Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda houdende regels betreft de subsidieverstrekking Nadere regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2017

Geldend van 25-07-2018 t/m 27-09-2018

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda houdende regels betreft de subsidieverstrekking Nadere regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2017

Hoofdstuk 1 Algemene nadere regels

Artikel Definities

In deze nadere regels wordt verstaan onder:

ASV: Algemene Subsidieverordening Breda 2011 en de hierna volgende wijzigingen.

Vastgesteld beleidskader: een door de raad vastgesteld document waarin de beleidsdoelen op een bepaald terrein zijn vastgesteld. Het vormt het kader waarbinnen alle (keuzes voor) inspanningen en beoogde resultaten dienen plaats te vinden.

Maatschappelijk effect: een op langere termijn beoogde verandering in een situatie of bij een doelgroep, die een positieve uitwerking heeft op verschillende delen van de samenleving.

Beleidsdoel: een doel dat zich richt op binnen een termijn beoogde concrete (meetbare) veranderingen in een situatie of bij een doelgroep die een directe bijdrage leveren aan het realiseren van geformuleerde maatschappelijke effecten.

Resultaat(afspraken): een concrete, waarneembare en toetsbare in woorden beschreven opbrengst, zonder gekwantificeerde normen, die een directe bijdrage levert aan het beoogde beleidsdoel.

Prestatie(afspraken): een prestatie die overeenkomt met een resultaat, maar is aangevuld met een gekwantificeerde norm.

Code of Good Governance: een code met daarin de waarborgen van samenhang en transparantie in het bestuur en toezicht van een organisatie, met het oog op een efficiënte en effectieve realisatie van beleidsdoelstellingen. Voor verschillende sectoren is in dit kader een eigen code ontwikkeld.

Duurzaam ondernemen: een vorm van maatschappelijk verantwoord ondernemerschap waarbij mens, milieu en middelen in balans zijn.

BOB: het Bestuurlijk Overleg Breda waarin de bestuurders uit het primair en voortgezet onderwijs in Breda zitting hebben.

Sociaalculturele accommodatie: een door het college als zodanig benoemde accommodatie.

Culturele organisatie: een organisatie met een in de statuten verankerde culturele doelstelling en die niet valt onder de bepaling van de amateurkunst. Deze organisatie produceert zelf geen kunst maar bemiddelt tussen publiek en artiest en organiseert optreedmogelijkheden.

Amateurkunstorganisatie: een organisatie met een artistiek inhoudelijke doelstelling waarvan de deelnemers een bepaalde kunstvorm beoefenen op niet-professionele basis.

Artistieke leiding: de artistieke leiding (dirigent, choreograaf, regisseur, docent) van een (amateur)kunstorganisatie die beschikt over professionele deskundigheid binnen de specifieke kunstdiscipline, aantoonbaar door diploma’s van erkende opleiding(en).

Culturele makers: mensen die op professionele basis een bepaalde kunstvorm beoefenen en daartoe een professionele opleiding hebben afgerond of op basis van ervaring de noodzakelijke culturele competenties hebben opgebouwd.

Erfgoedorganisaties: organisaties die het cultureel erfgoed als hun aandachtsgebied beschouwen. Cultureel erfgoed omvat die materiële, immateriële, zichtbare en onzichtbare overblijfselen van onze maatschappelijke ontwikkeling, die het college waardevol vindt voor ons gemeenschappelijke geheugen en onze identiteit.

Subsidiabele kosten monumenten: kosten die naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn om een beschermd monument in stand te houden.

Inspectierapport: rapport met betrekking tot een beschermd monument dat de technische of fysieke staat van dat monument beschrijft en dat is opgesteld door een naar het oordeel van het college ter zake deskundige persoon of instantie.

Zelfstandig onderdeel: het onderdeel van een beschermd monument dat is aan te merken als een zelfstandige bouwkundige eenheid en deel is van een park of tuinaanleg behorend aan één eigenaar.

Aangewezen organisaties voor monumentenbehoud: een privaatrechtelijke rechtspersoon die ten minste tien beschermde monumenten in eigendom heeft, en naar het oordeel van het college beschikt over voldoende professionele deskundigheid.

Schoolsporttoernooien: een- of meerdaagse sportwedstrijden, met deelname van scholenteams bestaande uit leerlingen van het primair en/of voortgezet onderwijs, met een minimale deelname van tien Bredase scholen voor primair onderwijs of vier Bredase scholen voor voortgezet onderwijs.

Side-events: sportactiviteiten die aangeboden worden naast het wedstrijdprogramma van een topsportevenement, die onder verantwoordleijkheid van dezelfde organisatie georganiseerd worden en die tot doel hebben een breed publiek met de betreffende sport kennis te laten maken.

Sportvereniging: een vereniging die activiteiten organiseert die gericht zijn op de uitoefening van een sport die erkend is door NOC*NSF en die is aangesloten bij een overkoepelende organisatie, dan wel een organisatie die activiteiten organiseert die gericht zijn op het in algemene zin stimuleren van actieve lichaamsbeweging door middel van de uitoefening van sport- en spelactiviteiten onder deskundige leiding een en ander ter beoordeling van het college.

Sportgala: een evenement waar op waardige wijze Bredase sporters (of sporters die lid zijn van een Bredase sportvereniging) worden geerd voor hun prestaties in het afgelopen jaar en waarbij onder andere de sportvrouw, -man, -ploeg en -talent van het jaar worden gekozen.

Mantelzorg: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep.

Mantelzorger: een persoon die mantelzorg verleent.

Zorgvrager: een persoon die woonachtig is in de gemeente Breda en die mantelzorg ontvangt.

Geregistreerde mantelzorger: een geregistreerde mantelzorger.

Crowdfunden:“Het financieren van een project, initiatief of onderneming door middel van vele relatief lage donaties of investeringen van een (grote) groep mensen (de crowd), meestal via het internet”. Oftewel het financieren van een specifiek doel met een grote groep mensen om het doel mogelijk te maken. Meestal gebeurt dit op het internet via een crowdfunding platform.

Artikel 1.1 Algemene nadere regels

  • 1. De bepalingen in dit hoofdstuk zijn van toepassing op alle subsidieaanvragen die het college behandelt met uitzondering van de subsidies die direct en onverkort voortvloeien uit Europees, rijks- of provinciaal beleid, alsmede met uitzondering van aanvragen voor subsidie waarop hoofdstuk 2 van toepassing is.

  • 2. Een subsidieaanvraag, die naar het oordeel van het college, niet of niet in voldoende mate voldoet aan een of meer ingevolge de nadere regels op die aanvraag van toepassing zijnde criteria komt niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 1.2 Beleidsdoelen

  • 1. Activiteiten dienen onderbouwd en aantoonbaar een bijdrage te leveren aan een of meerdere door de raad vastgestelde beleidsdoelen, welke verwoord zijn in vastgestelde beleidskaders.

  • 2. Uit de subsidieaanvraag wordt helder hoe de beoogde doelgroep(en) bereikt wordt/ worden en met welk beoogd resultaat. Het resultaat is SMART omschreven en bevat in ieder geval het beoogd aantal gebruikers/bezoekers/deelnemers/leden en geeft inzicht in hoe het resultaat wordt vastgelegd.

  • 3. Bij de beoordeling van de subsidieaanvragen wordt getoetst in hoeverre zij voldoen aan de volgende criteria:

    • a.

      De mate van duurzaamheid van de beoogde resultaten, in hoeverre gaat het hier om langdurige effecten en inbedding in het reguliere activiteitenprogramma.

    • b.

      De mate van innovatie, in hoeverre is sprake van vernieuwing ten opzichte van het bestaande stedelijke aanbod.

    • c.

      De mate van uitvoerbaarheid, in hoeverre zijn activiteiten uitvoerbaar, is de begroting realistisch en is de organisatie solide.

    • d.

      De mate van gebiedsgerichte aanpak, in hoeverre is er sprake van ketenaanpak van activiteiten in eenzelfde gebied/wijk/buurt.

Artikel 1.3 Doelmatigheid

  • 1. Voorwaarde is een realistische verhouding tussen de verwachte resultaten en de gevraagde gemeentelijke bijdrage.

  • 2. De inzet van professionals is kwalitatief en kwantitatief in verhouding tot de te organiseren activiteiten en wordt ingezet tegen een realistische kostprijs.

  • 3. De kostprijs is bepaald op basis van een integrale kostprijs en is opgebouwd uit de volgende elementen: personele lasten, huisvestingslasten, overhead, activiteitlasten en organisatielasten.

  • 4. In de subsidieaanvraag wordt helder welke bijdrage van de beoogde doelgroep wordt gevraagd in financiële dan wel in personele zin.

Artikel 1.4 Samenwerking

  • 1. Bij een subsidieaanvraag dient te worden aangetoond dat wordt aangesloten bij én wordt samengewerkt met voorzieningen en/of organisaties in de keten.

  • 2. Subsidieaanvragen die samenwerking in een ketenaanpak beogen, worden in gezamenlijkheid door de ketenpartners ingediend.

  • 3. Subsidieaanvragen die samenwerking op het gebied van preventie, signalering, vroeghulp en behandeling beogen worden in gezamenlijkheid ingediend door ketenpartners, zowel vrijwilligersorganisaties of initiatieven als professionals.

  • 4. Het college kan advies vragen aan het Bestuurlijk Overleg Breda (BOB) voor wat betreft nieuwe subsidieaanvragen voor activiteiten die in en om school plaatsvinden.

Artikel 1.5 Projectsubsidie

  • 1. Een projectsubsidie is afgebakend in tijd en middelen en kan uitsluitend worden verstrekt voor zover dienaangaande specifieke nadere regels zijn gesteld.

  • 2. Het beschikbare budget voor alle projectsubsidies is het door het college vastgestelde subsidieplafond.

  • 3. Ten behoeve van een evenwichtige verdeling over het jaar van de projectsubsidies wordt dit budget verdeeld over vier kwartalen, waarbij geldt dat voor het eerste kwartaal maximaal 40% van het budget wordt besteed en er voor het vierde kwartaal nog minimaal 20% van het budget beschikbaar moet zijn.

Artikel 1.6 Jaarlijkse subsidie

  • 1. Jaarlijkse subsidie wordt alleen verstrekt aan organisaties die een aantoonbare rol in de maatschappelijke keten innemen en het meest optimaal bijdragen aan de beoogde resultaten, conform het gestelde in artikel 1.2 van deze nadere regels.

  • 2. Voor organisaties die een jaarlijkse subsidie aanvragen van € 50.000,-, of meer én professionele krachten in dienst hebben, gelden daarnaast in ieder geval de volgende criteria:

    • a.

      de efficiënte en effectieve manier om mensen vooruit te helpen in het leven;

    • b.

      de vernieuwing in de werkwijze;

    • c.

      de samenwerking;

    • d.

      wijkgericht werken;

    • e.

      de mate waarmee met vrijwilligers gewerkt wordt (vrijwillig waar het kan, professioneel waar het moet);

    • f.

      de inclusieve aanpak;

    • g.

      veilig (vrijwilligers)werk;

    • h.

      het toepassen van de ‘Code Good Governance’ voor de sector. Deze toepassing van de code wordt verantwoord in het jaarverslag.

  • 3. De organisaties nemen in hun aanvraag op, op welke wijze en in welke mate zij duurzaam ondernemen en social return implementeren in hun bedrijfsvoering. Zij verantwoorden dit in hun jaarverslag.

  • 4. Onverminderd het bepaalde in de vorige leden, geldt voor organisaties die een jaarlijkse subsidie ontvangen van € 150.000,- of meer en een of meer professionele krachten in dienst hebben, de voorwaarde dat ten minste 5% van het ontvangen subsidiebedrag wordt besteed aan de inzet van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt uit de doelgroep Social Return zoals genoemd in het vijfde lid. Deze inzet geschiedt op de volgende wijze, overeenkomstig het bepaalde in de bijlage bij deze nadere regels:

    • a.

      De subsidieontvanger biedt personen die behoren tot de doelgroep een dienstverband, stageplaats of werkervaringsplaats aan. Indien hij dit wenst, kan de subsidieontvanger het gemeentelijk loket Social Return betrekken bij de selectie en aanlevering van deze personen. De begeleiding van deze personen is de verantwoordelijkheid van de subsidieontvanger.

    • b.

      In het geval dat de inzet van personen met een afstand tot de arbeidsmarkt door de subsidieontvanger naar het oordeel van het college aantoonbaar niet mogelijk is, kan het college na overleg met de subsidieontvanger een creatieve invulling van Social Return opleggen. Onder creatieve invulling wordt verstaan het uitvoeren en/of mogelijk maken van activiteiten die ten goede komen aan de ontwikkeling, participatie en re-integratie van de doelgroep Social Return.

