Verordening raadscommissies

Geldend van 20-03-2019 t/m 20-04-2022

Intitulé

Verordening raadscommissies

Artikel 1 Commissies

  • 1. Er zijn de volgende raadscommissies:

    • a.

      de Commissie Bestuur;

    • b.

      de Commissie Samenleving;

    • c.

      de Commissie Ruimte;

    • d.

      de Commissie Leefomgeving.

  • 2. De Rekeningencommissie is een raadscommissie, waarvoor de raad een afzonderlijke verordening vaststelt.

  • 3. Er is een Algemene Raadscommissie met als taak het uitbrengen van advies aan de raad over aangelegenheden, die zich aandienen in de periode tussen de installatie van de nieuwe leden van de raad en het instellen van raadscommissies. In bijzondere gevallen kan het presidium, gelet op de integraliteit van een bepaald onderwerp, besluiten om ook nadat de raadscommissies zijn ingesteld een dergelijk onderwerp ter behandeling aan de Algemene Raadscommissie toe te wijzen.

  • 4. De Algemene Raadscommissie bestaat uit alle leden – niet zijnde tevens wethouder – van de raad. Het voorzitterschap wordt vervuld door de voorzitter van het presidium of bij diens afwezigheid door een ander lid van het presidium. Indien de Algemene Raadscommissie beraadslaagt over een voorstel van het presidium, dan neemt namens het presidium de voorzitter van het presidium deel aan de beraadslaging over dit voorstel.

Artikel 2 Commissieleden

  • 1. De benoeming van commissieleden geschiedt zo spoedig mogelijk na het tijdstip waarop de bij de verkiezing wegens periodieke aftreding gekozen raadsleden hun betrekking hebben aanvaard en wel voor een zittingsduur gelijk aan die van de zittende raad. Degene die ter vervulling van en tussentijdse vacature tot lid van een commissie wordt benoemd heeft zitting voor de resterende zittingsduur van de gemeenteraad.

  • 2. Iedere groepering in de raad bestaande uit vijf leden of meer vaardigt per commissie maximaal vijf leden en vijf plaatsvervangende leden af. Iedere groepering bestaande uit minder dan vijf leden vaardigt per commissie maximaal vier leden en vier plaatsvervangende leden af. Iedere groepering kan per commissie twee fractievertegenwoordigers voor benoeming als plaatsvervangend lid voordragen.

  • 3. Een plaatsvervangend lid kan, in de commissie waarin hij/zij als zodanig is benoemd, als vervanger optreden voor elk afwezig lid uit dezelfde politieke groepering als die waartoe hij/zij behoort.

  • 4. Alle bepalingen van deze verordening, welke van toepassing zijn op de leden van de commissies, zijn van overeenkomstige toepassing ten aanzien van plaatsvervangende leden.

  • 5. De leden en plaatsvervangend leden worden door de fractievoorzitter gemeld aan de griffier.

  • 6. Degene die ophoudt lid van de gemeenteraad te zijn houdt tevens op lid te zijn van de commissie.

  • 7. Het presidium van de raad kan een lid van de commissie op diens verzoek tussentijds ontheffing uit het lidmaatschap verlenen. De ontheffing gaat in op het tijdstip waarop de opvolger wordt benoemd. In een vacature wordt binnen zes weken voorzien.

  • 8. Tussentijdse benoeming van leden en plaatsvervangende leden in een commissie, onder wie begrepen waarnemer en fractievertegenwoordiger, doch met uitzondering van lid-voorzitter, vindt plaats door het presidium.

Artikel 3 De commissievoorzitter

  • 1. De voorzitters, niet zijnde lid van de commissie, worden door de gemeenteraad uit zijn midden benoemd.

  • 2. Een voorzitter wordt bij afwezigheid vervangen door de plaatsvervangend voorzitter, door de commissie uit haar midden aan te wijzen. Een plaatsvervangend voorzitter kan ook afkomstig zijn uit een andere commissie. Bij afwezigheid van zowel de voorzitter als de plaatsvervangend voorzitter voorziet de commissie in vervanging.

