Regeling vervallen per 01-01-2022

Vaststelling Reglement van Orde vergaderingen Provinciale Staten

Geldend van 17-02-2017 t/m 31-12-2021

Intitulé

Vaststelling Reglement van Orde vergaderingen Provinciale Staten

Hoofdstuk 1, Algemene bepalingen

Artikel 1, Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • A.

    voorzitter: de voorzitter van Provinciale Staten of diens vervanger;

  • B.

    vicevoorzitter: de vicevoorzitter van Provinciale Staten;

  • C.

    tweede vicevoorzitter: de tweede vicevoorzitter van Provinciale Staten;

  • D.

    amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerpbesluit , naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

  • E.

    subamendement: voorstel tot wijziging van een aan de orde/in behandeling zijnd amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft;

  • F.

    motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

  • G.

    rondvraag: korte mondelinge vraag aan Gedeputeerde Staten en/of de commissaris van de Koning, gericht op de actualiteit;

  • H.

    interpellatie: het vragen van inlichtingen over een onderwerp dat niet op de agenda staat;

  • I.

    voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;

  • J.

    initiatiefvoorstel: een voorstel voor een verordening of een ander voorstel;

  • K.

    Statencommissies: commissies als bedoeld in artikel 80 van de Provinciewet.

Artikel 2, De voorzitter

De voorzitter is belast met:

  • a.

    het leiden van de vergadering;

  • b.

    het handhaven van de orde;

  • c.

    het doen naleven van het Reglement van Orde;

  • d.

    hetgeen de Provinciewet of dit reglement hem verder opdraagt.

Artikel 3, De griffier

  • 1.

    De griffier is in elke vergadering van Provinciale Staten aanwezig.

  • 2.

    Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt de griffier vervangen door zijn of haar plaatsvervanger.

  • 3.

    Hij kan, indien hij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd, aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen.

Artikel 4

[Vervallen.]

Artikel 5, Het Presidium

  • 1.

    Provinciale Staten hebben een Presidium.

  • 2.

    Het Presidium bestaat uit de vicevoorzitter, de fractievoorzitters en de voorzitter, als adviseur. De griffier of diens vervanger is in elke vergadering van het Presidium aanwezig. De vicevoorzitter van Provinciale Staten is de voorzitter van het Presidium.

  • 3.

    Op de aanwijzing door Provinciale Staten van de tweede vicevoorzitter is artikel 75, eerste lid, laatste volzin, van de Provinciewet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5a, Reglement van Orde Presidium

  • 1.

    Taken

    Het Presidium heeft, onverminderd de taken uit hoofde van de overige artikelen in dit of andere reglementen en verordeningen, de volgende taken.

    • a.

      Vaststellen van de voorlopige agenda's van de vergaderingen van de Statencommissies en van Provinciale Staten.

    • b.

      Voorstellen doen over de wijze van afdoening van bij de Staten of Statencommissies ingekomen stukken.

    • c.

      Jaarlijks vaststellen van het vergaderschema voor Provinciale Staten en de Statencommissies voor het komende jaar.

    • d.

      Verantwoordelijk voor het functioneren van de Staten in een duaal stelsel.

    • e.

      Het beheer van de Strategische Agenda van Provinciale Staten.

    • f.

      Adviseren van Provinciale Staten in procedurekwesties en met betrekking tot een ordelijk verloop van de vergaderingen.

    • g.

      Verantwoordelijk zijn voor de aansturing van de griffier op basis van een periodiek vast te stellen en te evalueren Griffieplan.

    • h.

      Jaarlijks voeren van een functioneringsgesprek met de commissaris van de Koning.

  • 2.

    Vergaderingen

    • a.

      Het Presidium vergadert na de vergaderingen van de Statencommissies, op de maandag in de week die voorafgaand aan de week van de Statenvergadering.

      De griffier bereidt de vergaderingen van het Presidium voor en stelt de agenda op.

      • a.

        De vergaderingen van het Presidium zijn niet openbaar.

      • b.

        Indien het Presidium het nodig acht, kunnen derden uitgenodigd worden om aan de vergadering deel te nemen.

      • c.

        Indien de voorzitter van het Presidium of een van de leden dit nodig oordeelt, vindt een extra vergadering plaats.

        Deze extra vergadering dient minimaal 48 uur tevoren aan alle leden van het Presidium bekendgemaakt te worden.

  • 3.

    Quorum

    • a.

      De leden van het Presidium kunnen zich laten vervangen door een ander lid van de fractie.

    • b.

      Het Presidium vergadert uitsluitend indien meer dan de helft van het aantal leden aanwezig is.

    • c.

      Indien het quorum niet toereikend is, bepaalt de voorzitter van het Presidium een nieuw vergadertijdstip in dezelfde week.

  • 4.

    Besluitvorming en verslag

    • a.

      Het Presidium neemt beslissingen zoveel mogelijk met instemming van alle leden.

    • b.

      Indien een stemming noodzakelijk is, besluit het Presidium met meerderheid van stemmen.

    • c.

      Indien de stemmen staken geeft de stem van de voorzitter van het Presidium de doorslag.

    • d.

      De adviezen, de besluiten en het verslag van het Presidium zijn openbaar, tenzij de vertrouwelijkheid van het onderwerp zich daartegen verzet. Dit ter beoordeling van het Presidium.

    • e.

      Het verslag van een vergadering van het Presidium bevat een zakelijke samenvatting van het besprokene.

  • 5.

    Verantwoording

Het Presidium is voor zijn handelingen en zijn beleid verantwoording schuldig aan Provinciale Staten en geeft hen alle verlangde inlichtingen ter zake.

Hoofdstuk 2, Toelating van nieuwe leden; fracties

Artikel 6, Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging

  • 1.

    Bij aanvang van de Statenperiode benoemen Provinciale Staten de leden van de commissie voor de geloofsbrieven. Per fractie wordt maximaal één vertegenwoordiger voorgedragen en benoemd.

  • 2.

    Bij elke benoeming van nieuwe leden van Provinciale Staten onderzoekt een vertegenwoordiging van drie leden van de commissie, zoals genoemd in lid 1, voorafgaande aan de Statenvergadering waarin de eed of de verklaring en belofte door de benoemde (of benoemden) wordt afgelegd, tijdig de geloofsbrieven Daarbij gaan zij namens de commissie na, of de benoemde (of benoemden) aan de vereisten voor het lidmaatschap voldoet (of voldoen) en of er geen met het lidmaatschap onverenigbare betrekkingen worden vervuld.

  • 3.

    Hierover rapporteren zij namens de commissie aan Provinciale Staten, onder vermelding van eventuele minderheidsstandpunten, tijdens de vergadering als genoemd in lid 2.

Artikel 7, Fracties

  • 1.

    De leden van Provinciale Staten, die door het Centraal Stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de eerste vergadering in de nieuwe Statenperiode als één fractie beschouwd.

  • 2.

    Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in Provinciale Staten deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van Provinciale Staten aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in Provinciale Staten wil voeren.

  • 3.

    De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden, worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

  • 4.

    • a.

      Indien:

      • 1.

        1 of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

      • 2.

        2 of meer fracties als 1 fractie gaan optreden;

      • 3.

        1 of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie, wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

    • b.

      Met de onder a beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de eerstvolgende vergadering van Provinciale Staten na de mededeling daarvan.

Hoofdstuk 3, Vergaderingen

Paragraaf 1, Vergaderschema; voorbereidingen

Artikel 8, Vergaderschema

  • 1.

    Het Presidium stelt voor de aanvang van ieder kalenderjaar een vergaderschema op waarop de reguliere vergaderingen van Provinciale Staten staan vermeld.

  • 2.

    Daarnaast kunnen desgewenst extra vergaderingen plaatsvinden.

Artikel 9, Oproep

  • 1.

    De voorzitter zendt ten minste acht dagen voor een vergadering de leden van Provinciale Staten een digitale oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering en voorzien van de voorlopige agenda van de vergadering.

