Regeling vervallen per 03-07-2023

Nota misbruik en oneigenlijk gebruik

Geldend van 21-08-2015 t/m 02-07-2023

Intitulé

Nota misbruik en oneigenlijk gebruik

Inhoud

INHOUD

1.     INLEIDING

1.1.  Het doel van de nota

1.2   Wat wordt verstaan onder "misbruik en oneigenlijk gebruik" (M&O)?

1.3.  Waar speelt Misbruik en Oneigenlijk Gebruik?

2.     M&O-BELEID

2.1.  De algemene gedragslijn M&O van de provincie Drenthe

2.2.  Integrale M&O-beleid

3.     BASISWERKINSTRUCTIE MISBRUIK EN ONEIGENLIJK GEBRUIK

BIJLAGE: BASISWERKINSTRUCTIE MISBRUIK & ONEIGENLIJK GEBRUIK

1, INLEIDING

De provincie Drenthe wordt met ingang van de jaarrekening 2004 geconfronteerd met een rechtmatigheidoordeel van de accountant. Het beleid ten aanzien van Misbruik en Oneigenlijk gebruik (M&O-beleid) is één van de rechtmatigheidscriteria. Het M&O-criterium is een nieuw criterium dat niet wordt afgedekt door het bestaande getrouwheidsoordeel van de accountant.

Aandacht binnen de organisatie voor het voorkómen van misbruik en oneigenlijk gebruik van provinciale regelingen en voorzieningen is niet nieuw. In elke regeling die gevoelig is voor misbruik of oneigenlijk gebruik staan regels die misbruik en oneigenlijk gebruik tegengaan. Nieuw is dat er binnen de organisatie vanuit één integrale visie op het tegengaan van misbruik en on-eigenlijk gebruik wordt gewerkt en dat de maatregelen om misbruik en oneigenlijk gebruik te voorkomen niet met elkaar in tegenspraak zijn en daar waar noodzakelijk geacht wordt op elkaar zijn afgestemd.

Het M&O-beleid dient actueel en toereikend vastgesteld te zijn, indien dit niet het geval is bestaat er voor de provincie een verhoogd risico ten aanzien van de rechtmatige naleving van de desbetreffende wet- en regelgeving. Dit betekent dat een samenhangend M&O-beleid moet worden opgesteld en dat dit beleid vertaald moet worden naar M&O-activiteiten.

1.1, Het doel van de nota

Deze nota is gericht aan de provinciale staten van de provincie Drenthe en heeft als doel het introduceren van het M&O-beleid binnen de provinciale organisatie. Daarnaast heeft deze nota als doel, kaders te stellen voor de beleidsvelden waar dit beleid toegepast moet worden. In deze nota wordt onder andere beschreven wat er onder "misbruik en oneigenlijk gebruik" verstaan wordt en waar dit zoal een rol kan spelen. Tevens wordt het integrale M&O-beleid van de provincie Drenthe, bestaande uit vijf elementen, weergegeven en toegelicht. Tot slot is ten behoeve van de concrete vertaling van dit integrale M&O-beleid naar de te verrichten handelingen, een werkinstructie misbruik en oneigenlijk gebruik opgesteld. 

1.2, Wat wordt verstaan onder "misbruik en oneigenlijk gebruik" (M&O)?

In het algemeen worden de volgende definities binnen het M&O-beleid gehanteerd.

-     Misbruik

Het bewerkstelligen van geen of te geringe betaling van verplichte bijdragen aan de overheid en van het verkrijgen of genieten van een (te hoge) uitkering door bewust niet, niet tijdig, niet juist of niet volledig verstrekken van gegevens en inlichtingen.

-     Oneigenlijk gebruik

Het volgens de regels van de wet maar in strijd met de bedoelingen van de wettelijk bepalingen geheel of ten dele ontgaan van een verplichte bijdrage aan de overheid en verkrijgen of genieten van een (te hoge) uitkering. Deze definities betreffen M&O door externen, anderen dan de provincie of haar bestuur en medewerkers zelf.

Van M&O-gevoeligheid is sprake als de provincie Drenthe afhankelijk is van derdengegevens. Derdengegevens kunnen gedefinieerd worden als gegevens afkomstig van natuurlijke of rechtspersonen buiten de provinciale organisatie. Onder een M&O-gevoelige regeling wordt een regeling verstaan waarbij de aanspraak op een uitkering, de verplichting om een heffing te betalen en/of de hoogte van de heffing of uitkering, afhankelijk is van gegevens die door de belanghebbende zelf worden verstrekt. Hieruit valt af te leiden dat M&O gevoeligheden met name betrekking hebben op financiële aanspraken en/of lasten.

1.3, Waar speelt Misbruik en Oneigenlijk Gebruik?

