Rioolverordening gemeente Brummen

Geldend van 31-01-2008 t/m heden

Intitulé

Rioolverordening gemeente Brummen

De gemeente stelt de Rioolverordening gemeente Brummen vast.

Afdeling I Begripsomschrijvingen

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

Aansluitleiding: het particuliere riool, het aansluitpunt en de gemeentelijke perceelaansluiting tezamen.

Aansluitpunt:

  • 1.

    bij gemengde, verbeterd gescheiden en gescheiden stelsel en drainage het punt waar de aansluitleiding, middels een gemeentelijke perceelaansluitleiding, op het openbaar riool wordt aangesloten;

  • 2.

    bij drukriolering het punt waar het particulier riool aangesloten wordt op de pompput of vacuümput.

Aansluitvergunning: schriftelijke goedkeuring voor het tot stand brengen of instant houden van een aansluiting op het openbaar riool.

Aanvraagformulier: het bij deze verordening behorende door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen aanvraagformulier voor de goedkeuring voor een aansluiting op het openbaar riool of de wijziging van een aansluitleiding.

Afvalwater: alle water waarvan de houder zich – met het oog op de verwijdering daarvan – ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen.

Bronneringswater: grondwater onttrokken ten behoeve van tijdelijke verlaging van de grondwaterstand

Drainagewater: grondwater ingezameld door een ingegraven doorlatend buizensysteem.

Drainagestelsel: het openbaar riool, voor de afvoer van drainagewater en kwelwater.

Drukriolering: het openbaar riool, voor de afvoer van afvalwater exclusief hemelwater, waarbij het transport door het riool plaats vindt door middel van met pompinstallaties veroorzaakte onder- of overdruk.

Gemeente: de Gemeente Brummen.

Gemeentelijk Afkoppelplan Brummen: beleidsplan waarin de gemeente Brummen verwoordt hoe zij omgaat met het afkoppelen van het hemelwater.

Gemengd stelsel: het openbaar riool voor de afvoer van afvalwater, inclusief hemelwater.

(Verbeterd) Gescheiden stelsel: het openbaar riool met een buizenstelsel voor de afvoer van hemelwater en een buizenstelsel voor de afvoer van het overige afvalwater.

Openbaar riool: het gedeelte van de riolering dat bij de gemeente in eigendom en beheer is voor de inzameling en transport van afvalwater, met inbegrip van de daartoe behorende rioolgemalen, persleidingen en werken en installaties van overeenkomstige aard, met uitzondering van de aansluitleidingen.

Particulier riool: de binnen-, buiten- of terreinriolering en aansluitleiding tot aan het aansluitpunt.

Perceelaansluitleiding: het riool en voorzieningen die deel uitmaken van dit riool tussen het openbaar riool en het aansluitpunt, in beheer bij de gemeente.

Rechthebbende:

  • 1.

    de eigenaar van het perceel ten behoeve waarvan de aansluiting op het openbaar riool wordt gerealiseerd en in stand gehouden;

  • 2.

    de rechtverkrijgende onder algemene of bijzondere titel van de onder 1 bedoelde persoon.

Richtlijnen: de bij deze verordening behorende door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen nadere regels voor het verkrijgen van een aansluiting of wijziging van een aansluiting op het openbaar riool van de gemeente.

Tarieven: de door de raad in de legesverordening vast te stellen kosten voor het verkrijgen van een standaard rioolaansluiting of wijziging van een standaard rioolaansluiting op het openbaar riool van de gemeente.

Afdeling II De aansluitvergunning

Artikel 2 Vergunningsplicht

  • 1. Het is zonder schriftelijke goedkeuring van burgemeester en wethouders niet toegestaan een aansluiting op het openbaar riool tot stand te brengen of te wijzigen.

  • 2. Burgemeester en wethouders verlenen alleen vergunning aan het in stand houden van een aansluiting tussen de aansluitleiding en het openbaar riool voor de afvoer van afvalwater inclusief hemelwater:

    • a.

      indien ter plaatse alleen een gemengd stelsel aanwezig is,

    • b.

      indien bij wijziging van het openbare gemengd rioolstelsel naar verbeterd gescheiden of gescheiden stelsel het volledig gescheiden aanbieden van vuil- en hemelwater door de rechthebbende, de rechthebbende tot onevenredige ingrepen op zijn bestaande rioolstelsel dwingt

    • c.

      voor de afvoer van afvalwater zonder hemelwater en/of schoon bronneringswater en/of drainagewater naar het daarvoor bedoelde vuilwater buizenstelsel, indien ter plaatse een (verbeterd) gescheiden aanwezig is;

    • d.

      voor de afvoer van hemelwater en/of schoon bronneringswater naar het daarvoor bedoelde hemelwater buizenstelsel, indien ter plaatse een (verbeterd) gescheiden stelsel aanwezig is;

    • e.

      voor de afvoer van afvalwater zonder hemelwater en/of schoon bronneringswater en/of drainagewater indien ter plaatse riolering onder overdruk en/of onderdruk aanwezig is;

    • f.

      voor de afvoer van drainage en/of schoon bronneringswater naar het daarvoor bedoelde stelsel indien ter plaatse een drainage stelsel aanwezig is.