  • 2.

    De bijbehorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Provinciewet bedoelde stukken worden tegelijkertijd bekend gemaakt via het stateninformatiesysteem.

  • 3.

    Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 10, tweede lid, worden deze agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Provinciewet bedoelde stukken zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering bekend gemaakt via het stateninformatiesysteem.

Artikel 10, Agenda

  • 1.

    Voordat de oproep wordt verzonden, stelt het Presidium de voorlopige agenda van de vergadering vast.

  • 2.

    In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvulling op de voorlopige agenda vaststellen.

  • 3.

    Bij aanvang van de vergadering stellen Provinciale Staten de agenda vast. Op voorstel van een lid van Provinciale Staten of de voorzitter kunnen Provinciale Staten bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

    Een voorstel van een lid voor toevoeging van een onderwerp aan de agenda wordt uiterlijk 24 uur voor aanvang van de vergadering, onder aanduiding van het onder­ werp en motivatie voor agendering, bij de voorzitter gemeld, met uitzondering van moties zoals genoemd in artikel 36, vierde lid.

  • 4.

    Op voorstel van een lid van Provinciale Staten of van de voorzitter kunnen Provinciale Staten de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 11, De gedeputeerde

De gedeputeerden kunnen aanwezig zijn bij de vergadering. Zij kunnen op uitnodiging van de voorzitter aan de beraadslagingen deelnemen.

Artikel 12, Ter inzage leggen van stukken

  • 1.

    Stukken die ter toelichting van de onderwerpen of de voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de oproep voor een ieder bij de Statengriffie ter inzage gelegd. Indien na het verzenden van de oproep aanvullend stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van Provinciale Staten.

  • 2.

    Indien omtrent stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de Provinciewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken, in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier de leden van Provinciale Staten inzage.

Artikel 13, Openbare kennisgeving

  • 1.

    De vergadering wordt door aankondiging in 1 of meer dag­, nieuws­ of huis-aan-huisbladen en door plaatsing op de op de website van Provinciale Staten en op die van de provincie Drenthe ter openbare kennis gebracht.

  • 2.

    De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, de aanvangstijd en de plaats van de vergadering;

    • b.

      de wijze waarop en de plaats waar eenieder de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien.

Paragraaf 2, Orde der vergadering

Artikel 14, Presentielijst

Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van Provinciale Staten onmiddellijk de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.

Artikel 15, Zitplaatsen

  • 1.

    De voorzitter, de leden van Provinciale Staten en de griffier hebben een vaste zitplaats, door de voorzitter na overleg in het Presidium, bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van Provinciale Staten aangewezen.

  • 2.

    Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien na overleg in het Presidium.

  • 3.

    De voorzitter draagt zorg voor een zitplaats voor de gedeputeerden en overige personen, die voor de vergadering zijn uitgenodigd.

Artikel 16, Opening vergadering; quorum

  • 1.

    De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden blijkens de presentielijst aanwezig is.

  • 2.

    Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen van de afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Provinciewet.

Artikel 17.

[Vervallen.]

Artikel 18, Videoverslag en besluitenlijst

  • 1.

    Het videoverslag van elke openbare vergadering is binnen drie werkdagen te raadplegen via de website van Provinciale Staten.

  • 2.

    De ontwerp-besluitenlijst van de vergadering wordt zo spoedig mogelijk aan de leden van Provinciale Staten, de voorzitter en aan de gedeputeerden toegezonden.

  • 3.

    De leden, de voorzitter, de gedeputeerden en de griffier hebben het recht een voorstel tot wijziging aan Provinciale Staten te doen, indien de ontwerp-besluitenlijst, inclusief toezeggingen, onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen is toegezegd of besloten. Zij kunnen binnen acht dagen na ontvangst van de ontwerp-besluitenlijst bij de griffier een voorstel tot wijziging doen.

  • 4.

    De besluitenlijst als bedoeld in het vorige lid wordt aan het begin van de volgende vergadering vastgesteld.

  • 5.

    De besluitenlijst moet inhouden:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de griffier en de ter vergadering aanwezige leden, alsmede van de leden die (gedeeltelijk) afwezig waren, aan- en afwezige gedeputeerden en overige personen die het woord gevoerd hebben;

    • b.

      een vermelding van de onderwerpen die aan de orde zijn geweest;

    • c.

      een overzicht van de uitslag van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de leden van de fracties die voor­ of tegen stemden, onder aantekening van de leden van de fracties die zich overeenkomstig de Provinciewet van stemming hebben onthouden. Indien een fractie verdeeld stemde, wordt dit eveneens aangetekend, met vermelding van de leden van de fractie die hebben tegen gestemd.

    • d.

      een lijst van de in de vergadering gedane toezeggingen.

  • 6.

    De tekst van de ter vergadering ingediende moties, amendementen en subamendementen wordt als bijlage bij de ontwerp-besluitenlijst gevoegd.

  • 7.

    De besluitenlijst wordt opgesteld onder de zorg van de griffier. De vastgestelde besluitenlijst wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend.

Artikel 19, Status stukken

  • 1.

    Naar aanleiding van de beraadslaging in de Statencommissies voorziet het Presidium de voorgedragen zaken van een voorlopige A­status (hamerstuk) of B­status (bespreekstuk).

  • 2.

    Het Presidium wijzigt de status van een stuk indien:

    • het stuk een voorlopige A­status heeft en 1 of meer leden van de Statencommissie aangeven dat zij de wijziging naar de B-status van het stuk gewenst achten;

    • het stuk een voorlopige B­status heeft en de Statencommissie unaniem van mening is dat het stuk de A-status kan krijgen.

Artikel 20, Ingekomen stukken

  • 1.

    Bij Provinciale Staten ingekomen stukken worden op een lijst geplaatst. Deze lijst wordt aan de leden van Provinciale Staten toegezonden en bij de agenda gevoegd. De betrokken documenten worden via het Stateninformatiesysteem gepubliceerd.

  • 2.

    Het Presidium kan beslissen bij Provinciale Staten ingekomen stukken niet op de lijst van ingekomen stukken te plaatsen. Dit geldt voor stukken waarvan duidelijk is dat deze ter kennisneming zijn gezonden en waarvan de leden reeds kennis hebben kunnen nemen en voor stukken die onbegrijpelijk en/of beledigend zijn.

  • 3.

    Op voorstel van het Presidium stellen Provinciale Staten de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast nadat de besluitenlijst is vastgesteld.

  • 4.

    Voor inhoudelijke bespreking wordt een ingekomen stuk desgewenst geagendeerd voor een volgende vergadering.

Artikel 21, Spreekregels

  • 1.

    De leden van Provinciale Staten en overige aanwezigen spreken vanaf het katheder en richten zich tot de voorzitter.

  • 2.

    De voorzitter kan in verband met de korte duur ontheffing verlenen voor het spreken vanaf het katheder.

  • 3.

    De leden van Provinciale Staten die een interruptie willen plegen, benutten hiervoor de interruptiemicrofoons.

  • 4.

    De voorzitter kan de leden van Provinciale Staten en de overige aanwezigen toestemming verlenen vanaf een andere plaats te spreken.

Artikel 22, Volgorde sprekers

  • 1.

    Een lid van Provinciale Staten en een gedeputeerde voeren het woord, na het aan de voorzitter gevraagd en van hem verkregen te hebben.

  • 2.

    Als de leden het woord willen voeren over de op de agenda vermelde onderwerpen, dienen zij zich voor de opening van de vergadering op de daartoe bestemde sprekerslijst in te schrijven. De voorzitter verleent de leden het woord in volgorde van aanmelding, tenzij de vergadering anders besluit. Bij door het Presidium aan te wijzen majeure onderwerpen, wordt een daarbij vast te stellen andere volgorde gehanteerd.

Artikel 23, Aantal spreektermijnen

  • 1.

