Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda houdende regels omtrent het verstrekken van subsidie (Nadere regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2017)

Geldend van 29-05-2020 t/m 20-07-2020

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda houdende regels omtrent het verstrekken van subsidie (Nadere regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2017)

Hoofdstuk 1 Algemene nadere regels

Artikel 1:1 Definities

In deze nadere regels wordt verstaan onder:

Aanvullend uitvoeringsplan: een uitvoeringsplan dat betrekking heeft op de verdeling van de extra gelden die beschikbaar zijn als gevolg van een verhoging van het subsidieplafond als bedoeld in artikel 2:11 lid 1.

Adviescommissie: de adviescommissie die het college van burgemeester en wethouders adviseert over aanvragen ingediend op grond van deze subsidieregeling.

ASV: Algemene Subsidieverordening Breda 2011 en de hierna volgende wijzigingen.

BrabantStad: Provincie Noord-Brabant met daarin in het bijzonder en niet beperkt tot gemeente Breda, gemeente Eindhoven, gemeente Helmond, gemeente ’s-Hertogenbosch en gemeente Tilburg.

Vastgesteld beleidskader: een door de raad vastgesteld document waarin de beleidsdoelen op een bepaald terrein zijn vastgesteld. Het vormt het kader waarbinnen alle (keuzes voor) inspanningen en beoogde resultaten dienen plaats te vinden.

Maatschappelijk effect: een op langere termijn beoogde verandering in een situatie of bij een doelgroep, die een positieve uitwerking heeft op verschillende delen van de samenleving.

Beleidsdoel: een doel dat zich richt op binnen een termijn beoogde concrete (meetbare) veranderingen in een situatie of bij een doelgroep die een directe bijdrage leveren aan het realiseren van geformuleerde maatschappelijke effecten.

Resultaat(afspraken): een concrete, waarneembare en toetsbare in woorden beschreven opbrengst, zonder gekwantificeerde normen, die een directe bijdrage levert aan het beoogde beleidsdoel.

Prestatie(afspraken): een prestatie die overeenkomt met een resultaat, maar is aangevuld met een gekwantificeerde norm.

Code of Good Governance: een code met daarin de waarborgen van samenhang en transparantie in het bestuur en toezicht van een organisatie, met het oog op een efficiënte en effectieve realisatie van beleidsdoelstellingen. Voor verschillende sectoren is in dit kader een eigen code ontwikkeld.

Duurzaam ondernemen: een vorm van maatschappelijk verantwoord ondernemerschap waarbij mens, milieu en middelen in balans zijn.

BOB: het Bestuurlijk Overleg Breda waarin de bestuurders uit het primair en voortgezet onderwijs in Breda zitting hebben.

Sociaalculturele accommodatie: een door het college als zodanig benoemde accommodatie.

Culturele organisatie: een organisatie met een in de statuten verankerde culturele doelstelling en die niet valt onder de bepaling van de amateurkunst. Deze organisatie produceert zelf geen kunst maar bemiddelt tussen publiek en artiest en organiseert optreedmogelijkheden.

Amateurkunstorganisatie: een organisatie met een artistiek inhoudelijke doelstelling waarvan de deelnemers een bepaalde kunstvorm beoefenen op niet-professionele basis.

Artistieke leiding: de artistieke leiding (dirigent, choreograaf, regisseur, docent) van een (amateur)kunstorganisatie die beschikt over professionele deskundigheid binnen de specifieke kunstdiscipline, aantoonbaar door diploma’s van erkende opleiding(en).

Culturele makers: mensen die op professionele basis een bepaalde kunstvorm beoefenen en daartoe een professionele opleiding hebben afgerond of op basis van ervaring de noodzakelijke culturele competenties hebben opgebouwd.

Cultuurcoach: professionele culturele maker of (culturele) instelling die op professionele basis de verbinding tussen de cultuur- en onderwijssector legt ter bevordering van actieve cultuurparticipatie onder inwoners.

Erfgoedorganisaties: organisaties die het cultureel erfgoed als hun aandachtsgebied beschouwen. Cultureel erfgoed omvat die materiële, immateriële, zichtbare en onzichtbare overblijfselen van onze maatschappelijke ontwikkeling, die het college waardevol vindt voor ons gemeenschappelijke geheugen en onze identiteit.

Professionele kunsten: werk dat primair gericht is op het vervaardigen, produceren van kunstproducten door kunstenaars die artistiek-inhoudelijk actief zijn in de kunsten en in die hoedanigheid aantoonbaar geïntegreerd zijn in de professionele kunstpraktijk van tenminste  Breda en BrabantStad.

Subsidiabele kosten monumenten: kosten die naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn om een beschermd monument in stand te houden.

Inspectierapport: rapport met betrekking tot een beschermd monument dat de technische of fysieke staat van dat monument beschrijft en dat is opgesteld door een naar het oordeel van het college ter zake deskundige persoon of instantie.

Zelfstandig onderdeel: het onderdeel van een beschermd monument dat is aan te merken als een zelfstandige bouwkundige eenheid en deel is van een park of tuinaanleg behorend aan één eigenaar.

Aangewezen organisaties voor monumentenbehoud: een privaatrechtelijke rechtspersoon die ten minste tien beschermde monumenten in eigendom heeft, en naar het oordeel van het college beschikt over voldoende professionele deskundigheid.

Schoolsporttoernooien: een- of meerdaagse sportwedstrijden, met deelname van scholenteams bestaande uit leerlingen van het primair en/of voortgezet onderwijs, met een minimale deelname van tien Bredase scholen voor primair onderwijs of vier Bredase scholen voor voortgezet onderwijs.

Side-events: sportactiviteiten die aangeboden worden naast het wedstrijdprogramma van een topsportevenement, die onder verantwoordleijkheid van dezelfde organisatie georganiseerd worden en die tot doel hebben een breed publiek met de betreffende sport kennis te laten maken.

Sportvereniging: een vereniging die activiteiten organiseert die gericht zijn op de uitoefening van een sport die erkend is door NOC*NSF en die is aangesloten bij een overkoepelende organisatie, dan wel een organisatie die activiteiten organiseert die gericht zijn op het in algemene zin stimuleren van actieve lichaamsbeweging door middel van de uitoefening van sport- en spelactiviteiten onder deskundige leiding een en ander ter beoordeling van het college.

Sportgala: een evenement waar op waardige wijze Bredase sporters (of sporters die lid zijn van een Bredase sportvereniging) worden geerd voor hun prestaties in het afgelopen jaar en waarbij onder andere de sportvrouw, -man, -ploeg en -talent van het jaar worden gekozen.

Thematafel: een door het college als zodanig aangeduide overlegstructuur gericht op in ieder geval het opstellen van een uitvoeringsplan of aanvullend uitvoeringsplan op één van de door het college aangewezen thema’s die staan benoemd in het beleidskader Kader Breda Doet, samen door 2019/2020.

Uitvoeringsplan: een door een thematafel opgesteld schriftelijk stuk dat een beschrijving geeft van de door de deelnemers aan de thematafel beoogde activiteiten en daarmee gemoeide bedragen die een bijdrage leveren aan de doelen en beoogde resultaten van het beleidskader Kader Breda Doet, samen door 2019/2020, voor de periode waar het beleidskader op ziet en met betrekking tot het voor de thematafel aangewezen thema.

Mantelzorg: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep.

Mantelzorger: een persoon die mantelzorg verleent.

Zorgvrager: een persoon die woonachtig is in de gemeente Breda en die mantelzorg ontvangt.

Geregistreerde mantelzorger: een geregistreerde mantelzorger.

Crowdfunden:“Het financieren van een project, initiatief of onderneming door middel van vele relatief lage donaties of investeringen van een (grote) groep mensen (de crowd), meestal via het internet”. Oftewel het financieren van een specifiek doel met een grote groep mensen om het doel mogelijk te maken. Meestal gebeurt dit op het internet via een crowdfunding platform.

Artikel 1:2 Algemene nadere regels

  • 1. De bepalingen in dit hoofdstuk zijn van toepassing op alle subsidieaanvragen die het college behandelt met uitzondering van de subsidies die direct en onverkort voortvloeien uit Europees, rijks- of provinciaal beleid, alsmede met uitzondering van aanvragen voor subsidie waarop hoofdstuk 2 van toepassing is.

  • 2. Een subsidieaanvraag, die naar het oordeel van het college, niet of niet in voldoende mate voldoet aan een of meer ingevolge de nadere regels op die aanvraag van toepassing zijnde criteria komt niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 1:3 Beleidsdoelen

  • 1. Activiteiten dienen onderbouwd en aantoonbaar een bijdrage te leveren aan een of meerdere door de raad vastgestelde beleidsdoelen, welke verwoord zijn in vastgestelde beleidskaders.

  • 2. Uit de subsidieaanvraag wordt helder hoe de beoogde doelgroep(en) bereikt wordt/ worden en met welk beoogd resultaat. Het resultaat is SMART omschreven en bevat in ieder geval het beoogd aantal gebruikers/bezoekers/deelnemers/leden en geeft inzicht in hoe het resultaat wordt vastgelegd.

  • 3. Bij de beoordeling van de subsidieaanvragen wordt getoetst in hoeverre zij voldoen aan de volgende criteria:

    • a.

      De mate van duurzaamheid van de beoogde resultaten, in hoeverre gaat het hier om langdurige effecten en inbedding in het reguliere activiteitenprogramma.

    • b.

      De mate van innovatie, in hoeverre is sprake van vernieuwing ten opzichte van het bestaande stedelijke aanbod.

    • c.

      De mate van uitvoerbaarheid, in hoeverre zijn activiteiten uitvoerbaar, is de begroting realistisch en is de organisatie solide.

    • d.

      De mate van gebiedsgerichte aanpak, in hoeverre is er sprake van ketenaanpak van activiteiten in eenzelfde gebied/wijk/buurt.

Artikel 1:4 Doelmatigheid

  • 1. Voorwaarde is een realistische verhouding tussen de verwachte resultaten en de gevraagde gemeentelijke bijdrage.

  • 2. De inzet van professionals is kwalitatief en kwantitatief in verhouding tot de te organiseren activiteiten en wordt ingezet tegen een realistische kostprijs.

  • 3. De kostprijs is bepaald op basis van een integrale kostprijs en is opgebouwd uit de volgende elementen: personele lasten, huisvestingslasten, overhead, activiteitlasten en organisatielasten.

  • 4. In de subsidieaanvraag wordt helder welke bijdrage van de beoogde doelgroep wordt gevraagd in financiële dan wel in personele zin.

Artikel 1:5 Samenwerking

  • 1. Bij een subsidieaanvraag dient te worden aangetoond dat wordt aangesloten bij én wordt samengewerkt met voorzieningen en/of organisaties in de keten.

  • 2. Subsidieaanvragen die samenwerking in een ketenaanpak beogen, worden in gezamenlijkheid door de ketenpartners ingediend.

  • 3. Subsidieaanvragen die samenwerking op het gebied van preventie, signalering, vroeghulp en behandeling beogen worden in gezamenlijkheid ingediend door ketenpartners, zowel vrijwilligersorganisaties of initiatieven als professionals.

  • 4. Het college kan advies vragen aan het Bestuurlijk Overleg Breda (BOB) voor wat betreft nieuwe subsidieaanvragen voor activiteiten die in en om school plaatsvinden.

Artikel 1:6 Projectsubsidie

  • 1. Een projectsubsidie is afgebakend in tijd en middelen en kan uitsluitend worden verstrekt voor zover dienaangaande specifieke nadere regels zijn gesteld.

  • 2. Het beschikbare budget voor alle projectsubsidies is het door het college vastgestelde subsidieplafond.

  • 3. Ten behoeve van een evenwichtige verdeling over het jaar van de projectsubsidies wordt dit budget verdeeld over vier kwartalen, waarbij geldt dat voor het eerste kwartaal maximaal 40% van het budget wordt besteed en er voor het vierde kwartaal nog minimaal 20% van het budget beschikbaar moet zijn.

Artikel 1:7 Jaarlijkse subsidie

  • 1. Jaarlijkse subsidie wordt alleen verstrekt aan organisaties die een aantoonbare rol in de maatschappelijke keten innemen en het meest optimaal bijdragen aan de beoogde resultaten, conform het gestelde in artikel 1:3 van deze nadere regels.

  • 2. Voor organisaties die een jaarlijkse subsidie aanvragen van € 50.000,-, of meer én professionele krachten in dienst hebben, gelden daarnaast in ieder geval de volgende criteria:

    • a.

      de efficiënte en effectieve manier om mensen vooruit te helpen in het leven;

    • b.

      de vernieuwing in de werkwijze;

    • c.

      de samenwerking;

    • d.

      wijkgericht werken;

    • e.

      de mate waarmee met vrijwilligers gewerkt wordt (vrijwillig waar het kan, professioneel waar het moet);

    • f.

      de inclusieve aanpak;

    • g.

      veilig (vrijwilligers)werk;

    • h.

      het toepassen van de ‘Code Good Governance’ voor de sector. Deze toepassing van de code wordt verantwoord in het jaarverslag.

  • 3. De organisaties nemen in hun aanvraag op, op welke wijze en in welke mate zij duurzaam ondernemen en social return implementeren in hun bedrijfsvoering. Zij verantwoorden dit in hun jaarverslag.

  • 4. Onverminderd het bepaalde in de vorige leden, geldt voor organisaties die een jaarlijkse subsidie ontvangen van € 150.000,- of meer en een of meer professionele krachten in dienst hebben, de voorwaarde dat ten minste 5% van het ontvangen subsidiebedrag wordt besteed aan de inzet van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt uit de doelgroep Social Return zoals genoemd in het vijfde lid. Deze inzet geschiedt op de volgende wijze, overeenkomstig het bepaalde in de bijlage bij deze nadere regels:

    • a.

      De subsidieontvanger biedt personen die behoren tot de doelgroep een dienstverband, stageplaats of werkervaringsplaats aan. Indien hij dit wenst, kan de subsidieontvanger het gemeentelijk loket Social Return betrekken bij de selectie en aanlevering van deze personen. De begeleiding van deze personen is de verantwoordelijkheid van de subsidieontvanger.

    • b.

      In het geval dat de inzet van personen met een afstand tot de arbeidsmarkt door de subsidieontvanger naar het oordeel van het college aantoonbaar niet mogelijk is, kan het college na overleg met de subsidieontvanger een creatieve invulling van Social Return opleggen. Onder creatieve invulling wordt verstaan het uitvoeren en/of mogelijk maken van activiteiten die ten goede komen aan de ontwikkeling, participatie en re-integratie van de doelgroep Social Return.

  • 5. De doelgroep Social Return bestaat uit:

    • a.

      personen die geregistreerd staan in het doelgroepenregister bij het UWV voor de Banenafspraak;

    • b.

      personen met een uitkering van een gemeente op grond van de Participatiewet (voorheen Wwb), IOAW of IOAZ.

    • c.

      personen met een uitkering van het UWV op grond van de WAO, WIA, WAZ of Wajong;

    • d.

      personen met een WSW-indicatie;

    • e.

      personen met een WW-uitkering;

    • f.

      personen die in aanmerking komen voor een leerwerkovereenkomst (BBL) of stage-overeenkomst (BOL) die opleidt tot niveau 1 of niveau 2. De subsidieontvanger sluit met deze personen een dergelijke overeenkomst.

    • g.

      leerlingen van het voortgezet speciaal onderwijs (VSO) en praktijkonderwijs (PRO). De subsidieontvanger sluit met deze leerlingen een stage-overeenkomst voor een arbeidstoeleidingsstage.

  • 6. Het college ziet af van het opleggen van de in het vorige lid genoemde voorwaarden indien de subsidieontvanger minimaal voldoet aan trede 2 van de Prestatieladder Socialer Ondernemen.

  • 7. Het college kan gelet op de aard of duur van de activiteit waar de subsidie betrekking op heeft, dan wel gelet op de regionale arbeidsmarktsituatie afwijken van het percentage als genoemd in het vierde lid, indien toepassing van het percentage naar oordeel van het college tot onevenredige gevolgen zou leiden voor de subsidieontvanger.

Artikel 1:8 Algemeen

  • 1. Activiteiten moeten beschikbaar zijn voor alle inwoners van Breda, uitgangspunt is zoveel mogelijk inclusief aanbod.

  • 2. Voor alle subsidies boven de € 5.000,- wordt maximaal 95% van de subsidie bevoorschot. De resterende 5% wordt uitgekeerd indien de vaststelling van de subsidie daar aanleiding toe geeft.