  • 5. De doelgroep Social Return bestaat uit:

    • a.

      personen die geregistreerd staan in het doelgroepenregister bij het UWV voor de Banenafspraak;

    • b.

      personen met een uitkering van een gemeente op grond van de Participatiewet (voorheen Wwb), IOAW of IOAZ.

    • c.

      personen met een uitkering van het UWV op grond van de WAO, WIA, WAZ of Wajong;

    • d.

      personen met een WSW-indicatie;

    • e.

      personen met een WW-uitkering;

    • f.

      personen die in aanmerking komen voor een leerwerkovereenkomst (BBL) of stage-overeenkomst (BOL) die opleidt tot niveau 1 of niveau 2. De subsidieontvanger sluit met deze personen een dergelijke overeenkomst.

    • g.

      leerlingen van het voortgezet speciaal onderwijs (VSO) en praktijkonderwijs (PRO). De subsidieontvanger sluit met deze leerlingen een stage-overeenkomst voor een arbeidstoeleidingsstage.

  • 6. Het college ziet af van het opleggen van de in het vorige lid genoemde voorwaarden indien de subsidieontvanger minimaal voldoet aan trede 2 van de Prestatieladder Socialer Ondernemen.

  • 7. Het college kan gelet op de aard of duur van de activiteit waar de subsidie betrekking op heeft, dan wel gelet op de regionale arbeidsmarktsituatie afwijken van het percentage als genoemd in het vierde lid, indien toepassing van het percentage naar oordeel van het college tot onevenredige gevolgen zou leiden voor de subsidieontvanger.

Artikel 1.7 Algemeen

  • 1. Activiteiten moeten beschikbaar zijn voor alle inwoners van Breda, uitgangspunt is zoveel mogelijk inclusief aanbod.

  • 2. Voor alle subsidies boven de € 5.000,- wordt maximaal 95% van de subsidie bevoorschot. De resterende 5% wordt uitgekeerd indien de vaststelling van de subsidie daar aanleiding toe geeft.

  • 3. Voor alle subsidies boven de € 100.000,- geldt dat 95% wordt uitbetaald in termijnen; het college is bevoegd hiervan, gelet op de situatie, af te wijken. De resterende 5% wordt uitgekeerd indien de definitieve vaststelling van de subsidie daar aanleiding toe geeft.

  • 4. Jubilea en reprises en daarmee naar het oordeel van het college naar haar aard vergelijkbare activiteiten als zodanig kunnen niet in aanmerking komen voor subsidie.

Hoofdstuk 2 Nadere regels voor het sociale domein.

Paragraaf 2.1 Algemene bepalingen

2:1: toepassingsbereik

  • 1. Dit hoofdstuk is van toepassing op aanvragen voor subsidie die betrekking hebben op een of meer van de terreinen zoals beschreven in het kader ‘Breda Doet, samen verder!’

  • 2. Op aanvragen als bedoeld in het eerste lid is hoofdstuk 1 van de nadere regels (‘algemene nadere regels’) niet van toepassing, tenzij een of meerdere bepalingen uit hoofdstuk 1 in deze paragraaf uitdrukkelijk van toepassing zijn verklaard.

  • 3. Op aanvragen als bedoeld in het eerste lid is dit hoofdstuk niet van toepassing indien op de aanvraag specifieke nadere regels als bedoeld in hoofdstuk 3 en verder van de nadere regels van toepassing zijn.

  • 4. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid, is artikel 1.6 wel van toepassing op aanvragen als bedoeld in het eerste lid.

2:2: soorten subsidie

  • 1. Er wordt onderscheid gemaakt tussen basissubsidies, wijksubsidies en subsidies op het terrein van de ontwikkelagenda sociaal domein.

  • 2. Basissubsidies zijn subsidies die zijn bestemd voor activiteiten of initiatieven waarmee een bijdrage wordt geleverd aan een of meer van de vooraf gestelde gewenste doelen en resultaten op een van de terreinen als bedoeld in het kader ‘Breda Doet, samen verder!’ en voor zover de subsidies niet zijn aan te merken als wijksubsidies.

  • 3. Wijksubsidies zijn subsidies die zijn bestemd voor initiatieven die de leefbaarheid en maatschappelijke betrokkenheid van bewoners bij hun eigen wijk of directe woonomgeving stimuleren en bevorderen. Onder leefbaarheid wordt daarbij verstaan, de mate waarin de leefomgeving aansluit bij de voorwaarden en behoeften die er door de bewoners aan worden gesteld op basis van opgroeien, leren, ontwikkelen en werken, ontmoeten, betrokken zijn of leven.

  • 4. Subsidies op het terrein van de ontwikkelagenda sociaal domein zijn subsidies die zijn bestemd voor initiatieven die moeten leiden tot het versterken van de zelfredzaamheid van burgers waarbij mensen zo lang mogelijk in hun eigen leefomgeving kunnen blijven wonen en daarbij een verminderde behoefte aan maatwerkvoorzieningen hebben.

  • 5. Voor wat betreft de betaling en bevoorschotting van de in dit artikel bedoelde subsidies, is het bepaalde in artikel 1.7, tweede en derde lid, van toepassing.

Paragraaf 2.2 Basissubsidies

2:3 Thematafels

  • 1. Onder een thematafel als bedoeld in deze paragraaf wordt verstaan: een door het college als zodanig aangeduide overlegstructuur gericht op in ieder geval het opstellen van een uitvoeringsplan op een vooraf door het college vastgesteld thema.

  • 2. Een ieder kan deelnemen aan een thematafel met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze paragraaf.

  • 3. Het college kan met betrekking tot de thematafels spelregels vaststellen. Deze spelregels kunnen in ieder geval betrekking hebben op de wijze van toegang tot de thematafel, de wijze van functioneren van de thematafel en de informatieverstrekking aan en door de deelnemers aan de thematafel. De spelregels kunnen per thematafel verschillend zijn. Deelnemers aan de thematafel zijn gehouden aan de voor die tafel in voorkomend geval vastgestelde spelregels.

2:4: Criteria

  • 1. Het college kan een basissubsidie verstrekken voor het uitvoeren van het in de aanvraag aangegeven onderdeel van een uitvoeringsplan.

  • 2. Onder een uitvoeringsplan als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan, een schriftelijk stuk dat:

    • a.

      is opgesteld door een thematafel; en

    • b.

      betrekking heeft op een terrein als bedoeld in het kader “Breda doet, samen verder!’; en

    • c.

      een beschrijving geeft van de op het terrein (als bedoeld onder sub b) door de deelnemers aan de thematafel te leveren bijdragen aan de vooraf gestelde doelen en resultaten uit het kader ‘Breda Doet, samen door 2019/2020’; en

    • d.

      ziet op een uitvoeringsperiode van twee hele kalenderjaren, te beginnen met de uitvoeringsperiode 2019-2020; en

    • e.

      voldoet aan de eisen zoals beschreven in paragrafen 4a en 4b van het kader ‘Breda Doet, samen door 2019-2020’.

2:5: procedure

  • 1. Aanvragen kunnen uitsluitend worden ingediend op de datum die door het college uiterlijk op 1 september van het jaar voorafgaande aan het eerste jaar van de uitvoeringsperiode van het uitvoeringsplan waarop de aanvragen betrekking hebben, is vastgesteld. De indieningsdatum voor wat betreft de aanvragen die betrekking hebben op de uitvoeringsperiode 2019-2020 wordt vastgesteld op uiterlijk 1 oktober 2018. Het college is bevoegd de bij of krachtens dit artikellid vastgestelde datum te wijzigen.

  • 2. Een aanvraag moet worden ingediend met gebruikmaking van het daartoe door het college vastgestelde formulier en dient, onverminderd het bepaalde in de ASV, vergezeld te gaan van het uitvoeringsplan waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 3. Het college beslist uiterlijk op 1 december op de aanvraag. Het college kan zijn beslissing eenmaal voor ten hoogste 30 dagen verdagen.

  • 4. Indien na indiening van een subsidieaanvraag of na besluit door het college op ingediende subsidieaanvragen, het subsidieplafond door het college wordt verhoogd, kan door de partijen aan de thematafel een aanvullende subsidieaanvraag worden ingediend die betrekking heeft op de extra gelden. Deze aanvraag dient vergezeld te gaan van een aanvullend of aangepast uitvoeringsplan conform het bepaalde in artikel 2:4 of indien van toepassing conform de procedure genoemd in artikel 2:6.

  • 5. Bij de vaststelling van het subsidieplafond zoals bedoeld in het vorige lid, kan het college de activiteiten benoemen waarvoor de extra gelden zijn bestemd en de termijn waarbinnen de aanvullende subsidieaanvraag moet zijn ingediend. De procedures zoals genoemd in het tweede lid en artikel 2:6 zijn van overeenkomstige toepassing.

2:6: subsidie voor bijdragen die niet zijn opgenomen in een uitvoeringsplan

  • 1. het college is bevoegd subsidie te verstrekken voor activiteiten of initiatieven waarmee een bijdrage wordt geleverd aan een of meer van de vooraf gewenste doelen en resultaten op een van de terreinen als bedoeld in het kader ‘Breda Doet, samen door 2019/2020’ en die niet zijn opgenomen in een uitvoeringsplan.

  • 2. Het college is slechts bevoegd om een subsidie als bedoeld in het eerste lid te verstrekken indien er naar zijn oordeel sprake is van een gegronde reden waarom de activiteit of het initiatief niet is of kan worden opgenomen in een uitvoeringsplan.

  • 3. Op aanvragen als bedoeld in het eerste lid wordt door het college beslist met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 1 van de nadere regels.

  • 4. Een subsidie kan voor maximaal twee jaar worden verstrekt.

Paragraaf 2.3 Wijksubsidies

2:7: initiatieven

  • 1. Onder een initiatief wordt in deze paragraaf verstaan: een activiteit of een project die of dat de leefbaarheid of maatschappelijke betrokkenheid van bewoners bij hun eigen wijk of directe woonomgeving stimuleert en bevordert en die of dat aansluit bij de voorwaarden en behoeften die er door de bewoners aan worden gesteld ten aanzien van opgroeien, leren, ontwikkelen en werken, ontmoeten, betrokken zijn of leven.

  • 2. Een ieder met een beoogd initiatief kan zich wenden tot een wijkplatform voor overleg en advies.

2:8: wijkplatforms

  • 1. Onder een wijkplatform als bedoeld in deze paragraaf wordt verstaan: een door het college als zodanig aangeduide overlegstructuur gericht op het bespreken (van) en (het) adviseren van het college over beoogde initiatieven.

  • 2. Het college kan met betrekking tot de wijkplatforms spelregels vaststellen. Deze spelregels kunnen in ieder geval betrekking hebben op de wijze van toegang tot het wijkplatform, de wijze van functioneren van het wijkplatform, de informatieverstrekking aan en door het wijkplatform. Deze spelregels kunnen per wijkplatform verschillend zijn. Deelnemers aan het wijkplatform en bewoners die zich met een beoogd initiatief wenden tot het wijkplatform zijn gehouden aan de voor dat wijkplatform in voorkomend geval vastgestelde spelregels.

2:9: criteria

  • 1.

    Het college kan wijksubsidie verstrekken voor het uitvoeren van een initiatief voor zover dat van belang is voor de wijk waarin het plaatsvindt.

  • 2.

    Geen subsidie kan worden verstrekt voor zover het initiatief bestaat uit een straatfeest, barbecue, jubileum of reprise en daarmee naar het oordeel van het college naar haar aard vergelijkbare activiteiten;

  • 3.

    Een subsidie kan voor maximaal twee jaar worden verstrekt.

De maximale hoogte van de subsidie is gelijk aan de daadwerkelijke kosten van het initiatief.

2:10: procedure

  • 1. Aanvragen voor wijksubsidies kunnen het gehele jaar door worden ingediend, maar moeten minimaal zes weken vóór aanvang van de uitvoering van het initiatief worden ingediend.

  • 2. Een aanvraag moet worden ingediend met gebruikmaking van het daartoe door het college vastgestelde formulier en dient, onverminderd het bepaalde in de ASV, verzegeld te gaan van een advies van het wijkplatform.

  • 3. Onder advies van het wijkplatform als bedoeld in het tweede lid wordt verstaan een schriftelijk stuk waaruit gemotiveerd blijkt of en in hoeverre naar het oordeel van het wijkplatform:

  • 4. het initiatief van belang is voor de wijk;

  • 5. voor het initiatief een financiële bijdrage van de gemeente noodzakelijk is en wat de hoogte van die bijdrage dient te zijn.

  • 6. Het college beslist uiterlijk binnen zes weken na ontvangst van de volledige aanvraag.