    De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij Provinciale Staten anders beslissen.

  • 2.

    Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 3.

    Een lid mag in een termijn niet meer dan eenmaal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 4.

    Het derde lid is niet van toepassing op:

    • a.

      de rapporteur van een commissie;

    • b.

      het lid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat betreft dat amendement, die motie of dat voorstel.

Artikel 24, Spreektijd

Het Presidium en een lid van Provinciale Staten kunnen een voorstel doen over de spreektijd van de leden en de overige aanwezigen.

Artikel 25, Handhaving orde; schorsing

  • 1.

    Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij:

    • a.

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

    • b.

      een lid van Provinciale Staten of een lid van het college hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2.

    Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de desbetreffende spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3.

    De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en ­ indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord ­ de vergadering sluiten.

Artikel 26, Beraadslaging

  • 1.

    Provinciale Staten kunnen op voorstel van de voorzitter of een lid van Provinciale Staten beslissen om over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2.

    Op verzoek van een lid van Provinciale Staten of op voorstel van de voorzitter kunnen Provinciale Staten besluiten de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde het college of de leden de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode is verstreken.

Artikel 27, Deelname aan de beraadslaging door anderen

  • 1.

    Provinciale Staten kunnen bepalen dat anderen dan de in de vergadering aanwezige leden van Provinciale Staten, de gedeputeerde, de griffier en de voorzitter deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2.

    Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of 1 van de leden van Provinciale Staten genomen alvorens met de beraadslaging ten aanzien van het aan de orde zijnde agendapunt een aanvang wordt genomen.

Artikel 28, Stemverklaring

Na het sluiten van de beraadslaging maar voordat Provinciale Staten tot stemming overgaan, heeft ieder lid het recht zijn uit te brengen stem kort te motiveren.

Artikel 29, Besluit

  • 1.

    Wanneer de voorzitter vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij Provinciale Staten anders beslissen.

  • 2.

    Tenzij geen stemming wordt gevraagd, vindt, nadat de beraadslaging is gesloten en na een stemming over eventuele amendementen, de stemming plaats over het voorstel, zoals het dan in zijn geheel luidt. Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel voor het te nemen besluit.

Paragraaf 3, Procedures bij stemmingen

Artikel 30, Stemming over zaken

  • 1.

    De voorzitter vraagt of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel is aangenomen. Indien door één of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling, onder toevoeging van de wijze van stemmen (elektronisch, bij hand op steken of hoofdelijk).

  • 2.

    In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in de besluitenlijst vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich van stemming te hebben onthouden.

  • 3.

    Ten behoeve van de gevraagde hoofdelijke stemming roept de griffier de leden van Provinciale Staten bij naam op, om hun stem uit te brengen.

  • 4.

    De stemming begint bij het lid van wie de naam door de voorzitter bij loting wordt aangewezen. Vervolgens geschiedt de oproeping naar de volgorde van de presentielijst.

  • 5.

    Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Provinciewet van deelneming aan de stemming moet onthouden, verplicht zijn stem uit te brengen.

  • 6.

    Bij hoofdelijke stemming brengen de leden hun stem uit door het woord ‘voor’ of ‘tegen’ uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 7.

    Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt wel aantekening vragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

  • 8.

    De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

Artikel 31, Stemming over amendementen en moties

  • 1.

    Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

  • 2.

    Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3.

    Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4.

    Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie.

  • 5.

    Moties worden in stemming gebracht, tenzij deze door de indiener(s) ter vergadering worden teruggetrokken. In dat geval is er door Provinciale Staten geen besluit genomen.

Artikel 32, Stemming over personen

  • 1.

    Wanneer een stemming over personen voor het doen van een voordracht of het opstellen van een voordracht of aanbeveling moet plaatshebben, benoemt de voorzitter drie leden tot stembureau.

  • 2.

    Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Provinciewet van stemming moet onthouden, is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

  • 3.

    Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. Provinciale Staten kunnen op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 4.

    Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn, worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 5.

    Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30, lid 1, van de Provinciewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht, die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

    • a.

      een blanco ingevuld stembriefje;

    • b.

      een ondertekend stembriefje;

    • c.

      een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft;

    • d.

      een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;

    • e.

      een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

  • 6.

    In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslissen Provinciale Staten, op voorstel van de voorzitter.

  • 7.

    Onder de zorg van de griffier worden de stembriefjes onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

Artikel 33, Herstemming over personen

  • 1.

    Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2.

    Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen 2 personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3.

    Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 34, Beslissing door het lot

  • 1.

    Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

  • 2.

    Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

  • 3.

    Vervolgens neemt de voorzitter één van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

Hoofdstuk 4, Rechten van leden

Artikel 35, Amendementen

  • 1.

    Ieder lid van Provinciale Staten kan tot het sluiten van de beraadslagingen amendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een geagendeerd voorstel in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden. Alleen beraadslaagd kan worden over amendementen die ingediend zijn door leden van Provinciale Staten, die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.

  • 2.

    Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend, een wijziging voor te stellen (subamendement).

  • 3.

    Elk (sub)amendement en elk voorstel moet, om in behandeling genomen te kunnen worden, schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend en na voorlezing door de indiener aan de voorzitter worden overhandigd, tenzij de voorzitter ­ met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde ­ oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 4.

    Intrekking, door de indiener(s), van het (sub)amendement is mogelijk, totdat de besluitvorming door Provinciale Staten heeft plaatsgevonden.

Artikel 36, Moties

  • 1.

    Ieder lid van Provinciale Staten kan ter vergadering een motie indienen.

  • 2.

    Een motie moet, om in behandeling genomen te kunnen worden, schriftelijk worden ingediend en na voorlezing door de indiener, aan de voorzitter worden overhandigd.

  • 3.

    De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel plaats.

  • 4.

    De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp (een motie ‘vreemd aan de orde van de dag’), vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

Artikel 37, Voorstellen van orde

  • 1.

    De voorzitter en ieder lid van Provinciale Staten kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2.

    Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3.

    Over een voorstel van orde beslissen Provinciale Staten terstond.

Artikel 38, Initiatiefvoorstel

  • 1.

    Een initiatiefvoorstel moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 2.

    De voorzitter legt het initiatiefvoorstel voor aan het Presidium dat vervolgens beslist over de agendering in de eerstvolgende vergadering van een Statencommissie of in de eerstvolgende vergadering van Provinciale Staten, tenzij de oproep van de desbetreffende vergadering reeds verzonden is. In dat laatste geval wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende (commissie)vergadering geplaatst.

  • 3.

    In bijzondere gevallen kan het Presidium, indien hem de behandeling urgent voorkomt, afwijken van het bepaalde in het tweede lid.

  • 4.

    De Statencommissie kan adviseren het voorstel verder niet in behandeling te nemen, tenzij het voorstel een verordening betreft.

  • 5.

    Provinciale Staten kunnen voorwaarden stellen aan de indiening en de behandeling van een initiatiefvoorstel, niet zijnde een voorstel voor een verordening.

  • 6.

    Provinciale Staten nemen geen besluit over een voorstel dan nadat Gedeputeerde Staten in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van de Staten te brengen.

Artikel 39, Voorstel Gedeputeerde Staten

  • 1.

    Een voorstel voor een verordening of een ander voorstel van Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten, dat vermeld staat op de agenda van de vergadering van Provinciale Staten, kan niet worden ingetrokken zonder toestemming van Provinciale Staten.

  • 2.

    Indien Provinciale Staten van oordeel zijn dat een voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies terug aan Gedeputeerde Staten moet worden gezonden, bepalen Provinciale Staten in welke vergadering het voorstel opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 40, Interpellatie

  • 1.

    Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd, alsmede de te stellen vragen.

  • 2.

    De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van Provinciale Staten en de gedeputeerden. Hierna wordt het verzoek op de website van Provinciale Staten gepubliceerd. Bij de behandeling van de ingekomen stukken van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek, wordt het verzoek in stemming gebracht. Provinciale Staten bepalen op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

  • 3.

