Regeling vervallen per 01-01-2017

Algemene Subsidieverordening Gemeente Delfzijl

Geldend van 31-03-2011 t/m 31-12-2016

Intitulé

Algemene Subsidieverordening Gemeente Delfzijl

De raad van de gemeente Delfzijl;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 25 november 2008;

besluit vast te stellen:

Algemene Subsidieverordening Gemeente Delfzijl

HOOFDSTUK 1 - Algemene bepalingen

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    subsidie: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten;

  • 2.

    de wet: de Algemene wet bestuursrecht;

  • 3.

    de raad: de raad van de gemeente Delfzijl;

  • 4.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delfzijl;

  • 5.

    activiteitenplan: een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en de daarvoor benodigde personele en materiële middelen, vertaald naar meetbare prestaties en beoogde effecten, alsmede de relatie daarvan met het gemeentelijke beleid, uit te voeren binnen een aangegeven termijn;

  • 6.

    subsidieontvanger: een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die zich behartiging van door de raad of het college erkende belangen van ideële en/of materiële aard ten doel stelt;

  • 7.

    voorziening: een voorziening als bedoeld in artikel 374 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;

  • 8.

    reserve: een reserve als bedoeld in artikel 373 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 2: Reikwijdte

  • 1. Deze verordening is van toepassing op aanvragen om subsidiëring, tenzij een afzonderlijke rijks-, provinciale of gemeentelijke subsidieregeling van toepassing is.

  • 2. Op aanvragen als bedoeld in lid 1 is deze verordening van toepassing in combinatie met de bepalingen van de wet.

Artikel 3: Grondslag subsidieverstrekking

  • 1. Het college kan subsidies verstrekken voor activiteiten die passen in het gemeentelijke beleid op het terrein van:

    • -

      welzijn en zorg

    • -

      onderwijs

    • -

      sport, recreatie en toerisme

    • -

      kunst en cultuur

    • -

      verbetering van woon- en leefklimaat

    • -

      werk en economie

    • -

      verkeer en vervoer

    • -

      natuur en milieu

    • -

      inburgering en integratie

    • -

      veiligheid

    • -

      internationale samenwerking

    • -

      algemene bestuurlijke aangelegenheden

  • 2. Het college kan nadere regels stellen, waarin de te subsidiëren activiteiten, de doelgroepen en de verdeling van de subsidie per beleidsterrein zoals bedoeld in het eerste lid worden omschreven.

Artikel 4: Bevoegdhedenverdeling

Het college is belast met de uitvoering en het toezicht op de naleving van deze verordening en besluit uit dien hoofde omtrent de subsidieverstrekking.

Artikel 5: Subsidieplafond

  • 1. De raad kan een subsidieplafond vaststellen.

  • 2. Als de raad een subsidieplafond heeft vastgesteld, bepaalt het college hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

Artikel 6: Subsidiesoorten

Deze verordening maakt een onderscheid in de volgende subsidies:

  • a.

    eenmalige subsidie: een subsidie voor in principe eenmalige en kortdurende activiteiten;

  • b.

    waarderingssubsidie: een eenmalige of structurele subsidie ter stimulering van activiteiten dan wel ter erkenning en waardering hiervan, waarbij in beginsel geen verband bestaat tussen de kosten die de subsidieontvanger maakt en de subsidie die wordt verstrekt;

  • c.

    structurele subsidie: een, in beginsel, jaarlijks terugkerende subsidie voor activiteiten met een duurzaam karakter.

Artikel 7: Begrotingsvoorbehoud

  • 1. Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, kan zij worden verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden beschikbaar worden gesteld.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde voorwaarde vervalt, indien niet binnen vier weken na de vaststelling of goedkeuring van de begroting een beroep op de voorwaarde wordt gedaan.

HOOFDSTUK 2 – Subsidieverlening

Artikel 8: Subsidieverlening

Het college neemt voorafgaand aan een besluit tot subsidievaststelling slechts een besluit tot subsidieverlening, indien hij dit nodig acht.

Artikel 9: Tijdstip indiening aanvraag

  • 1. Een aanvraag om een structurele subsidie wordt vóór1 april van het jaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft, schriftelijk ingediend bij het college.

  • 2. Een aanvraag om een eenmalige subsidie wordt uiterlijk acht weken voor de aanvang van de te subsidiëren activiteit ingediend bij het college.