Paragraaf 2.4 Subsidies op het terrein van de ontwikkelagenda sociaal domein

2:11: Bouwgroep

  • 1. Onder de bouwgroep wordt verstaan een open overlegplatform bestaande uit deelnemers van het proces “Breda Doet, samen verder!”.

  • 2. Een ieder kan deelnemen aan de bouwgroep met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze paragraaf.

  • 3. Het college kan met betrekking tot de bouwgroep spelregels vaststellen. Deze spelregels kunnen in ieder geval betrekking hebben op de wijze van toegang tot de bouwgroep, de wijze van functioneren van de thematafel en de informatieverstrekking aan en door de deelnemers aan de bouwgroep. Deelnemers aan de bouwgroep zijn gehouden aan de voor deze groep in voorkomend geval vastgestelde spelregels.

2:12 Initiatieven

  • 1. Onder een initiatief wordt in deze paragraaf verstaan: een activiteit of een project dat als doel heeft dat mensen eerder terecht kunnen bij algemene voorzieningen, waardoor zij niet bij maatwerkvoorzieningen terecht hoeven.

  • 2. De investering van het initiatief moet leiden tot het versterken van de zelfredzaamheid van burgers waarbij mensen zo lang mogelijk in hun eigen leefomgeving kunnen blijven wonen en daarbij een verminderde behoefte aan maatwerkvoorzieningen hebben.

  • 3. De investering van het initiatief moet eraan bijdragen dat een beroep op duurdere maatwerkvoorzieningen afneemt (beweging naar de voorkant).

  • 4. Het college stelt met betrekking tot de ontwikkelagenda spelregels vast. Deze spelregels hebben in ieder geval betrekking op de procedure die gevolgd moet worden om voor subsidie in aanmerking te komen.

  • 5. Een ieder met een beoogd initiatief kan een aanvraag indienen conform de procedure zoals opgenomen in de spelregels Ontwikkelagenda Breda doet, samen verder.

2:13 Criteria

  • 1. Het college kan subsidie verstrekken voor het uitvoeren van een initiatief voor zover dat:

    • a.

      het initiatief past binnen de uitgangspunten van Breda Doet;

    • b.

      er sprake is van ontwikkeling en effectieve oplossingen die bijdrage aan het doel zoals omschreven in het beleidskader “Breda Doet, samen verder”. Het initiatief geeft hiervoor een heldere omschrijving;

    • c.

      aannemelijk is onderbouwd wat de werkzame bestanddelen zijn van het initiatief die ervoor zorgen dat er een bijdrage geleverd wordt aan het gestelde doel;

    • d.

      het initiatief gericht is op innovatie die al in gang is gezet, waarbij er een extra impuls nodig is voor voortgang. Hiermee wordt bedoeld dat innovatie in eerste instantie als eigen verantwoordelijkheid in de eigen organisatie wordt ingebed. Organisaties moeten uit zichzelf beter willen worden. Dit is een integraal onderdeel van de organisatie. Pas als hiervoor extra geld nodig is, moet het er zijn en kan er een beroep gedaan worden op het budget dat bestemd is voor de ontwikkelagenda;

    • e.

      het initiatief gericht is op concrete en realistische resultaten;

    • f.

      de resultaten in een realistische verhouding staan tot de gemeentelijke bijdrage;

    • g.

      de resultaten verankerd zijn of worden;

    • h.

      het initiatief in samenwerking met diverse partijen tot stand is gekomen. Bij voorkeur vormgegeven met de burgers die het betreft;

    • i.

      het initiatief voorziet in hoe de resultaten gemonitord gaan worden;

    • j.

      aannemelijk onderbouwd is wat financieel nodig is om uitvoering te kunnen geven aan het initiatief, gebaseerd op reële kosten; tevens geeft de initiatiefnemer aan waarom subsidie nodig is en waarom het niet met reguliere middelen (eventueel via ombuiging) gefinancierd kan worden;

    • k.

      aannemelijk is onderbouwd dat het initiatief uitvoerbaar is;

    • l.

      aannemelijk is onderbouwd dat het initiatief duurzaam is;

    • m.

      in het initiatief is aangegeven wat de indieners zelf bijdragen aan het initiatief;

    • n.

      indieners in het initiatief zelf hebben aangegeven waarom het innovatief is;

    • o.

      indieners in hun initiatief hebben aangegeven hoe het duurzaam binnen de eigen processen in de toekomst ingebed kan worden (zonder extra financiering, het gaat om een eenmalig impuls);

    • p.

      het delen van kennis en storytelling onderdeel is van het verankeren van de resultaten. Het van elkaar leren en zo vakmanschap verder ontwikkelen is daarbij uitgangspunt.

  • 2. Een aanvraag voor subsidieverlening op grond van deze paragraaf kan worden ingediend tot en met 31 december 2018, waarbij de aanvrager onder meer de projectperiode aangeeft.

Artikel 2:14 Procedure

  • 1. Aanvragen voor subsidies voor initiatieven op grond van de ontwikkelagenda kunnen het gehele jaar door worden ingediend.

  • 2. Een aanvraag moet worden ingediend met gebruikmaking van het daartoe op voordracht van de Bouwgroep door het college vastgestelde formulier en dient, onverminderd het bepaalde in de ASV, vergezeld te gaan van een advies van de bouwgroep.

  • 3. Het door het college vastgestelde formulier zoals genoemd in lid 2 is in lijn met het format dat door de thematafels gebruikt wordt voor de aanvraag van subsidies aangevuld met de criteria zoals opgenomen onder artikel 2:13.

  • 4. Onder advies van de bouwgroep als bedoeld in het tweede lid wordt verstaan:

    • a.

      een schriftelijk stuk waaruit gemotiveerd blijkt of en in hoeverre naar het oordeel van de bouwgroep het initiatief voldoet aan de criteria zoals gesteld onder artikel 2:13;

    • b.

      een verslag van het overleg met de bouwgroep waarin het initiatief besproken is, inclusief de uitkomst van de bespreking op basis van consent;

    • c.

      het oordeel van de bouwgroep op basis van de uitkomst zoals gesteld onder lid a en b;

    • d.

      de bouwgroep adviseert op basis van consent.

  • 5. Het college beslist uiterlijk binnen zes weken na ontvangst van de volledige aanvraag.

Hoofdstuk 3 Specifieke nadere regels wijk- en dorpsraden

Artikel 3.1 vigerend beleidskader

Het beleidskader voor de subsidies uit dit hoofdstuk is het ‘Uitvoeringsakkoord 2015-2018’ van de samenwerkende wijk- en dorpsraden

Artikel 3.2 Voor wie

Deze subsidie is bestemd voor wijk- en dorpsraden die het ‘Uitvoeringsakkoord 2015-2018’ van de samenwerkende wijk- en dorpsraden hebben ondertekend.

Artikel 3.3 Criteria voor wijk- en dorpsraden

  • 1. Aan een Wijk- of dorpsraad als bedoeld in het eerste lid kan, met inachtneming van het Uitvoeringsakkoord 2015-2018 van de samenwerkende wijk- en dorpsraden een subsidie worden verstrekt voor de kosten voor de uitvoering van een activiteitenplan. De subsidie bedraagt maximaal € 5.000,-. Algemene organisatiekosten worden tot een bedrag van maximaal € 2.000,- als subsidiabele kosten aangemerkt. Algemene organisatiekosten komen slechts voor subsidie in aanmerking indien in het activiteitenplan minimaal twee zaak- en/of taak gerelateerde onderwerpen zijn opgenomen.

  • 2. Aanvragen voor subsidies wijk- en dorpsraden worden ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier en dienen te zijn vergezeld van een activiteitenplan.

  • 3. Het activiteitenplan richt zich op de taak- en zaak gerelateerde onderwerpen, zoals die zijn vastgelegd in het Uitvoeringsakkoord Wijk- en dorpsraden Breda.

  • 4. Per onderwerp wordt in het activiteitenplan inzichtelijk gemaakt dat taak- en zaak gerelateerde activiteiten een directe relatie hebben met wijk-/dorpsplannen en dat ze worden uitgevoerd binnen wijk-/dorpsnetwerken van vrijwilligers en professionals.

Hoofdstuk 4 specifieke nadere regels aanpak Wijkimpuls Breda 2015-2018

Artikel 4:1 Vigerend beleidskader

Het beleidskader voor subsidies uit dit hoofdstuk is:

  • .

    Wijkimpuls Breda 2015 – 2018

Artikel 4:2 Wat

Met inachtneming van het in artikel 4:1 genoemde beleidskader kan als tijdelijke extra impuls een subsidie worden verstrekt voor initiatieven die naar het oordeel van het college in de betreffende wijkimpulswijk uitgaan van en leiden tot actief burgerschap en innovatie en zo een bijdrage leveren aan het doel genoemd in artikel 4:3.

Artikel 4:3 Doel

Subsidie kan worden verstrekt voor initiatieven die als doel hebben het verbeteren van de sociaal economische situatie in de wijken genoemd in Wijkimpuls Breda 2015-2018. Onder sociaal economische verbetering wordt verstaan verbetering op een of meer van de volgende drie gebieden:

  • a.

    leefbaarheid: een leefbare omgeving is een omgeving die schoon, heel en veilig is en aansluit bij de voorwaarden en behoeften die er door de bewoners aan worden gesteld, bepaald op basis van:

  • I.

    leefklimaat

  • II.

    sociale samenhang

  • III.

    veiligheid

  • IV.

    woongedrag

  • V.

    aanzien van de wijk

  • VI.

    samenhangend aanbod van onderwijs, kinderopvang, sport en cultuur

  • VII.

    gebruik van het voorzieningenaanbod in de wijk

  • VIII.

    mogelijkheden voor ontmoeting

  • IX.

    versterking netwerken van wijkbewoners.

  • b.

    participatie: mensen stijgen op sociaal maatschappelijk niveau doordat ze zich meer inzetten, ontwikkelen, in staat zijn hun eigen financiën te regelen en een bijdrage leveren aan hun wijk, bepaald op basis van:

  • I.

    lidmaatschap verenigingen;

  • II.

    verrichten vrijwilligerswerk;

  • III.

    verlenen mantelzorg;

  • IV.

    bezoek aan culturele en sportactiviteiten

  • V.

    verminderen van afstand tot de arbeidsmarkt;

  • VI.

    mensen die een beroep doen op armoedevoorzieningen;

  • VII.

    mensen met een beperking die deelnemen aan reguliere activiteiten in de wijk;

  • VIII.

    het verrichten van betaald werk;

  • IX.

    deelname aan onderwijs.

  • c.

    werkgelegenheid: mensen werken zoveel mogelijk in een reguliere baan of zijn daarop voorbereid, bepaald op basis van:

  • I.

    aantal mensen met een gemeentelijke uitkering;

  • II.

    aantal mensen dat uit een uitkering stroomt;

  • III.

    aantal mensen met een beperking met een baan;

  • IV.

    aantal jongeren met een startkwalificatie

  • V.

    het aantal voortijdig schoolverlaters.

Artikel 4:4 Criteria

Subsidie kan worden verstrekt voor zover het initiatief bijdraagt aan het doel zoals genoemd onder artikel 4:3 en uitgaat van ‘actief burgerschap’. Onder actief burgerschap wordt verstaan dat de resultaten die het initiatief beoogt mede worden bereikt en niet anders kunnen worden bereikt dan door inzet van bewoners uit de wijk. De aanvraag dient daarnaast te voldoen aan de volgende criteria:

  • a.

    toegankelijkheid: het initiatief is gericht op en toegankelijk voor (groepen van) wijkbewoners en herkenbaar in de wijk aanwezig;

  • b.

    eenmalig: het betreft middelen die een initiatief eenmalig een impuls geven;

  • c.

    kennisdeling: het initiatief deelt de opgedane kennis en ervaringen volgens een nader af te spreken methode, zodanig dat deze beschikbaar komen voor andere en vervolginitiatieven. (‘lerende aanpak’).

Artikel 4:5 Subsidieplafond

  • 1. Het totale subsidiebudget voor de uitvoering van dit hoofdstuk bedraagt voor 2017 en 2018 maximaal € 1.000.000,- per jaar. Dit bedrag wordt vastgesteld in de betreffende begroting onder voorbehoud van het budgetrecht van de gemeenteraad. Voor zover de gemeenteraad in het kader van de begroting een lager bedrag vaststelt, vormt dat bedrag voor het betreffende jaar waarop de begroting betrekking heeft, het totale subsidiebudget. Per jaarschijf wordt door het college bepaald welk deel van dit budget beschikbaar is voor welke wijk.

  • 2. De aanvragen die volledig zijn, zullen in volgorde van ontvangst worden behandeld waarbij als datum van ontvangst de datum geldt waarop er sprake is van een volledige aanvraag.

