Regeling vervallen per 01-01-2023

Beleidsregels eenmalige energietoeslag 2022 gemeente Amsterdam

Geldend van 22-09-2022 t/m 09-11-2022 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2022

Intitulé

Beleidsregels eenmalige energietoeslag 2022 gemeente Amsterdam

Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,

gelet op:

  • -

    titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    artikel 35 Participatiewet;

overwegende dat:

  • -

    het college het wenselijk vindt om aan te geven in welke situaties en onder welke voorwaarden huishoudens in aanmerking kunnen komen voor een eenmalige energietoeslag 2022;

besluit vast te stellen de Beleidsregels eenmalige energietoeslag 2022 gemeente Amsterdam.

Artikel 1: Begripsbepalingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: Participatiewet;

  • b.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam;

  • c.

    fiscaal inkomen: het brutoloon of uitkering met daarbij gerekend belaste vergoedingen;

  • d.

    peildatum: aanvraagdatum;

  • e.

    referteperiode: het laatste volledige kalenderjaar dat voorafgaat aan het jaar van aanvraag of ambtshalve toekenning.

Artikel 2: Doelgroep eenmalige energietoeslag 2022

  • 1. De eenmalige energietoeslag 2022 van € 1.300,- wordt ambtshalve of op aanvraag als bijzondere bijstand verleend en is bedoeld voor een huishouden dat:

    • a.

      op de datum van de aanvraag (met een kind) op hetzelfde Woonadres staat ingeschreven;

    • b.

      op de datum van de aanvraag beschikt over een Burgerservicenummer (BSN);

    • c.

      op 31 december 2021 niet over een vermogen beschikte dat hoger was dan het op de peildatum geldende bedrag ingevolge artikel 34 lid 3 Participatiewet (waarbij vermogen gebonden in de woning met bijbehorend erf, bedoeld in artikel 50, eerste lid, buiten beschouwing wordt gelaten), of op de datum van aanvraag in geval van een minnelijke schuldregeling, een opgelegde schuldregeling op grond van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen, een schuldregeling van een door de gemeente aangewezen of gemandateerde instantie of een inkomen dat heeft geleid tot de verstrekking van voedselpakketten door Voedselbank Amsterdam op basis van de daarvoor geldende toekenningscriteria van Voedselbank Nederland, en

    • d.

      over het Refertejaar over een minimuminkomen beschikte genoemd in artikel 3 van deze beleidsregels, of op de peildatum algemene bijstand ontving, of een uitkering op grond van IOAW, IOAZ, of Bbz 2004, op wie een minnelijke schuldregeling, een opgelegde schuldregeling op grond van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen, of een schuldregeling van een door de gemeente aangewezen of gemandateerde instantie van toepassing is, of een inkomen heeft dat heeft geleid tot de verstrekking van voedselpakketten door Voedselbank Amsterdam op basis van de daarvoor geldende toekenningscriteria van Voedselbank Nederland.

  • 2. Tot een huishouden wordt niet gerekend de persoon die:

    • a.

      op de peildatum in een inrichting verblijft als bedoeld in artikel 1 aanhef en onderdeel f van de wet;

    • b.

      op 31 december 2022 jonger is dan 21 jaar en geen aanvullende bijzondere bijstand voor het voeren van een zelfstandig huishouden ontvangt;

    • c.

      op de peildatum jonger is dan 27 jaar en aanspraak maakt op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000; of

    • d.

      op de peildatum is ingeschreven in de basisregistratie personen als ingezetene met enkel een briefadres.

  • 3. Huishoudens die op grond van lid 1c van dit artikel niet in aanmerking komen voor de energietoeslag van € 1.300, kunnen wel aanspraak maken op een energietoeslag van € 500.

Artikel 3 Inkomensbepalingen

  • 1. Voor het bepalen van de hoogte van het inkomen worden op de Peildatum de volgende doelgroepen onderscheiden:

    • a.

      de alleenstaande;

    • b.

      de alleenstaande ouder met een kind jonger dan 18 jaar;

    • c.

      de gehuwden.

  • 2. Onder een minimuminkomen wordt verstaan:

    • a.

      een fiscaal gezinsinkomen, dat minder dan, of gelijk is aan, 120% van het bruto WML voor gehuwden of daaraan gelijkgestelden of;

    • b.

      een afgeleid percentage van het WML voor alleenstaanden of alleenstaande ouders dat elk half jaar door de directeur Inkomen wordt vastgesteld;

    • c.

      voor personen met de pensioengerechtigde leeftijd 120% van de AOW norm, of;

    • d.

      een fiscaal gezinsinkomen dat hoger is dan 120% van die normen, maar waarvan dat meerdere is aangewend ter aflossing van een schuldenlast in het kader van een minnelijke schuldregeling bij de Gemeentelijke Kredietbank, een opgelegde schuldregeling op grond van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen of een schuldregeling bij een door de gemeente aangewezen of gemandateerde instantie, of een inkomen op grond waarvan op basis van de daarvoor geldende toekenningscriteria van Voedselbank Nederland voedselpakketten worden verstrekt door Voedselbank Amsterdam aan het betreffende huishouden.

  • 3. In het Refertejaar zijn 2 toetsinkomens van toepassing:

    • a.

      voor huishoudens onder de pensioengerechtigde leeftijd het inkomen zoals vermeld in artikel 5, het tweede lid onder a of c.

