Regeling vervallen per 16-05-2023

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Deventer houdende regels omtrent leerlingenvervoer (Beleidsregel leerlingenvervoer gemeente Deventer 2019)

Geldend van 03-08-2019 t/m 15-05-2023

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Deventer houdende regels omtrent leerlingenvervoer (Beleidsregel leerlingenvervoer gemeente Deventer 2019)

Burgemeester en wethouders van Deventer,

BESLUITEN

  • 1.

    De beleidsregel leerlingenvervoer gemeente Deventer 2019 vast te stellen;

  • 2.

    de nota en het besluit openbaar te maken.

1 Inleiding

AIle kinderen hebben recht op onderwijs. Ouders en verzorgers moeten er zelf voor zorgen dat hun

kinderen elke dag naar school kunnen. Meestal is dat geen probleem. Voor sommige kinderen is naar

school gaan lastiger. Bijvoorbeeld omdat ze een beperking hebben of door een grote afstand tussen hun huis en de school. Deze kinderen komen mogelijk in aanmerking voor de regeling leerlingenvervoer van de gemeente.

Ten aanzien van de bekostiging van het leerlingenvervoer is door de gemeente Deventer de Verordening leerlingenvervoer gemeente Deventer 2015 met toelichting vastgesteld, hierna te noemen de Verordening. Ten behoeve van de concrete uitvoering van deze Verordening is het wenselijk een aantal concrete uitvoeringszaken in beleidsregels vast te leggen.

2 Uitgangspunten gemeente Deventer

Het college heeft besloten de Verordening Leerlingenvervoer strikter uit te gaan voeren, waarbij uitgegaan wordt van bekostiging van de goedkoopst passende voorziening. Dit betekent dat meer dan voorheen de eigen (on)mogelijkheden van het individuele kind worden meegewogen bij het bepalen van de te verstrekken voorziening. Wij vinden het belangrijk dat de zelfredzaamheid, ook van kinderen met een beperking, bevorderd wordt. Ook wordt van ouders meer verwacht in de begeleiding van hun kinderen van en naar school.

Door de invoering van de Wet op het Passend Onderwijs is het wettelijke regime voor leerlingenvervoer gewijzigd. Belangrijkste uitgangspunt van Passend Onderwijs is dat leerlingen een

plek moeten krijgen op een school die past bij hun kwaliteiten en hun mogelijkheden, en als het kan, binnen een reguliere school. Naast een ‘passend aanbod’ aan ouders voor hun kind, staat echter ook een ‘passende inzet’ van ouders om hun kind naar school te vervoeren. Aangepast (taxi)vervoer is daarmee niet langer vanzelfsprekend als aan een aantal voorwaarden is voldaan. Primair zijn de ouders verantwoordelijk.

3 Wat wordt bedoeld met een (structurele) handicap?

In het kader van het leerlingenvervoer is bepalend of het kind door een structurele handicap niet in staat is om met openbaar vervoer te reizen, ook niet als dit onder begeleiding gebeurt. Structureel betekent in dit geval minimaal 3 maanden. Het betekent echter niet automatisch dat een leerling met een handicap aangepast vervoer toegekend krijgt. Zo zijn er situaties waarbij een leerling met een bepaalde structurele handicap wel degelijk zelfstandig met het openbaar vervoer kan reizen. Bij de beoordeling van de aanvraag wordt vooral gekeken naar de mogelijkheden van het kind. De vraag is dus niet of uw kind gehandicapt is, maar of de handicap hem of haar belemmert om met openbaar vervoer te reizen of te fietsen.

Er is geen afstandscriterium voor leerlingen met een handicap, die niet zelfstandig van het openbaar vervoer/fiets gebruik kan maken.

3.1Soorten vergoedingen van het leerlingenvervoer

De vergoeding van het leerlingenvervoer kan een vergoeding zijn in geld of via taxivervoer (in natura).

3.2 Vervoer met de fiets

De gemeente kijkt eerst of de leerling zelfstandig of eventueel onder begeleiding met de fiets naar school kan gaan. De leerling kan dan in aanmerking komen voor een fietsvergoeding. Als er begeleiding nodig is, dan is de ouder daar zelf verantwoordelijk voor. Als de gemeente vindt dat begeleiding noodzakelijk is, dan wordt zowel een fietsvergoeding uitbetaald voor de leerling als voor de begeleider.

3.3 Openbaar vervoer

Kan de leerling niet met de fiets naar school, dan kijkt de gemeente of de leerling met het openbaar vervoer kan reizen. Ook hier geldt dat als begeleiding noodzakelijk is, er ook een vergoeding wordt uitbetaald voor de kosten van de reis met het openbaar vervoer van de begeleider.