Artikel 4:6: aanvragen

  • 1. Een aanvraag moet worden ingediend met gebruikmaking van het daartoe door het college vastgestelde formulier en dient, onverminderd het bepaalde in de ASV, verzegeld te gaan van een advies van het wijkplatform.

  • 2. Onder een ‘advies van het wijkplatform’ als bedoeld in het tweede lid wordt verstaan een schriftelijk stuk waaruit gemotiveerd blijkt of en in hoeverre naar het oordeel van het wijkplatform het initiatief in de betreffende wijkimpulswijk uitgaat van en leidt tot actief burgerschap en innovatie en zo een bijdrage levert aan het doel genoemd onder artikel 4:3.

Artikel 4:7 tijdelijke regeling

Dit hoofdstuk vervalt per 1 januari 2019.

Artikel 4:8 Experimenteerartikel BredaBreed

  • 1. Ten behoeve van initiatieven in impulswijken die via BredaBreed crowdfunden kan bij wijze van experiment in 2017 en 2018 een subsidie worden verstrekt ter ondersteuning van die initiatieven om hun doelbedrag te kunnen halen.

  • 2. de subsidie als bedoeld in het eerste lid bestaat uit het verschil tussen het doelbedrag dat is benodigd voor het initiatief en de door middel van crowdfunden als bedoeld in het eerste lid reeds verkregen of nog te verkrijgen middelen. Het subsidiebedrag is niet hoger dan 25% van het doelbedrag tot een maximum van € 5.000,-.

  • 3. een subsidie wordt slechts verstrekt als:

    • a.

      het project een bewonersinitiatief in een impulswijk is;

    • b.

      het project aantoonbaar bijdraagt aan participatie, werkgelegenheid en leefbaarheid als gesteld in artikel 4:3

    • c.

      de vergoeding volledig naar activiteiten gaat.

  • 4. In afwijking van het bepaalde in artikel 5:2 van de ASV en artikel 1:7 van de nadere regels wordt geen voorschot verstrekt.

  • 5. de subsidie wordt door het college ambtshalve vastgesteld binnen zes weken na het verstrijken van een termijn van een jaar te rekenen vanaf de datum waarop de subsidie is verleend. Indien binnen de termijn van een jaar als bedoeld in de eerste volzin het doelbedrag wordt gehaald, wordt de subsidie binnen zes weken na het behalen van het doelbedrag vastgesteld. De aanvrager is verplicht het college onverwijld te berichten indien het doelbedrag is gehaald.

Hoofdstuk 5 Specifieke nadere regels Cultuur

Artikel 5:1 Vigerend beleidskader

Het beleidskader voor de subsidies uit dit hoofdstuk zijn de Nota Factor C 2009-2020, zoals vastgesteld door de raad op 30 oktober 2008 en de Nota Erfgoed in context, zoals vastgesteld door de raad op 14 februari 2008 en de notitie van uitgangspunten erfgoed “Grondstof voor de Toekomst”, zoals vastgesteld door het college op 12 juni 2017.

Artikel 5.2 Wat

Binnen deze specifieke nadere regels kennen we de volgende subsidies:

  • 1.

    een jaarlijkse subsidiebijdrage:

    • a.

      bestemd voor activiteiten van amateurkunstorganisaties respectievelijk voor initiatieven van vrijwilligers op het gebied van cultuur;

    • b.

      bestemd voor activiteiten van professionele culturele makers en/ of organisaties;

  • 2.

    een project subsidiebijdrage:

    - bestemd voor de daadwerkelijke kosten van incidentele cultuurprojecten.

Artikel 5:3 Voor Wie

Subsidies als bedoeld in dit hoofdstuk zijn bestemd voor: culturele (amateur)organisaties, erfgoedorganisaties en professioneel werkende individuele culturele makers/ initiatiefnemers, die de activiteiten in Breda uitvoeren.

Artikel 5:4 Criteria

  • 1.

    Voor een jaarlijkse subsidiebijdrage amateurkunst gelden de volgende criteria:

    • de organisatie heeft een rechtsvorm en bestaat minimaal één jaar (inschrijving KvK) en;

    • de organisatie heeft een doelstelling op het gebied van zelf kunst maken (kunstbeoefening), hetgeen blijkt uit de statuten en;

    • er is sprake van bewijsbaar professionele artistieke leiding (zie schema) en;

    • er vindt minimaal tweemaal per jaar een openbaar optreden in Breda plaats en;

    • er is sprake van contributie betalende leden/ deelnemers (zie schema) en;

    • er is sprake van non-profit organisaties voor muziek (vocaal/instrumentaal), dans en theater, beeldende kunst en multimedia/audiovisueel (fotografie/film/video/digitaal) en;

    • er is sprake van een bijdrage aan het stedelijk cultuurklimaat in Breda.

  • 2.

    Voor een project subsidiebijdrage:

    • a.

      de projecten moeten voldoen aan één of meer van de volgende doelstellingen:

      • het vergroten van de cultuurparticipatie van Bredanaars, met name van die groepen die hier nog niet of nauwelijks in participeren;

      • het vergroten van het aanbod van artistieke (top) kwaliteit;

      • het verbeteren van het culturele productieklimaat van Breda;

      • het stimuleren van talentontwikkeling, deskundigheidsbevordering in de sector;

      • het verbinden van cultuur met andere sectoren;

    • b.

      en daarnaast moeten de projecten voldoen aan de volgende criteria:

      • tenminste 50 % van de begroting van het project is afkomstig uit andere inkomstenbronnen zoals landelijke en/of provinciale cultuurfondsen;

      • de aanvrager dient samen te werken met lokale en/of bovenlokale partijen, zowel financieel als inhoudelijk;

      • SCHEMA VRIJETIJDSKUNST:

Discipline

Aantal leden

Artistieke leiding

Aantal voorstellingen

Maximaal bijdrage

Theater/dans/beweging

Minimaal 10

CV

Artistiek leider/

Regisseur

2

€ 5.0000,-

Zang

Minimaal 20

CV

dirigent

2

€ 5.000,-

Kamerkoren

Minimaal 10

CV

dirigent

2

€ 5.000,-

Muziek: harmonie/ fanfare/orkesten

Minimaal 20 per onderdeel

CV

dirigent

2

€ 6.500,- per onderdeel

Wijkinitiatieven cultuur

Minimaal 15 betalende deelnemers per activiteit

CV artistiek leider of i.s.m. culturele instelling

2

€ 2.500,-

Artikel 5:5 Hoogte subsidiebijdrage

  • 1.

    De subsidiebijdrage voor amateurkunst bedraagt maximaal € 6.500,- per jaar;

  • 2.

    De subsidiebijdragen voor fonds Cultuur en Cultureel Erfgoed bedragen maximaal € 20.000,-- per jaar.

Artikel 5:6 Procedure

  • 1.

    Aanvragen voor subsidies op grond van dit hoofdstuk worden ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2.

    Aanvragen voor een project subsidiebijdrage kunnen het gehele jaar door worden ingediend, maar moeten minimaal dertien weken voor aanvang van de uitvoering van het project worden ingediend.

  • 3.

    De aanvragen worden periodiek beoordeeld door de adviescommissie Cultuur en Cultureel Erfgoed.

Hoofdstuk 6 Specifieke nadere regels Heemkundige en historische musea

Artikel 6.1 Vigerend beleidskader

Het beleidskader voor de subsidies uit dit hoofdstuk zijn de Nota Factor C, zoals vastgesteld door de raad op 30 oktober 2008 en de Nota Erfgoed in context zoals vastgesteld door de raad op 14 februari 2008.

Artikel 6.2 Voor Wie

Deze subsidie is bestemd voor: heemkundige en historische musea. Deze organisaties dienen statutair gevestigd te zijn in de gemeente Breda.

Artikel 6:3 Criteria voor heemkundige en historische musea

Om in aanmerking te kunnen komen voor subsidie voor heemkundige en historische musea gelden de volgende criteria:

  • a.

    De maximale hoogte van de subsidie is gelijk aan de daadwerkelijke kosten van de activiteiten of het initiatief tot een maximum van € 5.000,-

  • b.

    Heemkundige en historische musea dienen door het houden van wisselexposities, al dan niet in combinatie met een vaste expositie, bij te dragen aan de erfgoededucatie en erfgoedexposure binnen de Gemeente Breda. Doel van erfgoededucatie en erfgoed exposure is behoud en versterking van de identiteit van (delen van) de gemeente Breda.

  • c.

    c. De organisatie verzorgt jaarlijks ten minste twee wisselexposities die aansluiten bij de onder sub a genoemde doelstelling.

  • d.

    d. De organisatie draagt tenminste 20 maal per jaar zorg voor openstelling van het museum voor publiek.

  • e.

    Gezien het specifieke karakter van deze instellingen kan het college een extra aanvulling op de huisvestingslasten verstrekken.

Artikel 6:4 Aanvragen

Aanvragen voor subsidies op grond van dit hoofdstuk worden ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

Hoofdstuk 7 Specifieke nadere regels Monumenten

Artikel 7:1 Vigerend beleidskader

Het beleidskader voor de subsidies uit dit hoofdstuk is de Nota Erfgoed in Context zoals vastgesteld door de raad op 14 februari 2008.

Artikel 7:2 Wat

  • 1. Met inachtneming van het in artikel 7:1 genoemde beleidskader kan een subsidie worden verstrekt in de kosten die naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn om een beschermd monument in stand te houden.

  • 2. Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze noodzakelijk is voor de instandhouding van het beschermd monument en voor zover de werkzaamheden naar het oordeel van het college sober en doelmatig zijn.

Artikel 7:3 Voor wie

Voor subsidie op grond van dit hoofdstuk komen in aanmerking:

  • a.

    natuurlijke personen of stichtingen die het recht van eigendom of een ander zakelijk recht hebben op een gemeentelijk monument of op maalvaardige molens (monumentnummers 30490 en 30511);

  • b.

    aangewezen organisaties voor monumentenbehoud die het recht van eigendom of een ander zakelijk recht hebben op een gemeentelijk of rijksmonument.

Artikel 7:4 Met welk doel

Het doel van de subsidieverstrekking is het behoud van het beschermd monumentenbestand van Breda.

Artikel 7:5 Criteria

  • 1. Subsidie wordt op aanvraag verleend voor één of meer beschermde monumenten of zelfstandige onderdelen.

  • 2. Per beschermd monument of per zelfstandig onderdeel kan gedurende een periode van 15 jaar slechts eenmaal subsidie worden verleend.

  • 3. In afwijking van het tweede lid kan binnen de periode 15 jaar opnieuw subsidie worden verleend wanneer de aanvraag betrekking heeft op andere zaken dan waarvoor eerder subsidie is verleend.

  • 4. In aanvulling op het bepaalde in de ASV gaat de subsidieaanvraag vergezeld van:

    • a.

      een actueel inspectierapport per beschermd monument of per zelfstandig onderdeel wat de technische of fysieke staat van dat monument beschrijft en dat is opgesteld door een naar het oordeel van het college ter zake deskundige persoon of instantie;

    • b.

      een restauratieplan per beschermd monument of per zelfstandig onderdeel waarin opgenomen een overzicht van de aard en omvang van de voorgenomen werkzaamheden, een omschrijving van de daarmee beoogde resultaten en een begroting. Deze begroting dient te zijn opgezet in STABU systematiek;

    • c.

      een kopie van de verleende omgevingsvergunning voor de betreffende werkzaamheden.

  • 5. Het maximumbedrag waarvoor per aanvraag subsidie kan worden verstrekt bedraagt € 100.000,- of, indien dit lager is, maximaal 30% van de subsidiabele kosten monumenten.

  • 6. Subsidies worden niet verstrekt indien het bedrag, dat overeenkomstig de bepalingen van deze nadere regels zou worden verstrekt, lager is dan € 3.000,-.

  • 7. Subsidies worden niet verstrekt indien naar oordeel van het college de restauratiebehoefte is ontstaan door onvoldoende onderhoud door de eigenaar van het beschermde monument.

  • 8. In afwijking van bovenstaande leden 1 tot en met 6 wordt voor de maalvaardige molens enkel subsidie beschikbaar gesteld voor het onderhoud van de molen in aanvulling op subsidie van het rijk. De gemeente Breda stelt een subsidie van maximaal € 5.000,- beschikbaar op basis van de volgende uitgangspunten:

    • a.

      de subsidie van de gemeente Breda is nooit hoger dan de subsidie die de aanvrager van het rijk ontvangt;

    • b.

      de totale subsidie van rijk en gemeente Breda bedraagt nooit meer dan 100% van de kosten van de voorgenomen werkzaamheden

Artikel 7:6 Verplichtingen

  • 1. Het college kan de subsidieontvanger bij de subsidieverlening verplichten:

    • a.

      mee te werken aan een onderzoek naar de bouw- of ontstaansgeschiedenis van het beschermd monument;

    • b.

      mee te werken aan een onderzoek naar de uitvoering van het restauratieplan door een deskundige.