  • 3. Burgemeester en wethouders verlenen alleen goedkeuring voor het tot stand brengen van een aansluiting tussen de aansluitleiding en het openbaar riool:

    • a.

      voor de afvoer van afvalwater inclusief hemelwater indien ter plaatse alleen een gemengd stelsel aanwezig is; echter infiltratie van hemelwater kan geëist worden;

    • b.

      voor de afvoer van afvalwater zonder hemelwater en/of schoon bronneringswater en/of drainagewater naar het daarvoor bedoelde buizenstelsel, indien ter plaatse een (verbeterd) gescheiden stelsel aanwezig is;

    • c.

      voor de afvoer van hemelwater en/of schoon bronneringswater en/of drainagewater naar het daarvoor bedoelde buizenstelsel, indien ter plaatse een (verbeterd) gescheiden stelsel aanwezig is; echter infiltratie van hemelwater kan geëist worden;

    • d.

      voor de afvoer van afvalwater zonder hemelwater en/of schoon bronneringswater indien ter plaatse riolering onder overdruk en / of onderdruk aanwezig is;

    • e.

      voor de afvoer van drainagewater en/of schoon bronneringswater naar het daarvoor bedoelde stelsel indien ter plaatse een drainage stelsel aanwezig is.

  • 4. Indien er sprake is van nieuwbouw en/of vervanging van de particuliere riolering dan kan (altijd in overleg) de particuliere riolering in geval van een gemengd openbaar riool tot aan het aansluitpunt uitgevoerd dienen te worden als een gescheiden stelsel.

  • 5. Indien meer dan één aansluiting van een aansluitleiding op het openbaar riool tot stand dient te worden gebracht, alsmede wanneer meer dan één aansluiting dient te worden gewijzigd, is het eerste lid voor iedere aansluiting of wijziging afzonderlijk van toepassing.

  • 6. In de vergunning kunnen voorschriften worden opgenomen met betrekking tot:

    • a.

      het tot stand brengen van de aansluiting;

    • b.

      het onderhoud, de renovatie en de vervanging van de perceelaansluitleiding;

    • c.

      sloopwerkzaamheden op het perceel van de rechthebbende;

    • d.

      de periode waarvoor de vergunning wordt verleend indien de aansluiting is bedoeld voor de afvoer van bronneringswater.

  • 7. Indien de rechthebbende binnen een jaar na verlening van de aansluitvergunning geen verzoek heeft gedaan de aansluiting of wijziging van de aansluiting waarop die aansluitingvergunning betrekking heeft, uit te voeren, kunnen Burgemeester en Wethouders de aansluitvergunning intrekken.

Artikel 3 Vergunningaanvraag

  • 1. De aanvraag om vergunning wordt schriftelijk met behulp van een daartoe bestemd aanvraagformulier, bij burgemeester en wethouders ingediend door of namens de rechthebbende van het aan te sluiten dan wel aangesloten perceel.

  • 2. Bij een aanvraag om vergunning dienen de volgende gegevens door de rechthebbende te worden vermeld:

    • a.

      de naam en het adres van de rechthebbende; de ligging van het aan te sluiten dan wel aangesloten perceel aan de hand van: straat en huisnummer of, indien nog geen huisnummer is toegekend, aan de hand van het kadastraal nummer van het betreffende perceel en een situatieschets 1:1000 of duidelijkere schaal;

    • b.

      voor zover het lozing van bedrijfsafvalwater betreft, de aard en de hoeveelheid van de af te voeren vloeistoffen, waarbij dient te worden aangegeven of niet verontreinigd water, zoals regen- of koelwater, en/of verontreinigd water, zoals huishoudelijk of industrieel afvalwater, zal worden afgevoerd;

    • c.

      voor zover het enkel lozing van huishoudelijk afvalwater betreft, of er huishoudelijk verontreinigd afvalwater of hemelwater zal worden afgevoerd;

    • d.

      van het aan te sluiten of te wijzigen particulier riool ten minste de volgende gegevens: het leidingverloop en de dimensies van de leidingen; de hoogteligging en het materiaal ter plaatse van het aansluitpunt; het toe te passen duidelijke verschil in kleur of symbolen tussen afvalwater, hemelwater en drainageafvoerleidingen, de wijze waarop de functies van de verschillende leidingen van het particulier riool ter plaatse van het aansluitpunt zullen worden gemarkeerd.

  • 3. Indien de gegevens zoals bedoeld in het tweede lid, reeds zijn vastgelegd in een voor het perceel afgegeven bouwvergunning of een vergunning op grond van de Wet milieubeheer, kan bij de aanvraag worden volstaan met een verwijzing naar die vergunning onder toevoeging van een kopie van de gegevens uit die vergunning.