  • 3. Voor alle subsidies boven de € 100.000,- geldt dat 95% wordt uitbetaald in termijnen; het college is bevoegd hiervan, gelet op de situatie, af te wijken. De resterende 5% wordt uitgekeerd indien de definitieve vaststelling van de subsidie daar aanleiding toe geeft.

  • 4. Jubilea en reprises en daarmee naar het oordeel van het college naar haar aard vergelijkbare activiteiten als zodanig kunnen niet in aanmerking komen voor subsidie.

Artikel 1:9 Indieningsdatum aanvraag tot vaststelling subsidie

De datum voor het indienen van de aanvraag tot vaststelling van de verleende subsidies van € 50.000,- of meer wordt, gelet op het bepaalde in artikel 7:4, vijfde lid, van de Algemene subsidieverordening Breda 2017, voor 2020 verschoven naar 1 juni 2020.

Hoofdstuk 2 Nadere regels voor het sociale domein.

Paragraaf 2.1 Algemene bepalingen

Artikel 2:1 Toepassingsbereik

  • 1. Onder ‘Beleidskader’ wordt in dit hoofdstuk verstaan: Kader Breda Doet, samen door 2019/2020.

  • 2. Dit hoofdstuk is van toepassing op aanvragen voor subsidie die betrekking hebben op een of meer van de thema’s die staan benoemd in het Beleidskader.

  • 3. Op aanvragen als bedoeld in het tweede lid is hoofdstuk 1 niet van toepassing, met uitzondering van artikel 1:1 en de overige bepalingen uit dat hoofdstuk die in dit hoofdstuk uitdrukkelijk van toepassing zijn verklaard.

  • 4. Op aanvragen als bedoeld in het tweede lid is dit hoofdstuk niet van toepassing indien op de aanvraag specifieke nadere regels als bedoeld in hoofdstuk 3 en verder van toepassing zijn.

Artikel 2:2 soorten subsidie

  • 1. Er wordt onderscheid gemaakt tussen basissubsidies en wijksubsidies.

  • 2. Basissubsidies zijn subsidies die zijn bestemd voor activiteiten waarmee een bijdrage wordt geleverd aan de doelen en beoogde resultaten van een thema dat staat benoemd in het Beleidskader en voor zover die subsidies niet zijn aan te merken als wijksubsidies.

  • 3. Wijksubsidies zijn subsidies die zijn bestemd voor activiteiten die de leefbaarheid en maatschappelijke betrokkenheid van bewoners bij hun eigen wijk of directe woonomgeving stimuleren en bevorderen. Onder leefbaarheid wordt daarbij verstaan de mate waarin de leefomgeving aansluit bij de voorwaarden en behoeften die er door de bewoners aan worden gesteld met het oog op de thema’s die staan benoemd in het Beleidskader.

  • 4. Voor wat betreft de betaling en bevoorschotting van de in dit artikel bedoelde subsidies, is het bepaalde in artikel 1:8, tweede en derde lid, van toepassing.

Paragraaf 2.2 Basissubsidies

2.2.1 Aanvraag op basis van een uitvoeringsplan

Artikel 2:3 Thematafels

  • 1. Een ieder kan deelnemen aan een thematafel.

  • 2. Een thematafel wordt voorgezeten door een door het college aangewezen voorzitter. De voorzitter bevordert de naleving van de spelregels als bedoeld in het vierde lid.

  • 3. Een deelnemer die een activiteit in aanmerking wil laten komen voor opname in het uitvoeringsplan meldt die activiteit schriftelijk aan bij de thematafel uiterlijk op 1 september van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin hij daarvoor subsidie wenst te ontvangen.

  • 4. Het college stelt met betrekking tot de thematafels spelregels vast. De spelregels hebben in ieder geval betrekking op de wijze van functioneren van de thematafel, de bevoegdheden van de voorzitter, de aanmelding als bedoeld in het derde lid, en de informatieverstrekking aan en door de deelnemers aan de thematafel.

  • 5. De spelregels worden bekend gemaakt in het gemeenteblad.

  • 6. Deelnemers aan de thematafel houden zich aan de spelregels.

Artikel 2:4 Criteria

  • 1. Het college kan een basissubsidie verstrekken voor een in het uitvoeringsplan opgenomen activiteit van een deelnemer aan de desbetreffende thematafel die deze deelnemer vermeldt in zijn aanvraag voor zover:

    • a.

      dat uitvoeringsplan voldoet aan de eisen zoals beschreven in paragrafen 4a en 4b van het Beleidskader; en

    • b.

      in het uitvoeringsplan het subsidieplafond als bedoeld in artikel 2:10, eerste lid, en de binnen dat plafond geoormerkte bedragen als bedoeld in artikel 2:10, derde lid, zijn geëerbiedigd.

  • 2. De subsidie wordt per kalenderjaar verstrekt.

Artikel 2:5 procedure

  • 1. Een aanvraag als bedoeld in artikel 2:4 wordt uiterlijk ingediend op 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2. Een aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het daartoe door het college vastgestelde formulier.

  • 3. De aanvraag gaat vergezeld van het uitvoeringsplan waarop de aanvraag betrekking heeft. Artikel 3, derde lid onder a en b, ASV is niet van toepassing.

  • 4. Het college beslist binnen twee maanden na de uiterste indieningsdatum op de aanvraag. Het college kan zijn beslissing eenmaal voor ten hoogste 30 dagen verdagen.

2.2.2 Aanvraag los van het uitvoeringsplan

Artikel 2:6 Criteria

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 2:3 tot en met 2:5, kan het college een basissubsidie verstrekken op basis van een aanvraag die niet gebaseerd is op een uitvoeringsplan.

  • 2. Het college beoordeelt een aanvraag als bedoeld in het eerste lid aan de hand van paragraaf 4a van het Beleidskader en het Breda’s toetsingskader zoals beschreven in het Beleidskader en beoordeelt zo nodig hoe de aanvraag zich verhoudt tot andere aanvragen als bedoeld in het eerste lid, alsmede tot aanvragen als bedoeld in artikel 2:4 eerste lid.

  • 3. De honorering van een aanvraag als bedoeld in het eerste lid kan ten koste gaan van honorering van andere aanvragen op grond van het eerste lid en artikel 2:4, eerste lid.

  • 4. Artikel 2:4, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 5. Het college verstrekt geen subsidie als bedoeld in het eerste lid aan een aanvrager die voor hetzelfde kalenderjaar en hetzelfde in het Beleidskader genoemde thema als waar de aanvraag betrekking op heeft, subsidie heeft aangevraagd als bedoeld in artikel 2:4, eerste lid.

Artikel 2:7 Procedure

  • 1. Artikel 2:5, eerste, tweede en vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op aanvragen als bedoeld in artikel 2:6, eerste lid.

  • 2. Het college legt de aanvraag ter advisering voor aan de Adviescommissie ‘Breda Doet’.

  • 3. De commissie beoordeelt zo nodig hoe de aanvraag zich verhoudt tot andere aanvragen als bedoeld in artikel 2:6, eerste lid en artikel 2:4, eerste lid. In dat geval adviseert de commissie het college over de beslissing om de aanvraag al dan niet te honoreren alsmede of en in hoeverre dat ten koste dient te gaan van honorering van die andere aanvragen. De commissie neemt bij haar advies het subsidieplafond en de geoormerkte bedragen als bedoeld in artikel 2:10, eerste en derde lid in acht.

  • 4. De samenstelling en werkwijze van de adviescommissie zijn neergelegd in het ‘Reglement Adviescommissie Breda Doet’.

2.2.3 Aanvraag voor kleine initiatieven

Artikel 2:8 Criteria

  • 1. Het college kan anders dan bij wijze van jaarlijkse subsidie, basissubsidies van ten hoogste € 5.000,- verstrekken.

  • 2. Het college beoordeelt een aanvraag voor subsidie als bedoeld in het eerste lid aan de hand van paragraaf 4a van het Beleidskader en het Breda’s toetsingskader zoals beschreven in het Beleidskader.

  • 3. Een aanvrager komt per kalenderjaar ten hoogste één keer in aanmerking voor subsidie als bedoeld in het eerste lid.

  • 4. Het college verleent geen subsidie als bedoeld in het eerste lid aan een aanvrager die in het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft reeds subsidie heeft ontvangen als bedoeld in artikel 2:4, 2:6 of 2:11 dan wel daartoe een aanvraag heeft ingediend waarop het college nog niet heeft beslist.

Artikel 2:9 Procedure

  • 1. Aanvragen voor subsidies als bedoeld in artikel 2:8, eerste lid, kunnen het gehele jaar door worden ingediend.

  • 2. De beoordeling van aanvragen als bedoeld in het eerste lid geschiedt op volgorde van binnenkomst.

  • 3. Het college kan de adviescommissie als bedoeld in artikel 2:7, tweede lid, om advies vragen.

2.2.4 Subsidieplafonds

Artikel 2:10 Subsidieplafonds

  • 1.

    Het college stelt voor ieder in het Beleidskader genoemd thema een subsidieplafond vast voor subsidies als bedoeld in de artikelen 2:4, eerste lid en 2:6, eerste lid.

  • 2.

    Het college stelt voor ieder in het Beleidskader genoemd thema een subsidieplafond vast voor subsidies als bedoeld in artikel 2:8, eerste lid.

  • 3.

    Bij de vaststelling van een subsidieplafond op grond van het eerste of tweede lid kan het college bepalen dat daarin opgenomen bedragen geoormerkt zijn voor specifieke activiteiten.

Artikel 2:11 Verhoging van het subsidieplafond bij jaarlijkse subsidies

  • 1. Als na indiening van subsidieaanvragen of nadat het college heeft besloten op ingediende subsidieaanvragen, het subsidieplafond als bedoeld in artikel 2:10, eerste lid, door het college wordt verhoogd, kunnen aanvullende subsidieaanvragen worden ingediend die betrekking hebben op de extra gelden.

  • 2. Artikel 2:10, derde lid, is van overeenkomstige toepassing op een verhoging van het subsidieplafond als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Het college bepaalt de termijn waarbinnen de aanvullende subsidieaanvragen als bedoeld in het eerste lid moeten zijn ingediend.

  • 4. Bij verhoging van het subsidieplafond als bedoeld in het eerste lid, kan een thematafel een aanvullend uitvoeringsplan opstellen. Artikel 2:3, derde lid, is niet van toepassing.

  • 5. Het college kan een basissubsidie verstrekken voor een in het aanvullend uitvoeringsplan opgenomen activiteit van een deelnemer aan de desbetreffende thematafel die deze deelnemer vermeldt in zijn aanvullende aanvraag voor zover:

    • a.

      dat aanvullend uitvoeringsplan voldoet aan de eisen zoals beschreven in paragrafen 4a en 4b van het Beleidskader; en

    • b.

      in het aanvullend uitvoeringsplan het subsidieplafond als bedoeld in het eerste lid van dit artikel, en de binnen dat plafond geoormerkte bedragen als bedoeld in het tweede lid van dit artikel, zijn geëerbiedigd.

  • 6. Op een aanvraag als bedoeld in het vijfde lid zijn artikel 2:4, tweede lid en artikel 2:5, tweede, derde lid en vierde lid, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de aanvraag vergezeld dient te gaan van het aanvullende uitvoeringsplan.

  • 7. Het college kan een basissubsidie verstrekken op basis van aanvraag die niet gebaseerd is op een aanvullend uitvoeringsplan.

    8. Op de aanvraag als bedoeld in het zevende lid zijn artikel 2:4, tweede lid, artikel 2:5, tweede lid en vierde lid, 2:6 tweede en derde lid en 2:7, tweede, derde lid en vierde lid, van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat wordt beoordeeld hoe de aanvraag zich verhoudt tot andere aanvragen als bedoeld in het vijfde en zevende  id van dit artikel en de honorering van de aanvraag ten koste kan gaan van de honorering van die aanvragen.

  • 9. Voor zover voor een aanvullende subsidieaanvraag vereiste gegevens reeds zijn verstrekt bij een eerdere aanvraag voor subsidie in hetzelfde kalenderjaar en onveranderd zijn gebleven, hoeven deze gegevens niet opnieuw te worden verstrekt.

2.2.5 Bijzondere en onvoorziene omstandigheden

Artikel 2:12 Bevoegdheden van het college

  • 1. Het college kan in bijzondere omstandigheden bepalen dat een door deelnemers van een thematafel als uitvoeringsplan of aanvullend uitvoeringsplan aangemerkt document geen uitvoeringsplan is als bedoeld in artikel 1:1. Het college kan in ieder geval gebruik maken van deze bevoegdheid als artikel 2:3, zesde lid, niet is nageleefd of naar het oordeel van het college aannemelijk is dat het proces aan de thematafel niet op eerlijke wijze is verlopen.

  • 2. In gevallen waarin de Nadere regels niet voorzien beslist het college, onverminderd het bepaalde in de ASV.

Artikel 2:13 Initiatieven

  • 1. Onder een initiatief wordt in deze paragraaf verstaan: een activiteit of een project die of dat de leefbaarheid of maatschappelijke betrokkenheid van bewoners bij hun eigen wijk of directe woonomgeving stimuleert en bevordert en die of dat aansluit bij de voorwaarden en behoeften die er door de bewoners aan worden gesteld ten aanzien van opgroeien, leren, ontwikkelen en werken, ontmoeten, betrokken zijn of leven.

  • 2. Een ieder met een beoogd initiatief kan zich wenden tot een wijkplatform voor overleg.

Artikel 2:14 Wijkplatforms

  • 1. Onder een wijkplatform als bedoeld in deze paragraaf wordt verstaan: een door het college als zodanig aangeduide overlegstructuur gericht op het bespreken van beoogde initiatieven met als doel deze initiatieven te verrijken en te versterken. De bevindingen van wijkplatform zijn input bij een eventuele subsidieaanvraag van de initiatiefnemer bij de gemeente.

  • 2. Geen subsidie kan worden verstrekt voor zover het initiatief bestaat uit een straatfeest, barbecue, jubileum of reprise en daarmee naar het oordeel van het college naar haar aard vergelijkbare activiteiten. Indien de activiteit een open en toegankelijk karakter heeft en bijdraagt aan de sociale leefbaarheid en diversiteit in de wijk, kan subsidie worden verstrekt. Eten en drinken worden niet gesubsidieerd.

Artikel 2:15 Criteria

  • 1. Het college kan wijksubsidie verstrekken voor het uitvoeren van een initiatief voor zover dat van belang is voor de wijk waarin het plaatsvindt.

  • 2. Geen subsidie kan worden verstrekt voor zover het initiatief bestaat uit een straatfeest, barbecue, jubileum of reprise en daarmee naar het oordeel van het college naar haar aard vergelijkbare activiteiten;

  • 3. Een subsidie kan voor maximaal twee jaar worden verstrekt.

De maximale hoogte van de subsidie is gelijk aan de daadwerkelijke kosten van het initiatief.

Artikel 2:16 procedure

  • 1. Aanvragen voor wijksubsidies kunnen het gehele jaar door worden ingediend, maar moeten minimaal zes weken vóór aanvang van de uitvoering van het initiatief worden ingediend.

  • 2. Een aanvraag moet worden ingediend met gebruikmaking van het daartoe door het college vastgestelde formulier en dient, onverminderd het bepaalde in de ASV, vergezeld te gaan van de bevindingen van het wijkplatform.

  • 3. Onder de bevindingen van het wijkplatform als bedoeld in het tweede lid wordt verstaan een schriftelijk stuk waaruit gemotiveerd blijkt of en in hoeverre naar de mening van het wijkplatform:

    • a.

      het initiatief van belang is voor de wijk;

    • b.

      voor het initiatief een financiële bijdrage van de gemeente noodzakelijk is en wat de hoogte van die bijdrage is.

  • 4. Het college beslist uiterlijk binnen zes weken na ontvangst van de volledige aanvraag.

Hoofdstuk 3 Specifieke nadere regels wijk- en dorpsraden

Artikel 3.1 vigerend beleidskader

Het beleidskader voor de subsidies uit dit hoofdstuk is het “Uitvoeringsakkoord 2019-2022” van de samenwerkende wijk- en dorpsraden Breda.

Artikel 3.2 Wie

Voor deze subsidie komen in aanmerking wijk- en dorpsraden die het ‘Uitvoeringsakkoord 2019-2022’ tussen de Gemeente en de samenwerkende wijk- en dorpsraden hebben ondertekend.