Artikel 4 Wijze van vervulling lidmaatschap/waarnemer/fractievertegenwoordiger

  • 1. Indien een raadslid als gevolg van zorgverplichting redelijkerwijze niet in staat kan worden geacht het raadslidmaatschap te vervullen, kan de politieke groepering waartoe het betrokken raadslid behoort, een voordracht aan de raad doen tot benoeming van een waarnemer ter tijdelijke vervanging in een raadscommissie. De kosten hiervan komen ten laste van de gemeente. De waarneming wordt telkens met een maand verlengd, waarbij aan de duur van de vervanging een maximum van 12 maanden is gesteld. Bij een tussentijdse voordracht geschiedt de benoeming in de commissie door het presidium.

  • 2. Een op grond van de laatst gehouden gemeenteraadsverkiezingen gevormde politieke groepering kan een voordracht indienen tot benoeming van ten hoogste twee niet-raadsleden (fractievertegenwoordigers) tot plaatsvervangend lid van een raadscommissie. De benoeming van een fractievertegenwoordiger geschiedt door het presidium.

  • 3. Om voor benoeming als waarnemer respectievelijk fractievertegenwoordiger in aanmerking te komen dient betrokkene voor te komen op de geldig verklaarde lijst van kandidaten voor de laatst gehouden gemeenteraadsverkiezingen van de betreffende partij. De eisen gesteld in de artikelen 10, 12 en 13 van de Gemeentewet zijn op de waarnemer respectievelijk fractievertegenwoordiger van overeenkomstige toepassing. Het onderzoek naar de bescheiden, waaruit moet blijken of een kandidaat-waarnemer respectievelijk kandidaat-fractievertegenwoordiger aan de benoemingseisen voldoet, geschiedt met overeenkomstige toepassing van het bepaalde in artikel 4 van het Reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad. Ten behoeve van dit onderzoek legt de kandidaat de benodigde bescheiden voor aan de gemeenteraad. Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen leggen zij in een vergadering van de gemeenteraad in handen van de voorzitter de eed dan wel de verklaring en belofte af gebaseerd op de tekst van artikel 14 van de Gemeentewet.

  • 4. Het presidium van de raad kan een waarnemer respectievelijk fractievertegenwoordiger op eigen verzoek of op voorstel van de politieke groepering die hem/haar voor benoeming heeft voorgedragen, ontslag verlenen als commissielid. Zodra blijkt dat niet langer voldaan wordt aan de vereisten voor het lidmaatschap, houdt hij of zij op lid van de raadscommissie te zijn.

Artikel 5 Commissiesecretaris

  • 1. De griffier draagt zorg voor de ondersteuning van een raadscommissie door de aanwijzing van een medewerker van de griffie als commissiesecretaris.

  • 2. De commissiesecretaris is in iedere vergadering aanwezig.

  • 3. Bij afwezigheid wordt de commissiesecretaris vervangen door een daartoe door de griffier aangewezen medewerker van de griffie.

Artikel 6 Vergaderfrequentie

Een commissie vergadert zo dikwijls als de voorzitter of een of meer groeperingen uit de raad, die gezamenlijk ten minste een vijfde deel van het aantal leden in de raad vertegenwoordigen, het nodig oordelen, op dag en uur door de voorzitter te bepalen.

Artikel 7 Wijze van vergaderen

  • 1. De vergaderingen van de commissies worden in het openbaar gehouden.

  • 2. De deuren van een openbare vergadering worden gesloten, waneer één der aanwezigen dit verlangt of de voorzitter dit nodig acht. De commissie besluit vervolgens dat met gesloten deuren (verder) zal worden vergaderd, wanneer haar blijkt dat bij (verdere) beraadslaging in het openbaar private of openbare belangen wezenlijk zouden kunnen worden geschaad.