3.4 Aangepast vervoer

In een aantal gevallen kunnen leerlingen niet met de fiets of het openbaar vervoer naar school. Dan regelt de gemeente aangepast vervoer. De leerling wordt dan met een taxi of een busje naar school gebracht. De ouder zorgt ervoor dat het kind op tijd klaar staat als hij of zij wordt opgehaald en dat er iemand bij de opstapplaats of thuis aanwezig is als het kind wordt teruggebracht.

3.5 Eigen vervoer/vervoersvergoeding

Als er aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening, kan het college de ouder(s) op aanvraag toestaan de leerling zelf te vervoeren of te laten vervoeren. De vervoerskosten worden dan door de gemeente vergoed. Voorwaarde die daaraan wordt verbonden is dat dit goedkoper is dan het vervoer dat op grond van de Verordening kan worden verstrekt (openbaar vervoer of aangepast vervoer), dan wel, dat andere vervoersvoorzieningen niet toegankelijk of geschikt zijn. Met dat laatste wordt bedoeld, dat deze vormen van vervoer redelijkerwijs niet van de leerling kunnen worden verlangd, gelet op zijn handicap. Dit moet door de ouder(s) onderbouwd worden met objectieve gegevens van deskundigen.

Artikel 1 Berekening van de afstand woning en de school

Uitwerking artikelen 9 en 17 van de Verordening.

Het vaststellen van de afstand tussen de woning en de school vindt plaats op basis van de kortste route voor de leerling, gemeten langs voor de leerling voldoende begaanbare en veilige weg op de fiets op basis van de ANWB-routeplanner: www.anwb.nl. op het moment van toetsing van de aanvraag. Daarbij wordt uitgegaan van de adressen van de woning en de school.

Wat is een redelijke fietsafstand?

Als tijdens de afhandeling van een aanvraag aan de orde komt of een kind of ouder met kind op de fiets naar school kan, geldt het volgende uitgangspunt:

  • 4 jaar tot en met 8 jaar: het kind 6 kilometer, de ouder met kind achterop 6 kilometer;

  • 9 jaar: het kind 7 kilometer;

  • 10 jaar: het kind 8 kilometer;

  • 11 jaar: het kind 9 kilometer;

  • 12 jaar en ouder: het kind 12 kilometer.

Toelichting:

Berekening van de afstand tot de school per fiets

Toelichting: Voor een leerling in het primair onderwijs die zelfstandig kan reizen, geldt dat eerst recht op een vervoersvoorziening bestaat, als de afstand van de woning naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school meer dan 6 km bedraagt. Voor de berekening van de afstand, wordt bij de toetsing van de aanvraag de kortste afstand gemeten via www.anwb.nl, optie kortste afstand per fiets.

Berekening van de afstand tot de school per auto

Toelichting:

De gemeente kan ouder(s) toestemming verlenen om hun kind zelf met de auto te vervoeren. Uitgangspunt is dat dit alleen het geval is, als eigen vervoer goedkoper is. Voor het bepalen van de afstand maakt het college gebruik van de routeplanner van www.anwb.nl, optie kortste route, waarna het gemiddelde van zowel de heen- als terugreis wordt vastgesteld. Als de heen-route onder de km-grens blijft en de terug-route erboven (of v.-v.), dan is de gemiddelde afstand bepalend voor het recht op een vervoersvoorziening.

Artikel 2 Vergoeding van de kosten van het openbaar vervoer (brom)fiets en eigen auto

Uitwerking artikelen 11 en 17 van de Verordening.

Voor het leerlingenvervoer is uitgangspunt dat de goedkoopst adequate vervoersvoorziening wordt bekostigd. Is dat reizen via het openbaar vervoer (OV) dan worden de kosten hiervan vergoed. Is dat reizen met de eigen auto of met de fiets, dan wordt daarvoor gekozen.

2.1 Vergoeding openbaar vervoer en eigen vervoer (brom)fiets en eigen auto)

  • Een fietsvergoeding betreft een vergoeding voor iedere kilometer die de leerling fietst. Voor de hoogte ervan wordt aangesloten bij de Reisregeling binnenland. Indien een leerling niet zelfstandig kan fietsen, kan ook voor de begeleider een fiets kilometervergoeding worden verstrekt. Indien een leerling en eventueel diens begeleider in aanmerking komt voor een fietsvergoeding, dan wordt de fietsvergoeding gebaseerd op de kilometers die de leerling fietst (één retourtje per dag).

  • De gemeente bekostigt de goedkoopst mogelijke wijze van openbaar vervoer. Het gaat hierbij om de kosten die met de OV-chipkaart (of eventueel een andere, binnen de gemeente of regio geldende betaalmogelijkheid) worden gemaakt, rekening houdend met kortingen die voor de leerling binnen het systeem kunnen gelden.

