsstijging over de voorzieningen, in relatie tot de nota weerstandsvermogen bedoeld in artikel 16

Artikel 12. Kostentoerekening

  • 1. Voor het bepalen van de kostprijs van producten en diensten van de gemeente Zwolle wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd, met als uitgangspunt dat tarieven kostendekkend dienen te zijn.

  • 2. Tot de kostprijs worden tevens gerekend de bijdragen aan reserves voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolrechten, reinigingsrechten, afvalstoffenheffing en andere relevante rechten de compensabele BTW.

  • 3. De omslagrente voor de rentetoerekening van de kapitaallasten wordt jaarlijks bij de begroting vastgesteld.

Artikel 13: Financieringsfunctie

  • 1. Het college draagt bij de uitoefening van de financieringsfunctie zorg voor een juiste uitvoer van de richtlijnen zoals vastgelegd in het door de raad vastgestelde Treasurystatuut.

  • 2. Het Treasurystatuut wordt tenminste eenmaal in de vier jaar geactualiseerd.

Artikel 14. Registratie bezittingen, activa en vermogen

  • 1. Het college draagt zorgt voor een actuele en volledige registratie van bezittingen.

  • 2. Het college draagt er zorg voor, dat de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente systematisch worden gecontroleerd, met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de vorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen en de schulden jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen tenminste eenmaal in de 5 jaar.

  • 3. Bij afwijkingen in de registratie van bezittingen neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen. De resultaten van de controle en eventuele plannen van verbetering worden ter kennisgeving aan de raad aangeboden.

HOOFDSTUK 3. PARAGRAFEN

Artikel 15. Lokale heffingen

  • 1.

    Het college biedt tenminste eenmaal in de vier jaar een nota lokale heffingen aan. Deze nota behandelt in ieder geval:

    • -

      de samenstelling van het pakket aan gemeentelijke belastingen en heffingen;

    • -

      de verdeling van de druk van de belastingen over de diverse bevolkingsgroepen en belanghebbenden;

    • -

      de kostendekkendheid van de heffingen;

    • -

      de druk van de lokale belastingen en heffingen;

    • -

      het kwijtscheldingsbeleid en het tarievenbeleid.

      De nota bevat voorts een overzicht van de verordeningen waarin tarieven, heffingen en prijzen zijn vastgelegd met de bijbehorende vaststellingsdata. De nota bevat tevens een actueel overzicht van de tarieven, heffingen, prijzen en kosten per verstrekte dienst.

      De raad stelt de nota vast.

  • 2.

    Bij de begroting en jaarstukken doet het college in de paragraaf lokale heffingen verslag van de opbrengsten per lokale heffing; het volume en bedrag aan kwijtscheldingen; de kostendekkendheid ; de (ontwikkeling van de) lokale lastendruk voor huishoudens en bedrijven.

  • 3.

    In of bij de begroting doet het college voorstellen met betrekking tot de tarieven, heffingen en prijzen in samenhang met de kosten per verstrekte dienst.

Artikel 16. Weerstandsvermogen

  • 1. Het college biedt tenminste eenmaal in de vier jaar een nota weerstandsvermogen en risicomanagement aan. In deze nota wordt ingegaan op het risicomanagement, het opvangen van risico’s door verzekeringen, voorzieningen, het weerstandsvermogen of anderszins. In de nota wordt tevens het gewenste weerstandscapaciteit bepaald. De raad stelt de nota vast.

  • 2. Bij de begroting en jaarstukken doet het college in de paragraaf weerstandsvermogen verslag van de risico’s voor de gemeente, de aanwezige weerstandscapaciteit en wordt een inschatting gegeven in hoeverre schaden en verliezen als gevolg van de risico’s met de aanwezige weerstandscapaciteit kunnen worden opgevangen.

Artikel 17. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1. Het college biedt tenminste eens in de vier jaar een nota onderhoud openbare ruimte aan. De nota geeft het kader weer voor de inrichting van het onderhoud en het beoogde onderhoudsniveau voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken, straatmeubilair en riolering en eveneens de normkostensystematiek en het meerjarig budgettair beslag. De raad stelt de nota vast.

  • 2. Bij de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen verslag over de voortgang van het geplande onderhoud en het eventuele achterstallig onderhoud aan openbaar groen, water, wegen, kunstwerken, straatmeubilair, riolering en gemeentelijke gebouwen.

Artikel 18. Financiering

Bij de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf financiering in ieder geval verslag van:

  • a.

    de kasgeldlimiet;

  • b.

    de renterisico norm;

  • c.

    de liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte ;

  • d.

    de rentevisie en

  • e.

    de rentekosten en rente-opbrengsten verbonden aan de financieringsfunctie.