  • 4. Over vergunningsverlening om een aansluiting tot stand te brengen of te wijzigen wordt pas beslist nadat bij de aanvraag alle in het tweede lid vermelde gegevens in het bezit van de gemeente zijn. Bij het ontbreken van gegevens wordt de rechthebbende daarover geïnformeerd en in de gelegenheid gesteld deze gegevens alsnog binnen 4 weken aan te vullen.

Artikel 4 Het weigeren van een vergunning

  • 1. De aansluitvergunning kan slechts worden geweigerd indien aansluiting van de aansluitleiding op het openbaar riool of wijziging van die aansluiting vanwege technische, en/of juridische, en/of milieuhygiënische redenen bezwaarlijk is.

  • 2. Aansluiting van het particulier riool op het openbaar riool of wijziging van die aansluiting is in ieder geval bezwaarlijk indien:

    • a.

      de hoogteligging van het aansluitpunt (binnenonderkant buis) lager ligt dan de bovenzijde van het openbaar riool, vermeerderd met 200 mm plus de benodigde hoogte voor het afschot van de aansluitleiding;

    • b.

      de bovenzijde van een lozingtoestel lager is gelegen dan 150 mm boven de kruin van de straat, tenzij via een pompinstallatie voorzien van terugslagklep wordt aangesloten;

    • c.

      de gevraagde aansluiting een samengevoegde voorziening betreft, terwijl een (verbeterd) gescheiden openbaar riool aanwezig is;

    • d.

      de gevraagde aansluiting een lozing voor afvalwater en/of bronneringswater betreft, waarvoor krachtens de geldende milieuwetgeving een vergunning benodigd is, maar niet is verleend, of niet aan de geldende algemene regels is voldaan;

    • e.

      het openbaar riool ter plaatse van de aansluitleiding niet over voldoende capaciteit beschikt om de hoeveelheid te lozen vloeistoffen te kunnen afvoeren;

    • f.

      het lozing van niet verontreinigd drainagewater betreft;

    • g.

      de gevraagde aansluiting een afvoerleiding voor niet verontreinigd bronneringswater betreft, die zonder bezwaar op het oppervlaktewater kan worden aangesloten of middels retourbemaling kan worden afgevoerd;

    • h.

      een bouwvergunning of een Wet milieubeheer-vergunning voor het aan te sluiten perceel is geweigerd.

    • i.

      de gevraagde aansluiting in strijd is met de geldende beleidsnotitie “Gemeentelijk Afkoppelplan Brummen”.

  • 3. Een weigering om goedkeuring is met redenen omkleed, waarbij burgemeester en wethouders de nadere eisen aangeven waaraan moet worden voldaan om voor goedkeuring in aanmerking te komen.

Artikel 5 Verlening van de aansluitvergunning

  • 1. Burgemeester en wethouders houden de beslissing omtrent een aanvraag van een aansluitvergunning aan indien er geen reden is de vergunning te weigeren:

    • a.

      terwijl voor het aan te sluiten perceel nog een aanvraag moet worden gedaan of in behandeling is voor een bouwvergunning krachtens artikel 40 Woningwet.

    • b.

      terwijl er voor het aan te sluiten perceel nog een aanvraag moet worden gedaan of in behandeling is voor een vergunning krachtens artikel 8.1 Wet milieubeheer.

  • 2. Rechthebbende wordt zo spoedig mogelijk van de aanhouding op de hoogte gesteld.

  • 3. Na verlening van de in lid 1 onder sub a en b bedoelde vergunningen, nemen burgemeester en wethouders alsnog binnen 8 weken een besluit op de aanvraag.

Afdeling III De aansluitleiding

Artikel 6 Kosten van de aansluiting

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen de kosten van de aanleg en aansluiting van de perceelaansluitleiding vast, aan de hand van de vigerende Legesverordening.

  • 2. De gemeente kan in ieder geval niet worden gehouden tot feitelijke uitvoering over te gaan, voordat de kosten van aanleg en aansluiting en de over die kosten verschuldigde omzetbelasting door de rechthebbende en/of gemachtigde aan de gemeente zijn voldaan.

Artikel 7 Uitvoering aanleg of wijziging van de perceelaansluitleiding

  • 1. De uitvoering van de aanleg of wijziging van de perceelaansluitleiding, inclusief de erfafscheidingsput vindt niet plaats anders dan door of vanwege de gemeente, na overleg met rechthebbende en/of gemachtigde.

  • 2. In afwijking van lid 1, kunnen Burgemeester en Wethouders na overleg met de rechthebbende in de aansluitvergunning vastleggen dat de rechthebbende zelf de aansluiting uitvoert. De rechthebbende onttrekt het aansluitpunt na melding aan Burgemeester en Wethouders dat de aansluiting is uitgevoerd, gedurende drie werkdagen niet aan het zicht. Deze termijn is niet van toepassing indien reeds eerder een schriftelijke goedkeuring van de uitgevoerde aansluiting van de Gemeente Brummen is verkregen.

  • 3. De aansluiting van het particulier riool op de perceelaansluitleiding vindt slechts plaats, als het aan te sluiten particulier riool tot aan het aansluitpunt aanwezig is en voldoet aan de daaraan op grond van het Bouwbesluit of de Bouwverordening gemeente Brummen te stellen eisen.