  • De vergoeding voor gebruik van een eigen auto is afgeleid van de Reisregeling binnenland. Voor 2019 geldt op grond van deze regeling voor de eigen auto en bedrag van € 0,37 per kilometer. Het genoemde bedrag wordt uitgekeerd voor de kilometers die de leerling aflegt. Wanneer zowel de heen- als de terugreis tweemaal worden vergoed wordt deze gehalveerd (dat is: € 0,19).

Artikel 3 Vervoer van en naar een ander opvangadres dan de woning

Uitwerking artikel 3 van de Verordening.

3.1 Ander opvangadres dan woning

Leerlingenvervoer is uitsluitend bedoeld voor vervoer van en naar school en omgekeerd. De woning is gedefinieerd als ‘de plaats waar de leerling structureel en feitelijk verblijft’. Het college staat vervoer van school naar een opvangadres na schooltijd, anders dan het woonadres, toe indien voldaan wordt aan de onderstaande voorwaarden:

  • 1.

    De leerling bezoekt een basisschool, speciale school voor basisonderwijs of een school voor speciaal onderwijs.

  • 2.

    De leerling maakt gebruik van aangepast vervoer.

  • 3.

    Het opvangadres ligt binnen de gemeentegrens van Deventer of het opvangadres ligt op de route van de taxi(bus): met andere woorden waarvoor door de taxi(bus) niet of in geringe mate hoeft te worden omgereden.

  • 4.

    Er is één opvangadres naast het huisadres toegestaan.

  • 5.

    Onder een opvangadres na schooltijd wordt verstaan een geregistreerde buitenschoolse opvang (BSO) of geregistreerde gastouderopvang.

  • 6.

    Er is sprake van een vast patroon, dat wil zeggen één vast opvangadres alsook op vaste dagen per week.

  • 7.

    Het vervoer vindt plaats in aansluiting op de reguliere eindtijd van de school volgens de schoolgids. Vervoer vanaf het opvangadres naar het thuisadres behoort in geen enkel geval tot de mogelijkheden. Hiervoor zijn de ouders verantwoordelijk.

  • 8.

    Een volwassene dient, namens BSO, ter plekke aanwezig te zijn om de leerling op te vangen. De chauffeur moet de leerling aan de volwassene kunnen overdragen bij de taxi(bus). De gemeente draagt geen verantwoordelijkheid vanaf het moment dat de leerling de taxi(bus) heeft verlaten.

  • 9.

    De vervoerder stemt in met vervoer naar het opvangadres en brengt hiervoor geen meerkosten bij ouders of gemeente in rekening. De vervoerder heeft aangegeven dat hij bereid is leerlingen af te zetten bij een opvangadres indien dit adres ongeveer op de route ligt van de taxi(bus), waarin de leerling wordt vervoerd. De route van de taxi(bus) is gebaseerd op de woon- en schooladressen van de leerlingen. Ook heeft de vervoerder de mogelijkheid genoemd dat een kind op de terugweg in een andere (taxi)bus terugrijdt dan op de heenweg.

  • 10.

    De maximale individuele reistijd van de leerlingen die vervoerd worden op de aangepaste route niet mag worden overschreden.

  • 11.

    Indien het vervoer naar het opvangadres leidt tot individueel vervoer of om andere redenen leidt tot hogere kosten dan het vervoer naar het woonadres, behoudt het college zich het recht voor het vervoer niet toe te staan.

3.2 Afwijken in het kader van de Jeugdhulp

Het college kan in individuele gevallen afwijken van het gestelde onder 3.1. om de leerling met het leerlingenvervoer te vervoeren van een school na schooltijd naar een locatie voor (dag)behandeling in het kader van de Jeugdhulp als bedoeld in de Jeugdwet.

Artikel 4 GO-OV app

Leerlingen die wel met het openbaar vervoer zouden kunnen reizen, maar hier nog niet zelfstandig aan toe zijn kunnen met toestemming van het college gebruik maken van de GO-OV app. Deze app leert hen hoe je zelfstandig kunt reizen met het openbaar vervoer.

Artikel 5 Duur van de vervoervoorziening

Uitwerking artikel 4 van de Verordening.

De gemeente kiest om de bekostiging van de vervoerskosten voor één jaar toe te kennen. Hiervoor is gekozen, omdat de situatie van de leerlingen en hun vervoersmogelijkheden kunnen veranderen gedurende een schooljaar. Ook wordt gekeken naar infrastructurele wijzigingen en waar nodig wijzigingen in de inkomensgegevens met betrekking tot de eigenbijdrage/draagkracht. Er zijn echter situaties denkbaar waarin het niet nodig is om jaarlijks te beoordelen of er iets gewijzigd is.