    De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord. De overige leden van Provinciale Staten, de Commissaris van de Koning en de gedeputeerden niet meer dan eenmaal, tenzij Provinciale Staten hun hiertoe verlof geven.

Artikel 41, Schriftelijke vragen

  • 1.

    De schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een toelichting worden voorzien.

  • 2.

    De vragen worden bij de voorzitter van Provinciale Staten ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten worden gebracht. Hierna worden de vragen op de website van Provinciale Staten gepubliceerd.

  • 3.

    Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen, nadat de vragen zijn binnengekomen. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stelt de commissaris van de Koning of het verantwoordelijk lid van Gedeputeerde Staten de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

  • 4.

    De schriftelijke antwoorden worden door het verantwoordelijk lid van Gedeputeerde Staten aan de leden van Provinciale Staten toegezonden en op de Lijst van ingekomen stukken geplaatst.

  • 5.

    De vragen en de antwoorden worden gelijktijdig met de stukken, als bedoeld in artikel 20, aan de leden van Provinciale Staten toegezonden.

  • 6.

    De vragensteller kan na de schriftelijke beantwoording, in de eerstvolgende Statenvergadering omtrent het door de commissaris van de Koning of door Gedeputeerde Staten gegeven antwoord. een verhelderende vraag stellen.

Artikel 42, Rondvraag

  • 1.

    Aan het begin van de vergadering van Provinciale Staten is er een rondvraag.

  • 2.

    Het lid van Provinciale Staten dat tijdens de rondvraag vragen wil stellen, meldt dit onder aanduiding van het onderwerp en de te stellen vragen ten minste 24 uur voor aanvang van de vergadering bij de voorzitter.

  • 3.

    De voorzitter kan in overleg met de griffier weigeren een onderwerp tijdens de rondvraag aan de orde te stellen, indien hij het onderwerp onvoldoende actueel acht, onvoldoende relevant voor de Statenvergadering of indien het onderwerp al op de agenda van de vergadering staat.

  • 4.

    De voorzitter brengt het onderwerp van de vragen voorafgaand aan de vergadering ter kennis van Gedeputeerde Staten en de leden van Provinciale Staten en maakt het onderwerp van de vragen openbaar via de website van Provinciale Staten.

  • 5.

    De voorzitter bepaalt de volgorde waarin aangemelde onderwerpen tijdens de rondvraag aan de orde worden gesteld.

  • 6.

    Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meer vragen aan Gedeputeerde Staten of de commissaris van de Koning te stellen.

  • 7.

    Na de beantwoording door Gedeputeerde Staten of de commissaris van de Koning krijgt de vragensteller desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.

  • 8.

    Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden van Provinciale Staten het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan Gedeputeerde Staten vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

  • 9.

    Tijdens de rondvraag kunnen geen moties worden ingediend en worden geen interrupties toegelaten.

Artikel 43

[Vervallen.]

Artikel 44.

[Vervallen.]

Hoofdstuk 5, Begroting en rekening

Artikel 45, Procedure begroting

Onverminderd het bepaalde in de Provinciewet geschiedt de voorbereiding, de behandeling en de vaststelling van de begroting volgens een procedure die Provinciale Staten vaststellen.

Artikel 46, Procedure jaarrekening

Onverminderd het bepaalde in de Provinciewet geschiedt de voorbereiding en de vaststelling van de jaarrekening en het jaarverslag, alsmede het nemen van een eventueel indemniteitsbesluit volgens een procedure die Provinciale Staten vaststellen.

Hoofdstuk 6, Vertegenwoordiging bij verbonden partijen

Artikel 47, Verslag; verantwoording

  • 1.

    Een lid van Provinciale Staten, of in voorkomende gevallen een gedeputeerde of de commissaris van de Koning, dat of die door Provinciale Staten is aangewezen als vertegenwoordiger bij een verbonden partij, heeft het recht binnen de vergadering van de staten verslag te doen over zaken die in het desbetreffende orgaan aan de orde zijn.

  • 2.

    Voor door de staten gewenste bespreking van dit verslag, kan de voorzitter verwijzen naar de desbetreffende Statencommissie.

Hoofdstuk 7, Besloten vergadering

Artikel 48, Algemeen

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing, voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 49, Geheimhouding

Voor de afloop van de besloten vergadering besluiten Provinciale Staten, overeenkomstig artikel 25 van de Provinciewet of omtrent de inhoud van de stukken en het verhandelde geheimhouding zal gelden. Provinciale Staten kunnen besluiten de geheimhouding op te heffen.

Artikel 50, Opheffing geheimhouding

Indien Provinciale Staten op grond van het gestelde in artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 91, tweede en derde lid, van de Provinciewet, voornemens zijn de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd.

Artikel 51, Verslag

  • 1.

    Van een besloten vergadering wordt geen videoverslag gemaakt, maar een schriftelijk, woordelijk verslag.

  • 2.

    Het verslag als bedoeld in het eerste lid ligt uitsluitend voor de leden van Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten ter inzage bij de griffier.

  • 3.

    Het verslag wordt zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering nemen Provinciale Staten een besluit over het al dan niet openbaar maken van dit verslag. Het vastgestelde verslag wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend.

  • 4.

    Indien Provinciale Staten besluiten het verslag openbaar te maken, wordt dit verslag via de website van Provinciale Staten gepubliceerd.

Hoofdstuk 8, Toehoorders en pers

Artikel 52, Toehoorders en pers

  • 1.

    De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2.

    Het geven van tekenen van goed­ of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

Artikel 53, Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de Statenvergadering geluid­ dan wel beeldregistraties willen maken, doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 54

[Vervallen.]

Hoofdstuk 9, Slotbepalingen

Artikel 55, Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslissen Provinciale Staten op voorstel van de voorzitter.

Artikel 56, Inwerkingtreding

  • 1.

    Dit reglement treedt in werking op de dag nadat het is bekendgemaakt.

  • 2.

    Het Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van Provinciale Staten, vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten van 19 maart 2003 en laatstelijk gewijzigd bij besluit van Provinciale Staten van 22 november 2013, nummer 2013-588, Provinciaal Blad nummer 50 van 2013 wordt ingetrokken.

Toelichting op Reglement van Orde

voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van Provinciale Staten

Hoofdstuk 1, Algemene bepalingen

Artikel 1, Begripsomschrijvingen

Artikel 1 onder g definieert de rondvraag. Verdere voorschriften zijn opgenomen in artikel 42 van dit reglement.

Artikel 2, De voorzitter

De commissaris van de Koning is voorzitter van Provinciale Staten. Artikel 125, derde lid, van de Grondwet en artikel 9 van de Provinciewet schrijven dit dwingend voor.

In artikel 75, eerste lid, van de Provinciewet is bepaald dat het langstzittende lid van Provinciale Staten het voorzitterschap waarneemt bij verhindering of ontstentenis van de commissaris van de Koning. Als meer statenleden even lang zitting hebben, is de oudste in jaren degene die het voorzitterschap waarneemt. Daarnaast hebben Provinciale Staten de mogelijkheid zelf de waarnemer te bepalen. Hiervan wordt gebruik gemaakt.

De commissaris van de Koning heeft het recht op grond van artikel 21, lid 1 van de Provinciewet in de vergadering van Provinciale Staten aan de beraadslaging deel te nemen.

Artikel 3, De griffier

De Provinciewet eist dat Provinciale Staten de vervanging van de griffier regelen (artikel 104d, eerste lid). In het tweede lid is daarover een bepaling opgenomen. In verband met artikel 22 van de Provinciewet (verschoningsrecht) is in het derde lid een bepaling opgenomen met betrekking tot het deelnemen van de griffier aan de beraadslaging.