Afdeling IV Onderhoud

Artikel 8 Onderhoud, renovatie en vervanging

  • 1. Het onderhoud, de renovatie dan wel de vervanging van de perceelaansluitleiding wordt uitgevoerd door of namens de gemeente en voor rekening van de gemeente, tenzij het aannemelijk is dat de betreffende onderhouds- dan wel herstelwerkzaamheden dienen te worden uitgevoerd ten gevolge van een onjuist gebruik van het particulier riool, in welk geval de kosten voor rekening van de rechthebbende of veroorzaker komen.

  • 2. Onder onjuist gebruik wordt in ieder geval begrepen:

    • a.

      het via deze aansluiting lozen van stoffen die, vanwege hun aard en samenstelling, verstoppingen in de aansluitleiding of hoofdriool veroorzaken;

    • b.

      het via deze aansluiting lozen van stoffen die, door hun aard of concentratie, de constructie van de aansluitleiding aantasten.

    • c.

      het via deze aansluiting lozen van hemelwater in strijd met de vigerende beleidsnotitie “Gemeentelijk Afkoppelplan Brummen”.

  • 3. De kosten voor het onderhoud van het particulier riool komen voor rekening van de rechthebbende, tenzij onomstotelijk vaststaat dat de noodzaak tot onderhoud is veroorzaakt buiten de schuld van rechthebbende.

  • 4. Onder renovatie wordt tevens begrepen het aanpassen van de perceelaansluitleiding ten gevolge van een wijziging van het gemeentelijk rioolstelsel.

Afdeling V Verwijdering aansluiting, sloop

Artikel 9 Zorgplicht

  • 1. Bij sloopwerkzaamheden of andere werkzaamheden op een op het openbaar riool aangesloten perceel, moeten door de rechthebbende zodanige voorzieningen aan het particulier riool worden getroffen dat verzanding van het openbare riool en de perceelaansluitleiding wordt voorkomen.

  • 2. Indien de rechthebbende bij sloopwerkzaamheden niet voldoet aan de in het eerste lid omschreven zorgplicht, heeft de gemeente de bevoegdheid de aansluiting op het openbaar riool af te sluiten en de hieraan verbonden kosten te verhalen op de rechthebbende.

  • 3. Indien het gebruik van een aansluitleiding definitief wordt beëindigd is de rechthebbende verplicht de gemeente hiervan in kennis te stellen.

  • 4. Indien het gebruik van een aansluitleiding definitief wordt beëindigd, kan de op de aansluitleiding betrekking hebbende vergunning worden ingetrokken, waarna de perceelaansluitleiding op kosten van de rechthebbende door de gemeente wordt afgesloten of verwijderd.

  • 5. Voor de aanvang van de sloopwerkzaamheden de erfafscheidingsput inmeten anders dan aan het te slopen gebouw.

Afdeling VI Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 10 Overgangsrecht

  • 1. De aanvragen tot aansluiting of wijziging van een aansluiting die voor de datum van inwerkingtreding zijn ingediend vallen onder de bepalingen van deze verordening.

  • 2. Op aansluitingen die op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening krachtens de tot dan geldende wetgeving en voorschriften tot stand zijn gebracht, zijn de bepalingen van afdeling IV en afdeling V van deze verordening rechtstreeks van toepassing.

  • 3. Bij strijd van deze verordening met bepalingen in overeenkomsten gesloten tussen de gemeente en de rechthebbende, prevaleert het bepaalde in deze overeenkomsten.

Artikel 11 Hardheidsclausule

Burgemeester en Wethouders kunnen van de bepalingen afwijken voor zover van toepassing gelet op het belang dat deze regeling beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 12 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Rioolverordening gemeente Brummen”.

Artikel 13 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking de 8e dag na de publicatie.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 13 december 2007 bij raadsbesluit met kenmerk RB07.0016/NSI

TOELICHTING

2.1. Algemeen

Inzameling en transport van afvalwater is een taak van de gemeente. Voor het uitvoeren van deze taak heeft de gemeente rioolstelsels aangelegd en zorgt de gemeente voor het beheer van deze stelsels.

Een aansluitverordening regelt de verhouding tussen burgers en de gemeente inzake de aansluiting op het gemeentelijk rioolstelsel. In een aansluitverordening kunnen voorwaarden worden gesteld aan de wijze waarop de aansluiting op het gemeenteriool wordt verkregen. Daarnaast wordt ook geregeld wie verantwoordelijk is voor het beheer van de perceelaansluitleiding. Dit strekt tot voordeel van alle betrokken partijen, omdat er dan duidelijkheid bestaat over de verwachtingen die een burger en de gemeente van elkaar mogen hebben.