  • 3. Het college kan in bijzondere gevallen uitstel verlenen van de verplichting om voor een bepaalde datum een subsidieaanvraag in te dienen.

Artikel 10: Tijdstip ontvangst aanvraag

  • 1. Als datum van ontvangst van de subsidieaanvraag geldt de datum, waarop de aanvraag – met inachtneming van het bepaalde in deze verordening – aangemerkt wordt als zijnde volledig.

  • 2. Bij latere indiening dan aangegeven in artikel 9 kan het college besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen.

Artikel 11: Vereisten aanvraag eenmalige subsidie

Een aanvraag om een eenmalige subsidie bevat naast de in artikel 4:2, eerste lid van de wet genoemde gegevens een activiteitenplan en de daarbij behorende begroting.

Artikel 12: Vereisten aanvraag waarderingssubsidie

Een aanvraag om een waarderingssubsidie, ongeacht of dit een eenmalig of structureel karakter heeft, bevat naast de in artikel 4:2, eerste lid van de wet genoemde gegevens een inhoudelijk en financieel verslag van het boekjaar voorafgaand aan het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend;

Artikel 13: Vereisten aanvraag structurele subsidie

  • 1. Een aanvraag om een structurele subsidie, behoudens de waarderingssubsidie, bevat naast de in artikel 4:2, eerste lid van de wet genoemde gegevens:

    • a.

      een beschrijving van het beoogde resultaat van de activiteiten vervat in een document waarin de levering van de van te voren overeengekomen prestaties zijn vastgelegd;

    • b.

      een begroting van de baten en lasten van het jaar waarvoor de aanvraag wordt ingediend en een (globale) begroting van het jaar dat volgt op het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft en een toelichting daarop;

    • c.

      eventuele wijzigingen in de samenstelling van het bestuur ten opzichte van de vorige subsidieaanvraag;

    • d.

      een inhoudelijk en financieel verslag van het boekjaar voorafgaand aan het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend;

    • e.

      gegevens over de aard en omvang van het eigen vermogen van de aanvrager;

    • f.

      een opgave van de subsidiemogelijkheden die de aanvrager bij het college of bij derden heeft openstaan en van de mate waarin hiervan gebruik is of zal worden gemaakt.

  • 3. Indien de subsidie voor de eerste keer wordt aangevraagd, wordt naast de gegevens die worden genoemd in het eerste lid, een exemplaar van de oprichtingsakte, statuten of huishoudelijk reglement en – indien van toepassing – een bewijs van inschrijving bij de Kamer van Koophandel overgelegd.

Artikel 14: Verstrekken aanvullende stukken en gegevens

Het college kan, naast de stukken genoemd in artikelen 11 tot en met 13, verlangen dat aanvullende gegevens of informatie wordt overgelegd, indien dit nodig wordt geacht voor een goede beoordeling van de aanvraag.

Artikel 15: Verzuimherstel

Het college kan besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen, indien niet is voldaan aan de vereisten zoals die gesteld zijn in deze verordening, mits de aanvrager in de gelegenheid is gesteld het verzuim te herstellen binnen een daartoe gestelde termijn.

Artikel 16: Beslistermijn subsidieverlening

  • 1. Het college beslist op een aanvraag voor een eenmalige subsidie binnen acht weken na de ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Het college beslist op een aanvraag voor een structurele subsidie vóór 1 januari van het jaar waarop de subsidie betrekking heeft.

  • 3. In afwijking van het eerste lid en het tweede lid kan het college de beslissing eenmaal voor ten hoogste acht weken verdagen. Van een beslissing tot verdaging stelt het college de aanvrager vóór het verstrijken van de termijn als bedoeld in het eerste en in het tweede lid op de hoogte onder vermelding van de reden tot verdaging.