Artikel 19. Bedrijfsvoering

  • 1. Het college stelt tenminste eenmaal in de vier jaar een nota bedrijfsvoering vast. De nota wordt ter kennisgeving aan de raad gezonden. In de nota wordt speciale aandacht geschonken aan de relatie tussen het gemeentelijk apparaat en de inwoners van de gemeente.

  • 2. Bij de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf bedrijfsvoering verslag van de tijdelijke en actuele onderwerpen die aandacht behoeven, alsmede van nieuwe ontwikkelingen.

Artikel 20. Verbonden partijen

  • 1.

    1.Het college biedt tenminste eenmaal in de vier jaar een nota verbonden partijen aan. Van elk van de verbonden partijen wordt weergegeven het openbaar belang, het eigen vermogen, de solvabiliteit, het financieel resultaat en het financieel belang en de zeggenschap van de gemeente.

  • De nota bevat voorts de kaders voor het beleid aangaande (het aangaan van nieuwe) participaties met name de condities waaronder het publiek belang is gediend met behartiging door verbonden partijen, de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de verbonden partijen en de financiële voorwaarden.

  • De raad stelt de nota vast.

  • 2.

    In de begroting en de jaarstukken wordt in de paragraaf verbonden partijen ingegaan op nieuwe participaties, het beëindigen van bestaande participaties, het wijzigen van bestaande participaties en het aanwezig zijn van problemen bij bestaande participaties.

  • 3.

    Van elk van de verbonden partijen wordt bij de jaarstukken een opgave verstrekt van het openbaar belang ; het eigen en vreemd vermogen en het financieel resultaat en het financiële belang en de zeggenschap van de gemeente.

Artikel 21. Grondbeleid

  • 1. Het college biedt ten minste eens in de vier jaar een nota grondbeleid aan ter behandeling en vaststelling door de raad. In deze nota wordt aandacht besteed aan:

    • a.

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • b.

      te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    • c.

      de voorraadverwerving en uitgifte van gronden;

    • d.

      de reservepositie in relatie tot de risico’s.

  • 2. In de paragraaf grondbeleid van de begroting en de jaarstukken wordt ingegaan op de uitvoering van de nota grondbeleid, met name de belangrijkste financiële ontwikkelingen zoals verlies / winstverwachtingen, de verwerving van gronden, de relatie tussen reserves en risico’s e.d.

  • 3. In de jaarstukken wordt bovendien een risico-analyse opgenomen van de nog niet in exploitatie genomen gronden, het zogenaamde strategisch bezit.

Artikel 22. Niet verplichte paragrafen.

De raad is bevoegd nieuwe paragrafen in de begroting en jaarstukken te laten opnemen. Inhoudelijke eisen worden door de raad geformuleerd.

HOOFDSTUK 4. FINANCIËLE ORGANISATIE EN ADMINISTRATIE

Artikel 23. Financiële administratie

Het college draagt er zorg voor dat:

  • 1.

    de inrichting en de werking van de financiële administratie voldoet aan het Besluit Begroting en Verantwoording en andere relevante wet- en regelgeving;

  • 2.

    de vereiste informatie verstrekt wordt aan het rijk, de provincie en de Europese Unie, alsmede aan andere instellingen die specifieke verantwoordingsverplichtingen opleggen aan gemeenten.

  • 3.

    de administratie zodanig van opzet en werking is, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

    • a.

      het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de eenheden;

    • b.

      het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa, voorraden, vorderingen en schulden, enzovoorts.;

    • c.

      het verschaffen van informatie aan de budgethouders en voor het maken van kostencalculaties;

    • d.

      het bevorderen van de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

    • e.

      het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

    • f.

      de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen.

Artikel 24. Financiële organisatie

Het college draagt zorg voor én het vastleggen van :

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de eenheden

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

  • c.

    de verlening van mandaten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de regels voor de opdrachtverlening en de verrekening van leveringen tussen de eenheden van de gemeente;

  • e.

    de te maken afspraken met de eenheden over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de regels voor de verlening van décharge over het gevoerde beheer van de eenheden.

Artikel 25. Aanbesteding en inkoop

Het college draagt zorg voor én het vastleggen van de interne regels voor de inkoop en aanbesteding van werken, leveringen en diensten. De regels waarborgen dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels terzake van de Europese Unie.

Artikel 26. Subsidieverstrekking en steunverlening

Het college draagt er zorg voor dat bij de toekenning van steunverlening aan ondernemingen en subsidies gehandeld wordt in overeenstemming met de regels terzake van de Europese Unie en de Algemene subsidieverordening van de gemeente Zwolle.

HOOFDSTUK 5. SLOTBEPALINGEN

Artikel 27. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking per 1 januari 2004, met dien verstande dat de begroting, meerjarenraming, de jaarstukken, de uitvoeringsinformatie en de informatie voor derden en de daarbij behorende toelichtingen met ingang van de begroting voor het begrotingsjaar 2004 voldoen aan de bepalingen van deze verordening.