2.2. Opzet van de verordening

Uitgangspunt van deze verordening is dat voor een nieuwe aansluiting op het riool of een wijziging van de bestaande aansluiting, een vergunning is vereist. Aan het verlenen van de vergunning worden vervolgens voorwaarden gesteld. Deze voorwaarden betreffen allereerst de technische eisen waaraan de aansluiting moet voldoen. De technische eisen betreffen het leidingverloop en de dimensionering, de hoogteligging van de aansluitleiding en het materiaal ter plaatse van het aansluitpunt. Ook worden nadere voorwaarden gesteld voor het geval er een (verbeterd) gescheiden rioolstelsel is. Dat wil zeggen dat er dan een aparte aansluiting voor een hemelwaterriool en een aparte aansluiting voor een vuilwaterriool worden aangelegd. Hierbij dient rekening te worden gehouden met de in het Bouwbesluit en Model-Bouwverordening genoemde bouwtechnische eisen. Tenslotte zijn er voorwaarden opgenomen over onderhoud, renovatie en vervanging van de aansluiting en beëindiging van het gebruik van de aansluiting.

Het gemeentelijk rioolstelsel wordt op een drietal plaatsen begrensd:

  • het punt waar afvalwater of overtollige neerslag wordt overgenomen van de producent (doorgaans daar waar het particulier riool overgaat in gemeentelijk eigendom), het punt waar afvalwater of de overtollige neerslag wordt overgedragen aan de beheerder van de zuiveringstechnische werken en het punt waar overstortingen op het oppervlaktewater plaats vinden.

Deze verordening heeft alleen betrekking op de begrenzing van het eerst genoemde punt. Deze begrenzing, de plaats waar het particulier riool is aangesloten op de perceelaansluitleiding en erfafscheidingsput (de uitlegger), wordt het aansluitpunt genoemd. Het aansluitpunt wordt in de verordening gesitueerd op de kadastrale eigendomsgrens van het aan te sluiten perceel of niet meer dan een halve meter daar vandaan.

Deze definitie van het aansluitpunt kan aangepast worden aan de plaatselijke situatie.

De aansluitleiding bestaat dus vanaf het hoofdriool achtereenvolgens uit de perceelaansluitleiding, de erfafscheidingsput, het aansluitpunt en het particuliere riool.

In het systeem van de verordening is een keuze gemaakt voor een verdeling van het beheer van de aansluitleiding. Dit betekent dat de gemeente en de eigenaar elk verantwoordelijk zijn voor het onderhoud van een deel van de aansluitleiding. Het deel van de aansluitleiding vanaf het aansluitpunt naar het hoofdriool van het gemeentelijk rioolstelsel (de perceelaansluitleiding), wordt beheerd door de gemeente. Dit deel van de huisaansluiting ligt over het algemeen onder de openbare weg.

Als er nu bijvoorbeeld een verstopping is ontstaan in het particuliere riool, dan moet de rechthebbende zelf en voor eigen rekening zorgdragen voor het verhelpen van het probleem. Dit kan bijvoorbeeld door het inschakelen van een installateur. Is er een verstopping ontstaan in de perceelaansluitleiding, bijvoorbeeld door ingroeiende boomwortels of door verzakking, dan draagt de gemeente zorg voor de reparatie. De kosten van onderhoud, renovatie en vervanging van de perceelsaansluitleiding zijn voor de gemeente. Hierop is echter wel een uitzondering gemaakt. Als het aannemelijk is dat de betreffende onderhouds- of herstelwerkzaamheden moeten worden uitgevoerd als gevolg van een onjuist gebruik van het riool, dan zijn de kosten voor rekening van de rechthebbende of de veroorzaker van de schade.

De aanleg van de perceelaansluitleiding geschiedt door de gemeente of door een namens de gemeente in te schakelen aannemer. Deze legt de perceelaansluitleiding aan voor rekening van de eigenaar. De kosten die de eigenaar moet betalen zijn in beginsel de daadwerkelijke kosten van de aanleg. De tarieven worden vastgelegd in een bij de legesverordening vastgestelde tarievenlijst.

De tarieven zijn genotsretributies op grond van artikel 229 lid 1 Gemeentewet en worden volgens het tweede lid van artikel 229 Gemeentewet aangemerkt als gemeentelijke belastingen.

De verlening van de vergunning kan door de gemeente worden geweigerd indien aansluiting van het particulier riool op het openbaar riool of wijziging van die aansluiting vanwege technische, juridische of milieuhygiënische redenen bezwaarlijk is. In de verordening is geen uitputtende regeling opgenomen met betrekking tot weigeringsgronden voor het verlenen van de vergunning. Wel zijn situaties opgenomen die in ieder geval bezwaarlijk zijn voor het verlenen van een vergunning. Een van deze weigeringsgronden is de aansluiting van drainagewater hetgeen in de lijn ligt van het beleid van de vierde Nota waterhuishouding. Het Gemeentelijk Rioleringsplan biedt de basis voor het weigeren van dit type lozingen. Consequentie van het weigeren van deze lozingen kan zijn dat de gemeente een drainagestelsel zal moeten aanleggen. Overigens heeft de gemeente geen wettelijk vastgestelde ontvangstplicht voor drainagewater. Als een vergunningaanvraag wordt geweigerd moet deze weigering voorzien zijn van een goede motivatie.

