Regeling vervallen per 01-01-2018

Regeling generatiepact gemeente Brummen

Geldend van 01-10-2015 t/m 31-12-2017

Intitulé

Regeling generatiepact gemeente Brummen

Burgemeester en wethouders van Brummen hebben besloten om:

  • 1.

    Het collegebesluit met kenmerk BW15.0586 en regeling Generatiepact gemeente Brummen met kenmerk INT15.2086 in te trekken.

  • 2.

    De twee voorstellen uit de instemmingsbrief van het GO (met kenmerk 15.007474) over te nemen.

  • 3.

    De regeling Generatiepact met kenmerk INT15.2411 als nieuwe tijdelijke regeling (van 1 oktober 2015 tot 1 januari 2018) voor de gemeente Brummen vast te stellen.

Inleiding

Deze regeling is een nieuw, tijdelijk instrument in het kader van het `Plan Levensfasebewust personeelsbeleid 2010 e.v.`. Het biedt oudere medewerkers de mogelijkheid om minder te werken,  waardoor het mogelijk is om op kortere termijn jonge instroom te bevorderen, loopbaanafspraken met medewerkers te realiseren en toe te werken naar een compacte organisatie (speerpunt uit ‘bestuursprogramma 2015-2018 Schakelen naar de toekomst’). In het kader van strategisch personeelsmanagement heeft deze regeling dus invloed op de in-, door- en uitstroom van de gemeente Brummen.

Artikel 1. Begripsomschrijving

Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    medewerker: de ambtenaar als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder a, juncto artikel 1:2 van de CAR;

  • b.

    functie: de functie als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder b, van de CAR;

  • c.

    bezoldiging: de bezoldiging als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid onder c, van de CAR (per 1 januari 2016 vervalt dit begrip als gevolg van de invoering van een nieuw hoofdstuk 3 van de CAR/UWO, waar bezoldiging in deze regeling staat wordt na 1 januari 2016 bedoeld: salaris, salaristoelagen, vakantietoelage en eindejaarsuitkering);

  • d.

    CAR: de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling voor de sector Gemeenten;

  • e.

    UWO: de landelijk overeengekomen uitwerkingsovereenkomst van de CAR;

  • f.

    volledige betrekking: de betrekking als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid onder k, van de CAR.

  • g.

    arbeidsduur: de vooraf vastgestelde omvang van het aantal uren in een bepaalde periode gedurende welke door de medewerker arbeid moet worden verricht;

  • h.

    formele arbeidsduur per week: de arbeidsduur volgens de aanstelling;

  • i.

    feitelijke arbeidsduur per week: de arbeidsduur zoals die voor de ambtenaar voor een bepaalde week is vastgesteld;

  • j.

    verlofuren: het aantal uren vakantie per jaar waarop de medewerker recht heeft, met behoud van bezoldiging.

Artikel 2. Toepassing

  • 1. Deze regeling is van toepassing op medewerkers die gedurende de looptijd van deze regeling 60 jaar of ouder zijn.

  • 2. Medewerkers die minimaal 1 jaar voor ingangsdatum van deze regeling zijn aangesteld mogen hiervan gebruik maken.

  • 3. Voor medewerkers die van deze regeling gebruik willen maken, geldt dat zij tot het moment waarop zij de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt (ook als deze datum na 31 december 2017 ligt) of de aanstelling wordt beëindigd, op basis van deze regeling korter kunnen werken.

  • 4. Op de in voorgaand lid gemaakte afspraak kan niet worden teruggekomen, de vrijgekomen uren worden immers gebruikt voor het aantrekken van jonge medewerkers, eventueel na het bevorderen van de doorstroom. De vrijgekomen uren kunnen ook worden gebruikt voor de ontwikkeling naar een compacte organisatie, voor zover er taken wegvallen.

  • 5. Bij toepassing van deze regeling wordt uitgegaan van de formele arbeidsduur per week vóór een eventuele tijdelijke aanpassing van de arbeidsduur (zoals beschreven in artikel 2:7, eerste en tweede lid, van de CAR).

  • 6. De minimale feitelijke arbeidsduur na gebruikmaking van de regeling is 18 uur per week, waarbij de medewerkers 3 dagen aanwezig is.

  • 7. De feitelijke arbeidsduur per week wordt conform de ‘regeling werktijden en verlof gemeente Brummen’ bepaald.

  • 8. Een verzoek om gebruik te mogen maken van deze regeling wordt gehonoreerd, tenzij zwaarwegende belangen van de dienst zich daartegen verzetten.