Artikel 3.3 Criteria

  • 1. Aan een wijk-of dorpsraad, als bedoeld in artikel 3.2, kan – met inachtneming van het Uitvoeringsakkoord 2019-2022 – jaarlijks een subsidie worden verstrekt van maximaal € 5.000,--. Deze subsidie bestaat uit:

    • a.

      een bedrag van maximaal € 2.500,-- voor algemene organisatiekosten om als wijkraad te kunnen functioneren;

    • b.

      een bedrag van maximaal € 2.500,- voor de uitvoering van activiteiten gericht op het bevorderen van de fysieke en sociale leefbaarheid in wijk of dorp.

  • 2. Onder algemene organisatiekosten, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstaan bureaukosten en kosten voor PR, communicatie, vergaderingen.

  • 3. Een subsidieaanvraag wordt ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier en dient te zijn vergezeld van een activiteitenplan met begroting.

    In het activiteitenplan worden onderwerpen in het fysieke en sociale domein opgenomen die aandacht verdienen. Per onderwerp wordt inzichtelijk gemaakt wat de relatie is met (gemeentelijke) plannen en projecten en/of (bewoners)initiatieven op wijk- of dorpsniveau.

    Ook wordt inzichtelijk gemaakt op welke manier er wordt samengewerkt binnen het netwerk van relevante professionals en vrijwilligers.

  • 4. Het activiteitenplan, zoals bedoeld in het derde lid, wordt in samenspraak met de afdeling Wijkzaken c.q. de betrokken sociaal en fysiek wijkbeheerders vastgelegd en geëvalueerd.

Hoofdstuk 4 specifieke nadere regels aanpak Wijkimpuls Breda 2015-2018

Artikel 4:1 Vigerend beleidskader

Het beleidskader voor subsidies uit dit hoofdstuk is:

  • .

    Wijkimpuls Breda 2015 – 2018

Artikel 4:2 Wat

Met inachtneming van het in artikel 4:1 genoemde beleidskader kan als tijdelijke extra impuls een subsidie worden verstrekt voor initiatieven die naar het oordeel van het college in de betreffende wijkimpulswijk uitgaan van en leiden tot actief burgerschap en innovatie en zo een bijdrage leveren aan het doel genoemd in artikel 4:3.

Artikel 4:3 Doel

Subsidie kan worden verstrekt voor initiatieven die als doel hebben het verbeteren van de sociaal economische situatie in de wijken genoemd in Wijkimpuls Breda 2015-2018. Onder sociaal economische verbetering wordt verstaan verbetering op een of meer van de volgende drie gebieden:

  • a.

    leefbaarheid: een leefbare omgeving is een omgeving die schoon, heel en veilig is en aansluit bij de voorwaarden en behoeften die er door de bewoners aan worden gesteld, bepaald op basis van:

  • I.

    leefklimaat

  • II.

    sociale samenhang

  • III.

    veiligheid

  • IV.

    woongedrag

  • V.

    aanzien van de wijk

  • VI.

    samenhangend aanbod van onderwijs, kinderopvang, sport en cultuur

  • VII.

    gebruik van het voorzieningenaanbod in de wijk

  • VIII.

    mogelijkheden voor ontmoeting

  • IX.

    versterking netwerken van wijkbewoners.

  • b.

    participatie: mensen stijgen op sociaal maatschappelijk niveau doordat ze zich meer inzetten, ontwikkelen, in staat zijn hun eigen financiën te regelen en een bijdrage leveren aan hun wijk, bepaald op basis van:

  • I.

    lidmaatschap verenigingen;

  • II.

    verrichten vrijwilligerswerk;

  • III.

    verlenen mantelzorg;

  • IV.

    bezoek aan culturele en sportactiviteiten

  • V.

    verminderen van afstand tot de arbeidsmarkt;

  • VI.

    mensen die een beroep doen op armoedevoorzieningen;

  • VII.

    mensen met een beperking die deelnemen aan reguliere activiteiten in de wijk;

  • VIII.

    het verrichten van betaald werk;

  • IX.

    deelname aan onderwijs.

  • c.

    werkgelegenheid: mensen werken zoveel mogelijk in een reguliere baan of zijn daarop voorbereid, bepaald op basis van:

  • I.

    aantal mensen met een gemeentelijke uitkering;

  • II.

    aantal mensen dat uit een uitkering stroomt;

  • III.

    aantal mensen met een beperking met een baan;

  • IV.

    aantal jongeren met een startkwalificatie

  • V.

    het aantal voortijdig schoolverlaters.

Artikel 4:4 Criteria

Subsidie kan worden verstrekt voor zover het initiatief bijdraagt aan het doel zoals genoemd onder artikel 4:3 en uitgaat van ‘actief burgerschap’. Onder actief burgerschap wordt verstaan dat de resultaten die het initiatief beoogt mede worden bereikt en niet anders kunnen worden bereikt dan door inzet van bewoners uit de wijk. De aanvraag dient daarnaast te voldoen aan de volgende criteria:

  • a.

    toegankelijkheid: het initiatief is gericht op en toegankelijk voor (groepen van) wijkbewoners en herkenbaar in de wijk aanwezig;

  • b.

    eenmalig: het betreft middelen die een initiatief eenmalig een impuls geven;

  • c.

    kennisdeling: het initiatief deelt de opgedane kennis en ervaringen volgens een nader af te spreken methode, zodanig dat deze beschikbaar komen voor andere en vervolginitiatieven. (‘lerende aanpak’).

Artikel 4:5 Subsidieplafond

  • 1. Het totale subsidiebudget voor de uitvoering van dit hoofdstuk bedraagt voor 2017 en 2018 maximaal € 1.000.000,- per jaar. Dit bedrag wordt vastgesteld in de betreffende begroting onder voorbehoud van het budgetrecht van de gemeenteraad. Voor zover de gemeenteraad in het kader van de begroting een lager bedrag vaststelt, vormt dat bedrag voor het betreffende jaar waarop de begroting betrekking heeft, het totale subsidiebudget. Per jaarschijf wordt door het college bepaald welk deel van dit budget beschikbaar is voor welke wijk.

  • 2. De aanvragen die volledig zijn, zullen in volgorde van ontvangst worden behandeld waarbij als datum van ontvangst de datum geldt waarop er sprake is van een volledige aanvraag.

Artikel 4:6: aanvragen

  • 1. Een aanvraag moet worden ingediend met gebruikmaking van het daartoe door het college vastgestelde formulier en dient, onverminderd het bepaalde in de ASV, verzegeld te gaan van een advies van het wijkplatform.

  • 2. Onder een ‘advies van het wijkplatform’ als bedoeld in het tweede lid wordt verstaan een schriftelijk stuk waaruit gemotiveerd blijkt of en in hoeverre naar het oordeel van het wijkplatform het initiatief in de betreffende wijkimpulswijk uitgaat van en leidt tot actief burgerschap en innovatie en zo een bijdrage levert aan het doel genoemd onder artikel 4:3.

Artikel 4:7 tijdelijke regeling

Dit hoofdstuk vervalt per 1 januari 2019.

Artikel 4:8 Experimenteerartikel BredaBreed

  • 1. Ten behoeve van initiatieven in impulswijken die via BredaBreed crowdfunden kan bij wijze van experiment in 2017 en 2018 een subsidie worden verstrekt ter ondersteuning van die initiatieven om hun doelbedrag te kunnen halen.

  • 2. de subsidie als bedoeld in het eerste lid bestaat uit het verschil tussen het doelbedrag dat is benodigd voor het initiatief en de door middel van crowdfunden als bedoeld in het eerste lid reeds verkregen of nog te verkrijgen middelen. Het subsidiebedrag is niet hoger dan 25% van het doelbedrag tot een maximum van € 5.000,-.

  • 3. een subsidie wordt slechts verstrekt als:

    • a.

      het project een bewonersinitiatief in een impulswijk is;

    • b.

      het project aantoonbaar bijdraagt aan participatie, werkgelegenheid en leefbaarheid als gesteld in artikel 4:3

    • c.

      de vergoeding volledig naar activiteiten gaat.

  • 4. In afwijking van het bepaalde in artikel 5:2 van de ASV en artikel 1:8 van de nadere regels wordt geen voorschot verstrekt.

  • 5. de subsidie wordt door het college ambtshalve vastgesteld binnen zes weken na het verstrijken van een termijn van een jaar te rekenen vanaf de datum waarop de subsidie is verleend. Indien binnen de termijn van een jaar als bedoeld in de eerste volzin het doelbedrag wordt gehaald, wordt de subsidie binnen zes weken na het behalen van het doelbedrag vastgesteld. De aanvrager is verplicht het college onverwijld te berichten indien het doelbedrag is gehaald.

Hoofdstuk 5 Specifieke nadere regels Cultuur

Paragraaf 1 Specifieke nadere regels Cultuursubsidies

Artikel 5:1 Vigerend beleidskader

Het beleidskader voor de subsidies uit dit hoofdstuk zijn Cultuurvisie 2019-2024 ’’ In verband met Cultuur’’ zoals vastgesteld door de raad op 12 september 2019, de Nota Erfgoed in context, zoals vastgesteld door de raad op 14 februari 2008 en de notitie van uitgangspunten erfgoed “Grondstof voor de Toekomst”, zoals vastgesteld door het college op 12 juni 2017.

Artikel 5.2 Voor wie:

Subsidies als bedoeld in dit hoofdstuk zijn bestemd voor: culturele (amateur)kunstorganisaties,  erfgoedorganisaties en professioneel werkende individuele culturele makers/ initiatiefnemers, die de activiteiten in Breda uitvoeren

Artikel 5:3 Wat

Binnen deze specifieke nadere regels kennen we de volgende subsidies:

  • 1.

    een jaarlijkse subsidiebijdrage: 

    • a.

      bestemd voor activiteiten van culturele (amateur)organisaties respectievelijk voor initiatieven van vrijwilligers op het gebied van cultuur;

    • b.

      bestemd voor activiteiten van professionele culturele makers en/ of organisaties;

 

  • 2.

    een project subsidiebijdrage: 

    • -

      bestemd voor de daadwerkelijke kosten van incidentele cultuurprojecten.

Artikel 5:4 Criteria

  • 1.

    Voor een jaarlijkse subsidiebijdrage amateurkunst gelden de volgende criteria:

    • -

      de organisatie heeft een rechtsvorm en bestaat minimaal één jaar (inschrijving KvK) en;’

    • -

      de organisatie heeft een doelstelling op het gebied van zelf kunst maken (kunstbeoefening), hetgeen blijkt uit de statuten en;

    • -

      er is sprake van bewijsbaar professionele artistieke leiding (zie schema) en;

    • -

      er vindt minimaal tweemaal per jaar een openbaar optreden in Breda plaats en;

    • -

      er is sprake van contributie betalende leden/ deelnemers (zie schema) en;

    • -

      er is sprake van non-profit organisaties voor muziek (vocaal/instrumentaal), dans en theater, beeldende kunst en multimedia/audiovisueel (fotografie/film/video/digitaal) en;

    • -

      er is sprake van een bijdrage aan het stedelijk cultuurklimaat in Breda.

 

Schema amateurkunst:

 

Discipline

Aantal leden

Artistieke leiding

Aantal voorstellingen

Maximaal bijdrage

Theater/dans/beweging

Minimaal 10

CV

Artistiek leider/

Regisseur

2

€ 5.000,-

Zang

Minimaal 20

CV

dirigent

 

2

€ 5.000,-

Kamerkoren

Minimaal 10

CV

dirigent

 

2

€ 5.000,-

Muziek: harmonie/ fanfare/orkesten

Minimaal 20 per onderdeel

CV

dirigent

2

€ 6.500,- per onderdeel

Wijkinitiatieven cultuur

Minimaal 15 betalende deelnemers per

activiteit

CV artistiek leider of i.s.m. culturele instelling

2

€ 2.500,-

 

  

  • 2.

    Voor een project subsidiebijdrage uit het fonds Cultuur en Cultureel erfgoed gelden de volgende criteria:

    • a.

      de projecten moeten voldoen aan één of meer van de volgende doelstellingen:

      • -

        het vergroten van de cultuurparticipatie van Bredanaars, met name van die groepen die hier nog niet of nauwelijks in participeren;

      • -

        het vergroten van het aanbod van artistieke (top) kwaliteit;

      • -

        het verbeteren van het culturele productieklimaat van Breda;

      • -

        het stimuleren van talentontwikkeling, deskundigheidsbevordering in de sector;

      • -

        het verbinden van cultuur met andere sectoren;

    • b.

      en daarnaast moeten de projecten voldoen aan de volgende criteria:

      • -

        tenminste 50 % van de begroting van het project is afkomstig uit andere inkomstenbronnen zoals landelijke en/of provinciale cultuurfondsen;

      • -

        de aanvrager dient samen te werken met lokale en/of bovenlokale partijen, zowel financieel als inhoudelijk.

Artikel 5:5 Procedure

  • 1.

    Aanvragen voor subsidies op grond van dit hoofdstuk worden ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2.

    Aanvragen voor een project subsidiebijdrage kunnen het gehele jaar door worden ingediend, maar moeten minimaal dertien weken voor aanvang van de uitvoering van het project worden ingediend.

  • 3.

    De aanvragen worden periodiek beoordeeld door de adviescommissie Cultuur en Cultureel Erfgoed.

  • 4.

    De aanvragen voor amateurkunst dienen jaarlijks voor 1 oktober worden ingediend.

  • 5.

    De maximale bijdrage voor een project subsidiebijdrage uit het fonds Cultuur en Cultureel erfgoed bedraagt € 20.000,- per jaar.

Paragraaf 2 Specifieke nadere regels Impuls Cultuur 2020 en makersregeling 2020

Artikel 5:6 definities

  • .

    Impuls Cultuur 2020: zijn projecten die van belang zijn voor de stad en dragen bij op (inter)nationaal niveau aan de culturele uitstraling van Breda en worden met rijks- of provinciale bijdrage van de provincie Noord-Brabant gehonoreerd; deze projecten hebben aantoonbare artistieke en zakelijke kwaliteit, zakelijke en substantieel publieksbereik; dit blijkt uit de publieksinkomsten.

  • .

    Makersregeling 2020: deze regeling steunt professionele culturele makers of collectieven bij de ontwikkeling van hun beroepspraktijk. De makersregeling 2020 staat open voor alle kunstdisciplines, interdisciplinaire projecten en crossovers.

Artikel 5:7 voor wie

  • 1.

    Subsidies als bedoeld in deze paragraaf kunnen worden aangevraagd door alle culturele instellingen, initiatiefnemers, individuele makers of collectieven gevestigd in Breda.

  • 2.

    Subsidies als bedoeld in deze paragraaf kunnen worden aangevraagd door professionele makers die vanuit een artistieke invalshoek een project realiseren in Breda in samenwerking met een culturele instelling, initiatief, vereniging en/of amateurs.

Artikel 5:8 wat

  • 1.

    Subsidies als bedoeld in deze paragraaf voor Impuls Cultuur 2020 worden verstrekt om het initiatief een impuls te geven; een initiatief dat de potentie heeft om door te kunnen ontwikkelen naar een hoger kwalitatief niveau. Hiervoor dient het project:

    • a.

      bij te dragen aan landelijk en/of provinciaal onderscheidend aanbod in Breda;

    • b.

      vernieuwing en innovatie met zich mee te brengen ten opzichte van reeds bestaand cultureel aanbod in Breda.

  • 2.

    Subsidies als bedoeld in deze paragraaf voor de makers, bedoeld in artikel 5:7, tweede lid, worden verstrekt om het culturele makers- en productieklimaat van Breda te stimuleren. Hiervoor dient de maker:

    • a.

      zich te richten op talent, experiment, vernieuwing en actualiteit;

    • b.

      zich te richten op nieuwe culturele projecten met een beperkte financiële omvang en uitvoering/ presentatie in 2020.

Artikel 5:9 criteria

  • 1.

    Om in aanmerking te komen voor een subsidiebijdrage voor Impuls Cultuur 2020 dient de aanvrager te voldoen aan de volgende criteria:

    • a.

      ten minste 50 % van de begroting van het project is afkomstig uit andere inkomstenbronnen zoals landelijke en/of provinciale cultuurfondsen;

    • b.

      er is sprake van aantoonbare landelijke en/of provinciale topkwaliteit;

    • c.

      aantoonbaar samen te werken met lokale en bovenlokale partijen, zowel financieel als inhoudelijk;

    • d.

      het evenement c.q. de activiteit heeft een meerjarenperspectief;

    • e.

      het evenement c.q. de activiteit behoort niet tot de reguliere taken/activiteiten van een lokale culturele organisatie.