  • 2. De subsidieontvanger is verplicht voor de duur van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, een CascoAllRisk verzekering af te sluiten.

  • 3. De subsidieontvanger is verplicht na afloop van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, op zijn kosten het beschermd monument of het zelfstandig onderdeel te verzekeren dan wel verzekerd te houden tegen brand-, storm- en bliksemschade.

  • 4. Het college kan de subsidieontvanger bij de subsidieverlening verplichten het beschermd monument of het zelfstandig onderdeel te voorzien van een of meer installaties ter beperking van schade als gevolg van brand of blikseminslag, ter bescherming van de monumentale waarde van het beschermd monument of het zelfstandig onderdeel.

  • 5. De subsidieontvanger is verplicht na afloop van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, het beschermd monument of het zelfstandig onderdeel te bewaren en te onderhouden in de staat waarin het door de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, is gebracht.

Artikel 7:7 Aanvragen

Aanvragen voor een monumentensubsidie worden ingediend door middel van het door het college vastgestelde aanvraagformulier.

Hoofdstuk 8: Specifieke nadere regels sport

Paragraaf 1 Specifieke nadere regels sportsubsidies

Artikel 8:1 Vigerend beleidskader

Het beleidskader voor subsidies uit dit hoofdstuk is de nota Team Breda, Visie op sport & bewegen 2017-2030 en specifiek het bijbehorende uitvoeringsprogramma 2017-2022 zoals vastgesteld door de raad op 6 april 2017.

Artikel 8:2 Voor wie

Bredase sportverenigingen en andere sportorganisaties die als kerntaak hebben activiteiten te organiseren voor inwoners van Breda en gericht zijn op de uitoefening van een sport die erkend is door NOC*NSF, dan wel organisaties die als kerntaak hebben activiteiten te organiseren voor inwoners van Breda die gericht zijn op het in algemene zin stimuleren van actieve lichaamsbeweging door middel van de uitoefening van sport- en spelactiviteiten onder deskundige leiding en ter beoordeling van het college. De organisatie dient met haar activiteiten een aantoonbare bijdrage te leveren aan de vastgestelde gemeentelijke beleidsdoelen zoals opgenomen in het vigerend beleidskader. 

Artikel 8:3 Met welk doel

Subsidie wordt verstrekt teneinde mede mogelijk te maken dat de vastgestelde gemeentelijke beleidsdoelen zoals opgenomen in het vigerend beleidskader gerealiseerd worden.

Artikel 8.4 Wat

Eenmalige subsidie kan worden verstrekt voor uitsluitend de volgende activiteiten c.q. maatregelen:

  • a.

    breedtesportevenementen;

  • b.

    topsportevenementen;

  • c.

    jaarlijks evenement waardering van topprestaties

Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt op basis van de criteria genoemd in dit hoofdstuk.

Artikel 8:5 Breedtesportevenementen

  • 1. Onder breedtesportevenementen vallen:

    • Schoolsporttoernooien waarvan er maximaal twee toernooien per sport per jaar voor subsidie in aanmerking komen;

    • Side-events van Bredase topsportevenementen met minimaal 100 Bredase deelnemers aan de tot het side-event behorende activiteit;

    • Sportkennismakingsactiviteiten van Bredase sportverenigingen die in Breda plaatsvinden met minimaal 25 deelnemers per activiteit en waarbij maximaal twee sport kennismakings-activiteiten per vereniging, per jaar voor subsidie in aanmerking komen.

  • 2. De subsidie bedraagt maximaal een derde van de door het college aanvaardbaar en noodzakelijk geachte kostenbestanddelen op de begroting;

  • 3. Organisaties die gebruik kunnen maken van de inzet van een ‘sportcoach’ op grond van het bepaalde in paragraaf 3, komen niet voor aanvullende subsidie in aanmerking.

Artikel 8:6 Topsportevenementen

  • 1. Een evenement wordt aangemerkt als een topsportevenement als het voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      Het betreft een Nationaal Kampioenschap, Europees Kampioenschap, Wereldkampioenschap dan wel een sportevenement dat een aantoonbare bijdrage levert aan de promotie van de desbetreffende sport in Breda; en

    • b.

      Er zijn minimaal drie deelnemers / deelnemende teams uit de top 8 ranking (Nationaal, Europees en Wereld).

  • 2. De subsidie bedraagt maximaal een derde van de door het college aanvaardbaar en noodzakelijk geachte kostenbestanddelen. Er wordt geen subsidie verleend voor start- en prijzengelden.

Artikel 8:7 Organisatie jaarlijks evenement waarderen topprestaties 

Subsidie voor de organisatie van het jaarlijkse evenement ten behoeve van de waardering van topprestaties wordt bij voorkeur verleend aan een organisatie die hiermee aantoonbare ervaring heeft.

Artikel 8:8 Aanvullende bepalingen

Alle aanvragen voor subsidie worden ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier

Paragraaf 2 Investeringsregeling ten behoeve van buitensportaccommodaties

Artikel 8:9 Definities

  • a. Buitensportvereniging: Een binnen de gemeente Breda gevestigde buitensportvereniging, die haar activiteiten in hoofdzaak ten behoeve van de inwoners van de gemeente Breda uitvoert op een gemeentelijk sportcomplex danwel een sportcomplex in eigen beheer.

  • b. Buitensportveld: Een sportvoorziening in de buitenlucht met een aangepaste ondergrond die noodzakelijk is om te kunnen trainen danwel wedstrijden op te spelen met daarbij behorende vaste elementen. (Denk aan ondergrond, hekwerk, veld of baanverlichting, verharding rondom het veld, publieksstroken opsluiting veld, dug-outs en vaste doelen)

  • c. Herstructurering: Een ontwikkeling waarbij de structuur van een gebied wordt omgevormd en de functie van de plek verandert. Dit betreft o.a. de eerste aanleg van een buitensportvoorziening of uitbreiding c.q. inbreiding danwel herindeling van een sportcomplex.

Artikel 8:10 Vigerend beleidskader

Het beleidskader voor subsidies uit dit hoofdstuk is de nota Team Breda, Visie op sport & bewegen 2017-2030 en specifiek het bijbehorende uitvoeringsprogramma 2017-2022 zoals vastgesteld door de raad op 6 april 2017.

Artikel 8:11 Voor wie

Bredase buitensportverenigingen die als kerntaak hebben activiteiten te organiseren voor inwoners van Breda die gericht zijn op de uitoefening van een sport die erkend is door NOC*NSF en gericht zijn op het stimuleren van actieve lichaamsbeweging door middel van de uitoefening van sport- en spelactiviteiten onder deskundige leiding ter beoordeling van het college en die met de activiteiten een aantoonbare bijdrage leveren aan de vastgestelde gemeentelijke beleidsdoelen zoals opgenomen in het vigerend beleidskader.  

Het is toegestaan dat de sportvereniging bij het aanvragen van de investeringsregeling en/of garantstelling vertegenwoordigd wordt door een aan de vereniging gelieerde exploitatiestichting.

Artikel 8:12 Met welk doel

Subsidie wordt verstrekt teneinde mede mogelijk te maken dat de vastgestelde gemeentelijke beleidsdoelen zoals opgenomen in het vigerend beleidskader gerealiseerd worden.

Artikel 8:13 Wat

Eenmalige subsidie kan worden verstrekt voor uitsluitend de volgende activiteiten c.q. maatregelen:

  • 3.

    Investeringen in bestaande buitensportvelden

    • a.

      Vernieuwing van een buitensportveld

    • b.

      Verandering van een buitensportveld

    • c.

      Verbetering van de toplaag van een buitensportveld, aansluitend op NOC*NSF erkende innovatieve ontwikkelingen voor de desbetreffende sport

  • 4.

    Investeringen in kleedwasaccommodaties

    • a.

      Renovatie van kleedwasaccommodaties

    • b.

      Oprichting nieuwe kleedwasaccommodaties

Artikel 8:14 Subsidieplafond en verdelingsregels

  • 1. Voor het subsidiëren van de activiteiten zoals bedoeld in artikel 8:13 is het bedrag beschikbaar zoals dat in de begroting voor het vigerende beleidskader is vastgesteld.

  • 2. De volledig ingediende aanvragen worden behandeld volgens vooraf vastgestelde criteria zoals opgesteld in artikel 8:16.

Artikel 8:15 Tranches

Jaarlijks zijn er twee tranches waarbinnen een uitvraag voor subsidie ingediend kan worden:

  • 1 april tot en met 15 juni;

  • 1 september tot en met 15 december;

van het dan lopende begrotingsjaar

Artikel 8:16 Voorwaarden

  • 1. Sportverenigingen kunnen slechts éénmalig per drie jaar (dagtekening datum van subsidie beschikking) een beroep doen op de subsidie op grond van artikel 8:13.

  • 2. Bij de verdeling van subsidies krijgen voorrang, aanvragen / aanvragers:

    • die aantonen dat aan alle geldende wetgeving wordt voldaan.

    • die de kernactiviteit van de desbetreffende vereniging faciliteren.

    • die aansluiten bij demografische ontwikkelingen of ondercapaciteit die uitwijzen dat er op termijn noodzaak is voor extra capaciteit voor de desbetreffende sport zoals uitgewezen in het rapport Capaciteitsonderzoek gemeente Breda 2017.

    • die Invulling geven aan veiligheidseisen of functionaliteiten die niet aan de landelijke richtlijnen voldoen

    • waarvan de investering ten goede komt aan de samenwerking of fusie met een andere vereniging (dan wel of niet zelfde sportsoort) of aan internationaal georiënteerde projecten die een economische bijdrage leveren aan de stad.

    • die extra aandacht hebben voor klimaatadaptatie en toegankelijkheid voor minder validen.

    • die adequaat inspelen op maatschappelijke ontwikkelingen.

    • met een robuuste bedrijfsvoering en een toekomstgerichte blik.

  • 3. Aanvragen voor subsidie voor investering ten behoeve van buitensportvelden moeten zijn voorzien van:

    • de balans en jaarrekening van de laatste twee boekjaren

    • duiding van de aanwezige financiële reserve

    • meerjarenbegrotingsoverzicht met minimaal een begroting voor de eerstkomende 2 jaar

    • ontwikkelingsoverzicht van het ledenbestand (spelende leden), respectievelijk aantal verenigingsteams

    • stichtingskostenraming

    • projectplan, inclusief risico analyse (t.b.v. veiligheid en omgevingsoverlast)

    • plattegronden en offertes van de planvorming, aansluitend op de kwaliteitseisen/normering die gesteld worden door de desbetreffende nationale sportbond.

    • een beoogde tijdsplanning, afgestemd met de afdeling beheer van de Gemeente Breda.

    • overzicht van maatregelen ten behoeve van klimaatadaptatie. Hierbij valt te denken aan:

      • a.

        Energielabel voor kunstgrasveld

      • b.

        Rondom veld geen verharding

      • c.

        Bij noodzakelijke verharding, goede verharding zonder onkruid, grastegels of infiltratietegels

      • d.

        Voldoende drainage bij kunstgrasveld

      • e.

        Energie coaching

  • 4. De subsidie bedraagt maximaal één derde van de door het college aanvaardbaar en noodzakelijk geachte kostenbestanddelen op de begroting;

  • 5. Het minimale bedrag van totale investering bedraagt minimaal € 75.000. De subsidie per aanvraag bedraagt (in beginsel) maximaal € 250.000.

  • 6. Wanneer het beschikbare budget in een tranche niet wordt opgemaakt, dan wordt het restant overgeheveld naar de volgende tranche. Wanneer het totale budget voor investeringen in buitensportaccommodaties niet wordt opgemaakt voor het eind van het uitvoeringsprogramma, dan kan het restant naar rato worden verdeeld over subsidieaanvragen die, vanwege overschrijding van het maximale bedrag per aanvraag (€ 250.000) voor dat deel zijn afgewezen.

  • 7. De subsidie is aanvullend op andere (bovenlokale) subsidiemogelijkheden. Opeenstapeling van gemeentelijke subsidies is niet toegestaan.

  • 8. Er wordt geen subsidie verstrekt voor horeca gerelateerde investeringen zoals sportkantines of voorzieningen/meerkosten ten behoeve van reclame-uitingen.

  • 9. In geval van herstructurering van een buitensportcomplex is het mogelijk om positief af te wijken van de subsidie op grond van artikel 8:13.