  • 3. Indien de commissie in deze besloten vergadering blijk geeft van oordeel te zijn dat de aard van een of meer van deze aangelegenheden beraadslaging in beslotenheid niet vordert, plaatst de voorzitter deze aangelegenheid respectievelijk aangelegenheden op de agenda van de eerstvolgende openbare vergadering, tenzij de behandeling naar zijn oordeel geen uitstel gedoogt.

  • 4. De commissie kan een verslag van een besloten vergadering geheel of gedeeltelijk openbaar maken.

  • 5. Een besluit als bedoeld in het tweede en vierde lid van dit artikel wordt genomen bij meerderheid van stemmen. Bij het staken van de stemmen in een voltallige vergadering wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Bij het staken van de stemmen in een niet-voltallige vergadering heeft de voorzitter een doorslaggevende stem.

Artikel 8 Agenda

  • 1. De commissie houdt procedurevergaderingen waarin afspraken worden gemaakt over de wijze waarop onderwerpen worden behandeld. Ten aanzien van onderwerpen die op de ingekomen stukkenlijst staan, kan een commissielid een korte verklaring afleggen. De procedurevergaderingen zijn in de regel openbaar.

  • 2. Ten aanzien van de procedurevergaderingen is artikel 7, tweede lid van deze verordening van overeenkomstige toepassing.

  • 3. De schriftelijke oproeping tot een vergadering geschiedt door of namens de voorzitter, ten minste tien dagen voor de vergaderdatum, met opgave van de te behandelen onderwerpen en, voor zover mogelijk, toezending van daarop betrekking hebbende stukken.

  • 4. Dag, plaats, aanvangstijdstip en agenda van een vergadering worden ten minste zeven dagen voor de vergaderdatum ter openbare kennis gebracht.

  • 5. In naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen kan van de in voorgaande leden genoemde termijnen worden afgeweken.

  • 6. Bij aanvang van de vergadering stelt de commissie de agenda vast. Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de commissie bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

  • 7. Wanneer de commissie een onderwerp of voorstel onvoldoende voor de beraadslaging voorbereid acht, kan zij aan het college of de burgemeester nadere inlichtingen of advies vragen. De commissie bepaalt in welke vergadering het onderwerp of voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

  • 8. Op voorstel van een lid of de voorzitter kan de commissie de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

  • 9. Een vergadering wordt slechts gehouden, indien – buiten de voorzitter – ten minste drie politieke groeperingen uit de gemeenteraad – die gezamenlijk een meerderheid in de gemeenteraad vertegenwoordigen – vertegenwoordigd zijn.

  • 10. Wanneer het vereiste aantal leden niet is opgekomen, worden de leden op de in het derde lid bedoelde wijze voor een nieuwe vergadering opgeroepen, met dien verstande, dat tussen de rondzending van de oproepingsbriefjes en het uur van de vergadering slechts 24 uren behoeven te verlopen. Deze vergadering kan worden gehouden, ongeacht het aantal opgekomen leden.

Artikel 9 Beschikbaarheid vergaderstukken

De agenda van een vergadering en voor zover mogelijk de daarop betrekking hebbende stukken worden zoveel mogelijk langs elektronische weg beschikbaar gesteld.

Artikel 10 Spreektijd

  • 1. Een fractie bestaande uit één lid beschikt over acht minuten spreektijd per vergadering. Een fractie bestaande uit ten minste twee en ten hoogste vier leden beschikt over tien minuten spreektijd per vergadering. Een fractie bestaande uit vijf leden of meer beschikt over twaalf minuten spreektijd per vergadering. De spreektijd is all-in, met dien verstande dat de spreektijdenregeling niet van toepassing is op procedurevergaderingen. Een groep krijgt de helft van het aantal minuten spreektijd voor een fractie van dezelfde grootte. Het college beschikt over een spreektijd die gelijk is aan een derde van de totale spreektijd van de fracties.