Artikel 28. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald onder de naam “Financiële verordening gemeente Zwolle”.

ALGEMENE TOELICHTING OP DE VERORDENING

Inleiding

Artikel 212 van de nieuwe gemeentewet (zie box) stelt dat de raad een verordening opstelt over de uitgangspunten van het financieel beleid, het financieel beheer en de financiële organisatie. De raad moet uiterlijk 15 november 2003 deze nieuwe verordening vaststellen. Het doel van het artikel 212 Gemeentewet is dat de raad de uitgangspunten vastlegt voor de uitvoering van de financiële functie.

Artikel 212       Gemeentewet

  • 1.

    De raad stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede de regels voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast. Deze verordening dient te waarborgen dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan.

  • 2.

    De verordening bevat in ieder geval:

    • a.

      regels voor waardering en afschrijving van activa;

    • b.

      grondslagen voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en van tarieven voor rechten als bedoeld in artikel 229b, alsmede, voor zover deze wordt geheven, voor de heffing bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

    • c.

      regels inzake de algemene doelstellingen en de te hanteren richtlijnen en limieten van de financieringsfunctie, alsmede inzake de administratieve organisatie van de financieringsfunctie, daaronder begrepen taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening. 

Financiële functie

Artikel 212 heeft betrekking op de financiële functie. De financiële functie omvat alle directe en indirecte activiteiten en processen ter uitvoering van de onderwerpen die zijn opgenomen in het Besluit begroting en verantwoording. De kernonderwerpen in het besluit zijn de begroting en rekening, de paragrafen en de financiële positie en in relatie darmee de balans. Het zijn onderwerpen waarbij vooral de raad een centrale rol vervult. De begroting betreft immers het vaststellen van de beschikbare gelden en de programma’s die daarmee gerealiseerd moeten worden. Om de financiële positie te beoordelen, moet de vraag beantwoord worden of de financiën van de gemeenten op, met name, de langere termijn gezond zijn. De begroting en de financiële positie en hangen nauw samen. Zo kan de begroting sluitend zijn, terwijl de meerjarige financiële positie kwetsbaar is. Andersom kan de financiële positie gezond zijn en de rekening een tekort laten zien. De raad zal de begroting steeds in relatie moeten bezien met de financiële positie. De begroting en de financiële positie zijn in onderlinge samenhang van belang voor het inzicht in de gemeentelijke financiën.

De paragrafen gaan over onderwerpen die van invloed zijn op de begroting en de financiële positie en waarbij sprake is van bestuurlijke en financiële risicofactoren. Onderstaande figuur vat deze onderwerpen samen, uitgaande van de begrippen financieel beleid, financieel beheer en financiële organisatie.

Hieronder worden de begrippen financieel beleid, financieel beheer en financiële organisatie toegelicht.

fig.1.1.5.1.

Financieel beleid

Het financieel beleid omvat de uitgangspunten voor de financiële functie. In de eerste plaats zijn dat de algemene uitgangspunten en doelen voor uitoefening, organisatie en werking van de financiële functie en de daarbij behorende informatievoorziening. Ten tweede gaat het specifiek om uitgangspunten die de budgettaire ruimte beïnvloeden. Artikel 212 Gemeentewet noemt in dat verband drie onderwerpen:

  • ·

    de regels voor de waardering en afschrijving van activa

  • ·

    de grondslagen voor de berekening van de tarieven, heffingen en prijzen die gemeenten heffen

  • ·

    de doelstellingen, richtlijnen en limieten voor de financieringsfunctie.

Financieel beheer

Het financieel beheer omvat de activiteiten die moeten bewerkstelligen dat de uitvoering van de begroting volgens de gestelde plannen en doelen en binnen de gestelde kaders plaatsvinden en dat de financiële positie daarmee in overeenstemming is. Die activiteiten dienen er voor te zorgen dat de financiële situatie onder controle is. Zeker voor de begroting hangen de activiteiten nauw samen met de cyclus van planning & control. Het gaat daarbij niet alleen om de financiële aspecten, maar evenzeer om de programmatische: welke maatschappelijke effecten worden beoogd en welke prestaties moeten daarvoor geleverd worden?

Financiële organisatie

De financiële organisatie ondersteunt het financieel beheer. Het gaat daarbij ten eerste om de verdeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de raad, het college en de ambtelijke organisatie.

Ten tweede gaat het om de inrichting en het onderhoud van de (administratieve) systemen die de activiteiten en processen van het financieel beheer ondersteunen. Deze systemen ondersteunen niet alleen de geldstromen (wat mag het kosten), maar evenzeer de prestaties (output). Tot de systemen behoren ook management controlsystemen binnen de ambtelijke organisatie, tussen de ambtelijke organisatie en het college en tussen het college en de raad.