  • 2.

    Om in aanmerking te komen voor subsidie voor de makersregeling 2020 dient de aanvrager te voldoen aan de volgende criteria:

    • a.

      ten minste 10 % van de begroting is afkomstig uit andere inkomstenbronnen;

    • b.

      de artistieke kwaliteit binnen het project is geborgd;

    • c.

      de zakelijke kwaliteit binnen het project is geborgd;

    • d.

      het project draagt bij aan de pluriformiteit van kunst en cultuur binnen de gemeente Breda;

Artikel 5:10 procedure

  • 1.

    Aanvragen voor een subsidiebijdrage voor Impuls Cultuur 2020 moeten vóór 1 februari 2020 worden ingediend.

  • 2.

    Aanvragen voor de makersregeling 2020 kunnen het gehele jaar 2020 worden ingediend, maar moeten minimaal zes weken vóór aanvang van het project worden ingediend.

  • 3.

    Een aanvraag moet worden ingediend met gebruikmaking van het daartoe door het college vastgestelde formulier.

  • 4.

    Een subsidie voor Impuls Cultuur 2020 bedraagt maximaal € 50.000,-

  • 5.

    Het subsidieplafond 2020 voor Impuls Cultuur 2020 bedraagt € 199.000,-.

  • 6.

    Een subsidie voor de makersregeling 2020 bedraagt maximaal € 5.000,,-

  • 7.

    Het subsidieplafond 2020 voor de makersregeling 2020 bedraagt € 100.000,-.

  • 8.

    In het subsidieplafond 2020 is één plafond projectsubsidies opgenomen voor beide regelingen (makersregeling 2020 en Impuls Cultuur 2020) van € 299.000,-.

Paragraaf 3 specifieke nadere regels combinatiefunctionarissen, cultuurcoaches 2019 – 2020

Artikel 5:11 voor wie

Subsidies als bedoeld in deze paragraaf kunnen worden aangevraagd door professionele (culturele) instellingen die:

  • a.

    werkgever kunnen zijn voor de cultuurcoach;

  • b.

    coördinatie voeren op de inhoud van de activiteiten van de cultuurcoach(es);

  • c.

    een bijdrage leveren aan de verbetering van de kwaliteit van het cultuureducatie aanbod binnen- en buitenschools voor de doelgroep jeugd en jongeren

Artikel 5:12 doel

Subsidies als bedoeld in deze paragraaf worden verstrekt om in 2019 en 2020 de doelstellingen zoals geformuleerd in de opdracht ‘Uitvoering project cultuurcoaches 2017-2018’ mogelijk te blijven maken. De algemene culturele doelstellingen zijn:

  • a.

    om een kwalitatief hoogwaardig programma cultuureducatie in het onderwijs te krijgen en de verbinding tussen binnen- en buitenschoolse educatie te verankeren. Van voorschools tot voortgezet onderwijs en op basis van de doorlopende leerlijnen en competenties zoals vastgelegd in ‘de Culturele Ladekast’. (conform ‘Uitvoering project cultuurcoaches 2017-2018’ en het uitvoeringsprogramma van de landelijke regeling ‘Cultuureducatie met kwaliteit’);

  • b.

    om op zichtbare wijze de samenwerking tussen de sectoren cultuur en onderwijs de cultuurparticipatie te bevorderen en het stimuleren van kunstbeoefening onder kinderen, jongeren en kwetsbare doelgroepen te vergroten.

Artikel 5:13 criteria

Het college kan de subsidie verstrekken op grond van beoordeling van de aanvragen op grond van de volgende criteria:

  • a.

    realisatie van de doelstellingen/speerpunten;

  • b.

    lokale binding/samenwerking;

  • c.

    monitoring/effectmeting;

  • d.

    kwaliteitsborging;

  • e.

    relevante ervaring;

Artikel 5:14 procedure

  • a.

    Een verzoek om subsidie op grond van deze paragraaf wordt ingediend met gebruikmaking van het daartoe door het college vastgesteld formulier.

  • b.

    Bij de beoordeling van de aanvraag om subsidie kan het college afwijken van de in artikel 5:13 genoemde criteria indien de situatie daartoe aanleiding biedt.

Paragraaf 4 Specifieke nadere regels Professionele Kunsten 2021-2024 Breda - Brabantstad

Artikel 5:15 Doelgroep en doel

Subsidie op grond van deze regeling kan worden aangevraagd door privaatrechtelijke rechtspersonen die als doel hebben: Het stimuleren van culturele activiteiten van professionele productie-, presentatie-en ontwikkelingsinstellingen met een bovenlokale impact.

Artikel 5:16 Wat

Subsidie kan worden verstrekt voor:

  • a.

    activiteiten gericht op de volgende functies:

    • 1.

      het verzorgen van repertoire van podiumkunsten voor de jeugd tot 18 jaar;

    • 2.

      het presenteren van hedendaagse beeldende kunst in een internationale context;

 

  • b.

    overige activiteiten gericht op het ontwikkelen, produceren of presenteren van professionele kunsten.

Artikel 5:17 Criteria

  • 1. Om voor subsidie in aanmerking te komen, moet worden voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      de activiteiten worden in belangrijke mate uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant en Breda;

    • b.

      de subsidieaanvrager is gevestigd in Breda en op het gebied van professionele kunsten een:

      • 1°.

        producerende instelling;

      • 2°.

        presentatie-instelling;

      • 3°.

        ontwikkelinstelling;

    • c.

      de activiteiten zijn gericht op het ontwikkelen, produceren of presenteren van professionele kunsten;

    • d.

      de subsidieaanvrager is een instelling met:

      • 1°.

        hoge artistieke-inhoudelijke kwaliteit, wat betreft zeggingskracht, oorspronkelijkheid, visie en vakmanschap; 

      • 2°.

        hoge zakelijke kwaliteit blijkend uit de bedrijfsvoering en haalbaarheid van de activiteiten; 

      • 3°.

        ten minste een bovenlokale functie; 

      • 4°.

        een missie en visie op haar rol in de Brabantse culturele infrastructuur; 

    • e.

      de subsidieaanvrager verklaart dat hij de volgende codes onderschrijft: 

      • 1°.

        Governance Code Cultuur; 

      • 2°.

        Fair Practice Code; 

      • 3°.

        Code Culturele Diversiteit; 

    • f.

      de activiteiten zijn gericht op publiekswerking of een specifieke doelgroep en monitoring daarvan, blijkend uit een communicatiestrategie; 

    • g.

      de activiteiten worden uitgevoerd in de periode 2021 tot en met 2024; 

    • h.

      de subsidieaanvrager overlegt een activiteitenplan, waarin in ieder geval is opgenomen: 

      • 1°.

        op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf; 

      • 2°.

        een sluitende en realistische begroting. 

  • 2. Indien de subsidieaanvraag gericht is op de activiteiten, bedoeld in artikel 5:16 onder a, wordt in aanvulling op het eerste lid voldaan aan de volgende vereisten: 

    • a.

      de subsidieaanvrager voert een beleid dat talentontwikkeling bevordert; 

    • b.

      de subsidieaanvrager voert een beleid dat cultuureducatie bevordert;

    • c.

      de subsidieaanvrager heeft een subsidieaanvraag ingediend voor een van de functies genoemd in artikelen 3.24 of 3.31 van de: ’Subsidieregeling culturele basisinfrastructuur 2021-2024’ van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, blijkend uit een kopie van de ontvangstbevestiging.

  • 3. Indien de subsidieaanvraag gericht is op de activiteiten, bedoeld in artikel 5:16 onder b, wordt in aanvulling op het eerste lid voldaan aan het vereiste dat de subsidieaanvrager een aanvraag voor cofinanciering in de vorm van subsidie heeft ingediend of gaat indienen bij een andere overheid, blijkend uit de begroting.

Artikel 5:18 Procedure 

  • 1. Aanvragen voor een subsidiebijdrage op grond van deze paragraaf worden ingediend in de periode van 1 december 2019 tot 1 februari 2020.

  • 2. Een aanvraag moet worden ingediend met gebruikmaking van het daartoe door het college vastgesteld formulier.

  • 3. De hoogte van de subsidiebijdrage voor de activiteiten genoemd in artikel 5:16 onder a sub 1 bedraagt maximaal € 160.000,- per jaar.

  • 4. De hoogte van de subsidiebijdrage voor de activiteiten genoemd in artikel 5:16 onder a sub 2 bedraagt maximaal € 200.000,- per jaar.

  • 5. De hoogte van de subsidiebijdrage voor de activiteiten genoemd in artikel 5:16 onder b bedraagt maximaal € 200.000,- per jaar.

  • 6. Het subsidieplafond voor de activiteiten genoemd in artikel 5:16:

    • a.

      sub a: bedraagt € 360.000,- per jaar; 

    • b.

      sub b: bedraagt € 550.000,- per jaar. 

Artikel 5:19 Verdeelcriteria 

  • 1. Indien de binnen de tenderperiode ingediende volledige subsidieaanvragen de vastgestelde subsidieplafonds, genoemd in artikel 5:18 te boven gaan, maakt het college voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van de volgende criteria: 

    • a.

      de mate waarin de activiteiten een hoge artistiek-inhoudelijke kwaliteit hebben, wat betreft zeggingskracht, oorspronkelijkheid, visie en vakmanschap, te waarderen met maximaal 100 punten; 

    • b.

      de mate waarin de activiteiten hoge zakelijke kwaliteit hebben, wat betreft omgevingsbewustzijn en ondernemerschap, te waarderen met maximaal 100 punten; 

    • c.

      de mate waarin de activiteiten publiekswerking hebben of gericht zijn op een specifieke doelgroep, wat betreft binding met het bestaande publiek of doelgroep en inspanningen voor duurzame opbouw en vernieuwing van publiek of doelgroep, te waarderen met maximaal 100 punten; 

    • d.

      de mate waarin de activiteiten bijdragen aan een evenwichtige culturele infrastructuur, wat betreft spreiding en inhoud in Brabant en bijdrage aan het bovenlokale, regionale of landelijke cultuuraanbod, te waarderen met maximaal 100 punten. 

  • 2. Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door het aantal punten behaald onder het criterium, genoemd in het eerste lid, onder d, waarbij de aanvraag met de meeste punten hoger eindigt in de rangschikking.

  • 3. Indien toepassing van het tweede lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door het aantal punten behaald onder het criterium, genoemd in het eerste lid, onder a, waarbij de aanvraag met de meeste punten hoger eindigt in de rangschikking.

  • 4. Indien toepassing van het derde lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting. 

  • 5. De loting vindt plaats middels trekking in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers. 

  • 6. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris. 

  • 7. De eerst getrokken aanvraag wordt als hoogste gerangschikt. 

  • 8. De hoogst gerangschikte aanvraag komt het eerst in aanmerking voor subsidie. 

  • 9. Subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden. 

Artikel 5:20 Externe adviescommissie 

Het college legt aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 5:16 voor advies over artikel 5:17 en artikel 5:19 voor aan een door het college aan te wijzen externe adviescommissie.

Artikel 5:21 Verplichtingen van de subsidieontvanger 

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

    de subsidieontvanger past de volgende code toe:

    • 1°.

      Governance Code Cultuur; en hij/zij beschrijft hoe de volgende codes worden onderschreven: 

    • 2°.

      Fair Practice Code;

    • 3°.

      Code Culturele Diversiteit; 

  • b.

    de activiteiten worden uitgevoerd in de periode 2021 tot en met 2024;

  • c.

    de subsidieontvanger zorgt voor communicatie over de activiteiten;

  • d.

    bij subsidies van € 25.000,- tot € 125.000,- overlegt de subsidieontvanger jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, bestaande uit jaarverslag en de jaarrekening;

  • e.

    bij subsidies van € 125.000,- en hoger is een accountantsverklaring vereist;

  • f.

    de subsidieontvanger overlegt jaarlijks vóór 1 juli een voortgangsverslag over het voortgaand kalenderjaar, met ingang van 2022;

  • g.

    de subsidieontvanger houdt een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b van de Awb en overlegt deze  desgevraagd aan het college;

  • h.

    de subsidieontvanger verleent medewerking aan een gesprek over de voortgang van de activiteiten

Artikel 5:22 Prestatieverantwoording 

  • 1. Bij subsidies van € 25.000,- tot € 125.000,- toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, zijn verricht en dat de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de bepalingen over verantwoording zoals opgenomen in de ASV van de gemeente Breda. 

  • 2. Bij subsidies van € 125.000,- en hoger toont de subsidieontvanger bij aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag; 

    • b.

      een financieel verslag; 

    • c.

      bepalingen in ASV Breda .

Hoofdstuk 6 Specifieke nadere regels Heemkundige en historische musea

Artikel 6.1 Vigerend beleidskader

Het beleidskader voor de subsidies uit dit hoofdstuk zijn de Nota Factor C, zoals vastgesteld door de raad op 30 oktober 2008 en de Nota Erfgoed in context zoals vastgesteld door de raad op 14 februari 2008.

Artikel 6.2 Voor Wie

Deze subsidie is bestemd voor: heemkundige en historische musea. Deze organisaties dienen statutair gevestigd te zijn in de gemeente Breda.

Artikel 6:3 Criteria voor heemkundige en historische musea

Om in aanmerking te kunnen komen voor subsidie voor heemkundige en historische musea gelden de volgende criteria:

  • a.

    De maximale hoogte van de subsidie is gelijk aan de daadwerkelijke kosten van de activiteiten of het initiatief tot een maximum van € 5.000,-

  • b.

    Heemkundige en historische musea dienen door het houden van wisselexposities, al dan niet in combinatie met een vaste expositie, bij te dragen aan de erfgoededucatie en erfgoedexposure binnen de Gemeente Breda. Doel van erfgoededucatie en erfgoed exposure is behoud en versterking van de identiteit van (delen van) de gemeente Breda.

  • c.

    c. De organisatie verzorgt jaarlijks ten minste twee wisselexposities die aansluiten bij de onder sub a genoemde doelstelling.

  • d.

    d. De organisatie draagt tenminste 20 maal per jaar zorg voor openstelling van het museum voor publiek.

  • e.

    Gezien het specifieke karakter van deze instellingen kan het college een extra aanvulling op de huisvestingslasten verstrekken.

Artikel 6:4 Aanvragen

Aanvragen voor subsidies op grond van dit hoofdstuk worden ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

Hoofdstuk 7 Specifieke nadere regels Monumenten

Artikel 7:1 Vigerend beleidskader

Het beleidskader voor de subsidies uit dit hoofdstuk is de Nota Erfgoed in Context zoals vastgesteld door de raad op 14 februari 2008.

Artikel 7:2 Wat

  • 1. Met inachtneming van het in artikel 7:1 genoemde beleidskader kan een subsidie worden verstrekt in de kosten die naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn om een beschermd monument in stand te houden.

  • 2. Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover deze noodzakelijk is voor de instandhouding van het beschermd monument en voor zover de werkzaamheden naar het oordeel van het college sober en doelmatig zijn.

Artikel 7:3 Voor wie

Voor subsidie op grond van dit hoofdstuk komen in aanmerking:

  • a.

    natuurlijke personen of stichtingen die het recht van eigendom of een ander zakelijk recht hebben op een gemeentelijk monument of op maalvaardige molens (monumentnummers 30490 en 30511);

  • b.

    aangewezen organisaties voor monumentenbehoud die het recht van eigendom of een ander zakelijk recht hebben op een gemeentelijk of rijksmonument.

Artikel 7:4 Met welk doel

Het doel van de subsidieverstrekking is het behoud van het beschermd monumentenbestand van Breda.

Artikel 7:5 Criteria

  • 1. Subsidie wordt op aanvraag verleend voor één of meer beschermde monumenten of zelfstandige onderdelen.

  • 2. Per beschermd monument of per zelfstandig onderdeel kan gedurende een periode van 15 jaar slechts eenmaal subsidie worden verleend.

  • 3. In afwijking van het tweede lid kan binnen de periode 15 jaar opnieuw subsidie worden verleend wanneer de aanvraag betrekking heeft op andere zaken dan waarvoor eerder subsidie is verleend.

  • 4. In aanvulling op het bepaalde in de ASV gaat de subsidieaanvraag vergezeld van:

    • a.

      een actueel inspectierapport per beschermd monument of per zelfstandig onderdeel wat de technische of fysieke staat van dat monument beschrijft en dat is opgesteld door een naar het oordeel van het college ter zake deskundige persoon of instantie;

    • b.

      een restauratieplan per beschermd monument of per zelfstandig onderdeel waarin opgenomen een overzicht van de aard en omvang van de voorgenomen werkzaamheden, een omschrijving van de daarmee beoogde resultaten en een begroting. Deze begroting dient te zijn opgezet in STABU systematiek;

    • c.

      een kopie van de verleende omgevingsvergunning voor de betreffende werkzaamheden.