  • 2. De commissie kan, op voorstel van de voorzitter, in bijzondere omstandigheden besluiten af te wijken van de spreektijden als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 11 Deelname collegeleden aan beraadslagingen

  • 1. De voorzitter kan de burgemeester en één of meer wethouders uitnodigen in de vergadering aanwezig te zijn en aan de beraadslagingen deel te nemen.

  • 2. Indien de burgemeester of een wethouder bij een vergadering aanwezig wil zijn en wil deelnemen aan de beraadslagingen, doet hij daartoe een verzoek aan de voorzitter.

  • 3. De voorzitter neemt zo spoedig mogelijk een voorlopige beslissing op het verzoek.

  • 4. De commissie kan bij aanvang van de vergadering besluiten dat de burgemeester en één of meer wethouders niet in de vergadering aanwezig mogen zijn of aan de beraadslagingen mogen deelnemen.

Artikel 12 Deelname ambtenaren aan beraadslagingen

  • 1. De commissie kan het college verzoeken de gemeentesecretaris aanwezig te laten zijn in een vergadering en deel te laten nemen aan de beraadslagingen als bedoeld in deze verordening.

  • 2. Wanneer de commissie inlichtingen over onderwerpen die aan haar oordeel zijn onderworpen van gemeenteambtenaren nodig heeft, kan zij de betrokken portefeuillehouder verzoeken de betreffende gemeenteambtenaren toestemming te verlenen tijdens de vergadering de inlichtingen te verschaffen.

  • 3. De commissie kan bepalen dat anderen mogen deelnemen aan de beraadslagingen.

  • 4. Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of een lid genomen alvorens met de beraadslagingen ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt wordt aangevangen.

Artikel 13 Inspraak in de raadscommissie

  • 1. De voorzitter stelt niet-leden in de gelegenheid te spreken over geagendeerde onderwerpen, met inbegrip van de op de advieslijst vermelde punten (inspreekrecht). Uitgezonderd zijn de vaststelling van het conceptverslag, de procedurevergadering, de rondvraag alsmede voorstellen tot het doen van benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen.

    De voorzitter van de commissie kan inspreken toestaan, indien een inspreker van oordeel is dat de samenvatting van een eerder uitgesproken inspreektekst in het conceptverslag niet goed is weer-gegeven of een actuele (emotionele) aangelegenheid daartoe aanleiding geeft.

  • 2. Degenen die van het inspreekrecht gebruik willen maken moeten dit uiterlijk vier uren vóór aanvang van de vergadering of – indien de vergadering in de ochtend aanvangt – uiterlijk de werkdag daarvoor vóór 16.00 uur melden aan de secretaris van de desbetreffende commissie, onder opgave van naam, adres en telefoonnummer en van het onderwerp of onderwerpen waarover zij het woord wensen te voeren.

  • 3. Degene die van het inspreekrecht gebruik maakt voert het woord direct voorafgaand aan de behandeling door de commissie van het desbetreffende onderwerp. De spreektijd bedraagt per inspreker maximaal vijf minuten, uitgezonderd het twee-minutendebat, waarvoor de spreektijd per inspreker twee minuten bedraagt.

  • 4. Indien de beraadslagingen door de commissie in twee termijnen plaatsvindt, stelt de voorzitter degenen die van het inspreekrecht in eerste termijn gebruik hebben gemaakt direct voorafgaand aan de tweede termijn van de beraadslagingen in de gelegenheid voor de duur van ten hoogste vijf minuten, te reageren op de betogen van de leden in eerste termijn.

  • 5. Commissieleden kunnen insprekers na toestemming van de voorzitter kort een vraag stellen op hun zojuist uitgesproken inspreektekst. De spreektijdenregeling is van toepassing.

Artikel 13a Rondvraag

  • 1. De voorzitter geeft de commissieleden bij het agendapunt rondvraag de gelegenheid tot het stellen van mondelinge vragen aan het college of de burgemeester.