Artikel 8:17 Garantstelling

  • 1. Indien landelijk opererende waarborgfondsen niet tot 100% waarborgen kan de gemeente voor het resterende gedeelte een deelgarantie afgeven. Voorbeeld hiervan is stichting waarborgfonds sport (SWS).

  • 2. Bij aanvulling van de subsidie door middel van een lening waarvoor de Gemeente garant dient te staan, dient als voorliggende voorziening een garantstelling aangevraagd te worden bij Stichting Waarborgfonds Sport (SWS). Als er een gemeentegarantie wordt verstrekt worden in principe twee separate leningen afgesloten. Voor de ene lening staat SWS borg, voor de andere lening staat de gemeente garant. De looptijd van een borgstelling is maximaal 15 jaar, de borgstelling van SWS is nooit groter dan € 250.000* en nooit kleiner dan € 25.000* per project en bedraagt maximaal de helft van de aan te trekken lening.

    * Genoemde bedragen zijn onder voorbehoud van wijzigingen in het garantiebeleid van Stichting Waarborg Fonds Sport. Gemeente Breda volg in haar garantiebeleid de minima en maxima die SWS in haar actuele garantiebeleid hanteert.

  • 3. Bij deelgaranties - garantieverlening in samenwerking met SWS - volgt de gemeente de uitkomsten van de uitgevoerde krediettoets door SWS. De gemeente zal dan in principe zelf geen krediettoets uitvoeren. Aanvullende informatie dient enkel op aanvraag van de gemeente verstrekt te worden

  • 4. Er mag niet zijn/worden begonnen met de bouw of aanleg, voordat SWS en de gemeente de borgstelling heeft afgegeven.

  • 5. Bij deelgaranties - garantieverlening in samenwerking met de Stichting Waarborgfonds Sport wordt geen risico opslag in rekening gebracht. De aanvrager dient zich te houden aan het gemeentelijk garantiebeleid.

  • 6. Bij deelgaranties hanteert de gemeente Breda de criteria die SWS aanhoudt met betrekking tot het maximum garantiebedrag voor zover niet strijdig met het gemeentelijke garantiebeleid.

  • 7. In aanvulling op artikel 8:16, derde lid, legt de aanvrager de volgende gegevens over:

    • Een offerte van de geldlening van de geldverstrekker

    • Een kopie van de afgesloten geldlening

    • Een toegewezen garantstelling van Stichting Waarborgfonds Sport

    • De onderbouwing dat er geen andere financieringsmiddelen of eigen middelen aangewend kunnen worden voor de investering waarvoor garantie wordt aangevraagd,

    • De onderbouwing dat de financieringslasten van de investering passen binnen de structureel beschikbare budgetten van de aanvrager.

Artikel 8:18 Overname

  • 1. Wanneer de vereniging gebruik maakt van de investeringsregeling ten behoeve van buitensport zoals genoemd in artikel 8:13, stemt de vereniging in met de overname van het eigendom van desbetreffende veld of kleedwasaccommodaties en daarmee het beheer en onderhoud hiervan, voorafgaand aan de realisatie van de (ver)bouwing. De grond blijft hierbij in eigendom van de gemeente. In overleg met de gemeente Breda worden afspraken gemaakt omtrent het vestigen van zakelijk recht op de grond (erfpacht of opstalrecht), beheer en onderhoud. De vereniging dient voorafgaand aan het beschikking van de subsidie hierover principe-afspraken te maken met de gemeente.

  • 2. De beschikte subsidie dient pas aangewend te worden wanneer het veld waarvoor de subsidie verstrekt wordt formeel in eigendom is overgedragen aan de sportvereniging c.q. gelieerde exploitatiestichting.

Artikel 8:19 Aanvullende weigeringsgronden

  • 1. Het college kan een subsidie aanvraag afwijzen, indien:

    • De activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd al in uitvoering zijn genomen

    • De aanvrager niet beschikt over een gezonde financiële positie en ledenbestand

    • De aanvrager niet beschikt over een meerjarig beleidsplan

    • De aanvrager niet beschikt over voldoende vrijwilligers om de vereniging toekomstgericht te houden

    • Er geen brede basis heeft in de buurt, wijk of dorp in de breedtesport

    • Niet samenwerkt met andere (maatschappelijke) partijen

    • Geen activiteiten ontplooit of mogelijk maakt voor kwetsbare groepen in de samenleving

    • De plannen niet aansluiten bij de toekomstige gebiedsontwikkeling

    • Ingediende offertes niet overeenkomen met beeldvorming die het college heeft over de marktconforme prijshantering.

  • 2. Daarnaast kan het college de subsidieaanvraag afwijzen indien demografische ontwikkelingen of overcapaciteit uitwijzen dat er op termijn geen toekomst is voor extra capaciteit voor de desbetreffende sport of voor het voortbestaan van de vereniging in een bepaalde tak van sport en een samenwerking of fusie met een andere vereniging meer voor de hand ligt. Hierbij kan worden verwezen naar het rapport Capaciteitsonderzoek gemeente Breda 2017.

  • 3. Wanneer een vereniging niet in aanmerking komt voor de subsidie maar wel voor de garantieregeling benoemd in artikel 8:17 hanteert het college de lijn van het vigerend garantiebeleid van de gemeente Breda.

Artikel 8:20 Aanvullende bepalingen

Alle aanvragen voor subsidie worden ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

Paragraaf 3: Specifieke nadere regels sportcoaches

Artikel 8:21 Definities

  • a. Sportcoaches: Professionals die als combinatiefunctionaris werkzaam zijn binnen de sport- en onderwijssector.

  • b. Uitvoerder: de organisatie die op basis van de beoordeling van gunningscriteria, de opdracht Uitvoering project sportcoaches 2017-2018 is gegund.

Artikel 8:22 Voor wie

Organisaties die de volgende rollen op zich willen en kunnen nemen:

  • a.

    Werkgever voor alle sportcoaches;

  • b.

    Integraal coördinator op de inhoud van de activiteiten van de sportcoaches;

  • c.

    Dagelijkse uitvoerder van de activiteiten van de sportcoaches.

Artikel 8:23 Met welk doel

Subsidie wordt verstrekt teneinde mogelijk te maken dat de opdrachten ‘Uitvoering project Sportcoaches 2017-2018’ en ‘Uitvoering project cultuurcoaches 2017-2018’ gerealiseerd worden.

Artikel 8:24 Criteria

Het college kan de subsidie verstrekken op grond van beoordeling van de aanvragen op grond van de volgende criteria:

  • a.

    Realisatie van de doelstellingen/ speerpunten;

  • b.

    Lokale binding/ samenwerking;

  • c.

    Monitoring/ effectmeting;

  • d.

    Kwaliteitsborging;

  • e.

    Relevante ervaring;

  • f.

    Een presentatie.

Artikel 8:25 Aanvullende bepalingen

  • 1. Aanvragen voor subsidie worden ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier;

  • 2. Aanvragen voor subsidie worden vergezeld van volledige projectbeschrijving;

  • 3. Aanvragen voor subsidie zijn voorzien van een sluitende begroting.

Hoofdstuk 9: Specifieke nadere regels mantelzorgwaardering

Artikel 9:1 vigerend beleidskader

Het beleidskader voor subsidies voor deze regels is:

  • a.

    Wmo Beleidsplan 2015: “Goede zorg doen we samen”;

  • b.

    Actieprogramma Informele zorg 2015.

Artikel 9:2 doelgroep

Een vorm van mantelzorgwaardering kan gegeven worden aan een mantelzorger die aantoonbaar structureel mantelzorg geeft aan een zorgvrager die in Breda woont. Bijvoorbeeld iemand waarmee hij/zij een sociale relatie heeft zoals familie of iemand uit vrienden- en kennissenkring.

Artikel 9:3 aanvraag en uitvoering mantelzorgwaardering

  • 1. De mantelzorger registreert zich bij de uitvoerende organisatie.

  • 2. De geregistreerde mantelzorger ontvangt de mantelzorgwaardering.

  • 3. Voor de uitvoering van de mantelzorgwaardering wordt een maximaal bedrag per jaar als subsidieplafond vastgesteld.

  • 4. De uitvoerende organisatie:

    • a.

      beoordeelt het verzoek om een mantelzorgwaardering;

    • b.

      legt verantwoording af over de uitvoering;

    • c.

      draagt zorg voor een actueel bestand van mantelzorgers;

    • d.

      draagt zorg voor het vinden van zo veel mogelijk mantelzorgers

Artikel 9:4 vorm van mantelzorgwaardering

Mantelzorgwaardering bestaat uit:

  • a.

    een eenmalige waardering in de vorm van een waardebon ter waarde van € 75.- per geregistreerde mantelzorger;

  • b.

    ondersteuning op het gebied van administratie, sociaal-emotionele hulp, training en daarmee naar het oordeel van het college naar haar aard vergelijkbare activiteiten.

Artikel 9:5 inwerkingtreding en duur regeling

Deze nadere regels treden in werking op de dag na bekendmaking en werken terug tot en met 15 maart 2016.

Hoofdstuk 10 Specifieke nadere regels groene daken

Artikel 10:1 Vigerend beleidskader

Het beleidskader voor de subsidies uit dit hoofdstuk is de Nota Duurzaamheidsvisie 2030 zoals vastgesteld door de raad op 3 maart 2016 en de gemeentelijke zorgplicht hemelwater opgenomen in het verbreed GRP Breda 2014-2018.

Artikel 10:2 Wat

  • 1. Met inachtneming van het in artikel 10:1 genoemde beleidskader kan een subsidie worden verstrekt voor kosten:

    • a.

      voor de aanleg van een begroeid dak met voldoende waterberging en biodiversiteit (hierna te noemen groen dak);

    • b.

      voor advies voor de aanleg van het groene dak (over bijvoorbeeld de draagkracht van het dak). Deze kosten worden alleen gesubsidieerd als het groene dak ook daadwerkelijk wordt aangelegd.

  • 2. Subsidie wordt verstrekt voor zowel het laten aanleggen door derden als het in eigen persoon van het groene dak.

Artikel 10:3 Voor wie

Voor subsidie op grond van dit hoofdstuk komen in aanmerking:

  • a.

    natuurlijke personen of stichtingen die het recht van eigendom of een ander zakelijk recht hebben op het dak;

  • b.

    bedrijven die het recht van eigendom of een ander zakelijk recht hebben op het dak.

Artikel 10:4 Met welk doel

Het doel van de subsidieverstrekking is: het bevorderen van het anders om gaan met hemelwater en bij te dragen aan de gemeentelijke hemelwateropgave; natuur toe te voegen met het groen dak en hiermee bij te dragen aan zowel de biodiversiteit als de leefbaarheid; bewustzijn van het belang van het voorgenoemde vergroten bij inwoners van gemeente Breda.

Artikel 10:5 Met welk doel

  • 1. Subsidie kan alleen worden verleend voor daken gelegen binnen gemeente Breda.

  • 2. De aanleg van het dak, de constructieve sterkte en afvoer van het water en een eventuele (omgevings)vergunning is de verantwoordelijkheid van de aanvrager.

  • 3. Het waterbergend vermogen van het groen dak is minimaal 20 liter per m2. Het waterbergend vermogen is bepaald volgens de onderzoeksmethode van het FLL (Forschungsgesellschaft Landschaftsentwicklung Landschaftsbau).

  • 4. Op het groen dak zijn minimaal 6 verschillende plantensoorten geplant.

  • 5. Minimaal 1/3 deel van de beplanting op het dak is inheems.

  • 6. De subsidie kan alleen worden verleend als het groen dak voldoet aan de minimum criteria.

  • 7. Wanneer aan de minimum criteria wordt voldaan bedraagt het subsidiebedrag € 20,- per m2. Het groen dak wordt getoetst. Vanaf een puntenscore van 14 en hoger bedraagt het subsidiebedrag € 30,- per m2. Er wordt tot maximaal 50% van aanlegkosten voor dakbedekking en het groen gesubsidieerd. Het maximumbedrag waarvoor per aanvraag subsidie wordt verstrekt bedraagt:

    bij subsidiebedrag € 20,- per m2 :

    • a.

      € 3.000,- voor natuurlijke personen;

    • b.

      € 12.000,- voor stichtingen en bedrijven.

    bij subsidiebedrag € 30,- per m2

    • a.

      € 4.500,- voor natuurlijke personen;

    • b.

      € 18.000,- voor stichtingen en bedrijven.

  • 8. Subsidiabele kosten voor advies voor de aanleg van het groene dak bedragen:

    • a.

      bij een groen dak oppervlak tot 100 m2 maximaal € 250,-;

    • b.

      bij een groen dak oppervlak groter dan 100 m2 maximaal € 350,-.