Artikel 6 Co-ouderschap

Uitwerking artikel 5 van de Verordening leerlingenvervoer.

Een kind van gescheiden ouders kan twee woningen hebben. Bijvoorbeeld bij co-ouderschap, als het kind evenveel bij de ene als de andere ouder verblijft. Er is sprake van co-ouderschap als zowel de moeder, als de vader in een regelmatige afwisseling de zorg voor het kind of de kinderen hebben. Indien leerlingenvervoer is gewenst, moeten beide ouders afzonderlijk, voor de dagen dat het kind doordeweeks bij hen verblijft, een aanvraag indienen bij de gemeente waar hij of zij woonachtig is. Hierbij gaat het niet om waar de leerling is ingeschreven. Het gaat om de feitelijke verblijfplaats van de leerling.

Artikel 7 Advies van andere deskundigen, onderdeel medische verklaring

Uitwerking artikelen 5, 9 en 16 van de Verordening.

7.1 Advies deskundigen

Wanneer wordt aangegeven dat een leerling gebruik moet maken van aangepast vervoer op grond van een handicap, moet ter onderbouwing een medische verklaring worden meegestuurd. Het gaat om de vraag of de leerling, door zijn handicap, al dan niet zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik kan maken. Bij de aanvraag dienen ouders verklaringen van deskundigen te overleggen. Het college kan ook advies van onafhankelijke (medische) deskundigen inwinnen.

7.2 Aan te wijzen adviesorganisatie

De medische keuring wordt uitgevoerd door een door het college aan te wijzen onafhankelijke adviesorganisatie. De kosten van dit externe advies of andere deskundigen komen voor rekening van de gemeente.

Artikel 8 Passend vervoer en begeleiding

Uitwerking artikelen 12 en 18 van de Verordening.

Begeleiding is primair een taak van de ouders/verzorgers. Als dat niet mogelijk is, dienen zij zelf voor een oplossing te zorgen. Als ouders/verzorgers er zelf niet in slagen de begeleiding te leveren, kunnen zij daarvoor bijvoorbeeld een oppas, buren, familie of vrijwilligers inschakelen.

8.1 Criteria geen begeleiding

Om te kunnen beoordelen of begeleiden onmogelijk is, of dat een gezin ernstig benadeeld wordt wanneer ouder(s) zelf voor de begeleiding moeten zorgen, zijn de onderstaande criteria opgesteld. Van ouders wordt geen begeleiding verlangd, als:

  • De ouder van een één-oudergezin kan aantonen dat hij/zij het werk niet langer kan uitoefenen als hij/zij zorg moet dragen voor de begeleiding van en naar school van de leerling. Hiervoor dient een werkgeversverklaring overlegd te worden, met een weekrooster en werktijden. Ook het volgen van een voltijdsopleiding wordt voor een ouder van een één-oudergezin gelijkgesteld met werk. In deze situatie moet een inschrijfbewijs en het lesrooster overgelegd worden.

  • Er sprake is van een één-oudergezin en de ouder één of meerdere kind(eren), jonger dan 10 jaar uit hetzelfde gezin, tegelijkertijd naar een andere school moet brengen. Dan kan het kind dat moet reizen naar het speciaal (basis) onderwijs in aanmerking komen voor bekostiging van aangepast vervoer. Er moet aannemelijk worden gemaakt dat een andere oplossing (bijvoorbeeld het inschakelen van buren of familie) niet mogelijk is.

  • Er structurele medische redenen zijn die ouders belemmeren hun kind te begeleiden. Dit moet worden vastgesteld door een medisch deskundige/onderzoek.

  • Begeleiden van een kind van en naar school neemt meer dan drie uur per dag in beslag. Dit betekent dus maximaal drie kwartier per enkele reisafstand. Is de totale reistijd langer dan drie uur en er is geen aantoonbare andere mogelijkheid om vervoer te combineren met andere leerlingen, dan kan de leerling in aanmerking komen voor aangepast vervoer.

Artikel 9 Hoogbegaafde leerlingen

Uitwerking algemeen van de Verordening

Binnen de Samenwerkingsverbanden primair en voortgezet onderwijs bestaat een aanbod voor hoogbegaafde leerlingen. Hierdoor zijn er in principe geen extra regels nodig voor deze leerlingen als het gaat om leerlingenvervoer. Er zijn twee situaties waarin een hoogbegaafde leerling wel aanspraak kan maken op leerlingenvervoer:

  • Een eerste situatie waarin voor een hoogbegaafde leerling een aanvraag voor leerlingenvervoer kan worden ingediend, is als die leerling ten gevolge van een beperking niet zelfstandig kan reizen en als die leerling is aangewezen op een school op afstand.