Ontwikkelingen in de financiële functie

De laatste jaren is de betekenis van de financiële functie veranderd. Er is sprake van een verschuiving van een administratief-technische naar een bredere en bestuurlijke functie. Onderstaande elementen krijgen daardoor meer gewicht:

  • ·

    de bestuurlijke planning & control van de raad en het college;

  • ·

    de informatievoorziening aan het college en de raad;

  • ·

    de (financiële aspecten van de) programma’s die de gemeente nastreeft en de plaats en functie daarin van de begroting en de jaarstukken;

  • ·

    de meerjarige financiële positie;

  • ·

    het beheersen van het begrotingsevenwicht, mede door het onderkennen en beheersen van risico’s.

De nieuwe ontwikkelingen zijn terug te vinden in het Besluit begroting en verantwoording. Dit besluit geeft de algemene regels die de wetgever voor de financiële functie stelt. De verordening is in hoge mate gebaseerd op (de uitgangspunten voor) het besluit. Belangrijke elementen daarvan zijn de programmabegroting en jaarrekening, de paragrafen over bestuurlijk-financiële risico’s, de financiële positie en de balans.

Dualisme

Het dualisme brengt een scheiding van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden tussen de raad en het college. De raad heeft een kaderstellende en controlerende functie, het college een uitvoerende functie. De begrotingsuitvoering, het bewaken van de financiële positie en de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige besteding zijn daarmee grotendeels taken van het college geworden. Dat geldt ook voor het inrichten van de ambtelijke organisatie en voor de administratieve systemen die noodzakelijk zijn voor een goede uitoefening van de financiële functie. Wel moet het college daarbij de kaders in acht nemen die de raad stelt. Deze verordening artikel 212 Gemeentewet geeft in belangrijke mate de taakverdeling tussen de raad en het college aan.

Structuurkenmerken van de verordening.

Allereerst regelt de verordening de relatie tussen de raad en het college. Taken van de raad en van het college komen beide aan de orde. De verordening regelt niet – inherent aan het dualisme - de relatie tussen het college en de ambtelijke organisatie. De oude ‘monistische’ verordeningen regelden dat onderdeel wel; het college zal dat nu zelf moeten doen, waarbij de verordening als basis dient. In de bestaande organisatieregels van de gemeente Zwolle, het mandaatbesluit, het budgetteringsreglement en diverse andere onderdelen van de Financiële Concernkaders is op het gebied van de relatie college en ambtelijk apparaat al het nodige geregeld.

Het tweede kenmerk is dat de verordening aansluit bij de opzet van het Besluit begroting en verantwoording, met name de onderdelen begroting, de financiële positie en de paragrafen. Dit zijn afzonderlijke hoofdstukken in de verordening. Onderdelen van de financiële organisatie die een directe relatie hebben met de begroting en de financiële positie komen in deze hoofdstukken aan de orde.

Het derde kenmerk is de duale taakverdeling tussen de raad en het college. In de hoofdstukken komen het onderscheid in kaderstelling, uitvoering, verantwoording en controle naar voren.

Het vierde kenmerk is dat de verordening vooral voor de begroting belangrijke elementen van planning en control vermeldt, zowel voor de raad als voor het college.

Inhoudelijke opmerkingen over de verordening.

Het eerste hoofdstuk gaat over de beleidscyclus. De raad stelt de kaders voor de uitvoering van de begroting. Hij doet dat vooral door het vaststellen van de programmabegroting en de beantwoording van de 3-w-vragen : wat willen we bereiken (de beleidsdoelstellingen, inclusief de maatschappelijke effecten), wat gaan we daar voor doen (de prestaties, bestaande uit te leveren goederen en diensten) en wat mag dat kosten? Het college voert vervolgens de begroting uit en zorgt voor de beheersing van deze uitvoering. Vervolgens rapporteert het college aan de raad aan de hand van de drie w-vragen. De raad bepaalt in de verordening een rolverdeling tussen de raad en het college en formuleert een aantal prestatie-eisen, bijvoorbeeld aan de interne controle van de rechtmatige besteding.

Het tweede hoofdstuk behandelt de financiële positie. Hier komen investeringen, reserves en voorzieningen, activering en afschrijving, financiering en kostprijsberekening aan de orde, onderwerpen die (in)direct van invloed zijn op de financiële positie van gemeenten. De artikelen in dit hoofdstuk voldoen aan het voorschrift dat de verordening in ieder geval regels stelt voor de kostprijsberekeningen, de waardering van activa en de treasuryfunctie (zie artikel 212, tweede lid). Evenals in hoofdstuk 1 komt de rolverdeling tussen de raad en het college naar voren. Zo stelt de raad een aantal prestatie-eisen aan de uitvoering, het beheer en de interne controle.