  • 9. Subsidies op grond van dit hoofdstuk mogen gestapeld worden met subsidies van het rijk. Een combinatie kan gemaakt worden met ‘Subsidieregeling verwijderen asbestdaken’ van de rijksoverheid. Het stapelen mag op basis van de volgende uitgangspunten:

    • a.

      de subsidie van de gemeente Breda is nooit hoger dan de subsidie die de aanvrager van het rijk ontvangt;

    • b.

      de totale subsidie van rijk en gemeente Breda bedraagt nooit meer dan 100% van de kosten van de voorgenomen werkzaamheden.

  • 10. De aanvrager is verplicht om beeldmateriaal van het gerealiseerde groene dak te delen met gemeente Breda als gemeente Breda hierom verzoekt.

  • 11. Het college heeft voor 2018 €60.000,- vastgesteld als subsidieplafond voor de subsidie op grond van dit hoofdstuk.

Artikel 10:6 Toetsing

  • 1. Het waterbergend vermogen wordt getoetst op basis van liters per m2. De te behalen punten voor waterberging zijn:

    • a.

      2 punten bij 20-30 liter per m2;

    • b.

      4 punten bij 30-40 liter per m2;

    • c.

      6 punten bij >40 liter per m2.

  • 2. De biodiversiteit van het dak wordt getoetst op basis van de hoeveelheid planten soorten. De te behalen punten voor biodiversiteit zijn:

    • a.

      1 punt bij 6 tot 9 soorten beplanting;

    • b.

      2 punten 10 tot 13 soorten beplanting;

    • c.

      3 punten bij meer dan 14 soorten beplanting.

  • 3. Gebruik van inheemse soorten wordt belangrijk geacht. Inheemse nectar leverende plantensoorten zijn namelijk toegankelijker voor inheemse insectensoorten en leveren minder overlast (woekeren). De te bepalen punten voor inheemse plantensoorten zijn:

    • a.

      1 punt als minimaal 1/3 deel van de beplanting op het dak inheems is;

    • b.

      2 punten als minimaal 2/3 deel van de beplanting op het dak inheems is;

    • c.

      3 punten als minimaal 3/3 deel van de beplanting op het dak inheems is.

    Het deel inheemse plantensoorten kan nader worden bekeken met de adviseur groene daken van gemeente Breda.

  • 4. Groene daken zorgen voor verkoeling tijdens warme dagen. Het koelen is vooral van belang in versteende delen van de gemeente. De locatie van het groen dak wordt vandaar getoetst op basis van de hitte kaart. De te behalen punten voor de locatie van het groen dak zijn:

    • a.

      2 punten voor locatie in het buitengebied;

    • b.

      4 punten voor locatie in overig;

    • c.

      6 punten voor locatie in centrum/Tuinzigt.

Artikel 10:7 Aanvragen

Aanvragen voor een groene daken subsidie worden ingediend door middel van het door het college vastgesteld aanvraagformulier.

Hoofdstuk 11 Specifieke nadere regels subsidies bereikbaarheidsmaatregelen (Betere Benutten Vervolg) Breda 2017

Artikel 11:1 toepassingsbereik

Dit hoofdstuk is van toepassing op aanvragen voor subsidie die betrekking hebben op het terrein van mobiliteitsaanpak zoals beschreven in het kader “structuurvisie Breda 2030” door de raad aangenomen op 26 september 2013.

Artikel 11:2 Wat/waarvoor kan subsidie worden verstrekt

Het doel van deze subsidie is om activiteiten te stimuleren die bijdragen aan de doelstelling vanuit de aanpak van Beter Benutten Vervolg en de Bredaase aanpak hierbinnen: Multimodale Mobiliteitsaanpak Breda. Deze aanpak richt zich op een verbetering van de stedelijke bereikbaarheid ter versterking van de economie en heeft oog voor de verbetering van de leefbaarheid.

Subsidie kan worden verstrekt voor initiatieven die bijdragen aan deze doelstelling.

Artikel 11:3 Voor wie

  • 1.

    Voor subsidie op grond van dit hoofdstuk komt in aanmerking de community Claudius Prinsenlaan;

    dit is een samenwerkingsverband binnen een bepaald gebied met als doel de bereikbaarheid van deze gebieden op korte termijn te verbeteren.

    Deelnemers aan deze community zijn de volgende werkgevers:

    • -

      Avans;

    • -

      NHTV;

    • -

      Amphia;

    • -

      Trip van Zoudtland kazerne;

    • -

      Revant;

    • -

      gemeente Breda.

  • 2.

    Een aanvraag voor een subsidiebijdrage dient in afwijking van het bepaalde in de ASV door een organisatie/ bedrijf ingediend te worden en dient mede ondertekend te worden door minimaal 2 andere organisaties/ bedrijven uit de community waar de maatregel betrekking op heeft.

Artikel 11:4 Criteria

Om in aanmerking te komen voor een subsidiebijdrage voor een maatregel op het gebied van mobiliteit dient de aanvrager te voldoen aan de volgende criteria:

  • a.

    de maatregel moet bijdragen aan een verbetering van de bereikbaarheid door het voorkomen van ritten per auto in de spitsperioden; bijvoorbeeld door maatregelen die de automobiliteit in de spitsperioden stimuleren de rit te voorkomen, te veranderen en/ of gebruik te maken van een andere modaliteit dan de auto;

  • b.

    het effect van de maatregel moet vooraf worden ingeschat en worden uitgedrukt in het verwachte aantal spitsmijdingen; hierbij moet onderscheid worden gemaakt in doelgroepen (werknemers, scholieren, bezoekers, bewoners etc.); ter indicatie wordt uitgegaan van € 1.000,- benodigd budget per spitsmijding;

  • c.

    de maatregel moet in de tijd een duurzaam karakter hebben;

  • d.

    ten minste 55 % van de totale kosten van een maatregel is afkomstig uit andere inkomstenbronnen;

  • e.

    het subsidiebedrag per maatregel bedraagt maximaal € 100.000,-;

  • f.

    een maatregel dient voor 1 juli 2018 te worden gerealiseerd en geëvalueerd.

Artikel 11:5 Procedure

  • 1.

    Aanvragen voor subsidies voor initiatieven van community’ s kunnen tot en met 1 juni 2018 worden ingediend.

  • 2.

    Een aanvraag moet worden ingediend met gebruikmaking van het daartoe door het college vastgestelde formulier.

  • 3.

    Alvorens het college beslist op een verzoek voor een subsidiebijdrage, vraagt zij een advies aan de toetsingsgroep; deze groep bestaat uit de programma manager Beter Benutten gemeente Breda en de provinciaal projectleider Brabant mobiliteitsnetwerk.

  • 4.

    Binnen vier weken na indiening van een volledige aanvraag, beslist het college.

  • 5.

    Binnen vier weken na afronding van het project, maar uiterlijk op 1 juli 2018 dient de aanvrager bij het college een verzoek in tot vaststelling van de verleende subsidiebijdrage.

Artikel 11:6 Looptijd

Deze regels vervallen per 1 januari 2019.

Hoofdstuk 12 Specifieke nadere regels Economische Impuls

Artikel 12:1 Vigerend beleidskader

Het beleidskader voor de subsidies uit dit hoofdstuk is de Economische Agenda Breda, zoals vastgesteld door de raad op 17 november 2016.

Artikel 12:2 Doel

Voor subsidie op grond van deze paragraaf komen in aanmerking projecten die bijdragen aan de doelen van de Economische Agenda Breda zijnde groei en behoud van werkgelegenheid door het aanjagen van ondernemerschap en innovatie. Daarvan is sprake indien het project een bijdrage levert aan één of meer van de volgende doelstellingen uit de Economische Agenda Breda:

  • a.

    groei en behoud van werkgelegenheid door het versterken van de internationale concurrentiepositie van Breda en van Bredase bedrijven;

  • b.

    groei en behoud van werkgelegenheid door het toepassen van nieuwe technologie en nieuwe kennis;

  • c.

    groei en behoud van werkgelegenheid door het gebruik van nieuwe kennis en toepassingen uit de creatieve industrie;

  • d.

    groei en behoud van werkgelegenheid door het verhogen van de belevingswaarde van winkelen, toerisme en evenementen;

  • e.

    groei en behoud van werkgelegenheid door het versterken van het organiserend vermogen van bedrijven en/of kennisinstellingen.

Artikel 12:3 Voor wie

  • 1. Deze subsidie kan alleen worden aangevraagd door rechtspersonen.

  • 2. Indien de subsidieaanvraag wordt ingediend door een samenwerkingsverband van rechtspersonen dan is één van de deelnemers penvoerder voor het college.

Artikel 12:4 Criteria

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt, indien:

    • a.

      het project ten goede komt aan activiteiten die een substantiële economische waarde in Breda genereren, maar die marktpartijen zonder subsidie niet financieren, omdat financiering niet leidt tot direct toerekenbare inkomsten of omdat het investeringsrisico zonder subsidie te groot is;

    • b.

      het project een groter belang dient dan het individuele belang van de aanvragende partij en als oogmerk of effect heeft dat wordt bijgedragen aan schaalsprong, clusterkracht of het innovatief vermogen;

    • c.

      projecten niet alleen gericht zijn op kennisontwikkeling; er dient perspectief te zijn op economisch rendement in relatie tot concurrentiepositie en werkgelegenheid.

  • 2. Het verzoek om subsidie dient tevens te voldoen aan de volgende criteria:

    • a.

      ten minste 50 % van de begroting van het project is afkomstig uit andere inkomstenbronnen;

    • b.

      het project heeft maximaal een looptijd van twee jaar.

Artikel 12:5 Procedure

  • 1. Een verzoek om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het daartoe door het college vastgestelde formulier;

  • 2. De aanvragen kunnen tweemaal per jaar worden ingediend en wel in 2017 vóór 15 juli en vóór 15 oktober; voor de jaren 2018 en volgende vóór 1 maart en vóór 1 september van het betreffende jaar;

  • 3. In afwijking van het bepaalde in artikel 1:5 lid 3 van de Nadere regels wordt het subsidiebudget van het betreffende jaar gelijk verdeeld over 2 perioden;

  • 4. De subsidie kan maximaal € 60.000,00 per project bedragen;

  • 5. Alvorens het college op de aanvragen om subsidie een besluit neemt, vraagt zij een interne commissie om advies. Bij de advisering door de interne commissie wordt getoetst of het project voldoet aan het doel en de criteria van deze regeling en wordt de kwaliteit en diversiteit van het aanbod van projecten beoordeeld.

Artikel 12:6 Verplichtingen

Het college kan de subsidieontvanger verplichten de opgedane kennis en ervaringen bij de uitvoering van het project volgens een nader af te spreken methode te delen, zodanig dat deze beschikbaar komt voor andere en vervolginitiatieven.

Hoofdstuk 13 Specifieke nadere regels Evenementen

Artikel 13:1 Vigerend beleidskader

Het beleidskader voor subsidies uit dit hoofdstuk is de “Nota Evenementenbeleid Breda 2017”, zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 13 juli 2017.

Artikel 13:2 Voor wie

Voor subsidie op grond van deze paragraaf komen in aanmerking:

  • 1.

    organisatoren van evenementen die binnen de gemeente Breda plaatsvinden;

  • 2.

    organisatoren van evenementen die gedeeltelijk buiten de gemeente Breda plaatsvinden, uitsluitend indien het belang van het evenement voor de gemeente Breda groot genoeg is. Daarnaast zijn één of meer van onderstaande uitgangspunten van toepassing:

    • -

      de organisatie van het gehele evenement is binnen Breda redelijkerwijs niet mogelijk;

    • -

      het betreft een evenement dat over de gemeentegrenzen gaat en/of meerdere (festival) locaties heeft;

    • -

      het betreft een evenement dat door de gemeente Breda in gezamenlijkheid met andere gemeenten wordt ondersteund.

Artikel 13:3 Wat

Met inachtneming van het in artikel 13:1 genoemde beleidskader kan een subsidie worden verstrekt voor de organisatie van een evenement. Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt op basis van de in artikel 13:4 genoemde criteria.

Artikel 13:4 Criteria

  • 1. Voor subsidie op grond van deze paragraaf komen in aanmerking evenementen die bijdragen aan de doelen genoemd in het beleidskader “Nota Evenementenbeleid Breda 2017”.

    De evenementen dienen dan te voldoen aan de volgende uitgangspunten:

    • a.

      de subsidie aan een evenement wordt beschikt onder voorbehoud van het verkrijgen van de benodigde vergunning(en) voor het betreffende evenement. Indien de benodigde vergunning(en) niet verleend wordt / worden, houdt dit in dat het beschikte subsidiebedrag moet worden terugbetaald;

    • b.

      het evenement conflicteert niet met andere evenementen voor wat betreft inhoud, doelgroep, datum / tijd en plaats;

    • c.

      de organisator heeft oog voor de omgeving waarin het evenement georganiseerd wordt. Dit houdt in zorgvuldige communicatie en respectvolle omgang met omwonenden en omgeving en het tot een minimum beperken van de overlast;

    • d.

      de organisator beschikt aantoonbaar over de benodigde organisatiekracht en professionaliteit om het evenement te realiseren. Indien het een nieuwe organisator betreft, zal de in artikel 13:5, lid 3 genoemde adviescommissie hiervan een inschatting maken.