  • 2. Het commissielid dat vragen wil stellen meldt dit, onder aanduiding van het onderwerp, de spoedeisendheid en de aspecten waarop de vragen betrekking zullen hebben, schriftelijk aan bij de voorzitter tot uiterlijk vier uur vóór aanvang van de vergadering of – indien de vergadering in de ochtend aanvangt – uiterlijk de werkdag daarvoor vóór 16.00 uur. Het aldus aangemelde onderwerp wordt zo spoedig mogelijk gelijktijdig ter kennis gebracht van de commissie en het college.

  • 3. De commissieleden kunnen slechts vragen stellen over niet op de agenda vermelde onderwerpen.

  • 4. De voorzitter kan weigeren een onderwerp tijdens de rondvraag aan de orde te stellen, indien hij het onderwerp niet voldoende nauwkeurig omschreven acht dan wel strijdig acht met het algemeen belang.

  • 5. De voorzitter bepaalt de volgorde waarin de onderwerpen van de rondvraag aan de orde worden gesteld.

  • 6. De vragensteller wordt voor ten hoogste twee minuten het woord verleend om vragen te stellen en een toelichting te geven. Het lid of de leden van het college, meer in het bijzonder met de beantwoording belast, of de burgemeester wordt voor ten hoogste drie minuten het woord verleend om de vragen te beantwoorden.

  • 7. Na de beantwoording wordt de vragensteller desgevraagd één minuut het woord verleend om hetzij aan het college of de burgemeester hetzij aan een van de andere leden van de commissie aanvullende vragen te stellen.

  • 8. Hierna kan namens elke fractie, behoudens die van het commissielid dat de vragen heeft gesteld, één lid aanvullende vragen stellen. Indien van deze gelegenheid gebruik wordt gemaakt, geldt hiervoor eveneens een spreektijd van ten hoogste één minuut. Aan een ieder tot wie de vragen zijn gericht wordt voor ten hoogste twee minuten het woordverleend om te antwoorden.

  • 9. Tijdens de rondvraag worden geen interrupties toegelaten.

  • 10. De in dit artikel genoemde spreektijden komen in mindering op de in artikel 10 genoemde algemene spreektijden.

Artikel 13b Twee-minutendebat

  • 1. Elk commissielid kan een verzoek indienen tot het houden van een twee-minutendebat. Het verzoek tot het houden van een twee-minutendebat wordt uiterlijk vier uur vóór aanvang van de vergadering – of, indien de vergadering in de ochtend aanvangt, uiterlijk de werkdag daarvoor vóór 16.00 uur – schriftelijk of per e-mail bij de griffie ingediend. Het onderwerp moet betrekking hebben op de lijst ingekomen stukken van de betreffende vergadering. Het verzoek kan ook worden gedaan tijdens een procedurevergadering. Het twee-minutendebat vindt dan plaats in de eerstvolgende commissievergadering.

  • 2. De indiener heeft twee minuten spreektijd. Vervolgens heeft iedere fractie recht op één minuut spreektijd voor het stellen van aanvullende vragen. De voorzitter kan interrupties toestaan. Er is geen tweede termijn.

  • 3. Het college beantwoordt de gestelde vragen zo kort en bondig mogelijk en heeft maximaal vijf minuten spreektijd.

  • 4. De spreektijden worden ten laste gebracht van de totale spreektijden, met uitzondering van de beantwoording van interrupties (voor zover niet langer dan één minuut).

  • 5. Na een tweeminutendebat in de commissievergadering kan het raadslid over hetzelfde onderwerp een afronding debat uit de commissie in de raadsvergadering aanvragen.

  • 6. Het twee-minutendebat vindt plaats voor de rondvraag en na de procedurevergadering.

Artikel 14 Hoorzitting

Een raadscommissie kan besluiten een bij of krachtens de wet voorgeschreven hoorzitting te beleggen. Degene die schriftelijk zijn zienswijze ter zake kenbaar heeft gemaakt wordt alsdan in de gelegenheid gesteld in één termijn door de commissie te worden gehoord.