Artikel 5, Het Presidium

Het Presidium vervult een rol bij de voorbereiding van de Statenvergadering. Dan gaat het om:

  • het opstellen van een vergaderschema (artikel 8);

  • het vaststellen van de voorlopige agenda (artikel 10);

  • de uitnodiging van gedeputeerden (artikel 11);

  • betrokkenheid bij de indeling van de zitplaatsen (artikel 15);

  • vaststelling van de status van de stukken (artikel 19);

  • plaatsing van ingekomen stukken op de lijst (artikel 20)

  • betrokkenheid bij de weigering om een onderwerp in de rondvraag aan de orde te stellen (artikel 42).

Andere taken van het Presidium worden weergegeven in artikel 5a, Reglement van Orde Presidium.

Artikel 5a, Reglement van Orde Presidium

In dit artikel staan voorschriften met betrekking tot de taken, werkwijze en orde van de vergaderingen van het Presidium. Deze zijn niet limitatief. In het Reglement van Orde maar ook in andere reglementen en verordeningen worden door het Presidium taken en bevoegdheden opgedragen.

Lid 1

Ten behoeve van de stimulering van het duale stelsel stelt het Presidium onder andere de Strategische Agenda van Provinciale Staten vast en beheert het deze. Hierin opgenomen is de eigen, langere termijn politieke agenda van de staten, inclusief in te zetten instrumenten. Via de statengriffier en de directeur-secretaris vindt afstemming plaats met de Lange Termijn Agenda van het college van Gedeputeerde Staten.

Periodiek (vierjaarlijks) stelt het Presidium op voorstel van de griffier het Griffieplan vast. Dit wordt halverwege de statenperiode geëvalueerd en waar nodig bijgesteld. Op basis van dit plan stuurt het Presidium de griffier aan. De werkgeverscommissie is door Provinciale Staten gemandateerd voor alle rechtspositionele handelingen ten aanzien van de griffier met uitzondering van besluiten tot benoeming, aanstelling, schorsing, ontslag en disciplinaire maatregelen. Ook voor deze handelingen vormt het Griffieplan de basis.

Jaarlijks voert (een afvaardiging van) het Presidium een functioneringsgesprek met de commissaris van de Koning. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ontvangt het verslag van dit (vertrouwelijke) gesprek.

Lid 2

Zie tevens artikel 19 van dit Reglement (Status stukken).

Lid 3, sub a

Bij wijze van uitzondering kunnen voorzitters van eenmansfracties zich laten vervangen door een bijzonder commissielid.

Hoofdstuk 2, Toelating van nieuwe leden; fracties

Artikel 6, Onderzoek geloofsbrieven

Op basis van de uitslag van gehouden verkiezingen benoemd het Centraal Stembureau (i.c. Assen) de nieuwe leden van Provinciale Staten. Bij een tussentijdse vacaturevervulling benoemt het Centraal Stembureau aan de hand van de kandidatenlijst van de fractie die het betreft, het nieuwe Statenlid. Vervolgens moeten de nieuwe leden door Provinciale Staten worden toegelaten. Hiervoor dienen Provinciale Staten op grond van de Kieswet de zogenaamde geloofsbrieven te onderzoeken.

Geloofsbrieven zijn stukken waar uit moet blijken dat iemand voldoet aan de wettelijke eisen voor het lidmaatschap van een vertegenwoordigend lichaam, in dit geval Provinciale Staten. Met het onderzoek van deze stukken wordt een speciale commissie vanuit de staten belast: de commissie voor de geloofsbrieven.

Bij aanvang van de statenperiode benoemen Provinciale Staten de leden van de commissie, waarbij iedere fractie maximaal één lid voordraagt voor benoeming. Bij elke benoeming nodigt de Statengriffie drie leden van de commissie uit om namens de commissie het benodigde onderzoek te doen. Ten behoeve van de objectiviteit en zuiverheid, ook naar buiten toe, is daarbij vuistregel dat leden worden uitgenodigd uit andere fracties dan die van de benoemde. Tevens vindt roulatie plaats.

De vertegenwoordiging verricht zijn onderzoek tijdig en voorafgaand aan de Statenvergadering waarin de benoemde de eed of de verklaring en belofte aflegt. Doel hiervan is dat er voldoende tijd en gelegenheid is voor de uitvoering van het onderzoek. Bij de rapportage aan Provinciale Staten hebben de leden recht op vermelding van een minderheidsstandpunt.

Stukken die een gekozene moet overleggen om aan te tonen dat hij of zij lid mag worden, zijn:

  • een verklaring dat geen functies worden bekleed die onverenigbaar zijn met het lidmaatschap van Provinciale Staten;

  • een verklaring dat de vereiste leeftijd is bereikt (achttien jaar);

  • een verklaring omtrent de Nederlandse nationaliteit.

De inhoud van het onderzoek (lid 2) is vastgelegd in afdeling IV artikel V lid 1 Kieswet.

Onderscheid moet hierbij worden gemaakt tussen onverenigbare en ongewenste nevenfuncties.

Hierover is in de Provinciewet een aantal bepalingen opgenomen: artikel 11 (nevenfuncties statenleden), 13 (incompatibiliteiten statenlidmaatschap), 15 (verboden handelingen statenleden), 35c (incompatibiliteiten gedeputeerde) en artikel 40b (nevenfuncties gedeputeerde).

De commissie voor de geloofsbrieven rapporteert aan de Staten ten behoeve van (onmiddellijke) besluitvorming over de toelaatbaarheid van een benoemd lid.

In geval van geheel nieuwe Staten vindt de toelating plaats door de oude Staten, in hun laatste vergadering. Deze vindt plaats voorafgaande aan de vergadering waarin de eed of de verklaring en de belofte worden afgelegd. In geval van een tussentijdse vacaturevervulling vindt toelating plaats in dezelfde vergadering waarin de eed of de verklaring en de belofte wordt afgelegd.

Artikel 7, Fracties

De Provinciewet kent het begrip ‘fractie’ niet, maar gaat onder andere in artikel 33, tweede lid, wel uit van het bestaan van in Provinciale Staten vertegenwoordigde groeperingen. In de publicatie Gemeentewet/Provinciewet, Tekst & Commentaar, achtste druk (2015) wordt vermeld dat met ‘vertegenwoordigde groeperingen’ de ‘fracties’ worden bedoeld. Ten behoeve van dit Reglement wordt het begrip ‘fractie’ hier gedefinieerd. In overige relevante regelingen van Provinciale Staten van Drenthe wordt hierbij aangesloten.

Na het vaststellen van de uitslag van de verkiezingen vindt de eerste vergadering van Provinciale Staten plaats. Bij de aanvang van deze vergadering worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van Provinciale Staten de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst hadden staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in Provinciale Staten en de fractie op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Het kan echter voorkomen dat een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst heeft staan. In een dergelijk geval deelt de fractie in de eerste vergadering de aanduiding mee.

Is onder een lijstnummer slechts 1 lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

Hoofdstuk 3, Vergaderingen

Paragraaf 1, Tijd van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 8, Vergaderschema

Ingevolge artikel 17 van de Provinciewet vergaderen Provinciale Staten zo vaak zij daartoe hebben besloten en voorts indien de commissaris van de Koning het nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal leden van Provinciale Staten schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt.

Artikel 9, Oproep

Statenleden horen op tijd op de hoogte te worden gebracht van dag, tijdstip en plaats van de vergadering. Dit vindt plaats op de dag na de vergadering van het Presidium waarin de voorlopige agenda is vastgesteld. Oproep en voorlopige agenda worden tegelijkertijd digitaal toegestuurd. De bijbehorende stukken worden bekendgemaakt via het Stateninformatie-systeem.

Artikel 10, Agenda

Het Presidium bepaalt in zijn vergadering hoe de voorlopige agenda eruit ziet.

In een spoedeisende situatie kan de voorzitter na het verzenden van de oproep zo nodig een aanvullende voorlopige agenda vaststellen. Dit kan echter niet tot op het laatste moment, maar tot uiterlijk twee dagen voor de aanvang van de vergadering.