De verordening is opgebouwd uit 12 artikelen, die zijn ondergebracht in zes afdelingen. In afdeling I worden de begripsbepalingen gegeven. Afdeling II regelt de vergunning: een omschrijving van de vergunningsplicht, de aanvraag, de verlening en tot slot de gronden tot weigering. In afdeling III komt het tot stand brengen van de aansluiting aan de orde. Hierin worden het verzoek tot aanleg of wijziging, de kosten en de uitvoering geregeld. Het onderhoud komt in afdeling IV aan de orde, de verwijdering en sloop van de aansluiting in afdeling V. De laatste afdeling tenslotte, afdeling VI, betreft de overgangs- en slot bepalingen. Bij deze overgangsbepalingen is ervan uitgegaan dat de gemeente nog geen aansluitverordening heeft. Wanneer de gemeente al wel over een aansluitverordening beschikte, zullen er andere overgangsbepalingen moeten worden opgenomen.

2.3. Artikelsgewijze toelichting

De aansluitverordening is opgebouwd uit 14 artikelen:

Artikel 1

In artikel 1 worden de begripsbepalingen gegeven. De begrippenlijst is nogal uitgebreid om te voorkomen dat onnodige discussie kan ontstaan over de betekenis van bepaalde begrippen. Voor de uitleg van de bepalingen in de aansluitverordening en de voorschriften in een aansluitvergunning, gelden de definities van artikel 1.

In de vorige paragraaf is al stilgestaan bij de begrippen perceelaansluitleiding, particulier riool en aansluitpunt. Omdat het aansluitpunt de scheidingslijn vormt tussen de beheersverantwoordelijkheid van de gemeente en de beheersverantwoordelijkheid van de perceeleigenaar is het belangrijk dat een duidelijke definitie wordt gegeven van het aansluitpunt die ook goed past bij de situatie in de gemeente. In veel gemeenten liggen verschillende typen rioolstelsels. In artikel 1 worden daarom twee definities gegeven voor een aansluitpunt, namelijk één voor de aansluitingen op de (verbeterd) gescheiden en gemengde stelsel en één voor de aansluitingen in het buitengebied op de drukriolering.

Artikel 1 geeft ook een omschrijving van bronneringswater en drainagewater omdat ook verzoeken aan de gemeente voor (tijdelijke) lozingen van dit water onder het regime van de aansluitverordening vallen.

De rechthebbende is degene die een aansluitvergunning kan aanvragen. Als rechthebbende wordt niet alleen aangemerkt de (perceel)eigenaar maar ook de zakelijke gerechtigde van een aan te sluiten perceel. Ook de rechtsopvolgers van deze eigenaren of zakelijk gerechtigden worden aangemerkt als rechthebbende, zodat de vergunning geldig blijft in geval het perceel bijvoorbeeld wordt verkocht.

Artikel 2

In artikel 2 wordt bepaald dat aansluiting van een particulier riool op het openbaar riool of wijziging van een dergelijke aansluiting, verboden is zonder vergunning. Deze vergunningsplicht voor het verkrijgen van een aansluiting op de riolering is een belangrijk uitgangspunt van de aansluitverordening.

In de vergunning kunnen voorschriften worden opgenomen omtrent het particulier riool zoals dat aanwezig moet zijn op het moment dat de aansluiting tot stand gebracht wordt. Daarnaast is het raadzaam de voor de rechthebbende geldende regels uit de verordening met betrekking tot het onderhoud, de renovatie, vervanging en sloop, expliciet in de vergunning te vermelden. Zolang de betreffende aansluiting bestaat, blijven deze voorschriften gelden. Bij wijziging van de aansluiting moet een nieuwe vergunning worden aangevraagd.

In lid 2 wordt aangegeven dat Burgemeester en Wethouders alleen aansluitvergunningen verlenen voor aansluitingen die overeenstemmen met het rioolstelsel ter plaatse. Dit betekent dat er bijvoorbeeld geen vergunning kan worden verkregen voor de gemengde afvoer van hemelwater en het overige afvalwater als ter plaatse een (verbeterd) gescheiden stelsel ligt.

Met deze bepaling in lid 2 is een duidelijke basis gelegd voor handhavend optreden. Immers, iemand die bijvoorbeeld een aansluiting heeft op de drukriolering en daar later een leiding voor de afvoer van hemelwater op aansluit, handelt in strijd met de vergunningsplicht. Overigens biedt de verordening geen basis voor handhavend optreden voor situaties die al bestaan op het moment dat de verordening in werking treedt.

In lid 3 wordt de mogelijkheid geboden om hemelwater te doen infiltreren afhankelijk van de mogelijkheden.

Lid 4 geeft nog een toevoeging aan lid 2 en 3 door te stellen dat voor elke aansluiting afzonderlijk, bijvoorbeeld bij een gemengd stelsel voor de afvoer van vuilwater en de afvoer van hemelwater een vergunning moet worden aangevraagd. Bij het aansluiten van een perceel op een gemengd stelsel zullen deze aansluitingen doorgaans tegelijk worden gerealiseerd zodat in dat geval natuurlijk de voorwaarden voor dat perceel in één vergunning kunnen worden opgenomen.