Artikel 3. Spelregels 80-90-100

  • 1. Een medewerker van 60 jaar en ouder kan gebruik maken van de 'regeling 80-90-100'. De medewerker werkt 80% van de formele arbeidsduur per week, er wordt 90% van de bezoldiging doorbetaald, en de volledige pensioenopbouw (100%) blijft gehandhaafd.

  • 2. Aan de medewerker die gebruik maakt van de ´regeling 80-90-100´ wordt 20% van de formele arbeidsduur per week buitengewoon verlof toegekend (met inachtneming van artikel 2, lid 6 van deze regeling).

  • 3. Van de medewerker die gebruik maakt van de ´regeling 80-90-100´ wordt 90% van de bezoldiging betaald. Voor een medewerker met deeltijdbetrekking, die minder dan 20% van de formele arbeidsduur per week buitengewoon verlof krijgt (omdat die moet voldoen aan artikel 2 lid 6 van deze regeling), wordt dit percentage aangepast.

  • 4. De pensioenpremie over het buitengewoon verlof waarover geen bezoldiging wordt doorbetaald, komt voor rekening van de werkgever. Dit geldt voor het werkgevers- en het werknemersdeel.

  • 5. Het aantal verlofuren wordt berekend op basis van een deeltijdbetrekking van 80%. Voor een medewerker met deeltijdbetrekking, die minder dan 20% van de formele arbeidsduur verlof krijgt (zie artikel 3 lid 3 van deze regeling) geldt dit naar rato.

Artikel 4. Spelregels 50-70-100

  • 1. De medewerker van 62 jaar en ouder kan gebruik maken van de 'regeling 50-70-100'. Bij 50% werken, wordt 70% van de bezoldiging doorbetaald, en blijft de volledige pensioenopbouw (100%) gehandhaafd.

  • 2. Aan de medewerker die gebruikt maakt van de ´regeling 50-70-100´ wordt 50% van de formele arbeidsduur per week buitengewoon verlof toegekend (met inachtneming van artikel 2, lid 6 van deze regeling).

  • 3. Van de medewerker die gebruik maakt van de ´regeling 50-70-100´ wordt 70% van de bezoldiging uitbetaald. Voor een medewerker met een deeltijdbetrekking, die minder dan 50% van de formele arbeidsduur per week buitengewoon verlof krijgt (omdat die moet voldoen aan artikel 2 lid 6 van deze regeling), wordt dit percentage aangepast.

  • 4. De pensioenpremie over het buitengewoon verlof waarover geen bezoldiging wordt doorbetaald, komt voor rekening van de werkgever. Dit geldt voor het werkgevers- en het werknemersdeel.

  • 5. Het aantal verlofuren wordt berekend op basis van een deeltijdbetrekking van 50%. Voor een medewerker met deeltijdbetrekking, die minder dan 50% van de formele arbeidsduur verlof krijgt (zie artikel 4 lid 3 van deze regeling) geldt dit naar rato.

Artikel 5. Bepalingen bij ziekte of boventalligheid

  • 1. Wordt de medewerker die gebruik maakt van deze regeling langdurig arbeidsongeschikt wegens ziekte, dan vindt er een vermindering plaats van de bezoldiging op grond van het bepaalde in artikel 7:3 van de CAR. Hierbij wordt uitgegaan van de oorspronkelijke bezoldiging. De afspraken van de regeling Generatiepact vervallen hierdoor na 6 maanden ziekte. Indien de medewerker weer volledig re-integreert, worden de afspraken van de regeling Generatiepact hervat.

  • 2. Wordt de medewerker die gebruik maakt van deze regeling conform sociaal statuut boventallig, dan wordt er een ‘Van werk naar werk’ traject gestart voor het aantal uren dat hij met toepassing van deze regeling feitelijk werkt. Het sociaal statuut is bij een reorganisatie onverkort van toepassing op een medewerker die gebruik maakt van de regeling generatiepact.

  • 3. Wanneer het niet lukt om voor de medewerker een passende of geschikte functie te vinden, kan na afloop van de ‘Van werk naar werk’ periode ontslag worden verleend op grond van artikel 8:3 van de CAR. Dit ontslag gaat uit van de uren op basis van de formele arbeidsduur per week.

Artikel 6. Hardheidsclausule

In die gevallen waarin (de toepassing van) deze regeling voor de medewerker onbedoeld tot een onbillijke of onredelijke situatie leidt, kan het College van deze regeling afwijken.

Artikel 7. Slotbepalingen

Deze regeling treedt in werking vanaf 1 oktober 2015 tot en met 31 december 2017 en kan worden aangehaald als “Regeling generatiepact gemeente Brummen".

Ondertekening

Aldus besloten in de B&W-vergadering van 22 september 2015,
de loco-secretaris, M. Klos
de burgemeester, A.J. van Hedel