  • 5. Het maximumbedrag waarvoor per aanvraag subsidie kan worden verstrekt bedraagt € 100.000,- of, indien dit lager is, maximaal 30% van de subsidiabele kosten monumenten.

  • 6. Subsidies worden niet verstrekt indien het bedrag, dat overeenkomstig de bepalingen van deze nadere regels zou worden verstrekt, lager is dan € 3.000,-.

  • 7. Subsidies worden niet verstrekt indien naar oordeel van het college de restauratiebehoefte is ontstaan door onvoldoende onderhoud door de eigenaar van het beschermde monument.

  • 8. In afwijking van bovenstaande leden 1 tot en met 6 wordt voor de maalvaardige molens enkel subsidie beschikbaar gesteld voor het onderhoud van de molen in aanvulling op subsidie van het rijk. De gemeente Breda stelt een subsidie van maximaal € 5.000,- beschikbaar op basis van de volgende uitgangspunten:

    • a.

      de subsidie van de gemeente Breda is nooit hoger dan de subsidie die de aanvrager van het rijk ontvangt;

    • b.

      de totale subsidie van rijk en gemeente Breda bedraagt nooit meer dan 100% van de kosten van de voorgenomen werkzaamheden

Artikel 7:6 Verplichtingen

  • 1. Het college kan de subsidieontvanger bij de subsidieverlening verplichten:

    • a.

      mee te werken aan een onderzoek naar de bouw- of ontstaansgeschiedenis van het beschermd monument;

    • b.

      mee te werken aan een onderzoek naar de uitvoering van het restauratieplan door een deskundige.

  • 2. De subsidieontvanger is verplicht voor de duur van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, een CascoAllRisk verzekering af te sluiten.

  • 3. De subsidieontvanger is verplicht na afloop van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, op zijn kosten het beschermd monument of het zelfstandig onderdeel te verzekeren dan wel verzekerd te houden tegen brand-, storm- en bliksemschade.

  • 4. Het college kan de subsidieontvanger bij de subsidieverlening verplichten het beschermd monument of het zelfstandig onderdeel te voorzien van een of meer installaties ter beperking van schade als gevolg van brand of blikseminslag, ter bescherming van de monumentale waarde van het beschermd monument of het zelfstandig onderdeel.

  • 5. De subsidieontvanger is verplicht na afloop van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, het beschermd monument of het zelfstandig onderdeel te bewaren en te onderhouden in de staat waarin het door de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, is gebracht.

Artikel 7:7 Aanvragen

Aanvragen voor een monumentensubsidie worden ingediend door middel van het door het college vastgestelde aanvraagformulier.

Hoofdstuk 8: Specifieke nadere regels sport

Paragraaf 1 Specifieke nadere regels sportsubsidies

Artikel 8:1 Vigerend beleidskader

Het beleidskader voor subsidies uit dit hoofdstuk is de nota Team Breda, Visie op sport & bewegen 2017-2030 en specifiek het bijbehorende uitvoeringsprogramma 2017-2022 zoals vastgesteld door de raad op 6 april 2017.

Artikel 8:2 Voor wie

Bredase sportverenigingen en andere sportorganisaties die als kerntaak hebben activiteiten te organiseren voor inwoners van Breda en gericht zijn op de uitoefening van een sport die erkend is door NOC*NSF, dan wel organisaties die als kerntaak hebben activiteiten te organiseren voor inwoners van Breda die gericht zijn op het in algemene zin stimuleren van actieve lichaamsbeweging door middel van de uitoefening van sport- en spelactiviteiten onder deskundige leiding en ter beoordeling van het college. De organisatie dient met haar activiteiten een aantoonbare bijdrage te leveren aan de vastgestelde gemeentelijke beleidsdoelen zoals opgenomen in het vigerend beleidskader. 

Artikel 8:3 Met welk doel

Subsidie wordt verstrekt teneinde mede mogelijk te maken dat de vastgestelde gemeentelijke beleidsdoelen zoals opgenomen in het vigerend beleidskader gerealiseerd worden.

Artikel 8.4 Wat

Eenmalige subsidie kan worden verstrekt voor uitsluitende volgende activiteiten c.q. maatregelen:

  • a.

    breedtesportevenementen;

  • b.

    topsportevenementen.

  • c.

    sportleerbedrijf;

  • d.

    talentontwikkeling.

Artikel 8:5 Breedtesportevenementen

  • 1. Onder breedtesportevenementen vallen:

    • Schoolsporttoernooien waarvan er maximaal twee toernooien per sport per jaar voor subsidie in aanmerking komen;

    • Side-events van Bredase topsportevenementen met minimaal 100 Bredase deelnemers aan de tot het side-event behorende activiteit

  • 2. De subsidie bedraagt maximaal een derde van de door het college aanvaardbaar en noodzakelijk geachte kostenbestanddelen op de begroting;

Artikel 8:6 Topsportevenementen

  • 1. Een evenement wordt aangemerkt als een topsportevenement als het voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      Het betreft een Nationaal Kampioenschap, Europees Kampioenschap, Wereldkampioenschap dan wel een sportevenement dat een aantoonbare bijdrage levert aan de promotie van de desbetreffende sport in Breda; en

    • b.

      Er zijn minimaal drie deelnemers / deelnemende teams uit de top 8 ranking (Nationaal, Europees en Wereld).

  • 2. De subsidie bedraagt maximaal een derde van de door het college aanvaardbaar en noodzakelijk geachte kostenbestanddelen. Er wordt geen subsidie verleend voor start- en prijzengelden.

Artikel 8:7 Sportleerbedrijf

Om in aanmerking te komen voor subsidie voor sportleerbedrijf dient de aanvrager te voldoen aan de volgende criteria:

  • a.

    er is sprake van een professionele organisatie die voor leerlingen van sportopleidingen in Breda en omstreken zorgt voor stageplekken, bij (leer)bedrijven die deze studenten optimaal kunnen begeleiden;

  • b.

    de organisatie is er op gericht studenten in hun persoonlijke ontwikkeling te stimuleren en de vitaliteit en gezondheid van de inwoners van Breda en West-Brabant te bevorderen;

  • c.

    er is sprake van samenwerking met het onderwijsveld, sportaanbieders en maatschappelijke organisaties;

  • d.

    de activiteit is er op gericht de vraag naar en het aanbod van studenten van sport(gelieerde) opleidingen op een effectieve en efficiënte manier af te stemmen, een duurzame structuur in het stagebeleid van de sportsector in Breda en omgeving te realiseren en het aantal in te zetten stagiaires in de sportsector in Breda en omgeving uit te breiden.

Artikel 8:8 Talentontwikkeling

Om in aanmerking te komen voor een subsidiebijdrage voor talentontwikkeling dient de aanvrager te voldoen aan de volgende criteria:

  • a.

    er is sprake van een professionele organisatie zonder commercieel oogmerk die gericht is op het stimuleren van talentvolle sporters tussen 11 en 18 jaar uit Breda en omgeving;

  • b.

    de activiteit is erop gericht sporters en sportverenigingen te ondersteunen en te begeleiden, als onderdeel van erkende opleidingsprogramma’s of regionale trainingscentra, gericht op de doorstroom van (individuele) sporters naar nationaal topsportniveau;

  • c.

    ten minste een derde van de begroting van het project is afkomstig uit andere inkomstenbronnen, zoals landelijke of provinciale bijdragen, deelnemersbijdragen of sponsoring;

  • d.

    er is sprake van erkende opleidingsprogramma’s, onder regie van de betreffende sportbond(en);

  • e.

    er is sprake van aantoonbare kwaliteit wat betreft de selectie en begeleiding van deelnemers;

  • f.

    er is afstemming met betrokken verenigingen, bonden, ouders, scholen en ondersteunende partijen over de activiteit;

  • g.

    de activiteit draagt bij aan talentidentificatie in het onderwijs en/of bij sportaanbieders en de verbetering van de kwaliteit van trainers en coaches;

  • h.

    er vindt samenwerking plaats met lokale en bovenlokale partijen, zowel financieel als inhoudelijk;

  • i.

    er is afstemming over de accommodaties die worden gebuikt;

  • j.

    de activiteit heeft een meerjarenperspectief;

  • k.

    de activiteit behoort niet tot de reguliere taken/activiteiten van een vereniging of andere sportaanbieder;

  • l.

    het project draagt bij aan versterking van de (top)sportinfrastructuur van de gemeente.

Artikel 8:9 Procedure

Aanvragen voor subsidie voor sportleerbedrijf en talentontwikkeling dienen jaarlijks voor 1 oktober te worden ingediend.

Paragraaf 2 Investeringsregeling ten behoeve van buitensportaccommodaties

Artikel 8:10 Definities

  • a. Buitensportvereniging: Een binnen de gemeente Breda gevestigde buitensportvereniging, die haar activiteiten in hoofdzaak ten behoeve van de inwoners van de gemeente Breda uitvoert op een gemeentelijk sportcomplex danwel een sportcomplex in eigen beheer.

  • b. Buitensportveld: Een sportvoorziening in de buitenlucht met een aangepaste ondergrond die noodzakelijk is om te kunnen trainen danwel wedstrijden op te spelen met daarbij behorende vaste elementen. (Denk aan ondergrond, hekwerk, veld of baanverlichting, verharding rondom het veld, publieksstroken opsluiting veld, dug-outs en vaste doelen)

  • c. Herstructurering: Een ontwikkeling waarbij de structuur van een gebied wordt omgevormd en de functie van de plek verandert. Dit betreft o.a. de eerste aanleg van een buitensportvoorziening of uitbreiding c.q. inbreiding danwel herindeling van een sportcomplex.

Artikel 8:11 Vigerend beleidskader

[vervallen]

Artikel 8:12 Voor wie

Bredase buitensportverenigingen die als kerntaak hebben activiteiten te organiseren voor inwoners van Breda die gericht zijn op de uitoefening van een sport die erkend is door NOC*NSF en gericht zijn op het stimuleren van actieve lichaamsbeweging door middel van de uitoefening van sport- en spelactiviteiten onder deskundige leiding ter beoordeling van het college en die met de activiteiten een aantoonbare bijdrage leveren aan de vastgestelde gemeentelijke beleidsdoelen zoals opgenomen in het vigerend beleidskader.  

Het is toegestaan dat de sportvereniging bij het aanvragen van de investeringsregeling en/of garantstelling vertegenwoordigd wordt door een aan de vereniging gelieerde exploitatiestichting.

Artikel 8:13 Met welk doel

Subsidie wordt verstrekt teneinde mede mogelijk te maken dat de vastgestelde gemeentelijke beleidsdoelen zoals opgenomen in het vigerend beleidskader gerealiseerd worden.

Artikel 8:14 Wat

Eenmalige subsidie kan worden verstrekt voor uitsluitend de volgende activiteiten c.q. maatregelen:

  • 1.

    investeringen in buitensportvelden:

    • a.

      aanpassing van een bestaand buitensportveld;

    • b.

      aanleg van een nieuw buitensportveld;

  • 2.

    investeringen in kleedwasaccommodaties:

    • a.

      aanpassing c.q. uitbreiding van een bestaande kleedwasaccommodatie;

    • b.

      bouw van een nieuwe kleedwasaccommodatie.

  • 3.

    Investeringen of aanpassingen die bijdragen aan de toegankelijkheid van het buitensportcomplex voor mindervaliden, inclusief de sportkantine.

Artikel 8:15 Subsidieplafond en verdelingsregels

  • 1. Voor het subsidiëren van de activiteiten zoals bedoeld in artikel 8:14 is het bedrag beschikbaar zoals dat in de begroting voor het vigerende beleidskader is vastgesteld.

  • 2. De volledige ingediende aanvragen worden behandeld volgens vastgestelde criteria zoals opgesteld in artikel 8:17.

Artikel 8:16 Tranches

  • 1.

    Jaarlijks gelden voor het aanvragen van subsidie de volgende indieningstermijnen:

    • -

      voor uitkering subsidie in 2020: uiterste indiening aanvraag op 31 mei 2019;

    • -

      voor uitkering subsidie in 2021: uiterste indiening aanvraag op 31 mei 2020 en

    • -

      voor uitkering subsidie in 2022: uiterste indiening aanvraag op 31 mei 2021.

  • 2.

    Het college dient op volledige subsidieaanvragen voor het volgend jaar uiterlijk 31 december van het lopend jaar een besluit te nemen.

Artikel 8:17 Voorwaarden

  • 1.

    Sportverenigingen kunnen slechts eenmalig per drie jaar (dagtekening datum beschikking toekenning subsidie) een beroep doen op de subsidieverlening op grond van artikel 8:14.

  • 2.

    Uit de aanvraag voor de subsidie dient minimaal te blijken dat (indien van toepassing):

    • -

      aan alle geldende wetgeving wordt voldaan;

    • -

      de subsidie ten goede komt aan het faciliteren van activiteiten gelieerd aan het doel en strekking van de vereniging;

    • -

      er adequaat wordt ingespeeld op maatschappelijke en/of demografische ontwikkelingen of ondercapaciteit die uitwijzen dat er op termijn noodzaak is voor extra capaciteit voor de desbetreffende sport zoals uitgewezen in het rapport Capaciteitsonderzoek gemeente Breda 2017;

    • -

      door middel van de subsidie wordt voldaan aan de inrichtingseisen vermeld in de landelijke richtlijnen van het NOC*NSF en de sportbonden, alsmede vigerende wet- en regelgeving;  

    • -

      de investering ten goede komt aan de samenwerking of fusie met een andere vereniging (dan wel of niet zelfde sportsoort);

    • -

      er extra aandacht is voor verduurzaming van betreffende sportaccommodatie; 

    • -

      er extra aandacht is voor toegankelijkheid voor mindervaliden; 

    • -

      er extra aandacht is voor samenwerking met andere (maatschappelijke) partijen;

    • -

      er extra aandacht is voor de ontplooiing van activiteiten voor kwetsbare groepen in de samenleving;

  • 3.

    Aanvragen voor subsidie moeten zijn voorzien van:

    • -

      de balans en jaarrekening van de laatste twee boekjaren;

    • -

      duiding van de aanwezige financiële reserve;

    • -

      meerjarenbegrotingsoverzicht met minimaal een begroting voor de eerstkomende twee jaar;

    • -

      ontwikkelingsoverzicht van het ledenbestand (spelende leden), respectievelijk aantal verenigingsteams;

    • -

      stichtingskostenraming, voorzien van een open begroting welke inzicht biedt in de detailactiviteiten en kosten;

    • -

      projectplan, detailbegroting, risico analyse (t.b.v. veiligheid en omgevingsoverlast), plattegronden en offertes van de planvorming, aansluitend op de kwaliteitseisen/ normering die gesteld worden door de desbetreffende sportbond en gemeentelijke kaders en richtlijnen;

    • -

      verslag van de Algemene Ledenvergadering waaruit blijkt dat de meerderheid instemt met de plannen;

    • -

      een (beoogde) tijdsplanning, afgestemd met de afdeling Vastgoed van de Gemeente Breda.

  • 4.

    De subsidie bedraagt maximaal één derde van de door het college aanvaardbaar en noodzakelijk geachte kostenbestanddelen op de begroting.

  • 5.

    Het bedrag van de totale investering bedraagt minimaal € 15.000,-. De subsidie per aanvraag bedraagt maximaal € 250.000,-. Subsidie wordt berekend op basis van de begroting, inclusief BTW. Wanneer het college dit nodig acht, kan zij van het maximumbedrag per subsidieaanvraag afwijken.

  • 6.

    De subsidie is aanvullend op andere (bovenstaande) subsidiemogelijkheden. Opeenstapeling van gemeentelijke subsidies is in beginsel niet toegestaan.

  • 7.

    Er wordt geen subsidie verstrekt voor horeca gerelateerde investeringen zoals sportkantines, tenzij deze bijdragen aan de toegankelijkheid van minder validen. Tevens wordt geen subsidie verstrekt voor voorzieningen/ meerkosten ten behoeve van reclame-uitingen.

  • 8.

    In geval van herstructurering van een buitensportcomplex behoudt het college zich het recht voor om af te wijken van de subsidie op grond van artikel 8:13.