In het derde hoofdstuk komen de paragrafen in de begroting en de jaarrekening aan de orde, waarbij de raad eisen kan stellen aan de inhoud van de paragrafen in aanvulling op de eisen uit het Besluit begroting en verantwoording

Het vierde hoofdstuk betreft de uitgangspunten voor de financiële organisatie en de administratie. De raad moet er immers van op aankunnen dat de aansturing van de ambtelijke organisatie en de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van en binnen de ambtelijke organisatie goed zijn vastgelegd. Bovendien moeten er administratieve systemen zijn die de uitvoering van de begroting, het inzicht in de financiële positie en de toepassing van de paragrafen ondersteunen. Deze systemen dienen tevens de rapportages en verantwoording van de ambtelijke organisatie aan het college en de rapportage van het college aan de raad te ondersteunen. De raad kan ook hiervoor kaders stellen. Overeenkomstig de doelstellingen van het dualisme gaat het dan vooral om prestatie-eisen waaraan het college moet voldoen en niet om de meer gedetailleerde uitvoeringsregels zelf. De raad kan hierbij de accountant vragen te toetsen of de financiële organisatie en de administratieve systemen de prestatie-eisen kunnen waarborgen en de raad te informeren over zijn bevindingen.

Het vijfde hoofdstuk bevat de slotbepalingen inwerkingtreding en citeertitel.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING OP DE VERORDENING

Artikel 2. Programmabegroting

De programmabegroting komt in de plaats van de concernbegroting.

Artikel 2 bevat een aantal bepalingen over de inrichting van de begroting waarin de kaderstellende functie van de raad tot uiting komt. De raad legt op basis van dit artikel een belangrijk deel van de infrastructuur van de begroting vast, evenals de prestatie- en kengetallen waarop de raad wil sturen en controleren.

In het Besluit comptabiliteitsvoorschriften 1995 was de indeling van de begroting in functies verplicht voorgeschreven. In het Besluit begroting en verantwoording is dat niet meer zo. De gemeente bepaalt nu zelf het aantal en de inhoud van de deelprogramma's van de begroting en kan daardoor de begrotingsopzet aanpassen aan de eigen politiek-bestuurlijke wensen. Zo kan een gemeente deelprogramma's indelen naar doelgroepen of indelen volgens de pijlers van het grote stedenbeleid. Omdat er een politiek-bestuurlijke keuze ten grondslag ligt aan de indeling van de deelprogramma’s, stelt de raad de indeling vast. Meestal zal die vaststelling voor enkele jaren gelden, bijvoorbeeld voor een gehele raadsperiode. Indien daartoe aanleiding is, kan de raad de indeling wijzigen.

Vooralsnog blijven wij in Zwolle deelprogramma’s hanteren in plaats van programma’s, waarover wordt gesproken in het Besluit begroting en verantwoording. Het autorisatieniveau van de raad betreffende baten en lasten blijft liggen op dit deelprogrammaniveau.

Een deelprogramma omvat een samenhangend geheel van activiteiten en wordt uitgesplitst in producten in de productraming, zoals genoemd in artikel 3.

Een programma is gebaseerd op de drie w-vragen: wat willen we bereiken (de beleidsdoelstellingen, inclusief de maatschappelijke effecten), wat gaan we daar voor doen (de prestaties, bestaande uit te leveren goederen en diensten) en wat mag dat kosten? Vooral voor de eerste twee vragen zullen in de praktijk streefwaarden nodig zijn. Aan de hand van die streefwaarden kan de raad zijn kaderstellende functie vervullen. Ook dienen zij om de raad de gelegenheid te bieden zijn controlerende functie in te vullen door de uitkomsten en resultaten van de programma's te beoordelen. In het dualistisch bestel moet de raad de w-vragen zelf beantwoorden; hij kan dat niet overlaten aan het college en/of de ambtelijke organisatie.

In lid 4d wordt expliciet vastgelegd dat de raad afzonderlijk ter vaststelling voorgelegde investeringskredieten autoriseert. De autorisatie van deze kredieten zou anders als gevolg van het door gemeenten gehanteerde lasten en batenstelsel buiten de boot kunnen vallen. Investeringen worden voornamelijk geactiveerd en drukken zodoende in het jaar van aanschaf niet op de onder de deelprogramma’s verantwoorde lasten. De financiële uitwerking en dekking moet helder worden gepresenteerd. Hetzelfde geldt uiteraard voor de doelstelling van de investering.