  • Een andere situatie die zich voor kan doen is dat de dichtstbijzijnde basisschool/voortgezet onderwijs (nog) geen passend aanbod heeft voor de hoogbegaafde leerling. In dat geval kan het zijn dat de leerling verder moet reizen naar een voor hem toegankelijke school die wel een passend aanbod kan bieden. In die situatie kan een leerling ook een aanvraag bij de gemeenten indienen voor tegemoetkoming in de vervoerskosten. De gemeente zal onderzoeken of de begeleiding en het materiaal daadwerkelijk op deze school aanwezig zijn.

De hoogbegaafdheid van de leerling moet op basis van onderzoek worden gestaafd. Daarnaast moet er een toelichting vanuit de school (en/of Samenwerkingsverband) worden gegeven waarom er geen passend aanbod is voor de betreffende leerling. Indien het een keuze is van de ouders of verzorgers zelf en er een passend aanbod is op de dichtstbijzijnde toegankelijke school kan er geen aanspraak gemaakt worden op leerlingenvervoer.

Artikel 10 Individueel vervoer bij aangepast vervoer

Uitwerking artikelen 12 en 18 van de Verordening.

Met individueel vervoer is bedoeld dat een leerling om medische en/of psycho-sociale reden niet samen met andere leerlingen kan worden vervoerd. In beginsel worden de kosten van individueel vervoer niet vergoed. Slechts in uitzonderlijke gevallen kan het voorkomen dat een leerling om medische en/of psycho-sociale reden individueel vervoerd moet worden (hieronder valt niet onaanvaardbaar gedrag, zie ook artikel 17). Indien dit type vervoer noodzakelijk is dient dit in de aanvraag te worden vermeld. Het college zal dan een onafhankelijk (medisch) onderzoek vragen.

Artikel 11 Ophaal-, opstap- en afzetplaats

Uitwerking artikelen 1 en 9 van de Verordening.

11.1 Ophaal-, opstap- en afzetplaats

In geval van aangepast vervoer worden leerlingen aan huis opgehaald tenzij een leerling de indicatie ‘opstapplaats’ heeft. Aan huis ophalen betekent dat de leerling opgehaald dient te worden bij de voordeur. Bij een flat of instelling geldt de hal of centrale receptie als ophaalplek. Voor alle schoollocaties geldt de toegang van het schoolterrein als afzetplaats, tenzij er een andere afspraak is tussen de gemeente en de vervoerder.

11.2 Instellen opstapplaatsen

De gemeente kan opstapplaatsen toestaan voor leerlingen van primair onderwijs en het (voortgezet) speciaal onderwijs. Indien een leerling op een halte moet worden opgehaald geldt dat de vervoerder in overleg met de gemeente de ligging van de opstapplaatsen bepaald. De ouders/verzorgers zijn verantwoordelijk voor de begeleiding van en naar de opstapplaats.

Artikel 12 Drempelbedrag en financiële draagkracht

Uitwerking artikelen 14 en 15 van de Verordening.

12.1 Terugval inkomen

Op aanvraag van de ouders wordt bij de toepassing van het drempelbedrag uitgegaan van het inkomen van een ander, recenter jaar, dan het inkomen over het tweede jaar voorafgaande aan het schooljaar waarvoor de bekostiging wordt gevraagd, indien:

  • a.

    sprake is van een terugval in inkomen over het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor de bekostiging wordt gevraagd, in welk geval wordt uitgegaan van het jaar voorafgaande aan het schooljaar waarvoor de bekostiging wordt vastgesteld; of,

  • b.

    sprake is van een terugval in inkomen over het jaar waarvoor de bekostiging wordt vastgesteld, in welk geval wordt uitgegaan van het jaar waarvoor de bekostiging wordt vastgesteld.

12.2 Peiljaar

Indien het inkomen van de betrokken ouders in de periode die ligt tussen het peiljaar waarin het inkomen wordt bepaald en het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend, op een structurele wijze is gedaald, is het redelijk om in het voordeel van de ouders een later peiljaar te kiezen door gebruik te maken van de afwijkingsmogelijkheid van artikel 23 van de verordening. Door het kiezen van een later peiljaar kan het voorkomen dat ouders in dat latere peiljaar niet voldoen aan de inkomensgrens en dus geen drempelbedrag hoeven te betalen.

Artikel 13 Uitbetaling vergoedingen en verantwoording

Uitwerking artikel 4 van de Verordening.

Uitbetaling van de bekostiging:

  • a.

    De tegemoetkoming in de vervoerskosten voor het eigen vervoer per auto wordt gedurende het schooljaar in oktober en maart uitbetaald: totaal 200 schooldagen. Bij een toekenning lopende het schooljaar wordt de vergoeding naar rato uitgekeerd.