Om te voorkomen dat de gemeente aansluitvergunningen verleend voor percelen waar uiteindelijk geen aansluiting tot stand wordt gebracht, kunnen Burgemeester en Wethouders indien een jaar na de vergunningverlening nog geen verzoek is gedaan tot aansluiting, de vergunning intrekken. Omdat net als een vergunningverlening de intrekking is aan te merken als een beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, dient de rechthebbende in de gelegenheid te worden gesteld toe te lichten waarom nog niet is verzocht tot aansluiting en moet de intrekking worden voorzien van een deugdelijke motivering.

Artikel 3

Artikel 3 bepaalt dat de vergunning moet worden aangevraagd door de rechthebbende. Om dit te vereenvoudigen, moet de aanvraag worden gedaan met een daartoe bestemd formulier. Bij de aansluitverordening is een aanvraagformulier bijgevoegd voor het aansluiting van huishoudelijkafvalwater, bedrijfsafvalwater, drainagewater, hemelwater etc..

In het tweede lid is vastgelegd waaraan de aanvraag moet voldoen. Omdat het mogelijk is dat de gevraagde gegevens die nodig zijn om een aansluiting goed tot stand te brengen, reeds zijn vastgelegd in een bouwvergunning of een vergunning op grond van de Wet milieubeheer, kan de aanvrager in dat geval volstaan met een kopie van deze gegevens.

Op grond van lid 4 krijgt de aanvrager na daarover geïnformeerd te zijn nog vier weken de tijd om de gegevens aan te vullen indien de overlegde gegevens incompleet zijn. Als na het verstrijken van die periode de gegevens nog steeds onvolledig zijn of opnieuw een onvolledige aanvraag wordt ingediend, kunnen Burgemeester en Wethouders op basis van art. 4:5 lid 1 Awb besluiten de aanvraag niet te behandelen.

Artikel 4

In artikel 4 is vastgelegd op welke gronden de vergunning geweigerd kan worden. In lid 1 is aangegeven dat het moet gaan om technische, juridische of milieuhygiënische weigeringsgronden. In lid 2 worden voorbeelden gegeven van mogelijke weigeringsgronden. Sub a over de hoogteligging is bijvoorbeeld een technische weigeringsgrond, sub f over de lozing van niet verontreinigd drainagewater is bijvoorbeeld een milieuhygiënische grond en sub h over de verlening van andere vergunningen een juridische grond. De in lid 2 genoemde weigeringsgronden zijn niet uitputtend bedoeld en moeten worden gezien als ondersteuning van de motivatie om een vergunning te weigeren. Bij een weigering wordt altijd aangegeven aan welke eisen moet worden voldaan om alsnog voor de aansluitvergunning in aanmerking te komen.

Artikel 5

In geval de rechthebbende voor het betreffende perceel ook nog een aanvraag voor een bouwvergunning of een Wet milieubeheer vergunning heeft lopen, wordt de aanvraag voor de aansluitvergunning aangehouden totdat deze vergunningen zijn verleend. Een weigering deze vergunningen te verlenen, vormt een directe weigeringsgrond voor de aansluitvergunning. Deze weigeringgrond is opgenomen in artikel 4.

Artikel 6

Het bedrag dat de aanvrager voor de aansluiting dient te betalen, moet worden aangemerkt als een recht dat wordt geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten (art. 229 lid 1 sub b Gemeentewet).

Dit betekent dat het in rekening gebrachte bedrag niet hoger mag zijn dan de kosten die de gemeente in werkelijkheid moet maken. Een mogelijkheid voor het vaststellen van een tarievenlijst is na te gaan wat de aanleg van een perceelaansluitleiding per meter kost, waarbij eventueel een differentiatie kan worden aangebracht voor het type wegdek dat eventueel voor de aanleg moet worden opengebroken. Daarbij kan een bedrag worden gerekend voor het tot stand brengen van de aansluiting. Om dit bedrag te bepalen zal moeten worden nagegaan of daar nog materiaalkosten aan verbonden zijn en hoeveel uren arbeid een gemiddelde aansluiting kost. Overigens mag er geen bedrag voor de aanleg van de perceelaansluitleiding worden berekend als deze kosten al zijn verwerkt in het gemeentelijk rioolrecht of in geval deze kosten zijn verwerkt in de gronduitgifteprijs.

In lid 2 is de bepaling vastgelegd dat burgemeester en wethouders niet zijn gehouden tot feitelijke uitvoering als de kosten voor de aanleg niet zijn voldaan en als de leges voor het behandelen van de vergunningaanvraag niet is voldaan. De hoogte van de leges die de gemeente hiervoor in rekening brengt, moet worden vastgelegd in de legesverordening. Een andere mogelijkheid is deze administratieve kosten mee te nemen in de prijs voor het tot stand brengen van de aansluiting. De aanvrager heeft dan niet het gevoel dat hij twee keer moet betalen voor 'hetzelfde'.