Artikel 3. Producten

De raad stelt de programmabegroting vast. Ter uitvoering van de begroting stelt het college - zoals geregeld in het Besluit begroting en verantwoording - een productraming op. Producten zijn een uitwerking van een deelprogramma. Het college is vrij in het aantal producten en de indeling daarvan. De productraming is in de systematiek van het besluit geen onderdeel van de begroting. In het derde lid wordt geregeld dat de raad ter informatie een overzicht van de toedeling van producten aan de deelprogramma’s ontvangt.

Artikel 4. Meerjarig kader begroting

De artikelen 2 en 3 betreffen vooral de infrastructuur van de jaarbegroting. Artikel 4 gaat over het meerjarige kader. Dat vormt de grondslag voor de eigenlijke begroting. Gegeven het grote belang van het budgetrecht van de raad, is het logisch dat de raad expliciet een budgettair kader vaststelt.

Bij het opstellen van het meerjarig kader voor 4 jaar, zoals bedoeld in lid 1 en 2, moet een link worden gelegd met kaders vanuit andere langlopende plannen, zoals GSB plannen en structuurplan.

Artikel 5. Uitvoering begroting

In artikel 5 legt de raad het college een aantal eisen op die voor een goede uitvoering van de begroting noodzakelijk zijn. In het eerste lid wordt bepaald dat het college de rechtmatigheid, de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de uitvoering dient te waarborgen. Lid 2 stelt eisen voor de onderwerpen die van belang zijn voor de opstelling van de productraming.

In het duale stelsel geeft de raad geen nadere uitvoeringsregels om aan de prestatie-eis te voldoen. Deze uitvoeringsregels zijn aan het college.

Lid 3 geeft de bevoegdheid aan het college om – onder voorwaarden – bij de uitvoering van de begroting financiële herschikking tussen deelprogramma’s door te voeren.

Artikel 6. Interne controle

De raad legt in dit artikel enkele basiscondities vast voor de interne controle. Daarmee verkrijgt de raad de zekerheid dat het college aan de eisen genoemd in met name artikel 5, eerste lid, zal kunnen voldoen. De hier genoemde toetsing omvat niet de interne onderzoeken door het college naar doelmatigheid en doeltreffendheid van het gevoerde beheer, geregeld in verordening 213A.

Artikel 7. Tussentijdse rapportage en informatie

Artikel 7, eerste tot en met vijfde lid, formaliseert een belangrijk onderdeel van de planning en control van de raad. De raad geeft namelijk aan de aard van de informatie die het college standaard dient te verstrekken evenals de reguliere frequentie. Op basis van deze informatie kan de raad de uitvoering van de begroting volgen en besluiten of bijsturing nodig is.

Artikel 7 regelt dat de raad tussentijds minimaal één keer per jaar over de stand van zaken in het lopende begrotingsjaar moet worden geïnformeerd.

In het derde lid geeft de raad kaders voor de inrichting van de tussenrapportage. In het vierde lid geeft de raad aan waarover hij in elk geval in de tussenrapportage wil worden geïnformeerd. Wil de bijstelling, zoals genoemd in het vijfde lid, zinvol zijn, dan moet de tussenrapportage tijdig in het jaar verschijnen.

Het zesde lid gaat in op de informatieplicht van het college.

De raad autoriseert het college met het vaststellen van de begroting op hoofdlijnen het door het college uit te voeren beleid. Hiermee worden alle afzonderlijke verplichtingen die in de programma’s besloten liggen in materiële zin oftewel financieel geaccordeerd. Bij de uitvoering van de begroting geldt voor het college de informatieplicht uit het vierde lid artikel 169 Gemeentewet. Bij het aangaan van verplichtingen of het uitoefenen van bevoegdheden door het college met ingrijpende gevolgen voor de gemeente moet het college vooraf het gevoelen van de raad inwinnen. De raad schrijft nu in dit artikel voor welke privaatrechtelijke rechtshandelingen in elk geval vooraf aan de raad moeten worden gemeld. De raad perkt hiermee de beoordelingsvrijheid in van het college door zelf te bepalen wat belangrijk genoeg is om vooraf aan de raad mee te delen. De raad schept op deze wijze echter ook zekerheid voor het college. Het college weet welke informatie hij in elk geval vooraf aan de raad moet mededelen. Het haalt mogelijke misverstanden en politieke spanningen uit de lucht.

Voor de privaatrechtelijke rechtshandelingen zijn limietbedragen ingevuld. Bij de rechtshandelingen boven deze limieten wordt het college verplicht vooraf het gevoelen van de raad in te winnen. Beneden deze bedragen blijft overigens de informatieplicht voor het college gelden, zoals neergelegd in artikel 169, vierde lid, Gemeentewet, dat wil zeggen dat het college gehouden is de raad te informeren over het gebruik van collegebevoegdheden indien er om welke reden dan ook ingrijpende gevolgen zijn te verwachten.