Het derde lid heeft tot doel om Provinciale Staten een actievere rol te geven in de opstelling van de agenda. Individuele statenleden kunnen bij het Presidium – via de fractievoorzitter – onderwerpen voor de agenda voordragen. Zij kunnen echter ook bij aanvang van de Statenvergadering een voorstel doen om onderwerpen aan de agenda toe te voegen of van de agenda af te voeren. Daarmee kan het individuele statenlid in ieder geval op twee momenten invloed uitoefenen op de vaststelling van de agenda. De genoemde uitzondering betreft moties over een niet op de agenda opgenomen (en aangemeld) onderwerp. Dit extra agendapunt hoeft vanwege zijn karakter (vreemd aan de orde van de dag) niet op voorhand te worden aangemeld.

Artikel 11, De gedeputeerde

Artikel 11 is een nadere uitwerking van artikel 21, tweede lid, van de Provinciewet. Dit artikel voorziet in de mogelijkheid dat gedeputeerden door Provinciale Staten worden uitgenodigd om ter vergadering aanwezig te zijn en aan de beraadslaging deel te nemen.

In de praktijk zullen de gedeputeerden doorgaans in de vergadering van Provinciale Staten aanwezig zijn. Gelet op de frequentie van Statenvergaderingen zullen veelal zaken uit alle portefeuilles aan de orde komen, zodat dus alle gedeputeerden worden uitgenodigd.

Artikel 12, Ter inzage leggen van stukken

In dit artikel gaat het om de zogenaamde ‘achterliggende’ stukken waarvan in statenvoorstellen melding kan worden gemaakt (technische adviezen, toelichtende nota’s, etc.). Meestal zijn deze openbaar.

Stukken waar geheimhouding is opgelegd, kunnen bij de Statengriffie worden ingezien na tekening voor geheimhouding op een daarvoor bestemde lijst.

Artikel 13, Openbare kennisgeving

Met dit artikel wordt invulling gegeven aan artikel 19, tweede lid, van de Provinciewet.

Voor wat betreft de wijze van publicatie is aangesloten bij artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht.

Paragraaf 2, Orde der vergadering

Artikel 14, Presentielijst

De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen, dat het vergaderquorum aanwezig is. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen; daarvoor geldt artikel 29 van de Provinciewet.

Artikel 15, Zitplaatsen

Het Presidium regelt de plaatsing van de leden bij aanvang van iedere zittingsperiode. Als regel gebeurt dit door aan een fractie een groep zitplaatsen toe te wijzen en de verdeling aan haar over te laten.

Artikel 16, Opening vergadering/quorum

De vergadering kan beginnen, indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende Statenleden aanwezig is en de presentielijst heeft getekend. Artikel 20 van de Provinciewet voorziet in een procedure voor een tweede vergadering indien het vereiste aantal leden niet op komt dagen.

Artikel 18, Videoverslag en besluitenlijst

Het is aan Provinciale Staten om te beslissen of een voorgestelde wijziging of aanvulling van de besluitenlijst geaccepteerd wordt.

Artikel 19, Status van stukken

Het Presidium vergadert gebruikelijk in de week na de vergaderingen van de Statencommissies en voorafgaande aan de Statenvergadering. Hierbij voorziet het Presidium de aan de vergadering van Provinciale Staten voorgedragen zaken van een voorlopige A­ of B-status (hamerstuk respectievelijk bespreekstuk). De voorlopige status van een stuk wordt op de agenda voor de vergadering van Provinciale Staten vermeld, op basis van het desbetreffende advies van de Statencommissie.

De wijziging van status van B naar A gebeurt op basis van unanimiteit binnen de commissie.

In het geval het om een A­stuk gaat en één of meer commissieleden aangeven dat zij het stuk in de Statenvergadering willen bespreken, wordt de status van het stuk veranderd in B.

De inhoudelijke verantwoordelijkheid voor voorgedragen zaken kan bij verschillende partijen liggen. Naast bijvoorbeeld het college van Gedeputeerde Staten (GS-voorstel) en statenleden (initiatiefvoorstel), kan een voorstel inhoudelijk ook van het Presidium afkomstig zijn. Om misverstanden hierover te voorkomen, wordt op het voorblad van een voorstel de indiener (Gedeputeerde Staten, commissaris van de Koning, Presidium, werkgroep, commissie, Statenlid of -leden) vermeld. Hiermee is ook duidelijk wie het voorstel inhoudelijk toelicht.

Het Presidium besluit in alle gevallen over de agendering.

Artikel 20, Ingekomen stukken

Omtrent de (aan de Staten gerichte) ingekomen stukken (van derden en/of het college van Gedeputeerde Staten) worden alleen voorstellen gedaan en besluiten genomen van procedurele aard. Inhoudelijke discussie over de stukken verklaart de voorzitter buiten de orde. Wanneer een ingekomen stuk leidt tot inhoudelijke discussie en besluitvorming, dient dit op de gebruikelijke wijze te worden voorbereid. Desgewenst kan een ingekomen stuk (om die reden) voor een volgende vergadering (Statencommissie of Provinciale Staten) worden geagendeerd. Hiervoor levert de fractie die het aangaat tijdig een onderbouwing aan bij het Presidium waarin onder andere wordt ingegaan op de bevoegdheid van Provinciale Staten ter zake, de motivatie van agendering en te stellen vragen aan de andere fracties en aan het college van Gedeputeerde Staten. Op grond van de onderbouwing besluit het Presidium al dan niet tot agendering.

Artikel 21, Spreekregels

Opzet van het gebruik van de interruptiemicrofoons is de bevordering van het debat. Ontheffing van dit gebruik vindt uitsluitend plaats in verband met de korte duur, dat wil zeggen indien deze minder tijd beslaat dan het door betrokken statenlid plaatsnemen achter de interruptiemicrofoon.

Artikel 22, Volgorde sprekers

Sprekerslijst: het inschrijven als spreker voor een agendapunt vóór aanvang van de vergadering is aan de orde voor onderwerpen die op de agenda of aanvullende agenda zijn vermeld. De bepaling geldt niet voor onderwerpen die kort voor de vergadering, of ter vergadering, door de leden aan de agenda worden toegevoegd. De voorzitter zal in dat geval bij de behandeling van het desbetreffende onderwerp inventariseren wie van de leden of overige aanwezigen het woord wenst te voeren.

In beginsel volgt de voorzitter de sprekerslijst tenzij de vergadering anders bepaalt. Bij majeure onderwerpen zoals de voorjaarsnota, algemene beschouwingen en de begroting, kan het Presidium tot een andere volgorde besluiten. Vuistregel daarbij is dat de woordvoerder (fractievoorzitter) van de grootste oppositiepartij als eerste het woord krijgt, dan de woordvoerder van de grootste coalitiepartij, dan de woordvoerder van de op een na grootste oppositiepartij enzovoort.

Voor de regeling bij interrupties, zie artikel 25.

Artikel 23, Aantal spreektermijnen

Indien Provinciale Staten van mening zijn dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kunnen zij daartoe besluiten. De beraadslaging over een motie vindt niet plaats in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het desbetreffende, aan de orde zijnde onderwerp.

Artikel 24, Spreektijd

Dit artikel strekt ertoe te benadrukken dat zowel het Presidium als Provinciale Staten uit eigen initiatief regels kunnen stellen over de spreektijd van de leden. De voorzitter hoeft dit niet voor te stellen. De voorzitter kan in het kader van zijn taak tot het handhaven van de orde tijdens de vergadering wel wijzigingen voorstellen in de omvang van de spreektijd.