Artikel 17: Weigeringsgronden

  • 1. De subsidie kan naast de in artikel 4:25 en 4:35 van de wet genoemde gevallen in ieder geval worden geweigerd indien:

    • a.

      de gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat de activiteiten van de aanvrager niet of niet in belangrijke mate ten goede komen aan ingezetenen van de gemeente;

    • b.

      de gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat de gelden niet of in onvoldoende mate zullen worden besteed voor het doel waarvoor de subsidie is aangevraagd;

    • c.

      de gegronde redenen bestaan aan te nemen dat de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wettelijke bepalingen, het algemeen belang of de openbare orde;

    • d.

      de aanvrager naar het oordeel van het college ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan of heeft kunnen beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

    • e.

      de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente;

    • f.

      de rijks- en/of provinciale gelden dan wel de gelden van overige derden, die op het moment van indiening van de subsidieaanvraag als bijdrage in de kosten van uitvoering van het beleid verwacht mochten worden, niet daadwerkelijk worden verkregen.

  • 2. Geen subsidie wordt verleend, indien doelstellingen, activiteiten, statuten of reglementen van de aanvrager dan wel het beoogde gebruik van de subsidie discriminatie opleveren wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, burgerlijke staat, seksuele geaardheid, leeftijd of op welke grond dan ook. Onder discriminatie wordt in dit verband niet begrepen onderscheid tot opheffing van ongelijkheid.

Artikel 18: Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger is verplicht volledige medewerking te geven aan van gemeentewege ingestelde onderzoeken betreffende de subsidieverstrekking en besteding.

  • 2. Het college kan aan een besluit tot subsidieverlening bepalingen verbinden waarin aan de subsidieontvanger verplichtingen worden opgelegd als bedoeld in artikel 4:37 van de wet alsmede verplichtingen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 3. Het college kan aan een besluit tot subsidieverlening verplichtingen verbinden die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie maar alleen indien en voorzover deze verplichtingen betrekking hebben op de wijze waarop of op de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

  • 4. Het college kan aan een besluit tot verlening van een structurele subsidie het voorschrift verbinden dat de subsidieontvanger een reserve of een voorziening vormt.

Hoofdstuk 3 – Subsidievaststelling

Artikel 19: Zonder verleningsbeschikking

Bij vaststelling van een subsidie zonder voorafgaande verleningsbeschikking zijn de bepalingen van Hoofdstuk 2 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 20: Aanvraag subsidievaststelling na voorafgaande verleningsbeschikking

  • 1. De aanvraag om subsidievaststelling na voorafgaande verleningsbeschikking wordt ingediend binnen de hierna genoemde termijn en voldoet aan de hierna genoemde eisen:

    • a.

      subsidieontvangers die een eenmalige subsidie ontvangen dienen binnen twaalf weken na afloop van de activiteit een aanvraag tot vaststelling in bij het college;

    • b.

      subsidieontvangers die een structurele subsidie ontvangen, dienen vóór 1 april volgend op het kalenderjaar waarop de subsidie betrekking heeft, een aanvraag tot vaststelling in bij het college.

  • 2. Indien een structurele subsidie voor meerdere jaren is verleend, wordt jaarlijks vóór 1 april volgend op het kalenderjaar waarvoor de subsidie is verleend, een aanvraag tot vaststelling van de subsidie ingediend bij het college.

  • 3. Het college kan de termijnen genoemd in het eerste en het tweede lid op verzoek van de subsidieontvanger verlengen.

  • 4. Bij het indienen van de aanvraag als bedoeld in het eerste en tweede lid worden in ieder geval overgelegd:

    • a.

      een financieel verslag met betrekking tot de resultaten in het jaar waarvoor subsidie is verleend. Het financiële verslag omvat de balans en de exploitatierekening met een toelichting daarop.

    • b.

      een inhoudelijk verslag van de activiteiten die in dat jaar hebben plaatsgevonden. Het verslag bevat een rapportage over de doelmatigheid en effectiviteit van de subsidie.

  • 5. Voor zover het college zulks eist, wordt tevens een schriftelijke verklaring van een accountant omtrent de getrouwheid van balans en exploitatierekening overgelegd. Bij aanvragen boven de 

    € 100.000,= is een verklaring van een registeraccountant verplicht. Bij bijdragen van € 10.000,= tot € 100.000,= een verklaring van een administratief accountant consulent. Bij bedragen van € 1.000,= tot € 10.000,= kan worden volstaan met een verslag als bedoeld bij lid 4 onder a, dat voor getrouwheid door twee bestuursleden van een handtekening is voorzien en bij bedragen tot € 1.000,= geldt geen verantwoordingsplicht.

