Regeling vervallen per 01-01-2013

Verordening op de heffing en invordering van een baatbelasting wegens riolering van Frankhuis

Geldend van 01-01-1983 t/m 31-12-2012

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van een baatbelasting wegens riolering van Frankhuis

VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN EEN BAATBELASTING WEGENS RIOLERING VAN FRANKHUIS

Artikel 1 Voorwerp van de heffing

  • 1. In deze gemeente wordt, ter verkrijging van een billijke bijdrage in de kosten van aanleg van een riolering in Frankhuis, een directe belasting geheven wegens de onroerende goederen, die door deze aanleg zijn gebaat, en op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart in rood zijn aangeduid.

  • 2. Een onroerend goed als bedoeld in het eerste lid is gebaat wanneer het is aangesloten of redelijkerwijs kan worden aangesloten op de in het eerste lid genoemde riolering.

Artikel 2 Belastingplicht

  • 1. Belastingplichtig is degene, die krachtens zakelijk recht het genot heeft van de onroerende goederen, bedoeld in artikel 1 en die als zodanig bij het begin van het belastingjaar in de kadastrale leggers is aangewezen, tenzij blijkt, dat op dat tijdstip een ander de genothebbende krachtens zakelijk recht was.

  • 2. Indien met betrekking tot eenzelfde onroerend goed meer dan één persoon als genothebbende krachtens zakelijk recht kan worden aangemerkt, wordt de aanslag gesteld ten name van één van hen met toevoeging van de afkorting "c.s.".

Artikel 3 Grondslag

  • 1. De belasting wordt berekend:

    • I.

      voor onroerende goederen, waarop een voor tot gezinsbewoning dienend perceel is gesticht, naar:

      • a.

        een vast bedrag per onroerend goed, hierna te noemen wooneenheid;

      • b.

        de ten opzichte van de riolering langs de grond gemeten belending van het onroerend goed, waarbij voor de belastingheffing de navolgende aantallen strekkende meters worden aangehouden:

        Biltweg 2 : 20 m

        Biltweg 3 : 20 m

        Biltweg 5 : 20 m

        Biltweg 7 : 20 m

        Biltweg 9 : 20 m

        Biltweg 11 : 20 m

        Frankhuisweg 4 : 17 m

        Frankhuisweg 6 : 4 m

        Frankhuisweg 8 : 9 m

        Frankhuisweg 9 : 5 m

        Frankhuisweg 10 : 5 m

        Frankhuisweg 11 : 5 m

        Frankhuisweg 12 : 10 m

        Frankhuisweg 12a : 10 m

        Frankhuisweg 14 : 11 m

        Frankhuisweg 14a : 6 m

        Frankhuisweg 16 : 10 m

        Frankhuisweg 18 : 4 m

        Frankhuisweg 3 : 20 m

        Frankhuisweg 21/23 : 20 m

        Frankhuisweg 25 : 6 m

        Frankhuisweg 27 : 5 m

        Frankhuisweg 29 : 7 m

        Frankhuisweg 31 : 12 m

        Frankhuisweg 33/35 : 13 m

        Frankhuisweg 37 : 10 m

        Frankhuisweg 39/41 : 18 m

        Frankhuisweg 45 : 20 m

        Hasselterdijk 19 : 20 m

        Hasselterdijk 20a : 20 m

        Hasselterdijk 21 : 14 m

        Hasselterdijk 21a : 20 m

        Hasselterdijk 22 : 9 m

        Hasselterdijk 23 : 5 m

        Hasselterdijk 24 : 5 m

        Hasselterdijk 25 : 5 m

        Hasselterdijk 26 : 5 m

        Hasselterdijk 28 : 5 m

        Hasselterdijk 29 : 5 m

        Hasselterdijk 30/31 : 11 m;

    • II.

      a. voor het onroerend goed, Frankhuisweg 20/22, Frankhuisweg 30, Frankhuisweg 43, Hasselterdijk 33 I Hasselterdijk 35 naar respectievelijk 2, 2, 3½, 7¼ en 17 wooneenheden;

      • b.

        de ten opzichte van de riolering langs de grond gemeten belending van het onroerende goed, waarbij voor de belastingheffing de navolgende aantallen strekkende meters worden aangehouden: Frankhuisweg 20/22: 40 m; Frankhuisweg 30: 40 m; Frankhuisweg 43: 70 m; Hasselterdijk 33 I: 92 m en Hasselterdijk 35: 75 m;

      • c.

        bij verandering van de eigendommen ten opzichte van de op de datum van inwerkingtreding van deze verordening bestaande situatie kunnen de hiervoren onder I.b, van lid 1, genoemde aantallen strekkende meters worden herzien;

      • d.

        bij de in de vorige leden bedoelde berekeningen zijn onderdelen groter dan een halve strekkende meter voor één strekkende meter gerekend.

Artikel 4 Tarief

De belasting bedraagt per jaar:

  • a.

    fl. 121,30 voor iedere wooneenheid;

  • b.

    fl. 9,40 voor iedere strekkende meter van de in artikel 3 bedoelde langs de grond gemeten belending van elk onroerend goed.

Artikel 5 Termijn

De belasting wordt, behoudens in geval van heffing ineens als bedoeld in artikel 6, geheven over een termijn van 30 jaren.

Artikel 6 Voldoening ineens

  • 1. Op een vóór 1 april van het belastingjaar bij burgemeester en wethouders in te dienen schriftelijk verzoek van de belastingplichtige wordt de belasting met betrekking tot de nog niet aangevangen belastingjaren ineens geheven naar een bedrag, dat gelijk is aan de contante waarde van de belastingbedragen, welke geheven zouden zijn - beoordeeld naar de omstandigheden bij het begin van het belastingjaar - voor elk van die nog niet aangevangen belastingjaren.

  • 2. De contante waarde, bedoeld in het vorige lid, wordt berekend naar een rentevoet van 11 % 's jaars.

Artikel 7 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 8a

De belasting is invorderbaar in één termijn, welke vervalt binnen twee maande na dagtekening van het aanslagbiljet.

Artikel 9 Delegatiebepalingen en overdracht bevoegdheid verzending aanslagbiljetten

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen één of meer gemeenteambtenaren aanwijzen, die in hun plaats treden met betrekking tot de uitvoering van enige wettelijke bepaling betreffende de heffing en de invordering van de in artikel 1 bedoelde belasting.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat voor de terpostbezorging of uitreiking van aanslagbiljetten ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 (Stb. 221) voor de gemeenteontvanger of de op grond van artikel 127a van de Gemeentewet aangewezen functionaris een andere gemeenteambtenaar in de plaats treedt.

Artikel 10 Nakoming van verplichtingen

De verplichtingen bedoeld in de artikelen 47, 50 en 51 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Stb. 1959, 301) en in de artikelen 58 en 61 van de Invorderingswet 1990 gelden mede jegens de door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren van de gemeentelijke belastingen.

Artikel 11 Toepasselijkverklaring renteregels Invorderingswet 1990

  • 1. Het bepaalde in Hoofdstuk V van de Invorderingswet 1990 inzake invorderingsrente vindt toepassing op de invordering van deze belasting.

  • 2. De ministeriële regeling bedoeld in artikel 31 van de Invorderingswet 1990 vindt daarbij overeenkomstige toepassing.

Artikel 12 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald onder de titel "Verordening baatbelasting Frankhuis".

Artikel 13 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 1983.