Artikel 25, Handhaving orde; schorsing

De bevoegdheid die in het tweede lid aan de voorzitter wordt gegeven om een spreker over een aanhangig onderwerp het woord te ontzeggen, gaat minder ver dan de mogelijkheid die artikel 26, derde lid, van de Provinciewet biedt om aan dat lid, dat door zijn gedragingen de geregelde gang van zaken belemmert, de toegang tot de vergadering te ontzeggen. De laatstgenoemde bevoegdheid van de voorzitter blijft onverlet. Desgewenst kan de voorzitter een spreker verzoeken een opmerking terug te nemen waarmee deze, in dat geval, als niet-uitgesproken dient te worden beschouwd.

Voor wat betreft de handhaving van de orde op de publieke tribune wordt verwezen naar artikel 52 van dit reglement.

Artikel 26, Beraadslaging

Teneinde de vergaderduur niet te zeer te verlengen, wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen. Indien de schorsing als bedoeld in het tweede lid aan het einde van de tweede termijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee mogelijkheden: er wordt direct tot stemming overgegaan of aan de beraadslagingen wordt een derde termijn toegevoegd (zie artikel 23).

Artikel 27, Deelname aan de beraadslaging door anderen

Deze bepaling is noodzakelijk in verband met het in artikel 22 van de Provinciewet geregelde verschoningsrecht.

Artikel 28, Stemverklaring

Stemverklaringen zijn kort en mogen niet het karakter hebben van een derde termijn. De stemverklaringen worden alle gegeven vóór de stemming begint. Veelal wordt de stemverklaring benut door een statenlid om een toelichting te geven op het in afwijking van zijn fractie uitbrengen van een stem.

Artikel 29, Besluit

Deze bepaling legt vast dat ook een beslissing moet worden genomen over het voorstel waarop de stemming ziet (indien een amendement is aangenomen, in zijn geamendeerde vorm).

Paragraaf 3, Procedures bij stemmingen

Artikel 30, Stemming over zaken

De nadere regeling in het eerste lid (geen stemming) kan toepassing krijgen indien de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is (en slechts een enkel lid zou tegenstemmen).

Tenzij gevraagd wordt om hoofdelijke stemming, bepaalt de voorzitter of elektronisch of bij hand op steken wordt gestemd. Uitgangspunt is dat de stemming elektronisch plaatsvindt vanwege de gelijktijdige bekendmaking van de uitslag van de stemming via de website van Provinciale Staten. Voor stemming bij hand op steken kan bijvoorbeeld gekozen worden bij moties vreemd aan de orde van de dag, vanwege hun bijzondere karakter.

In geval een stemming niet nodig wordt geacht, bij stemming bij hand op steken en bij een elektronische stemming, bestaat voor de statenleden de mogelijkheid zich te onthouden van stemming of tegen te stemmen. Op grond van het derde lid kunnen zij hiervan aantekening vragen in de besluitenlijst, bijvoorbeeld wanneer in afwijking van de eigen fractie wordt gestemd.

Voor de juridische gevolgen van onthouding van stemming zie artikel 30, lid 1, van de Provinciewet.

Indien een lid te kennen geeft een hoofdelijke stemming over zaken te wensen, moet deze stemming plaatsvinden. Provinciale Staten hebben niet de bevoegdheid om van deze bepaling van artikel 32 van de Provinciewet af te wijken.

Bij wie de stemming begint, is geregeld in lid 4.

Bij staking van de stemmen is het bepaalde in artikel 32 van de Provinciewet van toepassing. Indien de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Wanneer sprake is van voltalligheid, regelt het zesde lid van het wetsartikel.

Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

Bij elektronisch stemmen geldt dat wanneer een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, hij deze vergissing nog kan herstellen tot het moment waarop de voorzitter de stemronde sluit. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt, aantekeningvragen dat hij zich heeft vergist; in de uitslag van de stemming brengt dit echter geen verandering.

Wanneer een Statenlid zich moet onthouden van stemmen wordt bepaald in artikel 28 van de Provinciewet.

Artikel 31, Stemming over amendementen en moties

Voor meer informatie over een amendement of een motie (betekenis, indiening en dergelijke) wordt verwezen naar de artikelen 1, 35 en 36 van dit reglement. Voor alle duidelijkheid wordt hier een verschil in procedure aangegeven tussen een amendement en een motie . Een amendement komt in stemming voorafgaande aan de stemming over het voorstel. Over een motie wordt een apart besluit genomen, nadat de besluitvorming over het aanhangige voorstel is afgerond. Een motie strekt niet tot wijziging van een voorstel, maar geeft een (politiek) oordeel (zie artikel 36).

In het vijfde lid wordt ter voorkoming van enig misverstand bepaald dat over ingetrokken moties geen besluitvorming heeft plaatsgevonden. Beoogd wordt dat Provinciale Staten over alle moties, ook die door Gedeputeerde Staten worden overgenomen, in de volle breedte hun gevoelen kunnen laten blijken en dat het overnemen helder en eenduidig wordt vastgelegd.

Artikel 32, Stemming over personen

De Provinciewet geeft aan, dat over benoemingen (niet ontslag) van personen of het opstellen van een voordracht of aanbeveling schriftelijk moet worden gestemd (artikel 31 van de Provinciewet). Een voordracht is voor Provinciale Staten bindend; de staten hebben slechts keus tussen degenen die op de voordracht zijn vermeld. Een aanbeveling is een voorstel waarvan Provinciale Staten mag afwijken. Wanneer er veel benoemingen te doen zijn (bijvoorbeeld aan het begin van een nieuwe zittingsperiode), kan een gecombineerd stembiljet worden ontworpen. In het zesde lid wordt aangesloten bij het bepaalde in artikel 30 van de Provinciewet. Wat onder een (niet) behoorlijk ingevuld stembriefje moet worden verstaan, is in de wet niet geregeld en daarom wel in dit reglement.

Artikel 33, Herstemming over personen

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 34, Beslissing door het lot

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Hoofdstuk 4, Rechten van leden

Artikel 35, Amendementen

Leden van Provinciale Staten kunnen aan de Staten wijzigingen op het voorstel voorstellen, de zogenaamde amendementen.

Vanwege hun consequenties wordt een amendement bij voorkeur voorafgaand aan de vergadering waarin hij wordt ingediend door of via de Statengriffie juridisch getoetst. De fractie bepaalt zelf of een amendement al dan niet van te voren verspreid wordt onder de (andere) fracties. Desgevraagd verzorgt de griffie dit.

Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander statenlid aanleiding zijn op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het subamendement. Een (sub)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit, dat aanhangig is. De beraadslaging over het (sub)amendement vindt plaats in ten hoogste twee termijnen. Indien (in uitzonderlijke situaties) een ingediend amendement verdere beraadslaging noodzakelijk maakt, kunnen Provinciale Staten besluiten tot een derde termijn (artikel 23).

Voor wat betreft de stemming over amendementen wordt verwezen naar artikel 31. Voorstel tot splitsing van een voorgestelde beslissing kan, indien aangenomen, meebrengen dat 1 onderdeel van een besluit wel en een ander niet wordt aanvaard.

Artikel 36, Moties

Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke of procedurele aard) of het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen. Een motie betreft dus niet een concreet besluit dat op rechtsgevolg is gericht; een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom zijn Gedeputeerde Staten formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Wel kan het naast zich neerleggen van een motie door Gedeputeerde Staten leiden tot een vertrouwensbreuk tussen Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten en hieruit kan Gedeputeerde Staten dan hun consequenties trekken.

Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt dat over een motie een apart besluit wordt genomen. Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp waarop de motie betrekking heeft. Een besluit over een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt aan het einde van de vergadering plaats. Dit betreffen de zogenaamde moties ‘vreemd aan de orde van de dag’.

Artikel 37, Voorstellen van orde

De voorzitter legt aan Provinciale Staten ter beslissing voor of er al dan niet sprake is van een voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, besloten door Provinciale Staten.