  • b.

    De tegemoetkoming in de vervoerskosten voor het eigen vervoer per fiets wordt gedurende het schooljaar in maart en oktober uitbetaald: totaal 200 schooldagen. Bij een toekenning lopende het schooljaar wordt de vergoeding naar rato uitgekeerd.

  • c.

    De tegemoetkoming in de vervoerskosten vergoeding voor het openbaar vervoer wordt per kwartaal uitbetaald op basis van een abonnement/ov-chipkaart als dat voordeliger is is dan losse kaarten. Als een abonnement/ov-chipkaart niet rendabel is (bijv. in verband met vakantie of ziekte) kunnen losse ritten gedeclareerd worden. De kosten voor het openbaar vervoer kunnen op basis van een uitdraai via www.OV9292.nl gedeclareerd worden. Bij een toekenning van een tegemoetkoming in de vervoerskosten in het lopende schooljaar wordt de vergoeding naar rato uitbetaald. Controle op de besteding van de tegemoetkomingen vindt plaats via steekproeven en het opvragen van abonnementen of andere bewijstukken.

  • d.

    In de tegemoetkomingenb genoemd onder a en c is de eventuele eigen bijdrage al verwerkt.

Artikel 14 Afwijkende schooltijden/onderwijstijd

Uitwerking artikelen 12 en 18 van de Verordening.

14.1 Aansluiting op schooltijden

Het leerlingenvervoer vindt plaats in aansluiting op het begin en einde van de schooldag, zoals dat is vastgelegd in de schoolgids. Wanneer de (structurele) handicap van een leerling het volgen van het volledige onderwijsprogramma (onderwijstijdverkorting) onmogelijk maakt kan het college hiervan afwijken. De ouders dienen een dergelijk verzoek te onderbouwen door:

  • een verklaring van de (directie van de) school,

  • een deskundige (bijvoorbeeld een arts, psycholoog of orthopedagoog),

  • een opbouwschema om te komen tot een volledig schoolprogramma/onderwijstijd.

Het college kan ook advies van onafhankelijke (medische) deskundigen inwinnen.

14.2 Uitval rooster

Uitval uren binnen het voor de leerling geldende periodieke rooster geeft geen recht op leerlingenvervoer op basis van de gewijzigde schooltijd.

14.3 Gedeeltelijke leerplicht (VARIA-wet)

Van de bestaande schooltijden/onderwijstijd kan worden afgeweken indien gedeeltelijke ontheffing is verleend (VARIA-wet) om leerlingen toe te laten groeien naar het volgen van de volledige onderwijstijd.

14.4 Wijziging schooltijden

Als de school de schooltijden wijzigt vanwege bijzondere activiteiten of aangelegenheden, vindt op basis van de gewijzigde schooltijd geen leerlingenvervoer plaats. Een uitzondering kan worden gemaakt als er sprake is van een examen gericht op het eindexamen van de school. Van een gewijzigde schooltijd moet minimaal vijf werkdagen voorafgaand aan de schooldag waarop de gewijzigde schooltijd geldt, door de ouders bij het college worden gemeld.

Toelichting:

Onder bijzondere activiteiten en aangelegenheden kan bijvoorbeeld worden verstaan: studiedagdeel voor het personeel, schoolreisje/schoolkamp, sportdag, sinterklaasviering, carnaval, religieuze feestdag, excursie, jaarafsluiting of een vrij dagdeel voorafgaande aan een feestdag of vakantie.

14.5 Gezamenlijk vervoer

De gemeente zal zoveel mogelijk proberen de leerlingen met afwijkende schooltijden van één of meerdere scholen gezamenlijk te vervoeren.

Artikel 15 Stagevervoer

Uitwerking artikel 1 van de Verordening.

Stage valt onder het leerlingenvervoer, mits deze stage onderdeel is van het schoolplan/gids. Het stageadres is dan aan te merken als “school”. Leerlingen lopen stage om zich voor te bereiden op deelname aan het maatschappelijk verkeer. Met dit als achtergrond verwacht de gemeente van de leerling, de ouders, maar ook van de school dat de maximaal mogelijke zelfstandigheid in het reizen naar het stageadres wordt nagestreefd.

15.1 Dichtstbijzijnde stageadres

Naar analogie van ‘dichtstbijzijnde toegankelijke school’ wordt het begrip ‘dichtstbijzijnde toegankelijke stage’ gehanteerd.