Artikel 8:18 Garantstelling

  • 1. Indien landelijk opererende waarborgfondsen niet tot 100% waarborgen kan de gemeente voor het resterende gedeelte een deelgarantie afgeven. Voorbeeld hiervan is stichting waarborgfonds sport (SWS).

  • 2. Bij aanvulling van de subsidie door middel van een lening waarvoor de Gemeente garant dient te staan, dient als voorliggende voorziening een garantstelling aangevraagd te worden bij Stichting Waarborgfonds Sport (SWS). Als er een gemeentegarantie wordt verstrekt worden in principe twee separate leningen afgesloten. Voor de ene lening staat SWS borg, voor de andere lening staat de gemeente garant. De looptijd van een borgstelling is maximaal 15 jaar, de borgstelling van SWS is nooit groter dan € 250.000* en nooit kleiner dan € 25.000* per project en bedraagt maximaal de helft van de aan te trekken lening.

    * Genoemde bedragen zijn onder voorbehoud van wijzigingen in het garantiebeleid van Stichting Waarborg Fonds Sport. Gemeente Breda volg in haar garantiebeleid de minima en maxima die SWS in haar actuele garantiebeleid hanteert.

  • 3. Bij deelgaranties - garantieverlening in samenwerking met SWS - volgt de gemeente de uitkomsten van de uitgevoerde krediettoets door SWS. De gemeente zal dan in principe zelf geen krediettoets uitvoeren. Aanvullende informatie dient enkel op aanvraag van de gemeente verstrekt te worden

  • 4. Er mag niet zijn/worden begonnen met de bouw of aanleg, voordat SWS en de gemeente de borgstelling heeft afgegeven.

  • 5. Bij deelgaranties - garantieverlening in samenwerking met de Stichting Waarborgfonds Sport wordt geen risico opslag in rekening gebracht. De aanvrager dient zich te houden aan het gemeentelijk garantiebeleid.

  • 6. Bij deelgaranties hanteert de gemeente Breda de criteria die SWS aanhoudt met betrekking tot het maximum garantiebedrag voor zover niet strijdig met het gemeentelijke garantiebeleid.

  • 7. In aanvulling op artikel 8:16, derde lid, legt de aanvrager de volgende gegevens over:

    • Een offerte van de geldlening van de geldverstrekker

    • Een kopie van de afgesloten geldlening

    • Een toegewezen garantstelling van Stichting Waarborgfonds Sport

    • De onderbouwing dat er geen andere financieringsmiddelen of eigen middelen aangewend kunnen worden voor de investering waarvoor garantie wordt aangevraagd,

    • De onderbouwing dat de financieringslasten van de investering passen binnen de structureel beschikbare budgetten van de aanvrager.

Artikel 8:19 Overname

  • 1. Wanneer de vereniging gebruik maakt van de investeringsregeling ten behoeve van buitensport zoals genoemd in artikel 8:13, stemt de vereniging in met de overname van het eigendom van desbetreffende veld of kleedwasaccommodaties en daarmee het beheer en onderhoud hiervan, voorafgaand aan de realisatie van de (ver)bouwing. De grond blijft hierbij in eigendom van de gemeente. In overleg met de gemeente Breda worden afspraken gemaakt omtrent het vestigen van zakelijk recht op de grond (erfpacht of opstalrecht), beheer en onderhoud. De vereniging dient voorafgaand aan het beschikking van de subsidie hierover principe-afspraken te maken met de gemeente.

  • 2. De beschikte subsidie dient pas aangewend te worden wanneer het veld waarvoor de subsidie verstrekt wordt formeel in eigendom is overgedragen aan de sportvereniging c.q. gelieerde exploitatiestichting.

Artikel 8:20 Aanvullende weigeringsgronden

  • 1. Het college kan een subsidieaanvraag afwijzen, indien:

    • -

      de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd al in uitvoering zijn genomen;

    • -

      de aanvrager niet beschikt over een gezonde financiële positie en ledenbestand;

    • -

      de plannen niet aansluiten bij de toekomstige gebiedsontwikkeling;

    • -

      ingediende offertes niet overeenkomen met beeldvorming die het college heeft over de marktconforme prijshantering.

  • 2. Wanneer een vereniging niet in aanmerking komt voor de subsidie maar wel voor de garantieregeling benoemd in artikel 8:18 hanteert het college de lijn van het vigerend garantiebeleid van de gemeente Breda.

  • 3. .

Artikel 8:21 Aanvullende bepalingen

Alle aanvragen voor subsidie worden ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

Paragraaf 3: Specifieke nadere regels sportcoaches

[vervallen.]

Artikel 8:21 Definities

[vervallen.]

Artikel 8:22 Voor wie

[vervallen.]

Artikel 8:23 Met welk doel

[vervallen.]

Artikel 8:24 Criteria

[vervallen.]

Artikel 8:25 Aanvullende bepalingen

[vervallen.]

Hoofdstuk 9: Specifieke nadere regels mantelzorgwaardering

Artikel 9:1 vigerend beleidskader

Het beleidskader voor subsidies voor deze regels is:

  • a.

    Wmo Beleidsplan 2015: “Goede zorg doen we samen”;

  • b.

    Actieprogramma Informele zorg 2015.

Artikel 9:2 doelgroep

Een vorm van mantelzorgwaardering kan gegeven worden aan een mantelzorger die aantoonbaar structureel mantelzorg geeft aan een zorgvrager die in Breda woont. Bijvoorbeeld iemand waarmee hij/zij een sociale relatie heeft zoals familie of iemand uit vrienden- en kennissenkring.

Artikel 9:3 aanvraag en uitvoering mantelzorgwaardering

  • 1. De mantelzorger registreert zich bij de uitvoerende organisatie.

  • 2. De geregistreerde mantelzorger ontvangt de mantelzorgwaardering.

  • 3. Voor de uitvoering van de mantelzorgwaardering wordt een maximaal bedrag per jaar als subsidieplafond vastgesteld.

  • 4. De uitvoerende organisatie:

    • a.

      beoordeelt het verzoek om een mantelzorgwaardering;

    • b.

      legt verantwoording af over de uitvoering;

    • c.

      draagt zorg voor een actueel bestand van mantelzorgers;

    • d.

      draagt zorg voor het vinden van zo veel mogelijk mantelzorgers

Artikel 9:4 vorm van mantelzorgwaardering

Mantelzorgwaardering bestaat uit:

  • a.

    een eenmalige waardering in de vorm van een waardebon ter waarde van € 75.- per geregistreerde mantelzorger;

  • b.

    ondersteuning op het gebied van administratie, sociaal-emotionele hulp, training en daarmee naar het oordeel van het college naar haar aard vergelijkbare activiteiten.

Artikel 9:5 inwerkingtreding en duur regeling

Deze nadere regels treden in werking op de dag na bekendmaking en werken terug tot en met 15 maart 2016.

Hoofdstuk 10 Subsidieregeling water en groen op eigen terrein

Artikel 10:1 Begripsomschrijvingen

Groene daken

Dit zijn beplante daken met een waterbergend vermogen, een substraat laag en met een gevarieerde samenstelling van sedum beplanting, grassen en kruiden en/of vaste planten.

Groene gevels

Dit zijn grondgebonden beplante gevels die indien nodig gebruik maken van klimsteunen in de vorm van een of meerdere vaste planten. De subsidie is niet van toepassing op de aanleg van gevelsystemen.

Regenwatervoorzieningen

Dit zijn voorzieningen die regenwater vasthouden en/of laten infiltreren in de bodem. Denk hierbij aan voorzieningen met een zelfde principewerking als een verlaging in de tuin voor de tijdelijke opvang van regenwater, een regenton of een infiltratiekoffer.

Onttegelen- en vergroenen van tuinen

Dit zijn maatregelen waarin verharding wordt verwijderd en vervangen wordt door een robuuste vergroening in de voor- en achtertuin.

Artikel 10:2 Doel van de subsidieregeling

Het doel van deze subsidieregeling is het stimuleren van een maatregel(pakket):

  • 1.

    Die de afvoer van regenwater op de riolering vermindert en hiermee de kans op wateroverlast beperken;

  • 2.

    Die bijdraagt aan herstel van het natuurlijk watersysteem en hiermee verdroging van de bodem tegengaat;

  • 3.

    Die de leefomgeving voor planten en dieren bevordert;

  • 4.

    Die door het groene karakter een positieve bijdrage levert aan verkoeling van de buitenruimte.

Artikel 10:3 Doelgroep

De subsidieregeling staat open voor alle natuurlijke personen en rechtspersonen (met uitzondering van woningbouwverenigingen), die eigenaar zijn van een bestaande opstal binnen de gemeente Breda waarvoor de subsidieaanvraag wordt gedaan.

Artikel 10:4 Maatregelen en subsidiabele kosten waarop de regeling van toepassing is

  • 1. De subsidieregeling is van toepassing op de volgende categorieën van maatregelen:

    • a.

      Groene daken;

    • b.

      Groene gevels;

    • c.

      Regenwatervoorzieningen;

    • d.

      Onttegelen en vergroenen van tuinen.

  • 2. Subsidiabele kosten

    • a.

      In bijlage 2 zijn de subsidiabele kosten en werkzaamheden per maatregel benoemd.

  • 3. Niet subsidiabele kosten

    • a.

      Kosten van constructieve voorzieningen, zoals nieuwbouw of aanpassingen van dakconstructies en overkappingen en bouwkundige kosten voor schutting, prieel, pergola en muurblokken;

    • b.

      Kosten ter vervanging van bestaande beplanting en groen;

    • c.

      Kosten – gederfde inkomsten daaronder begrepen – die verband houden met de eigen inzet of de inzet van eigen personeel van de aanvrager;

    • d.

      Kosten voor het opstellen en indienen van de subsidieaanvraag.

Artikel 10:5 Werkzaamheden waarop de subsidieregeling van toepassing is

  • 1. Constructief voorbereidend onderzoek ten behoeve van aanleg groen dak

    • a.

      Het onderzoeken van de technische mogelijkheden voor het vergroenen van een bestaand dak.

  • 2. Voorbereidend onderzoek ten behoeve van aanleg regenwatervoorziening (infiltratievoorziening en wadi):

    • a.

      Voorbereidend bodemonderzoek;

    • b.

      Onderzoek grondwaterstand.

  • 3. Uitvoering maatregel(pakket)

    • a.

      Het aanschaffen en aanbrengen van een maatregel(pakket);

    • b.

      Subsidie wordt zowel verstrekt wanneer de maatregel aangelegd wordt door derden als wanneer de maatregel wordt aangelegd in eigen persoon.

  • 4. Nadere bepalingen en uitzonderingen met betrekking tot de werkzaamheden die benoemd zijn in artikel 10:5 lid 1 t/m3 waarop de subsidieregeling van toepassing is zijn opgenomen in bijlage 2.

Artikel 10:6 Maximale hoogte van het subsidiebedrag

  • 1. Jaarlijks stelt het college een totaal subsidiebedrag beschikbaar. Dit zogenoemde subsidieplafond kan jaarlijks worden aangepast. Informatie over de hoogte van het plafond is beschikbaar op de website van Gemeente Breda;

  • 2. Toekenning van een subsidie vindt plaats op basis van het voldoen aan de voorwaarden - zoals genoemd in artikel 10:9 en bijlage 2 - en op volgorde van binnenkomst;

  • 3. Er gelden maximum toe te kennen bedragen voor de maatregelpakketten, de maximum bedragen zijn gespecificeerd in bijlage 2. Aanvragen waarbij doelbewust een maatregel(pakket) is opgesplitst teneinde onder genoemde drempelwaarde te blijven worden afgewezen;

  • 4. In artikel 10:4 zijn de subsidiabele onderdelen gespecificeerd.

Artikel 10:7 Verantwoording na verstrekken van de subsidie

  • 1. Om te kunnen controleren of aan de activiteit waarvoor de subsidie is verleend is uitgevoerd verstrekt de aanvrager fotomateriaal aan het college indien dit wordt gevraagd. Het fotomateriaal dient te bestaan uit:

    • a.

      een foto van de situatie vóór aanpassing;

    • b.

      een foto van de situatie na aanleg waarmee wordt aangetoond dat de maatregel is uitgevoerd en daarmee aan de subsidievoorwaarden is voldaan.

  • 2. De aanvrager verleend toestemming om binnen vijf jaar na subsidieverlening één of meerdere controles te laten uitvoeren door of in opdracht van het college van de gemeente Breda om vast te stellen of de maatregel(pakket) daadwerkelijk is uitgevoerd, duurzaam wordt onderhouden en in stand gehouden is.

Artikel 10:8 Stapelen van subsidies

De aanvrager mag de ‘subsidie groene daken, groene gevels en regenwatervoorzieningen’ stapelen met andere subsidies van waterschap, provincie of het rijk. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:

  • 1.

    De subsidie van het college is nooit hoger dan de subsidie die de aanvrager van het waterschap, provincie of rijk ontvangt;

  • 2.

    De gestapelde subsidie die wordt uitgekeerd bedraagt nooit meer dan 100% van de totale kosten van de voorgenomen maatregelen en bijbehorende werkzaamheden;

  • 3.

    De aanvrager meldt ten allen tijde bij het college wanneer door derden een subsidie of korting is verstrekt voor dezelfde maatregel(pakket);

  • 4.

    Bij constatering van het ten onrechte hebben ontvangen van de verleende subsidie wordt het door het college verstrekte subsidiebedrag teruggevorderd.

Artikel 10:9 Indieningsvoorwaarden

  • 1. De aanvrager dient de aanvraag in met gebruikmaking van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2. De subsidieaanvraag dient uiterlijk zes weken na aanleg van de voorziening te zijn ontvangen. Bij de aanvraag benodigde gegevens zijn:

    • a.

      Volledig ingevuld aanvraagformulier;

    • b.

      Offerte(s) of factuur uitvoering van de maatregel of pakket aan maatregelen;

    • c.

      Indien van toepassing:

      • -

        Het onderzoeken van de technische mogelijkheden voor het vergroenen van een bestaand dak. Nadere bepalingen en uitzonderingen met betrekking tot constructief voorbereidend onderzoek zijn opgenomen in bijlage 2;

      • -

        Voorbereidend onderzoek ten behoeve van aanleg regenwatervoorziening (infiltratievoorziening en wadi). Nadere bepalingen en uitzonderingen met betrekking tot voorbereidend onderzoek zijn opgenomen in bijlage 2.

  • 3. Het college beslist op de aanvraag uiterlijk binnen zes weken na ontvangst van de volledige aanvraag.

  • 4. Een subsidie voor een regenton/regenzuil kan enkel in combinatie met een subsidie voor een andere maatregel, niet zijnde een andere soort regenwatervoorziening, worden aangevraagd.

Artikel 10:10 Verantwoordelijkheden

  • 1. De constructieve sterke voor de aanleg van het groen dak of gevel en de capaciteit en afvoer van de regenwatervoorziening is de verantwoordelijkheid van de aanvrager;

  • 2. De aanvraag van een eventueel benodigde (omgevings-)vergunning is de verantwoordelijkheid van de aanvrager;

  • 3. De aanvrager is verantwoordelijk voor de instandhouding en het beheer en onderhoud van de voorziening voor een periode van minimaal 5 jaar;

Artikel 10:11 Weigeringsgronden

De ingediende subsidie aanvraag wordt geweigerd indien:

  • 1.

    Het ontwerp, installatie en onderhoud van de voorziening niet deugdelijk en zorgvuldig uitgevoerd wordt/is;

  • 2.

    De maatregel wordt toegepast waarbij niet voldaan wordt aan gestelde eisen voor veiligheid, toegankelijkheid en de ruimtelijke inpassing in de openbare ruimte;

  • 3.

    De voorziening of maatregel niet voldoet aan het vastgestelde welstandbeleid, de bouwverordening of andere wet- en regelgeving.

Artikel 10:12 Afwijkingen

Het college kan desgewenst in bijzondere omstandigheden afwijken van de beleidsregels en besluiten om een subsidie met een waarde hoger dan € 10.000,- toe te kennen.

Hoofdstuk 11 Specifieke nadere regels subsidies bereikbaarheidsmaatregelen (Betere Benutten Vervolg) Breda 2017

Artikel 11:1 toepassingsbereik

Dit hoofdstuk is van toepassing op aanvragen voor subsidie die betrekking hebben op het terrein van mobiliteitsaanpak zoals beschreven in het kader “structuurvisie Breda 2030” door de raad aangenomen op 26 september 2013.

