Regeling vervallen per 15-08-2018

Beleidsregel Hoogte bijzonder bijstand 18 t/m 20-jarigen niet in inrichting Participatiewet (richtlijn 079)

Geldend van 02-03-2016 t/m 14-08-2018

Intitulé

Beleidsregel Hoogte bijzonder bijstand 18 t/m 20-jarigen niet in inrichting Participatiewet (richtlijn 079)

Het college van burgemeester en wethouders,

Gelet op artikel 12 en 35 Participatiewet

B e s l u i t

Vast te stellen de beleidsregelHoogte bijzondere bijstand 18 t/m 20-jarigen niet in inrichting Participatiewet (richtlijn 079)

Artikel I

Richtlijn B079 - Hoogte bijzondere bijstand 18 t/m 20-jarigen niet in inrichting

Omschrijving van de kosten

Indien en voor zover een persoon van 18, 19 of 20 jaar die niet in een inrichting verblijft hogere bestaanskosten heeft dan waarin zijn bijstandsnorm voorziet en de middelen van zijn ouders hiertoe ontoereikend zijn of hij redelijkerwijs zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders niet te gelde kan maken kan het college op grond van artikel 12 Participatiewet, aanvullend bijzondere bijstand verlenen.

Omschrijving van de doelgroep

Jong meerderjarigen

De 18- tot 21-jarige die geen of onvoldoende beroep kan doen op de ouders voor de noodzakelijke kosten van het bestaan, komt in aanmerking voor (aanvullende) bijzondere bijstand voor de kosten van levensonderhoud.

Een 18- tot 21-jarige kan in ieder geval geen of onvoldoende beroep op de zorgplicht van de ouders doen als:

  • a.

    de onderhoudsplichtige ouder of ouders zijn overleden;

  • b.

    de jongere in het kader van de Jeugdwet buiten het gezinsverband van de ouder of ouders is geplaatst;

  • c.

    de ouders onvindbaar of niet bereikbaar zijn

  • d.

    er sprake is van een ernstig verstoorde relatie met de ouder(s).

Een aanvraag voor bijzondere bijstand voor levensonderhoud voor jong meerderjarigen wordt, analoog aan artikel 41 lid 4 van de PW, niet eerder ingediend dan vier weken na datum melding en wordt niet eerder dan vier weken na die melding door het college in behandeling genomen.

Hoogte en vorm bijzondere bijstand

18 tot 21 jarige alleenstaande:

Voor de jongeren die niet in een inrichting verblijft wordt de norm aangevuld tot het totaal bedrag (norm plus bijzondere bijstand) gelijk is aan 75% van het voor een 21-jarige geldende minimumloon als bedoeld in artikel 8 derde lid van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag verminderd met de daarover verschuldigde loonheffing en de daarover verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage, bedoeld in artikel 41 van de Zorgverzekeringswet.

Voor een jongere in inrichting zie beleidsregel Hoogte bijzondere bijstand 18 t/m 20-jarigen in inrichting

18 tot 21 jarige alleenstaande ouder:

Aanvulling tot de hoogte van de bijstandsnorm voor een 21-jarige alleenstaande ouder.

18 tot 21 jaar gehuwden

Gehuwden die beide 18 tot 20 jaar zijn ontvangen een aanvulling tot de hoogte van de bijstandsnorm voor gehuwden met één partner van 21 jaar of ouder. Als er ten laste komende kinderen zijn wordt een aanvulling gegeven tot de hoogte van de bijstandsnorm voor gehuwden met één partner van 21 jaar of ouder met ten laste komende kinderen.

LET OP: de vakantietoeslag wordt alleen berekend over de norm voor de algemene bijstand en niet over de aanvulling via de bijzondere bijstand.

Verlaging

Het college ziet aanleiding om de bijzondere bijstand lager vast te stellen indien er sprake is van

  • ·

    kostendeling

  • ·

    ontbrekende woonlasten

  • ·

    recente beëindiging van een opleiding

Het bedrag van de verlaging wordt op de bijzondere bijstand in mindering gebracht.

Bij de berekening van de hoogte van de bijstand worden de regels gehanteerd zoals deze gelden voor personen tussen de 21 jaar en de pensioengerechtigde leeftijd die niet in een inrichting verblijven. Zie ook artikel 19a, 22a, 27 en 28 PW en het gemeentelijk beleid.

Op basis van deze beleidsregels is het niet mogelijk dat de totale bijstand hoger wordt vastgesteld dan de algemene bijstandsnorm die voor een 21 jarige in een vergelijkbare situatie geldt, (bijvoorbeeld als de norm is verlaagd in verband met de kostendelersnorm, het ontbreken van woonlasten en/of recente beëindiging van de opleiding). Onder totale bijstand wordt in dit geval bedoeld, de algemene bijstandsnorm vermeerderd met de op basis van deze beleidsregels toegekende bijzondere bijstand.

Vorm bijstand

De bijzondere bijstand wordt, volgens de hoofdregel, om niet verleend (artikel 48 lid 1 PW).

Artikel II

Overgangsrecht

De alleenstaande jongere van 18 tot en met 20 jaar die in afwijking van bestending beleid een aanvulling op de algemene bijstand ontving die gebaseerd was op de bijstandsnorm van een 21 jarige, behoudt gedurende een termijn van maximaal één jaar, gerekend vanaf één maand na inwerkingtreding van deze beleidsregel, zijn recht op het surplus – dat is het gedeelte boven de norm van 75% van het minimumloon van een 21 jarige - aan bijzondere bijstand, met dien verstande dat het surplus als volgt wordt afgebouwd:

  • -

    Eerste drie maanden nog 100% van het bedrag dat is uitgekeerd bovenop de norm van 75% van het minimumloon van een 21 jarige;

  • -

    75& van dat bedrag, gedurende de 4e, 5e en 6e maand;

  • -

    50% van dat bedrag in de 7e, 8e en 9e maand;

  • -

    25% van dat bedrag in de 10e, 11e en 12e maand;

  • -

    na 12 maanden een uitkering in lijn met de beleidsregel bijzondere bijstand 18 tot en met 20 jarigen Participatiewet.

  • -

    De afbouwregeling geldt net zo lang als de uitkering, maar niet langer dan 1 jaar.

  • -

    De afbouwregeling stopt als de uitkering eerder stopt binnen het jaar en herleeft - niet bij hervatting van het recht op bijstand.

  • -

    De afbouwregeling treedt in werking een maand na vaststelling van de onderhavige beleidsregel door het college.

Intrekken beleidsregel bijzondere bijstand 18 tot en met 20 jarigen Wet werk en bijstand.

De beleidsregel bijzondere bijstand 18 tot en met 20 jarigen Wet werk en bijstand wordt ingetrokken.

Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op < datum >.

Besloten in de vergadering van 16 februari 2016,

Ondertekening

Besloten in de vergadering van 16 februari 2016,
De secretaris,
Mr. W.M.A. Verberkt ,
De burgemeester,
Mr. H.G. Vos
Bekend gemaakt op:
< datum >