    • e.

      indien het evenement in het voorgaande jaar ook subsidie heeft ontvangen, geldt dat de integrale evaluatie van de voorgaande editie positief was. Indien dit niet het geval is, kan dit gevolgen hebben voor de (hoogte van de) subsidie.

    • f.

      een subsidie kan nooit meer bedragen dan een derde van de totale begroting van een evenement.

  • 2. De subsidieverzoeken zullen worden beoordeeld op de volgende criteria:

    • a.

      Sociaal-maatschappelijke relevantie en traditie

      • -

        de mate van draagvlak onder Bredase bevolking;

      • -

        de mate van versterking van de sociale cohesie;

      • -

        lokale verankering bij ondernemers, instellingen, organisaties en andere partijen;

      • -

        de mate waarin een evenement een traditie is (geworden).

    • b.

      Stadspromotie / citymarketing

      • -

        de verwachte publiciteitswaarde van een evenement voor de stad;

      • -

        de mate waarin een evenement de inhoud en betekenis van ‘Het Verhaal van Breda’ lading geeft;

      • -

        de kwaliteit van het marketingplan van het evenement.

    • c.

      Doelgroep

      • -

        kwantiteit van de doelgroep: hoeveel mensen worden bereikt;

      • -

        kwaliteit van de doelgroep: de mate waarin het evenement zich richt op een specifieke doelgroep die van belang is voor de stad (bijvoorbeeld blijkend uit andere beleidsdoelstellingen).

    • d.

      Economische spin-off

      • -

        de mate van stimuleren economische activiteit en werkgelegenheid;

      • -

        de mate van bevorderen uitgaven in de stad (detailhandel, horeca);

      • -

        de mate van bevorderen meerdaags verblijf in de stad (bevorderen toerisme en stimuleren van terugkerend bezoek).

    • e.

      Innovatie

      • -

        de mate van uniciteit ten opzichte van het totale evenementenaanbod;

      • -

        de mate van vernieuwing ten opzichte van voorgaande edities van het betreffende evenement;

      • -

        Stimuleren van lokaal talent (broedplaatsfunctie).

    • f.

      Excelleren

      • -

        de mate waarin een evenement boven het gemiddelde niveau uitstijgt. Een evenement kan op verschillende gebieden excelleren.

    • g.

      Aanjager van gebiedsontwikkeling

      • -

        de mate waarin een evenement een impuls geeft aan een gebied dat de gemeente in de toekomst wil ontwikkelen of om een andere reden wil stimuleren.

    • h.

      Duurzaamheid

Artikel 13:5 Procedure

  • 1. De organisator van een evenement dient vóór 1 oktober in het jaar voorafgaand aan het evenement aan het college het evenement een aanvraag voor een subsidie in. Voor 2018 geldt dat subsidieaanvragen voor 1 februari 2018 moeten zijn ingediend.

  • 2. Een verzoek om subsidie voor de organisatie van een evenement wordt met gebruikmaking van het daartoe door het college vastgestelde formulier ingediend.

  • 3. Het college stelt een (interne) adviescommissie in, die tot taak heeft te adviseren over de aanvragen om subsidie om een evenement te organiseren.

  • 4. Indien een organisator van een evenement later dan 1 oktober indient, dient deze uiterlijk 13 weken vóór aanvang van het evenement te worden ingediend.

  • 5. Het college kan besluiten een aanvraag die later dan 1 oktober is ingediend af te wijzen.

Hoofdstuk 14 Specifieke nadere regels Uitvoeringsprogramma Klimaat 2017-2010

Artikel 14:1 Vigerend beleidskader

Het beleidskader voor de subsidies uit dit hoofdstuk wordt gevormd door de Bredase Klimaatnota “Steek positieve energie in het klimaat” uit 2008, de “Duurzaamheidsvisie Breda 2030” uit 2015, en de nota “ Strategie Duurzame Energietransitie, gemeente Breda (Update 2016), gekoppeld aan de lange termijn klimaatdoelstelling Breda CO2 neutraal 2044, zoals vastgesteld door het college als integraal onderdeel van het uitvoeringsprogramma klimaat 2017-2020, op 20 maart 2017. Daarnaast is eveneens het vastgestelde beleidskader “Impuls Ruimtelijke Adaptatie” uit 2016 van kracht.

Artikel 14:2 Doel

Voor subsidie op grond van deze paragraaf komen in aanmerking projecten die bijdragen aan de doelen van het gemeentelijk Klimaatbeleid (vastgelegd in de beleidsnota Steek Positieve Energie in het Klimaat uit 2008) zijnde “Breda is een CO2-neutrale gemeente in 2044” en het doel “Breda Klimaatbestendig in 2050”. Daarvan is sprake indien het project, in combinatie met een CO2-reductie, een bijdrage levert aan één of meer van de andere doelstellingen uit de Actsheet Energie & klimaatmitigatie van de Duurzaamheidsvisie Breda 2030:

  • a.

    45% CO2-reductie (t.o.v. 2006) in 2020

  • b.

    realisatie van de projecten opgenomen in het Uitvoeringsprogramma Klimaat 2017-2020

  • c.

    verlaging van de woon- en bedrijfslasten door middel van klimaatprojecten

  • d.

    bevordering van duurzame bedrijvigheid bevordering van nieuwe samenwerkingsvormen

  • e.

    ontwikkeling van duurzame werkgelegenheid op stedelijk niveau

  • f.

    toewerken naar een klimaatbestendige leefomgeving

De verleende projectsubsidies worden gedekt uit het reguliere jaarlijkse UPK-budget + eventueel beschikbare aanvullende middelen.

Artikel 14:3 Voor wie

  • 1. Naast rechtspersonen kunnen ook particuliere buurtprojecten vanaf een beoogd CO2-reductiedoel van min. 200gr per ingezette Euro, subsidie aanvragen

  • 2. Indien de subsidieaanvraag wordt ingediend door een samenwerkingsverband van rechtspersonen dan is één van de deelnemers penvoerder (naar het college toe).

Artikel 14:4 Toekenningsvoorwaarden

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt, indien:

    • a.

      het project een substantiële bijdrage levert aan de klimaatdoelen van Breda , waar de marktpartijen zonder subsidie deze niet tot het stadium voor realisatie en financiering kunnen brengen, omdat financiering niet leidt tot direct toerekenbare inkomsten of omdat het investeringsrisico zonder subsidie voor hen te groot wordt geacht;

    • b.

      het project een groter belang dient dan het individuele belang van de aanvragende partij en als oogmerk of effect heeft dat wordt bijgedragen aan schaalsprong, clusterkracht of het innovatief vermogen;

    • c.

      projecten niet alleen gericht zijn op kennisontwikkeling; er dient perspectief te zijn op feitelijke CO2-reductie; projecten worden o.a. hierop getoetst op economisch rendement en creatie van werkgelegenheid via een door het College formeel vastgestelde scorings-systematiek, het Toetsingskader UPK Uitvoeringsprogramma Klimaat.

    • d.

      een aanvullende toets aan landelijk en gemeentelijk beleid van de projectvoorstellen vindt plaats door middel van ranking van de projecten op basis van de eveneens vastgestelde waarderings-systematiek:

      • 1.

        passend in de Strategie Duurzame Energietransitie van de gemeente Breda;

      • 2.

        evenwicht in thema’s;

      • 3.

        beschikbare middelen;

      • 4.

        overlap projectdoelen;

      • 5.

        samenwerking tussen projecten.

Artikel 14:5 Procedure

  • 1. De aanvragen kunnen per jaar worden ingediend. Voor 2018 kunnen aanvragen worden ingediend van 30 oktober tot en met 1 december  2017;

  • 2. Een aanvraag moet worden ingediend met gebruikmaking van het daartoe door het college vastgesteld formulier met een Projectbeschrijving Uitvoeringsprogramma Klimaat 2017-2020 (met eventueel een verzoek tot ondersteuning);

  • 3. Aanvragers van lopende projecten, die voor het volgend kalenderjaar opnieuw subsidie hebben aangevraagd, kunnen hun project op eigen risico voortzetten gedurende de beoordeling van hun aanvraag;

  • 4. De subsidie kan maximaal € 100.000,00 per project bedragen;

  • 5. Het is niet toegestaan, zonder overleg met de subsidieverstrekker, winst te maken bij de uitvoering van het project , op de verstrekte subsidie.

  • 6. Alvorens het college op de aanvragen om subsidie een besluit neemt, vraagt zij een (extern) adviseur om advies. Bij de advisering door de interne commissie wordt getoetst of het project voldoet aan het doel en de (bovengenoemde 5 selectiecriteria) van deze regeling en wordt de kwaliteit en diversiteit van het aanbod van projecten beoordeeld.

  • 7. Bij onvoldoende financiële ruimte voor het toekennen van de subsidie in het betreffende jaar wordt aan de hand van een prioriteitentoetsing bepaald welke van de projecten als eerste worden gehonoreerd, in de eerstvolgende subsidieronde

  • 8. Bij het niet voldoen aan de afgesproken prestaties, wordt de subsidie inhoudelijk gemotiveerd na beoordeling van de omstandigheden, mogelijk naar beneden bijgesteld.

Artikel 14:6 Verplichtingen

Het college kan de subsidieontvanger verplichten de opgedane kennis en ervaringen bij de uitvoering van het project volgens een nader af te spreken methode te delen, zodanig dat deze beschikbaar komt voor andere en vervolginitiatieven.

Artikel 14:7 Doorlopende projecten

Er is géén automatische garantie op vervolgsubsidiering bij doorlopende projecten uit 2017. Aanvragers met doorlopende projecten uit 2017 kunnen het project op eigen risico voortzetten per 1 januari 2018

Hoofdstuk 15 gereserveerd

Hoofdstuk 16 gereserveerd

Hoofdstuk 17 gereserveerd

Hoofdstuk 18 gereserveerd

Hoofdstuk 19 gereserveerd

Hoofstuk 20 Slotbepaling

Artikel 20:1 Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, een of meerdere artikelen van deze nadere regels buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing, gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger, leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 20:2 Inwerkingtreding en overgangsrecht

  • 1. ‘De Nadere Regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2017’ treden in werking met ingang van de dag na die van bekendmaking.

  • 2. De ‘Nadere Regels subsidieverstrekking Gemeente Breda 2016’ worden ingetrokken met ingang van de dag na die van bekendmaking als bedoeld in het eerste lid, met dien verstande dat zij van kracht blijven op aanvragen die betrekking hebben op 2016 en eerder, alsmede op besluiten die naar aanleiding van die aanvragen zijn of worden genomen. Voor zover er ingevolge het overgangsrecht behorend bij de ‘Nadere Regels subsidieverstrekking Gemeente Breda 2016’ op aanvragen als bedoeld in de eerste volzin andere regels van toepassing zijn verklaard, blijven deze van toepassing op die aanvragen.

  • 3. Aanvragen voor subsidie voor het kalenderjaar 2017 en verder, ingediend vóór 1 januari 2017 worden afgedaan volgens de ‘Nadere Regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2017’.

Artikel 20:3 Citeertitel

Deze nadere regels worden aangehaald als ‘Nadere regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2017’

Bijlage I bij de vierde wijziging van de Nadere regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2017, bedoeld in artikel 1.6, vierde lid, onder a, van de Nadere regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2017

Menukaart Social Return

Soort en eventuele duur van de uitkering

(op basis van jaarcontract uitkeringsvrij)

Waarde Social Return

Invulling Baanafspraak

€ 45.000,-

Participatiewet*

€ 25.000,-

WW ‹ 1 jaar

€ 10.000,-

WW › 1 jaar

€ 15.000,-

WIA / WGA / WAJONG ‹ 2 jaar

€ 15.000,-

WIA / WGA / WAJONG › 2 jaar

€ 25.000,-

BBL-traject

€ 10.000,-

BOL-traject

reële stagevergoeding, max. € 2.000,-

WSW-inzet

betaalde rekeningen aan SW-bedrijf

Activiteiten voor de doelgroep**

€ 1.500,- per dagdeel van 4 uur

* Bij aanvraag van loonkostensubsidie wordt deze in mindering gebracht op de vervulling Social Return.

** Deze activiteiten dienen de uitstroom uit de uitkering te bevorderen, en laten ruimte voor een creatieve invulling.