Artikel 15 Vergaderorde

  • 1. De voorzitter zorgt voor de handhaving van de orde in de vergadering.

  • 2. De voorzitter mag een spreker in zijn rede storen, indien hij zulks nodig acht in het belang van een behoorlijk en regelmatig verloop van de vergadering.

  • 3. De voorzitter kan interrupties in beperkte mate toestaan.

  • 4. Indien een spreker van het onderwerp in beraadslaging afwijkt en zich daarmede buiten de orde begeeft, brengt de voorzitter hem dit onder de aandacht en roept hem terug tot de behandeling van het onderwerp.

  • 5. Wanneer een commissielid zich, naar het oordeel van de voorzitter, uitdrukkingen veroorlooft die niet in overeenstemming met de goede toon zijn, stelt de voorzitter het commissielid in de gelegenheid bepaalde woorden terug te nemen. Zo deze daartoe besluit worden deze woorden niet in het verslag, bedoeld in artikel 16, opgenomen. Ingeval het commissielid weigert, kan de voorzitter hem voor het aan de orde zijnde onderwerp het woord ontnemen.

  • 6. Wanneer een commissielid door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken van de vergadering belemmert, kan de voorzitter de commissie voorstellen hem het verdere verblijf in de vergadering te ontzeggen. Over het voorstel wordt niet beraadslaagd. Nadat het voorstel is aangenomen, verlaat het commissielid de vergadering onmiddellijk. Zo nodig laat de voorzitter hem uit de vergadering verwijderen. Bij herhaling kan hem door de raad voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergaderingen van de betreffende commissie worden ontzegd.

  • 7. Wanneer de orde op enigerlei wijze door een of meer toehoorders wordt verstoord, kan de voorzitter deze uit de vergaderruimte laten verwijderen. Een toehoorder die bij herhaling de vergadering verstoort kan voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergaderingen van de betreffende commissie worden ontzegd.

  • 8. De voorzitter kan in het belang van de orde de vergadering voor een bepaalde tijd schorsen dan wel haar sluiten.

Artikel 16 Verslag

  • 1. Van de commissievergadering wordt door de secretaris een kort verslag/besluitenlijst gemaakt. Dit verslag wordt gepubliceerd op de internetsite van de gemeente Den Haag.

  • 2. Van de commissievergadering is een audiovisueel verslag beschikbaar dat is in te zien via de internetsite van de gemeente Den Haag.

Artikel 17 Advieslijst

  • 1. Te behandelen onderwerpen kunnen via een advieslijst aan de commissie worden voorgelegd.

  • 2. Over de op de advieslijst vermelde onderwerpen vindt geen beraadslaging plaats.

  • 3. Indien een lid over een op de advieslijst vermeld onderwerp het woord wenst te voeren, wordt dit toegevoegd aan de agenda van de eerstvolgende vergadering. In spoedeisende gevallen wordt het onderwerp toegevoegd aan de agenda voor dezelfde vergadering.

  • 4. In gevallen ter beoordeling van de voorzitter kan de commissie over stukken met een, nader door de voorzitter aan te geven, spoedeisend karakter schriftelijk worden gehoord.

  • 5. De leden wordt een termijn van minimaal vijf dagen gegeven om hun eventueel bezwaar kenbaar te maken. Indien schriftelijke afdoening bij één of meer leden op bezwaar stuit, geschiedt de behandeling van het desbetreffende stuk in een vergadering.

Artikel 18 Gecombineerde vergadering

Indien een onderwerp door het presidium ter behandeling wordt overgedragen aan twee of meer commissies, vergaderen deze commissies daarover gezamenlijk. Deze vergadering wordt voorgezeten door de in anciënniteit oudste voorzitter. Een gecombineerde vergadering met de Rekeningen-commissie wordt voorgezeten door de voorzitter van de Rekeningencommissie.