Misbruik en oneigenlijk gebruik speelt met name bij die activiteiten waarbij de informatie van derden/belanghebbende van groot belang is voor het verlenen c.q. vaststellen van subsidies, heffingen, belastingen en vergunningen. Binnen de provincie Drenthe worden een aantal processen onderkend waar M&O specifiek van belang is. Het gaat hierbij om de volgende processen.

Subsidies

Hierbij gaat het om subsidies die de provincie Drenthe ontvangt van de Europese Unie (EU), het Rijk, andere derden, provinciale subsidies en bijdragen die vervolgens door de provinciale organisatie worden verstrekt aan derden. Bij het proces subsidies kan van M&O sprake zijn als een subsidieaanvrager aanvragen indient bij verschillende teams binnen de provinciale organisatie of bij meerdere instellingen (bijvoorbeeld twee provincies). Het verstrekken van een dubbele subsidie is in het kader van de meeste verordeningen niet toegestaan en derhalve onrechtmatig. Een ander voorbeeld is het verstrekken van een subsidie aan een instelling voor het verrichten van bepaalde activiteiten, terwijl de instelling de verkregen subsidie voor andere doeleinden gaat gebruiken.

Provinciale belastingen

Ook in het proces provinciale belastingen kan sprake zijn van M&O. Wanneer bijvoorbeeld een heffing in verband met een grondwateronttrekking niet correct ¿ i.c. te laag ¿ opgelegd wordt.

Provinciaal inkoop en aanbestedingenbeleid

Binnen het proces inkoop en aanbestedingenbeleid kan sprake zijn van M&O als bijvoorbeeld inkopen worden gedaan terwijl deze niet voor de provinciale organisatie nodig worden geacht. Hierbij kan gedacht worden aan de inkoop van kantoorartikelen die niet binnen de provincie Drenthe, maar privé gebruikt gaan worden.

Personeelsvoorzieningen

Tot slot kan er binnen het proces personeelsvoorzieningen ook sprake zijn van M&O. Hierbij valt te denken aan het verkrijgen van een vergoeding voor gemaakte studiekosten terwijl deze kosten door een persoon niet juist opgegeven worden of er de juiste grond voor ontbreekt.

2, M&O-BELEID

Processen, waarbij M&O-gevoeligheden spelen, moeten voldoende maatregelen bevatten om de tijdigheid, juistheid en volledigheid te toetsen van de door belanghebbende verstrekte gegevens. M&O-maatregelen dienen verankerd te worden in de administratieve organisatie. Er moeten weloverwogen keuzes worden gemaakt over het gebruik van de verschillende instrumenten, die benodigd zijn ter voorkoming van misbruik en oneigenlijk gebruik.

2.1, De algemene gedragslijn M&O van de provincie Drenthe

Binnen de provincie Drenthe is het uitgangspunt dat M&O-gevoeligheden zoveel mogelijk moeten worden vermeden.

2.2, Integrale M&O-beleid

Het integrale M&O-beleid van de provincie Drenthe bestaat uit vijf elementen, te

weten beleidsvoorbereiding en regelgeving, voorlichting, controlebeleid, sanctiebeleid en evaluatie. Een M&O-gevoelige regeling doorloopt een beleidscyclus waarbij deze aspecten aan de orde moeten komen. Onderstaand staan de vijf elementen van het integrale M&O beleid van de provincie Drenthe.

1, Beleidsvoorbereiding en regelgeving

Bij de fasen voorbereiding en beleidsbepaling is het van belang dat integraal aandacht wordt besteed aan de M&O-gevoelige aspecten van de voorgenomen regelgeving.

De staf- en productgroepen zijn verantwoordelijk voor het zoveel mogelijk vermijden van M&O-gevoeligheid in nieuwe regelgeving. Dit kan bijvoorbeeld door heldere definities, vermindering van de afhankelijkheid van gegevens afkomstig van derden, een nauwkeurige omschrijving van doel en doelgroep en een slagvaardige reparatiewetgeving wanneer effectiviteit- of beleidsdoelmatigheidsonderzoek hebben uitgewezen dat niet tot de doelgroep behorende belanghebbenden gebruikmaken van de regeling of dat de middelen aan een ander doel worden besteed. In de regelgeving dienen sancties op misbruik te zijn opgenomen.

Wanneer een expliciete M&O-gevoelige component in de regeling om bestuurlijke of andere redenen toch wordt gehandhaafd, dan dient een expliciet commitment van gedeputeerde staten of provinciale staten verkregen worden. Indien bij een toereikend M&O-beleid dat in voldoen mate zou worden uitgevoerd toch een belangrijke (materiële) onzekerheid ¿ die inherent is aan de regeling ¿ blijft bestaan met betrekking tot de rechtmatigheid van de uitgaven of ontvangsten en deze niet verder kan worden gereduceerd, dient deze onzekerheid in de toelichting bij de jaarrekening adequaat te worden weergegeven. Per beleidsgroep dient een overzicht te worden opgesteld van dit restant-M&O.