Artikel 21: Verzuimherstel

Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voldoet aan de vereisten zoals gesteld in de wet en in artikel 20 van deze verordening, wordt de aanvrager een redelijke termijn gegeven om de aanvraag aan te vullen.

Artikel 22: Vaststelling subsidie bij te late of onvolledige aanvraag

Indien na afloop van de termijn zoals genoemd in artikel 21 de aanvraag tot subsidievaststelling nog steeds niet aangevraagd is dan wel onvolledig is, kan het college besluiten tot een ambtshalve vaststelling van de subsidie, overeenkomstig artikel 4:47 van de wet.

Artikel 23: Beslistermijn subsidievaststelling

  • 1. Het college beslist in geval van een eenmalige subsidie binnen twaalf weken op een aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 2. Het college beslist in geval van een structurele subsidie vóór 31 december van het jaar, volgend op het jaar waarop de aanvraag tot subsidievaststelling betrekking heeft.

Hoofdstuk 4 - Overige bepalingen

Artikel 24: Voorschotten

  • 1. Het college kan de subsidieontvanger voorschotten verlenen.

  • 2. Het college beslist over de hoogte van voorschotten en de wijze van bevoorschotting.

Artikel 25: Betaling

  • 1. Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de subsidievaststelling betaald onder verrekening van de eventueel betaalde voorschotten. Indien feiten of omstandigheden aanleiding geven tot een lagere vaststelling van de subsidie over het betreffende jaar, kan verrekening plaatsvinden door inhouding op de nog uit te betalen subsidie in hetzelfde jaar of bij vaststelling van de subsidie over het volgend subsidiejaar.

  • 2. Subsidies worden betaald binnen zes wekenna de subsidievaststelling, tenzij in de beschikking tot vaststelling anders is bepaald.

Artikel 26: Vergoeding vermogensvorming, rente

  • 1. Artikel 4:41 van de wet is van toepassing.

  • 2. De vergoeding bedraagt maximaal het bedrag waarmee subsidiëring door de gemeente heeft bijgedragen aan de vermogensvorming.

  • 3. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de eigendommen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat bij verlies of beschadiging van eigendommen wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger is ontvangen. Indien het onroerend goed betreft, geschiedt de waardebepaling door één of drie onafhankelijke deskundigen.

  • 4. Het college kan bij de verlening van structurele subsidies aan de subsidieontvanger de vorming van reserves en voorzieningen toestaan en daaraan een maximum verbinden.

Artikel 27: Toezicht

Het college wijst bij besluit één of meer personen aan die zijn belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

Artikel 28: Hardheidsclausule

Het college kan in individuele gevallen, wanneer er sprake is van bijzondere omstandigheden, van een of meer bepalingen van deze verordening afwijken dan wel deze buiten toepassing laten, voor zover toepassing ervan leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 29: Overgangsregeling

  • 1. Op subsidies die voor de inwerkingtreding van deze verordening verstrekt zijn, blijven de regels van toepassing die golden op het moment van de subsidieverstrekking.

  • 2. Op een aanvraag die is ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening en die betrekking heeft op het jaar 2008, wordt op grond van de op het moment van ontvangst van de aanvraag geldende regels beslist.

  • 3. Bij het in werking treden van deze verordening vervallen de volgende verordeningen:

    • *

      Subsidieverordening welzijnswerk gemeente Delfzijl

    • *

      Verordening tot regeling van een tegemoetkoming in de kosten van het geven van godsdienstonderwijs en/of levensbeschouwelijk vormingsonderwijs aan leerlingen van de openbare basisscholen

    • *

      Verordening subsidiëring accommodaties 2002

    • *

      Sportsubsidieregeling Delfzijl

    • *

      Subsidieregeling culturele evenementen

    • *

      Verordening evenementensubsidie gemeente Delfzijl

    • *

      Subsidieverordening amateurkunst Delfzijl

  • 4. Op bezwaarschriften gericht tegen een beschikking op een aanvraag op grond van de in het derde lid genoemde verordeningen, wordt beslist met toepassing van de op het tijdstip van indiening van de aanvraag geldende regels.

Artikel 30: Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Algemene Subsidieverordening Gemeente Delfzijl

Artikel 31: Datum inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2009.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 18 december 2008.
 
De raad voornoemd,
 
voorzitter.
(E.A. Groot)
 
griffier.
(O. Rijkens)