Artikel 19 Commissieadvies

  • 1. Een stuk, dat ter beoordeling aan de commissie is voorgelegd en waarmede de in de vergadering aanwezige leden en bij schriftelijke behandeling de leden zich kunnen verenigen, wordt door de secretaris gewaarmerkt met ‘overeenkomstig het eenstemmige advies’, gevolgd door de naam van de commissie. Indien de leden niet eenstemmig adviseren ten aanzien van het ter beoordeling voorgelegde stuk, wordt het stuk door de secretaris gewaarmerkt met ‘gelet op het advies van de commissie’, gevolgd door de naam van de commissie en door de namen van de politieke groeperingen met de vermelding ‘voor’, ‘tegen’ of ‘stem voorbehouden’. Indien de leden van eenzelfde politieke groepering ten aanzien van het stuk geen eenstemmige mening hebben word(t)(en) door de secretaris de naam/namen van het lid/de leden met de vermelding ‘voor’, ‘tegen’ of ‘stem voorbehouden’ vermeld achter de naam van de desbetreffende politieke groepering.

  • 2. Indien de leden telefonisch of schriftelijk zijn geraadpleegd, wordt – onverkort het in het vorige lid bepaalde – hiervan in het stuk melding gemaakt.

Artikel 20 Besluitvorming

  • 1. Ieder lid van de commissie brengt bij stemming één stem uit. Een plaatsvervangend lid van de commissie, die optreedt als vervanger van een lid van de commissie, brengt bij stemming eveneens één stem uit.

  • 2. Artikel 21 (Voorstellen van orde) van het Reglement van orde voor vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad is voor zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing op raadscommissies.

  • 3. Indien bij stemming over een voorstel van orde de stemmen staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

Artikel 21 Moties en amendementen

Tijdens commissievergaderingen kunnen moties en amendementen worden aangekondigd.

Artikel 22 Taken commissies

Elk van de in artikel 1, lid 1 bedoelde commissies heeft de volgende taken:

  • -

    het uitbrengen van advies aan de raad over een voorstel of onderwerp dat betrekking heeft op de in artikel 23 genoemde onderwerpen;

  • -

    het uitbrengen van advies aan de raad uit eigen beweging;

  • -

    het voeren van overleg met het college of de burgemeester over in ieder geval door het college of de burgemeester verstrekte inlichtingen en het gevoerde bestuur ten aanzien van de in artikel 23 genoemde onderwerpen.

Artikel 23 Werkkringen

  • a.

    de werkkring van de commissie Bestuur:

    • -

      bestuur, waaronder deconcentratie

    • -

      stadsdeelplannen

    • -

      Haaglanden/Metropoolregio

    • -

      veiligheid

    • -

      burgerzaken

    • -

      personeel

    • -

      financiën

    • -

      ICT

    • -

      economie

    • -

      citymarketing

    • -

      internationale zaken

  • b.

    de werkkring van de Commissie Samenleving:

    • -

      welzijn

    • -

      volksgezondheid

    • -

      ouderen(-zorg)

    • -

      emancipatie

    • -

      onderwijs

    • -

      jeugd(-hulp)

    • -

      sport

    • -

      burgerschap

    • -

      media

    • -

      cultuur

    • -

      sociale zaken

    • -

      werkgelegenheid

    • -

      wijkaanpak en integratie

  • c.

    de werkkring van de Commissie Ruimte:

    • -

      ruimtelijke ordening

    • -

      gebiedsontwikkeling

    • -

      volkshuisvesting

    • -

      grondbedrijf

    • -

      Monumentenzorg

    • -

      vastgoed

  • d.

    de werkkring van de Commissie Leefomgeving:

    • -

      verkeer

    • -

      milieu

    • -

      leefomgeving, waaronder handhaving

    • -

      energie en duurzaamheid

    • -

      stadsboerderijen

    • -

      natuur

    • -

      klimaat

    • -

      dierenwelzijn

Artikel 24 Slotbepaling

Deze verordening treedt in werking onmiddellijk na haar vaststelling.