    • b.

      voor huishoudens met de pensioengerechtigde leeftijd het inkomen zoals vermeld in artikel 5, tweede lid onder b of c.

    • c.

      Voor gezinnen waarvan de ene partner op datum aanvraag de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, maar de andere nog niet, zal het hoogste toetsinkomen worden toegepast.

  • 4. Indien door wijziging in de gezinssituatie ten aanzien van de Aanvrager in de loop van het refertejaar twee of meer minimuminkomensniveaus van toepassing zijn, stelt het college naar evenredigheid een individueel minimuminkomensniveau vast.

  • 5. Indien over een Refertejaar of een deel daarvan, een inkomenstoets in het kader van een gemeentelijke regeling heeft plaatsgevonden en daarbij is vastgesteld dat het inkomen niet hoger is dan het relevante toetsbedrag, kan het college besluiten dat het inkomen over (dat deel van) de referteperiode niet opnieuw wordt getoetst.

  • 6. Het inkomensniveau in het jaar voorafgaand aan het refertejaar is van toepassing indien de gegevens over het refertejaar redelijkerwijs niet beschikbaar zijn. Hetzelfde geldt voor het vermogensniveau op de peildatum.

Artikel 4: Ambtshalve toekenning

  • 1. Huishoudens die voldoen aan de doelgroepomschrijving van artikel 2, en:

    • a.

      algemene bijstand ontvangen; of

    • b.

      een uitkering ontvangen op grond van de IOAW of IOAZ; of

    • c.

      een uitkering ontvangen op grond van de Bbz 2004; of

    • d.

      gebruik maken van minimaregelingen op grond van de Beleidsregels Participatiewet, IOAW, IOAZ, de Beleidsregels Stadspas, de Beleidsregels openbaar vervoer voor mantelzorgers of de Beleidsregels vervoervoorzieningen voor minimaouderen;

    ontvangen de eenmalige energietoeslag 2022 ambtshalve in 3 betalingen: €200 in maart 2022, €600 in juni 2022 en €500 in december 2022.

  • 2. Op adressen waar de eerste betaling meerdere keren is uitgekeerd, wordt de tweede en derde betaling uitsluitend verstrekt aan personen (of paren) die een energierekening of huurcontract inclusief energielasten op hun naam hebben staan.

Artikel 5: Aanvraag

  • 1. Huishoudens die niet in aanmerking komen voor een ambtshalve toekenning van de energietoeslag 2022 kunnen vanaf april 2022 een aanvraag indienen met gebruikmaking van het aanvraagformulier.

  • 2. De aanvraag voor de tegemoetkoming wordt gedaan door indiening van een door het college voorgeschreven formulier. Het formulier wordt op aanvraag toegestuurd of kan worden gedownload van de website van de gemeente Amsterdam. Tevens kan een aanvraag digitaal worden ingediend.

  • 3. Een aanvraag voor de eenmalige energietoeslag kan worden ingediend tot en met 31 december 2022.

Artikel 6. Inwerkingtreding en duur beleidsregels

  • 1. Deze beleidsregels treden met terugwerkende kracht in werking met ingang van 1 januari 2022 en geleden tot en met 31 december 2022.

Artikel 7. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als:

Beleidsregels eenmalige energietoeslag 2022 gemeente Amsterdam.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 19 april 2022.

De burgemeester

Femke Halsema

De gemeentesecretaris

Peter Teesink

Toelichting

De Beleidsregels eenmalige energietoeslag 2022 gemeente Amsterdam staan niet op zich zelf, maar zijn gebaseerd op artikel 35 van de Participatiewet. Dit betekent dat wie niet aan de voorwaarden van de wet voldoet, bijvoorbeeld omdat die persoon op de peildatum geen rechthebbende is of omdat een uitsluitingsgrond geldt, geen aanspraak kan maken op de energietoeslag. Soms kan dat een hardheid inhouden.

In artikel 2 wordt de doelgroep nader omschreven. Voor het begrip ‘inkomen’ en ‘referteperiode’ is aansluiting gezocht bij het beleid dat daarvoor al in de gemeente geldt in de eigen beleidsregels bijzondere bijstand. Daar voorziet artikel 1 in.

Een ambtshalve toekenning is mogelijk als vaststaat dat de persoon op de peildatum recht heeft. Dit kan worden aangenomen bij huishoudens die algemene bijstand ontvangen of een uitkering IOAW of IOAZ. Daar kan de gemeente andere groepen aan toe voegen, bijvoorbeeld personen die periodiek bijzondere bijstand ontvangen of een bijdrage op grond van gemeentelijke minimaregeling. Of dat mogelijk is zal afhangen van de vraag of de aanwezige gegevens voldoende zijn om vast te stellen dat zij op voorhand ook zullen voldoen aan de doelgroepomschrijving van artikel 2 en andere voorwaarden uit de Participatiewet.

Er zijn situaties denkbaar waarbij de aanvrager op de peildatum weliswaar niet voldeed aan de voorwaarden voor de energietoeslag, maar de (enige) uitsluitingsgrond slechts van korte duur was. De gemeente kan overwegen om in dergelijke situaties een toets op hardheid van de voorgenomen afwijzing uit te voeren (zie artikel 6) en hier zo nodig ook beleidsuitgangspunten voor te formuleren. De hardheidsclausule artikel 16 van de Participatiewet voorziet hier niet in.