15.2 Stageovereenkomst

Een verzoek om vervoer moet vergezeld gaan van een stage overeenkomst. De school dient te zoeken naar een stageplaats zo dicht mogelijk bij de woning of op de route tussen woning en school. Wanneer hiervan wordt afgeweken, wordt bekostiging van vervoer naar een stageplaats alleen toegekend als de school deze keuze toereikend motiveert.

15.3 Schoolgids

Vervoer vindt uitsluitend plaats op vaste uren in de ochtend en middag, aansluitend aan de schooltijden zoals vermeld in de schoolgids. De stage kan met toestemming van het college plaatsvinden op andere tijden dan de officiële schooltijden. De school houdt waar mogelijk rekening in de plaatsing van leerlingen, bijvoorbeeld zo mogelijk een stageplaats op de route van leerlingenvervoer.

15.4 Geen stagevervoer in weekends en vakanties

Stagevervoer tijdens weekenden of schoolvakanties wordt niet bekostigd. Het college kan in individuele gevallen hiervan afwijken.

Artikel 16 Reistijd met openbaar vervoer is meer dan anderhalf uur

Uitwerking artikelen 12 en 18 van de Verordening.

16.1 Bepaling overschrijding reistijd

Om te bepalen of het tijdcriterium van 1,5 uur als gevolg van artikel 18 van de verordening wordt overschreden, is slechts van belang dat via individuele meting de conclusie wordt getrokken, dat de totale reistijd van die leerling met het openbaar vervoer meer dan anderhalf uur bedraagt en deze met het aangepast vervoer tot 50% of minder van de reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht. Is hiervan sprake dan kunnen ouders aanspraak maken op bekostiging op basis van de kosten van aangepast vervoer. Wordt de leerling begeleid, dan mag de begeleiding de begeleider maximaal 3 uur per dag kosten. Bij de bepaling van de reistijd van het openbaar vervoer wordt uitgegaan van de dienstregeling zoals die wordt vermeld op www.9292OV.

Toelichting:

De praktijk leert dat leerlingen, ongeacht de manier waarop zij de afstand naar school overbruggen, zo’n tien minuten voor de aanvang van de lessen op het schoolplein aankomen. Het ligt voor de hand deze tijd uit te sluiten van de reistijd. De eventuele wachttijd voor het openbaar vervoer aan het einde van de schooldag wordt wel meegerekend. Wanneer een leerling met aangepast vervoer wordt vervoerd, is er tijd nodig de school te verlaten en in de taxi(bus) te stappen. Het is in dit geval dan ook redelijk enige tijd (tien minuten) op te tellen bij de berekende duur van de rit.

16.2 Combinatie vervoersmogelijkheden

Indien de goedkoopst adequate manier van vervoer bestaat uit een combinatie van verschillende vormen van vervoer (bus en trein, fiets en trein etc.), staat het de gemeente vrij te kiezen voor een van deze vervoersvormen.

Artikel 17 Onaangepast gedrag in het aangepast vervoer

Uitwerking artikelen 12 en 18 van de Verordening.

17.1 Ontzegging toegang tot aangepast vervoer

Een leerling aan wie een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer is verstrekt, kan tijdelijk of voor de rest van het schooljaar de toegang tot dit vervoer worden ontzegd indien bij herhaling is gebleken dat de leerling door onaangepast gedrag of anderszins de orde in de bus verstoort of de veiligheid van bus en inzittenden in gevaar brengt. De ouder(s) van een leerling die gebruik maakt van het aangepast (taxi)vervoer en onaangepast gedrag vertoont tijdens het vervoer wordt door het college schriftelijk in kennis gesteld van het gedrag van de leerling, nadat de leerling daarop herhaalde malen is aangesproken door de chauffeur. Het college zet de volgende stappen:

  • 1.

    Ouders uitnodigen voor een gesprek over het gedrag van de leerling. Afhankelijk van de uitkomst al dan niet overgaan tot afgeven:

  • 2.

    Waarschuwing (bij de kennisgeving) dat de leerling bij voortzetting van het gedrag de toegang tot het vervoer wordt ontzegd

  • 3.

    Als er vervolgens geen verbetering optreedt, achtereenvolgens:

  • 4.

    Schorsing voor één week. Geen verbetering, dan,

  • 5.

    Schorsing voor één maand. Geen verbetering, dan,

  • 6.

    Schorsing voor drie maanden. Geen verbetering, dan,

  • 7.

    Beëindiging vervoersvoorziening.

Bij stap 1 en 2 worden de ouders in de gelegenheid gesteld hun kind te (laten) begeleiden. Deze kosten in de bus worden door de gemeente vergoed.

Bij beëindiging van de aangepaste vervoersvoorziening kan vergoeding van vervoer met eigen vervoer worden ingezet.