Artikel 38, Initiatiefvoorstellen

Het is de taak van Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten de nodige voorstellen te doen. Maar Statenleden kunnen op grond van artikel 143a van de Provinciewet ook zelf een voorstel voor een ontwerpverordening of ontwerpbesluit doen. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend. Een voorstel voor een ontwerpverordening moeten Provinciale Staten in behandeling nemen. Voor andere initiatiefvoorstellen is geen verplichte behandeling voorgeschreven. Dit betekent dat Provinciale Staten (aanvullende) voorwaarden kunnen stellen aan het in behandeling nemen van een ander initiatiefvoorstel. Hierbij kan gedacht worden aan strijd met het algemeen belang van de provincie of het provinciaal beleid. De Staten bepalen of een voorstel in strijd is met de wet, het algemeen belang, het belang van de provincie of het provinciaal beleid.

Vanwege artikel 143a lid 4 Provinciewet (nieuw) is het zesde lid ingevoegd bij de wijziging van het reglement in 2016.

Artikel 39, Voorstel Gedeputeerde Staten

Provinciale Staten zijn de enigen die het voorstel voor een verordening of een ander voorstel kunnen agenderen dat Gedeputeerde Staten heeft voorbereid. Als Gedeputeerde Staten het voorstel hebben voorbereid, betekent dat niet dat Gedeputeerde Staten het door hen voorbereide voorstel kan intrekken indien Gedeputeerde Staten van oordeel zijn dat verdere behandeling van het voorstel niet wenselijk is. Provinciale Staten moeten hiervoor toestemming geven.

Artikel 40, Interpellatie

Provinciale Staten hebben op grond van artikel 151 Provinciewet recht op inlichtingen. Dit geeft hen het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van Gedeputeerde Staten of de commissaris van de Koning behoren. Binnen dit recht worden het schriftelijke vragenrecht, mondelinge vragenrecht en het interpellatierecht onderscheiden.

Complementair aan het recht op informatie van Provinciale Staten, is de plicht de informatie te verstrekken van Gedeputeerde Staten (artikel 167 Provinciewet) en de commissaris van de Koning (artikel 179 Provinciewet).

Dit artikel stelt op basis van artikel 151, lid 2 van de Provinciewet nadere regels aan de interpellatie.

Kenmerkend voor de interpellatie is dat mondelinge inlichtingen worden gevraagd over een onderwerp dat niet op de agenda staat. Voor het houden van een interpellatie is verlof van de Provinciale Staten nodig omdat hierdoor de vergaderorde wordt doorbroken. Andere statenleden dan de vragensteller hebben de mogelijkheid aan de interpellatie deel te nemen.

Artikel 41, Schriftelijke vragen

Provinciale Staten hebben op grond van artikel 151 Provinciewet recht op inlichtingen. Dit geeft hen het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van Gedeputeerde Staten of de commissaris van de Koning behoren. Binnen dit recht worden het schriftelijke vragenrecht, mondelinge vragenrecht en het interpellatierecht onderscheiden.

In artikel 41 wordt de procedure geschetst van het stellen van schriftelijke vragen (artikel 151 lid 1 Provinciewet). Hierbij vindt de beantwoording schriftelijk plaats.

Binnen de aangegeven procedure wordt de vragensteller in de gelegenheid gesteld desgewenst een verhelderende vraag te stellen over het antwoord aan degene die het antwoord heeft gegeven. Indien de vragensteller van mening is dat de beantwoording van de vragen tot een besluit van Provinciale Staten moet leiden, kan hij het recht van initiatief of het interpellatierecht benutten om het onderwerp of het voorstel op de agenda van Provinciale Staten te krijgen.

Artikel 42, Rondvraag

Provinciale Staten hebben op grond van artikel 151 Provinciewet recht op inlichtingen. Dit geeft hen het recht informatie te vragen over aangelegenheden die tot de bevoegdheid van Gedeputeerde Staten of de commissaris van de Koning behoren. Binnen dit recht worden het schriftelijke vragenrecht, mondelinge vragenrecht en het interpellatierecht onderscheiden.

In artikel 42 wordt de procedure geschetst voor het stellen van mondelinge vragen (artikel 151, lid 1, Provinciewet). Ten behoeve van een zorgvuldige voorbereiding wordt de vraag of worden de vragen voorafgaand aan de vergadering bekend gemaakt.

Indien het onderwerp van een ingediende vraag al op de agenda staat, onvoldoende actueel of onvoldoende relevant voor de Statenvergadering is, kan de voorzitter in samenspraak met de griffier de behandeling van de vraag weigeren. In het laatste geval is bijvoorbeeld een beter instrument voor handen.

Hoofdstuk 5, Begroting en rekening

Artikel 45, Procedure begroting en artikel 46, Procedure jaarrekening

De procedure van voorbereiding en vaststelling van de begroting (inclusief behandeling voorjaarsnota en het houden van algemene beschouwingen) kan jaarlijks of in zijn algemeenheid voor een langere periode worden bepaald.

Artikel 202 lid 3 Provinciewet ziet op het indemniteitsbesluit (inzake een begrotingsonrechtmatigheid).

Hoofdstuk 6, Vertegenwoordiging bij verbonden partijen

Artikel 47, Verslag; verantwoording

Door Provinciale Staten benoemde vertegenwoordigers bij verbonden partijen hebben desgewenst het recht verslag te doen van hun werkzaamheden en bevindingen in de Statenvergadering.

Hoofdstuk 7, Besloten vergadering

Artikel 48, Algemeen

Een besloten vergadering van Provinciale Staten is een officiële vergadering, waarbij de vergaderregels van het Reglement van Orde in acht genomen dienen te worden, voor zover de bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

De deuren worden gesloten wanneer tenminste een tiende van het aantal leden dat de presentielijst heeft getekend daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt. In artikel 23 van de Provinciewet zijn de procedurevoorschriften opgenomen voor ‘het sluiten van de deuren’. Praktisch is de tijdige stopzetting van de videonotulering hierbij van belang.

Artikel 49 , Geheimhouding

Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering, valt niet van rechtswege ook onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is aanvullend toepassing van de procedure volgens artikel 25 van de Provinciewet nodig.

Artikel 50, Opheffing geheimhouding

In de aangehaalde artikelen wordt aan Provinciale Staten de mogelijkheid geboden de geheimhouding van stukken op te heffen; stukken die niet per se aan de staten behoeven te zijn overgelegd. Het kan bijvoorbeeld ook gaan om stukken die overlegd zijn aan commissies (Statencommissie, bestuurscommissie, overige commissie).

In het onderhavige artikel is ter zake een overlegverplichting opgenomen tussen degene die de geheimhouding heeft opgelegd (commissaris van de Koning, Gedeputeerde Staten of voorzitter van de commissie) en Provinciale Staten, waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.

Artikel 51, Verslag

In dit artikel wordt uitwerking gegeven aan artikel 23, vierde lid, van de Provinciewet.

Hoofdstuk 8, Toehoorders en pers

Artikel 52, Toehoorders en pers

Het doel van dit artikel is dat de statenleden in orde kunnen vergaderen dat wil zeggen gevrijwaard van tekenen van goed- of afkeuring.

Lid 2 biedt de voorzitter waar nodig de mogelijkheid deze orde te herstellen, ook ingeval in de vergaderzaal, met in begrip van de publieke tribune, tijdens een vergadering mobiele telefoons en andere communicatiemiddelen zodanig worden gebruikt, dat die inbreuk maken op de orde van de vergadering.

Indien de voorzitter het voor de goede orde noodzakelijk acht de Statenzaal c.q. de publieke tribune te ontruimen, verlaten met het oog op de veiligheid en zorgvuldigheid eerst de Statenleden de vergaderzaal en daarna de aanwezigen op de publieke tribune. Zie voorts het protocol Orde en Veiligheid in de Statenzaal (GS-document).

Artikel 53, Geluid- en beeldregistraties

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Hoofdstuk 9, Slotbepalingen

Artikel 55, Uitleg reglement

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 56, Inwerkingtreding

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Ondertekening