Artikel 8. Jaarverslag en jaarrekening

Artikel 8 is het sluitstuk van de begrotingscyclus, de verantwoording over de begrotingsuitvoering door het college, cq. de controle van de raad daarop.

Artikel 9. De financiële positie

De raad geeft in dit artikel enkele belangrijke uitgangspunten aan die het college voor de uiteenzetting van de financiële positie en de meerjarenramingen moet volgen.

Artikel 10. Waardering & afschrijving vaste activa

De verordening moet volgens artikel 212 Gemeentewet in elk geval bevatten de “regels voor waardering en afschrijving activa”. Artikel 10 stelt de regels voor de waardering en afschrijving van de vaste activa. De vaste activa worden verplicht ingedeeld in immateriële vaste activa, materiele vaste activa en financiële vaste activa. De immateriële vaste activa worden verdeeld in de kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief en de kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio (meer respectievelijk minder dan de nominale waarde). De materiele vaste activa worden onderverdeeld in materiele vaste activa met economisch nut en materiele vaste activa met alleen maatschappelijk nut.

Artikel 11. Reserves en voorzieningen

Een belangrijk beleidsmatig aspect betreft de omvang van het eigen vermogen van een gemeente. Het eigen vermogen van een gemeente bestaat uit de algemene reserves en bestemmingsreserves, terwijl ook de vorming van voorzieningen van invloed is op de omvang van het eigen vermogen. Hoe groot moet het eigen vermogen zijn om risico’s op te vangen en gaan we een investering financieren door belastingverhoging of door het interen op het eigen vermogen, zijn financieel beleidsmatige vragen die thuishoren bij de raad.

Dit artikel bepaalt, dat het college een overzicht van de reserves en voorzieningen aanbiedt ter behandeling en vaststelling door de raad.

Artikel 12. Kostentoerekening

In dit artikel is de grondslag voor de bepaling van heffingen en tarieven neergelegd, zoals dat door artikel 212, lid 2, let b Gemeentewet wordt geëist. De grondslag voor de hoogte van heffingen en tarieven is namelijk politieke besluitvorming door de raad op basis van de geraamde hoeveelheden en de geraamde kostprijzen. Kostprijzen laten zich op vele manieren berekenen. In dit artikel worden uitgangspunten voor de bepaling van de kostprijzen gegeven.

Artikel 229b, lid 2, Gemeentewet stelt, dat bijdragen aan bestemmingsreserves en voorzieningen voor noodzakelijke vervanging van de betrokken activa voor bepaling van de geraamde kostprijs en dus voor de bepaling van het tarief of de heffing mogen worden meegenomen.

Op grond van lid 2 moeten volgens de wet ook worden meegenomen de kosten compensabele BTW voor rioolrechten, reinigingsrechten en afvalstoffenheffing. De begroting en jaarstukken zijn exclusief de compensabele BTW. Voor dit soort heffingen is echter in de wet bepaald dat ze wel meegenomen mogen worden in de kostprijsberekening, omdat de gemeente deze kosten wel heeft, ook al wordt de BTW gecompenseerd. Deze bepaling is verruimd tot andere rechten, waarvoor door de raad is uitgesproken dat ze kostendekkend moeten zijn, bijv. markttarieven.

Het rentepercentage van de toerekening van kapitaallasten is van invloed op de lasten, maar ook van invloed op de kostprijs. Indien men voor de bouw van een school een lening heeft afgesloten, kan men er voor kiezen de rentelasten op de kosten van het schoolgebouw te laten drukken. Dit wordt in de gemeentelijke boekhouding bereikt door de zogenaamde rente-omslagmethode. Het rentepercentage dat wordt gehanteerd bij de omslagmethode, is van invloed op de kostprijs. Het rentepercentage valt zodoende onder het budgetrecht van de raad.

Artikel 13. Financieringsfunctie

De financieringsfunctie (treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelenbeheer. Gezien de operationele kwetsbaarheid van deze functie bevat artikel 212 Gemeentewet, tweede lid onder c, het expliciete voorschrift dat de verordening een onderdeel over de financieringsfunctie heeft.

In het door de raad vastgestelde treasurystatuut zijn taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden op het terrein van de financieringsfunctie vastgelegd, alsmede de kaders voor het uitvoeren van de financieringsfunctie (doelstellingen, richtlijnen en limieten).

Het treasurystatuut wordt tenminste eenmaal in de vier jaar bijgesteld.

Artikel 14. Registratie bezittingen en activa

Voor een goed beeld van de financiële positie is een volledige registratie van de gemeentelijke bezittingen onontbeerlijk. Om te garanderen dat de registratie actueel en juist is, wordt in dit artikel het college opgedragen periodiek de registratie te controleren en bij afwijkingen maatregelen tot herstel te treffen.