Artikel 11:2 Wat/waarvoor kan subsidie worden verstrekt

Het doel van deze subsidie is om activiteiten te stimuleren die bijdragen aan de doelstelling vanuit de aanpak van Beter Benutten Vervolg en de Bredaase aanpak hierbinnen: Multimodale Mobiliteitsaanpak Breda. Deze aanpak richt zich op een verbetering van de stedelijke bereikbaarheid ter versterking van de economie en heeft oog voor de verbetering van de leefbaarheid.

Subsidie kan worden verstrekt voor initiatieven die bijdragen aan deze doelstelling.

Artikel 11:3 Voor wie

  • 1.

    Voor subsidie op grond van dit hoofdstuk komt in aanmerking de community Claudius Prinsenlaan;

    dit is een samenwerkingsverband binnen een bepaald gebied met als doel de bereikbaarheid van deze gebieden op korte termijn te verbeteren.

    Deelnemers aan deze community zijn de volgende werkgevers:

    • -

      Avans;

    • -

      NHTV;

    • -

      Amphia;

    • -

      Trip van Zoudtland kazerne;

    • -

      Revant;

    • -

      gemeente Breda.

  • 2.

    Een aanvraag voor een subsidiebijdrage dient in afwijking van het bepaalde in de ASV door een organisatie/ bedrijf ingediend te worden en dient mede ondertekend te worden door minimaal 2 andere organisaties/ bedrijven uit de community waar de maatregel betrekking op heeft.

Artikel 11:4 Criteria

Om in aanmerking te komen voor een subsidiebijdrage voor een maatregel op het gebied van mobiliteit dient de aanvrager te voldoen aan de volgende criteria:

  • a.

    de maatregel moet bijdragen aan een verbetering van de bereikbaarheid door het voorkomen van ritten per auto in de spitsperioden; bijvoorbeeld door maatregelen die de automobiliteit in de spitsperioden stimuleren de rit te voorkomen, te veranderen en/ of gebruik te maken van een andere modaliteit dan de auto;

  • b.

    het effect van de maatregel moet vooraf worden ingeschat en worden uitgedrukt in het verwachte aantal spitsmijdingen; hierbij moet onderscheid worden gemaakt in doelgroepen (werknemers, scholieren, bezoekers, bewoners etc.); ter indicatie wordt uitgegaan van € 1.000,- benodigd budget per spitsmijding;

  • c.

    de maatregel moet in de tijd een duurzaam karakter hebben;

  • d.

    ten minste 55 % van de totale kosten van een maatregel is afkomstig uit andere inkomstenbronnen;

  • e.

    het subsidiebedrag per maatregel bedraagt maximaal € 100.000,-;

  • f.

    een maatregel dient voor 1 juli 2018 te worden gerealiseerd en geëvalueerd.

Artikel 11:5 Procedure

  • 1.

    Aanvragen voor subsidies voor initiatieven van community’ s kunnen tot en met 1 juni 2018 worden ingediend.

  • 2.

    Een aanvraag moet worden ingediend met gebruikmaking van het daartoe door het college vastgestelde formulier.

  • 3.

    Alvorens het college beslist op een verzoek voor een subsidiebijdrage, vraagt zij een advies aan de toetsingsgroep; deze groep bestaat uit de programma manager Beter Benutten gemeente Breda en de provinciaal projectleider Brabant mobiliteitsnetwerk.

  • 4.

    Binnen vier weken na indiening van een volledige aanvraag, beslist het college.

  • 5.

    Binnen vier weken na afronding van het project, maar uiterlijk op 1 juli 2018 dient de aanvrager bij het college een verzoek in tot vaststelling van de verleende subsidiebijdrage.

Artikel 11:6 Looptijd

Deze regels vervallen per 1 januari 2019.

Hoofdstuk 12 Specifieke nadere regels subsidie “Toegepaste Technologie en Creativiteit Breda”

Artikel 12:1 Vigerend beleidskader

Het beleidskader voor de subsidies uit dit hoofdstuk is de Economische Visie Breda, zoals vastgesteld door de raad op 12 september 2019.

Artikel 12:2 Doel

Voor subsidie op grond van deze paragraaf komen in aanmerking projecten die bijdragen aan de doelen van de Economische Visie Breda zijnde het toepassen van nieuwe technologie en creativiteit in de praktijk met als doel het versterken van de economische kracht en werkgelegenheid binnen de gemeente Breda. Daarvan is sprake indien het project zich richt op het toepassen van nieuwe technologie en/of creativiteit en tegelijkertijd een bijdrage levert aan één of meer van de volgende doelstellingen:

  • a.

    Ontwikkelen van nieuwe marktkansen en nieuwe bedrijvigheid in de gemeente Breda;

  • b.

    Groei van de werkgelegenheid in de gemeente Breda;

  • c.

    Het genereren van oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen in de gemeente Breda, zoals op het vlak van zorg, mobiliteit en duurzaamheid;

  • d.

    Toekomstfit maken van het Bredase MKB bijvoorbeeld wat betreft digitalisering en verduurzaming;

  • e.

    Leveren van een aanzienlijke bijdrage aan de start of vorming van een met duidelijke randvoorwaarden omschreven ecosysteem in de gemeente Breda;

  • f.

    Skills-development van Bredase talenten en beroepsbevolking op het gebied van nieuwe technologie.

  • g.

    Behoud van talent/afstudeerders uit het onderwijs in de gemeente Breda.

Artikel 12:3 Voor wie

  • a. De subsidie kan alleen aangevraagd worden door een samenwerkingsverband van ten minste twee rechtspersonen waarvan één van de deelnemers penvoerder is voor het college. Het samenwerkingsverband stelt de penvoerder aan.

Artikel 12:4 Criteria

Het verzoek om subsidie dient aan elk van de volgende eisen te voldoen:

  • a.

    het project komt ten goede aan activiteiten die een substantiële economische waarde in Breda genereren, maar die partijen zonder subsidie niet kunnen financieren, omdat financiering niet leidt tot direct toerekenbare inkomsten of omdat het investeringsrisico zonder subsidie te groot is;

  • b.

    het project dient een groter belang dan het individuele belang van de aanvragende partij;

  • c.

    het project is niet alleen gericht op kennisontwikkeling; er dient perspectief te zijn op economisch rendement in relatie tot concurrentiepositie en werkgelegenheid;

  • d.

    het project heeft een sluitende begroting waarbij ten minste 50 % van de dekking van de begroting afkomstig is uit andere inkomstenbronnen dan van de Gemeente Breda;

  • e.

    het project heeft maximaal een looptijd van twee jaar.

  • f.

    de subsidie kan maximaal € 50.000,00 per project bedragen;

Artikel 12:5 Procedure

  • a. Een verzoek om subsidie wordt ingediend met gebruikmaking van het daartoe door het college vastgestelde formulier;

  • b. De aanvragen kunnen tweemaal per jaar worden ingediend en wel in 2020 vóór 1 juni en vóór 1 oktober; voor de jaren 2021 en volgende vóór 1 maart en vóór 1 september van het betreffende jaar;

  • c. Het subsidieplafond bedraagt €300.000,- per jaar. In afwijking van het bepaalde in artikel 1:6 lid 3 van de Nadere regels wordt het subsidiebudget als volgt over het jaar verdeeld: voor de voorjaarsronde is maximaal twee derde beschikbaar en voor de najaarsronde het restant van het betreffende jaar;

  • d. Alvorens het college op de aanvragen om subsidie een besluit neemt, vraagt zij een interne commissie om advies. Bij de advisering door de interne commissie wordt getoetst of het project voldoet aan het doel en de criteria van deze regeling en wordt de kwaliteit en diversiteit van het aanbod van projecten beoordeeld.

  • e. Alle aanvragen die tijdig en volledig zijn, en voldoen aan de criteria van artikel 12:4, concurreren om het beschikbare budget via een rankingsysteem. De aanvragen worden met elkaar vergeleken op basis van de criteria en weging zoals vermeld in artikel 12:5, lid f. De hoogst scorende in de ranking krijgen subsidie totdat het beschikbare subsidieplafond bereikt is. Dreigt het subsidieplafond te worden overschreden door meerdere aanvragen met een gelijk aantal punten in de ranking, dan zal worden overgegaan tot loting.

  • f. Punten ten behoeve van de ranking worden toegekend aan de hand van onderstaande selectie- en wegingscriteria:

    Criterium

    Maximale toekenning punten

    Weging

    Maximale totaalscore

    Toelichting

    Effectiviteit

    15 punten

    5

    75

    Mate waarin wordt bijgedragen aan de beleidsdoelen zoals genoemd in artikel 12.2

    Haalbaarheid / Kans op succes

    10 punten

    3

    30

    Kans dat het project succesvol uitgevoerd wordt en een blijvend effect creëert

    Efficiëntie

    5 punten

    2

    10

    Redelijkheid van de kosten die voor de activiteiten gemaakt worden in verhouding tot het te bereiken effect

     
     
     

    115

     

    Voorstellen dienen een totaalscore van ten minste 75 te hebben om voor subsidie in aanmerking te komen.

Artikel 12:6 Verplichtingen

Het college kan de subsidieontvanger verplichten de opgedane kennis en ervaringen bij de uitvoering van het project volgens een nader af te spreken methode te delen met het college, zodanig dat deze beschikbaar komt voor andere en vervolginitiatieven die bijdragen aan de economische ontwikkeling van Breda.

Hoofdstuk 13 Specifieke nadere regels Evenementen

Artikel 13:1 Vigerend beleidskader

Het beleidskader voor subsidies uit dit hoofdstuk is de “Nota Evenementenbeleid Breda 2017”, zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 13 juli 2017.

Artikel 13:2 Voor wie

Voor subsidie op grond van deze paragraaf komen in aanmerking:

  • 1.

    organisatoren van evenementen die binnen de gemeente Breda plaatsvinden;

  • 2.

    organisatoren van evenementen die gedeeltelijk buiten de gemeente Breda plaatsvinden, uitsluitend indien het belang van het evenement voor de gemeente Breda groot genoeg is. Daarnaast zijn één of meer van onderstaande uitgangspunten van toepassing:

    • -

      de organisatie van het gehele evenement is binnen Breda redelijkerwijs niet mogelijk;

    • -

      het betreft een evenement dat over de gemeentegrenzen gaat en/of meerdere (festival) locaties heeft;

    • -

      het betreft een evenement dat door de gemeente Breda in gezamenlijkheid met andere gemeenten wordt ondersteund.

Artikel 13:3 Wat

Met inachtneming van het in artikel 13:1 genoemde beleidskader kan een subsidie worden verstrekt voor de organisatie van een evenement. Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt op basis van de in artikel 13:4 genoemde criteria.

Artikel 13:4 Criteria

  • 1. Voor subsidie op grond van deze paragraaf komen in aanmerking evenementen die bijdragen aan de doelen genoemd in het beleidskader “Nota Evenementenbeleid Breda 2017”.

    De evenementen dienen dan te voldoen aan de volgende uitgangspunten:

    • a.

      de subsidie aan een evenement wordt beschikt onder voorbehoud van het verkrijgen van de benodigde vergunning(en) voor het betreffende evenement. Indien de benodigde vergunning(en) niet verleend wordt / worden, houdt dit in dat het beschikte subsidiebedrag moet worden terugbetaald;

    • b.

      het evenement conflicteert niet met andere evenementen voor wat betreft inhoud, doelgroep, datum / tijd en plaats;

    • c.

      de organisator heeft oog voor de omgeving waarin het evenement georganiseerd wordt. Dit houdt in zorgvuldige communicatie en respectvolle omgang met omwonenden en omgeving en het tot een minimum beperken van de overlast;

    • d.

      de organisator beschikt aantoonbaar over de benodigde organisatiekracht en professionaliteit om het evenement te realiseren. Indien het een nieuwe organisator betreft, zal de in artikel 13:5, lid 3 genoemde adviescommissie hiervan een inschatting maken.

    • e.

      indien het evenement in het voorgaande jaar ook subsidie heeft ontvangen, geldt dat de integrale evaluatie van de voorgaande editie positief was. Indien dit niet het geval is, kan dit gevolgen hebben voor de (hoogte van de) subsidie.

    • f.

      een subsidie kan nooit meer bedragen dan een derde van de totale begroting van een evenement.

  • 2. De subsidieverzoeken zullen worden beoordeeld op de volgende criteria:

    • a.

      Sociaal-maatschappelijke relevantie en traditie

      • -

        de mate van draagvlak onder Bredase bevolking;

      • -

        de mate van versterking van de sociale cohesie;

      • -

        lokale verankering bij ondernemers, instellingen, organisaties en andere partijen;

      • -

        de mate waarin een evenement een traditie is (geworden).

    • b.

      Stadspromotie / citymarketing

      • -

        de verwachte publiciteitswaarde van een evenement voor de stad;

      • -

        de mate waarin een evenement de inhoud en betekenis van ‘Het Verhaal van Breda’ lading geeft;

      • -

        de kwaliteit van het marketingplan van het evenement.

    • c.

      Doelgroep

      • -

        kwantiteit van de doelgroep: hoeveel mensen worden bereikt;

      • -

        kwaliteit van de doelgroep: de mate waarin het evenement zich richt op een specifieke doelgroep die van belang is voor de stad (bijvoorbeeld blijkend uit andere beleidsdoelstellingen).

    • d.

      Economische spin-off

      • -

        de mate van stimuleren economische activiteit en werkgelegenheid;

      • -

        de mate van bevorderen uitgaven in de stad (detailhandel, horeca);

      • -

        de mate van bevorderen meerdaags verblijf in de stad (bevorderen toerisme en stimuleren van terugkerend bezoek).

    • e.

      Innovatie

      • -

        de mate van uniciteit ten opzichte van het totale evenementenaanbod;

      • -

        de mate van vernieuwing ten opzichte van voorgaande edities van het betreffende evenement;

      • -

        Stimuleren van lokaal talent (broedplaatsfunctie).

    • f.

      Excelleren

      • -

        de mate waarin een evenement boven het gemiddelde niveau uitstijgt. Een evenement kan op verschillende gebieden excelleren.

    • g.

      Aanjager van gebiedsontwikkeling

      • -

        de mate waarin een evenement een impuls geeft aan een gebied dat de gemeente in de toekomst wil ontwikkelen of om een andere reden wil stimuleren.

    • h.

      Duurzaamheid

Artikel 13:5 Procedure

  • 1. De organisator van een evenement dient vóór 1 oktober in het jaar voorafgaand aan het evenement aan het college het evenement een aanvraag voor een subsidie in. Voor 2018 geldt dat subsidieaanvragen voor 1 februari 2018 moeten zijn ingediend.

  • 2. Een verzoek om subsidie voor de organisatie van een evenement wordt met gebruikmaking van het daartoe door het college vastgestelde formulier ingediend.

  • 3. Het college stelt een (interne) adviescommissie in, die tot taak heeft te adviseren over de aanvragen om subsidie om een evenement te organiseren.

  • 4. Indien een organisator van een evenement later dan 1 oktober indient, dient deze uiterlijk 13 weken vóór aanvang van het evenement te worden ingediend.

  • 5. Het college kan besluiten een aanvraag die later dan 1 oktober is ingediend af te wijzen.

Hoofdstuk 14 Specifieke nadere regels Uitvoeringsprogramma Klimaat 2017-2010

Artikel 14:1 Vigerend beleidskader

Het beleidskader voor de subsidies uit dit hoofdstuk wordt gevormd door de Bredase Klimaatnota “Steek positieve energie in het klimaat” uit 2008, de “Duurzaamheidsvisie Breda 2030” uit 2015, en de nota “ Strategie Duurzame Energietransitie, gemeente Breda (Update 2016), gekoppeld aan de lange termijn klimaatdoelstelling Breda CO2 neutraal 2044, zoals vastgesteld door het college als integraal onderdeel van het uitvoeringsprogramma klimaat 2017-2020, op 20 maart 2017. Daarnaast is eveneens het vastgestelde beleidskader “Impuls Ruimtelijke Adaptatie” uit 2016 van kracht.

Artikel 14:2 Doel

Voor subsidie op grond van deze paragraaf komen in aanmerking projecten die bijdragen aan de doelen van het gemeentelijk Klimaatbeleid (vastgelegd in de beleidsnota Steek Positieve Energie in het Klimaat uit 2008) zijnde “Breda is een CO2-neutrale gemeente in 2044” en het doel “Breda Klimaatbestendig in 2050”. Daarvan is sprake indien het project, in combinatie met een CO2-reductie, een bijdrage levert aan één of meer van de andere doelstellingen uit de Actsheet Energie & klimaatmitigatie van de Duurzaamheidsvisie Breda 2030:

  • a.