Toelichting: het recht op een vervoersvoorziening is geen absoluut recht. Als de leerling zich onaanvaardbaar gedraagt, kan dit gedrag er uiteindelijk toe leiden dat de vervoersvoorziening beëindigd wordt. Onder onaanvaardbaar gedrag wordt verstaan het gedrag dat onder de gegeven omstandigheden in het maatschappelijk verkeer onacceptabel is. Gedacht kan worden aan beschadiging van het interieur van de taxibus, mishandeling van medepassagiers, grove belediging of bedreiging van de chauffeur etc. Voordat daar echter consequenties aan worden verbonden dient nagegaan te worden of het gedrag verwijtbaar is. Bepaalde aandoeningen kunnen met zich meebrengen, dat dit niet het geval is. In dat geval zal beoordeeld moeten worden of een andere vervoersvoorziening uitkomst biedt, zoals inzet eigen vervoer.

Artikel 18 Crisisplaatsingen

Uitwerking algemeen van de Verordening.

18.1 Langer verblijf dan zes weken in Deventer

Wanneer de oorspronkelijke gemeente vooraf niet akkoord gaat met vergoeding van de kosten voor de eerste 6 weken of de leerling blijft langer dan 6 weken in de gemeente Deventer, dan moet een aanvraag worden ingediend bij de gemeente Deventer. Dit verzoek wordt dan beoordeeld op basis van de eigen verordening van de gemeente Deventer.

18.2 Maximaal zes weken vergoeding

Als de leerling voor de crisisplaatsing geen bekostiging ontving en naar dezelfde school blijft gaan, waardoor wel recht op vergoeding ontstaat, wordt het vervoer naar deze school bekostigd gedurende maximaal 6 weken. Wanneer de ouder dan zelf geen vervoer wil of kan regelen, dient het kind na maximaal 6 weken naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school te gaan.

Artikel 19 Leerling met tijdelijke fysieke beperking

Uitwerking algemeen van de Verordening.

Het kan voorkomen dat een leerling een zware operatie moet ondergaan of een meervoudige ledematenbreuk heeft opgelopen, met als gevolg dat hij of zij een groot gedeelte van het schooljaar afhankelijk is van rolstoel en/of krukken vanwege herstel of revalidatie. De gemeente geeft dan een beschikking af voor de duur van het herstel en/of de revalidatie. Als de noodzaak voor het vervoer verdwijnt, heeft de leerling geen recht meer op vervoer.

Als richtlijn wordt gehanteerd:

  • Tijdelijke fysieke beperking tot drie maanden: in ieder geval geen aanspraak op leerlingenvervoer.

  • Tijdelijke fysieke beperking die langer duurt dan drie maanden: de gemeente bekijkt of de leerling in aanmerking kan komen voor vervoer en zal zo snel mogelijk starten nadat de fysieke beperking is ontstaan.

Artikel 20 Afwijken van bepalingen in de verordening (hardheidsclausule)

Uitwerking artikel 23 van de Verordening.

Het gaat bij de hardheidsclausule in de eerste plaats om onvoorziene gevallen, dus gevallen waarmee vooraf bij het opstellen van de regeling geen rekening mee is gehouden. Pas je de regeling daar onverkort op toe, dan leidt dat tot een uitkomst die niet wenselijk is (een onbillijkheid). Vervolgens pas je een belangenafweging toe: moet het belang van deze belanghebbende zwaarder wegen dan strikte toepassing van de regeling? Is de onbillijkheid van 'overwegende aard'? Dus: 1. onvoorzien, 2. onredelijke uitkomst (dit hebben we niet gewild) en 3. afwijken van de regeling op basis van een belangenafweging. Als vaker op basis van dezelfde ("schrijnende") gevallen de hardheidsclausule toepast, dan moet de regeling zelf worden aangepast. De hardheidsclausule is niet bedoeld om categorisch van de regeling af te wijken, wanneer onvoorziene gevallen inmiddels in de praktijk bij toepassing van de regeling voorzienbaar zijn geworden.

Artikel 21 Overgangsbepaling, inwerkingtreding en citeertitel

21.1 Overgangsbepaling

Aanvragen die zijn ingediend onder de Beleidsregel leerlingenvervoer gemeente Deventer 2015 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze beleidsregel worden afgehandeld krachtens deze beleidsregel. Hier kan ten gunste van de aanvrager van worden afgeweken.

21.2 Inwerkingtreding en citeertitel

  • a.

    Deze beleidsregel treedt in werking op de achtste dag na die van bekendmaking.

  • b.

    Deze beleidsregel kan worden aangehaald als: ‘Beleidsregel leerlingenvervoer gemeente Deventer 2019’.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van 9 juli 2019

Burgemeester en wethouders van Deventer,

de secretaris,

M.A. Kossen

de burgemeester,

R.C. König