Artikelen 15 t/m 22. Paragrafen

In de artikelen 15 t/m 21 worden de verplicht voorgeschreven paragrafen volgens het Besluit begroting en verantwoording nader uitgewerkt. Deze paragrafen moeten een dwarsdoorsnede van de begroting en de jaarstukken vormen. In de paragrafen moeten ook de uitgangspunten voor de in het programma overzicht van de begroting opgenomen ramingen worden weergegeven.

Per paragraaf is aangegeven waarover jaarlijks bij de begroting en jaarstukken moet worden gerapporteerd.

Voor alle paragrafen, behalve die van de financiering, is een vierjaarlijkse beleidsnota voorgeschreven, waarin de algemene beleidslijnen worden beschreven ; in de jaarlijkse paragrafen wordt op de uitwerking van de algemene beleidslijnen ingegaan. Bij de financiering kan het treasurystatuut als algemene beleidslijn worden aangeduid. Dit statuut moet tenminste eenmaal per vier jaar worden bijgesteld.

Artikel 20 gaat in op verbonden partijen. Dit is een nieuw begrip. Een verbonden partij is een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke organisatie waarin de gemeente een bestuurlijk en een financieel belang heeft (BBV, artikel 1b)

Artikel 22 geeft aan de raad de bevoegdheid nieuwe paragrafen in de begroting en de jaarstukken te laten opnemen.

Artikel 23. Financiële administratie

In dit artikel worden de kaders gegeven voor de inrichting van administraties van de gemeente. In hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens moeten worden vastgelegd en aan welke eisen de vastgelegde gegevens moeten voldoen. Deze verordening regelt niet – inherent aan het dualisme – de regels en activiteiten die daarvoor in de uitvoering nodig zijn. Dat is een taak van het college. Deze zal deze zaken wel in een besluit moeten vastleggen voor de aansturing van de ambtelijke organisatie.

Bij algemene maatregel van bestuur stelt het Rijk eisen aan de verantwoordings-informatie van gemeenten. In het Besluit begroting en verantwoording zijn onder andere waarderingsgrondslagen, balansindeling en verplicht op te leveren financiële gegevens vastgelegd. Vanuit de financiële administratie moeten gegevens worden aangeleverd voor de financiële verantwoordingsinformatie aan de raad, maar ook aan gedeputeerde staten, in hun rol als toezichthouder, het rijk, de Europese Unie etc.

Artikel 24. Financiële organisatie

In dit artikel worden uitgangspunten voor de inrichting van de financiële organisatie gegeven, waaraan het college bij het stellen van regels voor de ambtelijke organisatie invulling moet geven. De uitgangspunten vormen kaders voor het college, waaraan hij zich moet houden.

In de onderdelen a en b worden eisen gesteld aan de toedeling van taken aan organisatieonderdelen van de gemeente en de toewijzing van functies aan functionarissen. In de onderdelen c t/m f worden eisen gesteld aan de budgettoedeling en de verantwoording daarover.

Artikel 25. Aanbesteding en inkoop

De inkoop van goederen en diensten en de aanbesteding van werken zijn belangrijke en kwetsbare activiteiten die een groot budgettair effect kunnen hebben. Het hanteren van een inkoopreglement is naast de desbetreffende administratieve aspecten tevens te zien als een vorm van risicobeheersing. De aansprakelijkheid kan worden beperkt en er wordt jegens derden rechtszekerheid gecreëerd. Dit artikel legt aan het college de zorg op om regels op te stellen voor de aanbesteding van werken en inkoop van goederen en diensten. De regelgeving van de Europese Unie dient daarbij nageleefd te worden. Doordat de regels worden vastgelegd kan de accountant bij zijn controle van de jaarstukken nagaan of de interne regels (en de Europese regelgeving) zijn nageleefd, het is een onderdeel van de rechtmatigheidstoets. De accountant beoordeelt hiervoor eveneens het systeem van interne regels.

Artikel 26. Subsidieverstrekking en steunverlening

Een andere kwetsbare activiteit van gemeenten is de subsidieverlening en steunverlening aan ondernemingen. Naast risicobeheersing is op delen van deze activiteit de Europese regelgeving inzake staatssteun van toepassing. Geëigende maatregelen binnen de huidige processen moeten bijdragen aan een juiste uitvoering van deze regelgeving.

Artikel 27. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in de plaats van de vorige op grond van het oude artikel 212 Gemeentewet opgestelde verordening. De wetgever heeft bepaald, dat de nieuwe verordening artikel 212 Gemeentewet bij alle gemeenten op het begrotingsjaar 2004 van toepassing moet zijn. De oude verordening blijft nog van kracht op de begroting en jaarrekening van 2003.