Artikel 7

In artikel 7 wordt bepaald dat de aanleg van de perceelaansluitleiding geschiedt door of vanwege de gemeente. Omdat de gemeente er onder andere in verband met het ontwijken van kabels en leidingen ook voor kan kiezen dat eerst de perceelaansluitleiding moet worden aangelegd en daarna pas het particulier riool, is in lid 2 de mogelijkheid opgenomen om van lid 1 af te wijken. Na overleg met de rechthebbende, kan in de aansluitvergunning worden vastgelegd dat de rechthebbende de aansluiting zelf uitvoert. Om te kunnen controleren of deze aansluiting deugdelijk tot stand is gebracht, moet de rechthebbende melden dat hij de aansluiting heeft uitgevoerd, waarna het aansluitpunt nog drie werkdagen in het zicht moet blijven. Het is raadzaam dit naast de andere voorwaarden duidelijk in de vergunning vast te leggen, waarbij dan ook de verplichting wordt opgelegd het gat in de grond rond het aansluitpunt goed af te zetten.

Lid 3 geeft aan dat een aansluiting niet plaats vindt als het particulier riool niet voldoet aan de daaraan te stellen bouwtechnische eisen. Deze bepaling moet worden gezien als een zogenaamde vangnet bepaling. In de meeste gevallen zal op basis van de eisen die zijn gesteld in een bouwvergunning al een particulier riool aanwezig zijn dat voldoet aan de eisen. Daarnaast is een particulier riool dat niet goed is aangelegd ook een grond om de aansluitvergunning te weigeren. Alleen in geval toch al een aansluitvergunning is verleend en nadien bijvoorbeeld het particulier riool nog is verlegd of beschadigd, kan op basis van artikel 9 lid 3 toch worden afgezien van aansluiting.

Artikel 8

Artikel 8 geeft nadere regels over het onderhoud, de renovatie en vervanging. Deze worden door en voor rekening van de gemeente uitgevoerd tot het aansluitpunt, tenzij het aannemelijk is dat de betreffende onderhouds- of herstelwerkzaamheden moeten worden uitgevoerd ten gevolge van een onjuist gebruik van de aansluitleiding. In dat geval komen de kosten voor rekening van de rechthebbende. De rechthebbende moet zorgen dat de door hem gebruikte aansluiting vrij blijft van aanslag, slib, e.d., waardoor op den duur de leiding verstopt kan raken. De rechthebbende is zelf verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van het particulier riool, tenzij aannemelijk is dat de noodzaak tot onderhoud is veroorzaakt door terugstroming van afvalwater uit het openbaar riool.

Artikel 9

In artikel 9 zijn bepalingen opgenomen over de zorg die betracht moet worden bij werkzaamheden die schade kunnen veroorzaken aan het openbaar riool. In lid 3 en lid 4 is vastgelegd dat bij definitieve beëindiging van het gebruik van een aansluitleiding, de aansluitvergunning wordt ingetrokken en de leiding wordt verwijderd. In lid 5 is opgenomen dat de rechthebbende de erfafscheidingsput voordat de sloopwerkzaamheden worden uitgevoerd inmeet, zodat de put later op eenvoudige wijze kan worden teruggevonden.

Artikel 10

Omdat met het van kracht worden van de aansluitverordening juridisch een nieuwe situatie ontstaat, zijn in artikel 10 een aantal overgangsbepalingen opgenomen.

Aanvragen tot aansluiting of wijziging van een aansluiting die na de inwerkingtreding van de verordening nog in behandeling moeten worden genomen, worden behandeld volgens de regeling in de verordening. In lid 2 zijn op alle reeds bestaande aansluitingen de bepalingen met betrekking tot het beheer en onderhoud en de zorgplicht bij verwijdering en sloop van toepassing verklaard.

Uiteraard mag deze toepassing geen strijd opleveren met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Bij wijziging van een bestaande aansluiting bestaat uiteraard de plicht om daarvoor een aansluitvergunning te verkrijgen.

Omdat het denkbaar is dat voor het tot stand brengen van rioolaansluitingen in het verleden met perceeleigenaren overeenkomsten zijn gesloten waarin afspraken zijn gemaakt die strijd opleveren met de aansluitverordening, is in lid 3 vastgelegd dat in dergelijke situaties de bepalingen van de overeenkomst prevaleren. Het zou immers in strijd zijn met het rechtszekerheidsbeginsel als deze afspraken zomaar opzij worden gezet.

Artikel 11

Om te voorkomen dat toepassing van de bepalingen omtrent het verlenen van de aansluitvergunning in een concreet geval zou leiden tot een beslissing in strijd met de redelijkheid en billijkheid, is in artikel 11 een hardheidsclausule opgenomen.

Artikel 12

Artikel 12, spreekt voor zich.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 13 december 2007, bij raadsbesluit met kenmerk RB07.0016/NSi.