    45% CO2-reductie (t.o.v. 2006) in 2020

  • b.

    realisatie van de projecten opgenomen in het Uitvoeringsprogramma Klimaat 2017-2020

  • c.

    verlaging van de woon- en bedrijfslasten door middel van klimaatprojecten

  • d.

    bevordering van duurzame bedrijvigheid bevordering van nieuwe samenwerkingsvormen

  • e.

    ontwikkeling van duurzame werkgelegenheid op stedelijk niveau

  • f.

    toewerken naar een klimaatbestendige leefomgeving

De verleende projectsubsidies worden gedekt uit het reguliere jaarlijkse UPK-budget + eventueel beschikbare aanvullende middelen.

Artikel 14:3 Voor wie

  • 1. Naast rechtspersonen kunnen ook particuliere buurtprojecten vanaf een beoogd CO2-reductiedoel van min. 200gr per ingezette Euro, subsidie aanvragen

  • 2. Indien de subsidieaanvraag wordt ingediend door een samenwerkingsverband van rechtspersonen dan is één van de deelnemers penvoerder (naar het college toe).

Artikel 14:4 Toekenningsvoorwaarden

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt, indien:

    • a.

      het project een substantiële bijdrage levert aan de klimaatdoelen van Breda , waar de marktpartijen zonder subsidie deze niet tot het stadium voor realisatie en financiering kunnen brengen, omdat financiering niet leidt tot direct toerekenbare inkomsten of omdat het investeringsrisico zonder subsidie voor hen te groot wordt geacht;

    • b.

      het project een groter belang dient dan het individuele belang van de aanvragende partij en als oogmerk of effect heeft dat wordt bijgedragen aan schaalsprong, clusterkracht of het innovatief vermogen;

    • c.

      projecten niet alleen gericht zijn op kennisontwikkeling; er dient perspectief te zijn op feitelijke CO2-reductie; projecten worden o.a. hierop getoetst op economisch rendement en creatie van werkgelegenheid via een door het College formeel vastgestelde scorings-systematiek, het Toetsingskader UPK Uitvoeringsprogramma Klimaat.

    • d.

      een aanvullende toets aan landelijk en gemeentelijk beleid van de projectvoorstellen vindt plaats door middel van ranking van de projecten op basis van de eveneens vastgestelde waarderings-systematiek:

      • 1.

        passend in de Strategie Duurzame Energietransitie van de gemeente Breda;

      • 2.

        evenwicht in thema’s;

      • 3.

        beschikbare middelen;

      • 4.

        overlap projectdoelen;

      • 5.

        samenwerking tussen projecten.

Artikel 14:5 Procedure

  • 1. De aanvragen kunnen per jaar worden ingediend. Voor 2018 kunnen aanvragen worden ingediend van 30 oktober tot en met 1 december  2017;

  • 2. Een aanvraag moet worden ingediend met gebruikmaking van het daartoe door het college vastgesteld formulier met een Projectbeschrijving Uitvoeringsprogramma Klimaat 2017-2020 (met eventueel een verzoek tot ondersteuning);

  • 3. Aanvragers van lopende projecten, die voor het volgend kalenderjaar opnieuw subsidie hebben aangevraagd, kunnen hun project op eigen risico voortzetten gedurende de beoordeling van hun aanvraag;

  • 4. De subsidie kan maximaal € 100.000,00 per project bedragen;

  • 5. Het is niet toegestaan, zonder overleg met de subsidieverstrekker, winst te maken bij de uitvoering van het project , op de verstrekte subsidie.

  • 6. Alvorens het college op de aanvragen om subsidie een besluit neemt, vraagt zij een (extern) adviseur om advies. Bij de advisering door de interne commissie wordt getoetst of het project voldoet aan het doel en de (bovengenoemde 5 selectiecriteria) van deze regeling en wordt de kwaliteit en diversiteit van het aanbod van projecten beoordeeld.

  • 7. Bij onvoldoende financiële ruimte voor het toekennen van de subsidie in het betreffende jaar wordt aan de hand van een prioriteitentoetsing bepaald welke van de projecten als eerste worden gehonoreerd, in de eerstvolgende subsidieronde

  • 8. Bij het niet voldoen aan de afgesproken prestaties, wordt de subsidie inhoudelijk gemotiveerd na beoordeling van de omstandigheden, mogelijk naar beneden bijgesteld.

Artikel 14:6 Verplichtingen

Het college kan de subsidieontvanger verplichten de opgedane kennis en ervaringen bij de uitvoering van het project volgens een nader af te spreken methode te delen, zodanig dat deze beschikbaar komt voor andere en vervolginitiatieven.

Artikel 14:7 Doorlopende projecten

Er is géén automatische garantie op vervolgsubsidiering bij doorlopende projecten uit 2017. Aanvragers met doorlopende projecten uit 2017 kunnen het project op eigen risico voortzetten per 1 januari 2018

Hoofdstuk 15 Specifieke nadere regels 75 jaar Vrijheid Breda

Artikel 15:1 Vigerend beleidskader

Het beleidskader voor de subsidies uit dit hoofdstuk zijn de Nota Factor C 2009-2020, zoals deze is vastgesteld door de raad op 30 oktober 2008 en de Nota Erfgoed in context, zoals vastgesteld door de raad op 14 februari 2008 en de notitie van uitgangspunten erfgoed “Grondstof voor de toekomst” zoals vastgesteld door het college op 12 juni 2017.

Artikel 15:2 Wat

Binnen deze specifieke nadere regels kennen we een project subsidiebijdrage bestemd voor de daadwerkelijke kosten van projecten / initiatieven in het teken van 75 jaar Vrijheid Breda.

Artikel 15:3 Wie

Subsidies als bedoeld in dit hoofdstuk zijn bestemd voor initiatiefnemers, die de activiteiten in Breda uitvoeren.

Artikel 15:4 Criteria

Voor een project subsidiebijdrage moeten de activiteiten voldoen aan de volgende doelstellingen:

  • -

    een impuls voor een nieuwe balans herdenken en vrijheid vieren;

  • -

    eigentijds en toekomstgericht

  • -

    aansluiten bij de verhaallijnen Polen/Maczek, Indië, de Vlucht;

(zie ook: https://www.brabantremembers.com/verhalen);

 

en daarnaast moeten de projecten voldoen aan de volgende criteria:

  • -

    tenminste 50 % van de begroting van het project is afkomstig uit andere inkomsten zoals eigen middelen en/of cofinanciering;

  • -

    de aanvrager dient samen te werken met lokale en/of bovenlokale partijen, zowel financieel als inhoudelijk

Artikel 15:5 Procedure

  • 1. Aanvragen voor subsidies op grond van dit hoofdstuk worden ingediend door middel van een door het college vastgesteld formulier, met een projectplan en een gedetailleerde beschrijving.

  • 2. Aanvragen voor een project subsidiebijdrage kunnen het gehele jaar door worden ingediend, maar moeten minimaal zes weken voor aanvang van de uitvoering van de activiteit worden ingediend.

  • 3. De aanvragen worden voorgelegd ter beoordeling aan een interne adviescommissie; deze commissie wordt bijgestaan door een externe adviseur.

Hoofdstuk 16 gereserveerd

Hoofdstuk 17 gereserveerd

Hoofdstuk 18 gereserveerd

Hoofdstuk 19 gereserveerd

Hoofstuk 20 Slotbepaling

Artikel 20:1 Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, een of meerdere artikelen van deze nadere regels buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing, gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger, leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 20:2 Inwerkingtreding en overgangsrecht

  • 1. ‘De Nadere Regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2017’ treden in werking met ingang van de dag na die van bekendmaking.

  • 2. De ‘Nadere Regels subsidieverstrekking Gemeente Breda 2016’ worden ingetrokken met ingang van de dag na die van bekendmaking als bedoeld in het eerste lid, met dien verstande dat zij van kracht blijven op aanvragen die betrekking hebben op 2016 en eerder, alsmede op besluiten die naar aanleiding van die aanvragen zijn of worden genomen. Voor zover er ingevolge het overgangsrecht behorend bij de ‘Nadere Regels subsidieverstrekking Gemeente Breda 2016’ op aanvragen als bedoeld in de eerste volzin andere regels van toepassing zijn verklaard, blijven deze van toepassing op die aanvragen.

  • 3. Aanvragen voor subsidie voor het kalenderjaar 2017 en verder, ingediend vóór 1 januari 2017 worden afgedaan volgens de ‘Nadere Regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2017’.

Artikel 20:3 Citeertitel

Deze nadere regels worden aangehaald als ‘Nadere regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2017’

Bijlage I bij de vierde wijziging van de Nadere regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2017, bedoeld in artikel 1:7, vierde lid, onder a, van de Nadere regels subsidieverstrekking gemeente Breda 2017

Menukaart Social Return

Soort en eventuele duur van de uitkering

(op basis van jaarcontract uitkeringsvrij)

Waarde Social Return

Invulling Baanafspraak

€ 45.000,-

Participatiewet*

€ 25.000,-

WW ‹ 1 jaar

€ 10.000,-

WW › 1 jaar

€ 15.000,-

WIA / WGA / WAJONG ‹ 2 jaar

€ 15.000,-

WIA / WGA / WAJONG › 2 jaar

€ 25.000,-

BBL-traject

€ 10.000,-

BOL-traject

reële stagevergoeding, max. € 2.000,-

WSW-inzet

betaalde rekeningen aan SW-bedrijf

Activiteiten voor de doelgroep**

€ 1.500,- per dagdeel van 4 uur

* Bij aanvraag van loonkostensubsidie wordt deze in mindering gebracht op de vervulling Social Return.

** Deze activiteiten dienen de uitstroom uit de uitkering te bevorderen, en laten ruimte voor een creatieve invulling.

Bijlage 2: Voorwaarden behorend bij de Subsidieregeling ‘water en groen op eigen terrein’ van de gemeente Breda

Artikel A: Nadere bepalingen voor het aanbrengen van een groen dak

Voor de aanvraag van een subsidie dient een volledig ingevuld subsidieformulier te worden ingediend (www.breda.nl/subsidies).

Constructief onderzoek

In het geval de aanvrager een factuur voor constructief onderzoek indient dient deze factuur minimaal een omschrijving van de uitgevoerde werkzaamheden te bevatten.

Werkzaamheden groen dak

Op de offerte of factuur van de maatregel dient het volgende te worden vermeld:

  • Aantal vierkante meter te vergroenen dakoppervlak;

  • Technische beschrijving waarop o.a. de volgende punten worden vermeld:

    • a.

      Waterbergend vermogen in l/m2;

    • b.

      Substraatdikte in mm;

    • c.

      Totaal aantal toegepaste soorten;

  • Kosten verdeling voor werkzaamheden

    • a.

      Aanlegkosten;

    • b.

      Transportkosten;

    • c.

      Materiaalkosten.

Subsidievoorwaarden

Constructief onderzoek

Subsidiabele kosten voor advies voor de aanleg van het groen dak bedragen:

  • a.

    bij een groen dak oppervlak tot 100 m2 maximaal € 250,-;

  • b.

    bij een groen dak oppervlak groter dan 100 m2 maximaal € 350,-.

  • c.

    Gemaakte advieskosten worden enkel gesubsidieerd wanneer het groen dak daadwerkelijk wordt aangelegd.

Aanleg groen dak

De hoogte van de subsidie is afhankelijk van de aard van het groen dak.

 

Subsidiebedrag

€ 20,-/m2

waterbergend vermogen1 (l/m2)

≥ 25

substraatdikte (mm) 2

≥ 60

aantal soorten

≥ 8

maximum subsidiebedrag natuurlijke personen

€ 3.000,-

maximum subsidiebedrag

stichtingen en bedrijven

€ 10.000,-

1 Het waterbergend vermogen dient te worden bepaald volgens de onderzoeksmethode van het FLL (Forschungsgesellschaft Landschaftsentwicklung Landschaftsbau).

2 Bepaald aan de hand van het onderzoek door Green deal groene daken – facts and values factsheet groen daken - https://www.greendealgroenedaken.nl/facts-values/ ).

Artikel B: Nadere bepalingen voor het aanbrengen van grondgebonden groene gevel

Voor de aanvraag van een subsidie dient een volledig ingevuld subsidieformulier te worden ingediend (www.breda.nl/subsidies).

Bij de aanvraag dienen minimaal de volgende onderdelen te worden meegeleverd:

  • Offerte/factuur waarop vermeld staat:

    • a.

      Kosten aanbrengen voorzieningen/steunpunten aan gevel (indien van toepassing);

    • b.

      Kosten voor beplanting;

    • c.

      Kosten voor verwijderen verharding;

  • Situatieschets huidige en nieuwe situatie.

Aandachtspunten

  • -

    De aanvrager draagt zelf verantwoordelijkheid voor de aanvraag van een eventuele omgevingsvergunning zoals genoemd in nadere regels – artikel 10:10;

  • -

    De subsidie is niet van toepassing op groene gevelsystemen zoals genoemd in artikel 10:3.

Subsidievoorwaarden

De hoogte van de subsidie bedraagt 30% van de kosten van de maatregel met een plafondbedrag conform onderstaande tabel:

 

Maximale subsidie

maximum subsidiebedrag natuurlijke personen

€500,-

maximum subsidiebedrag

stichtingen en bedrijven

€1500,-

Artikel C: Nadere bepalingen voor het aanbrengen van een regenwatervoorziening

Voor de aanvraag van een subsidie dient een volledig ingevuld subsidieformulier te worden ingediend (www.breda.nl/subsidies).

  • 1.

    Regenton/regenzuil/waterschutting

    Bij de aanvraag dienen minimaal de volgende onderdelen te worden meegeleverd:

    • Factuur waarop vermeld staat:

      • a.

        Het type voorziening;

      • b.

        Inhoud van de regenwatervoorziening in liters;

    • Foto van de voorziening.

  • Subsidiabele kosten

    • Materiaal regenwatervoorziening;

    • Aansluitmateriaal (b.v. koppelstukken).

  • 2.

    Infiltratievoorziening/wadi

    Bij de aanvraag dienen minimaal de volgende onderdelen te worden meegeleverd:

    • Offerte/factuur waarop vermeld staat:

      • a.

        Het type voorziening;

      • b.

        De inhoud van de regenwatervoorziening in liters;

    • Begeleidend document met daarin:

      • a.

        Situatieschets bestaande situatie;

      • b.

        Situatieschets nieuwe situatie;

    • Indien van toepassing: factuur van gemaakte voorbereidende kosten:

      • a.

        Bodemonderzoek;

      • b.

        Onderzoek grondwaterstanden;

  • Subsidiabele kosten:

    • Materiaal regenwatervoorziening;

    • Aansluitmateriaal (b.v. koppelstukken);

    • Graafwerkzaamheden uitgevoerd door derden;

    • Voorbereidende kosten (bodemonderzoek en onderzoek grondwaterstanden).

Subsidievoorwaarden

De hoogte van de subsidie bedraagt 30% van de kosten van de regenwatervoorziening met plafondbedrag en voorwaarden conform onderstaande tabel:

 

Maximum subsidiebedrag

Maximum aan te vragen aantal

Regenton/regenzuil

  • -

    De voorziening kan niet solitair worden aangevraagd, hij dient met minimaal één andere maatregel te worden gecombineerd

  • -

    Minimale inhoud van 100 liter

€ 250,-

2

Waterschutting met een minimale inhoud van 100 liter

€ 700,-

n.v.t.

infiltratievoorziening zoals een infiltratiekoffer, grindkoffer of gelijkwaardig alternatief

€ 500,-

n.v.t

Verlaging in de tuin, wadi of gelijkwaardig alternatief

€ 1.200,-

n.v.t.

Artikel D: Nadere bepalingen voor het onttegelen en vergroenen van tuinen

Voor de aanvraag van een subsidie dient een volledig ingevuld subsidieformulier te worden ingediend (www.breda.nl/subsidies).

Bij de aanvraag dienen minimaal de volgende onderdelen te worden meegeleverd:

  • Offerte/factuur waarop vermeld wordt:

    • a.

      Aantal m2 te ontstenen en te vergroenen oppervlak;

    • b.

      Beplantingssoorten en aantallen;

  • Situatieschets oude situatie;

  • Situatieschets nieuwe situatie.

Subsidievoorwaarden

De hoogte van de subsidie bedraagt €10,- per vierkante meter. Het maximumbedrag bedraagt €1.500.