2. Voorlichting

Via voorlichting moeten belanghebbenden en derden op de hoogte worden gebracht van het bestaan en de inhoud en toepassing door het bestuur van de wet- en regelgeving. Bij de voorlichting wordt aangegeven dat misbruik en oneigenlijk gebruik en fraude bestuurlijke gevolgen zullen hebben, dan wel worden bestraft.

Het geven van voorlichting is met name bedoeld om de acceptatiegraad van de regeling te verhogen. Wanneer een regeling niet geaccepteerd wordt zal de neiging tot niet-naleving van de regeling hoger zijn dan wanneer de regeling wel wordt geaccepteerd. In het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik is voorlichting daarom een belangrijk middel.

3. Controlebeleid

Door middel van controle kan gesignaleerd worden of er sprake is van misbruik en oneigenlijk gebruik. De provincie Drenthe definieert het controlebeleid als het beleid dat zich richt op de toetsing van gegevens die door derden/belanghebbenden zijn verstrekt. De staf- en productgroepen zijn verantwoordelijk voor het invullen en uitvoeren van het controlebeleid. De uitvoerende product- en stafgroepen dienen te kunnen beoordelen of en in hoeverre door derden verstrekte gegevens voldoende betrouwbaar zijn.

Om het misbruik zo spoedig mogelijk te beëindigen dienen controles snel en adequaat afgewerkt te worden. Tevens kan de effectiviteit van de controle onder meer vergroot worden door een selectie te maken van risicovolle instellingen of personen. Het is overigens niet mogelijk alle M&O-onregelmatigheden te ontdekken en te corrigeren, daar er aan de controle grenzen zijn gesteld van maatschappelijke, economische en vaktechnische aard. Het streven moet erop gericht zijn de meeste aandacht te geven daar waar de risico's het grootste zijn. Voor een goede bedrijfsvoering is een risicoanalyse onontbeerlijk en deze moet daarom deel uitmaken van het controlebeleid.

Controles moeten in eerste instantie deel uitmaken van de werkprocessen. De uitkomsten van het controlebeleid dienen de staf- en productgroepen te verwerken in de managementrapportages die worden opgesteld. Hierin dient aangegeven te worden welke signalen ontvangen zijn en welke maatregelen zijn genomen ter voorkoming van M&O.

4. Sanctiebeleid

Misbruik en oneigenlijk gebruik moet worden geredresseerd (hersteld in de rechtmatige situatie), dan wel in geval van fraude worden bestraft. Om te kunnen reageren op geconstateerd misbruik is een adequaat provinciaal sanctiebeleid vereist. Dit beleid is hoofdzakelijk neergelegd in de voor het desbetreffende beleidsinstrument (subsidies, provinciale belastingen, inkoop en aanbesteding en personeelsvoorzieningen) geldende regelgeving (Algemene wet bestuursrecht (Awb), Burgerlijk Wetboek etc.). Opgelegde sancties kunnen een leereffect hebben, daarnaast heeft het ten uitvoer leggen ook een preventieve werking.

Sanctionering dient te voldoen aan de redelijk- en billijkheidsnorm (provincie als contracts-partner) en aan evenredigheidsbeginsel (provincie als verstrekker van subsidies, provinciale

belastingen). De opgelegde sanctie mag niet disproportioneel/te hoog zijn in relatie tot het vergrijp, dit is neergelegd in 3:4 lid Awb. Het college heeft, behalve ingeval van een EU-subsidie, een discretionaire (eigen) bevoegdheid om de hoogte van de sanctie bij besluit zelf vast te stellen. Het uitgangspunt, de algemene norm, voor de toepassing van het sanctiebeleid, is dat tenminste het behaalde voordeel wordt weggenomen, dat wil zeggen dat teveel betaalde bedragen worden teruggevorderd of te onrechte gederfde ontvangsten worden nageheven. In geval van fraude (misdrijf) wordt in beginsel aangifte gedaan bij het Openbaar Ministerie.

Het belang dat regering en parlement hechten aan het tegengaan van illegaal handelen blijkt uit het in werkingtreden op 1 juni 2003 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet BIBOB). De provincie Drenthe zal, wanneer onregelmatigheden geconstateerd worden, de zaak nader onderzoeken. Daarbij worden, als het gaat om subsidie, een bestuursrechtelijk traject en een strafrechtelijk traject onderscheiden. Het bestuursrechtelijke traject is het traject dat de provincie Drenthe, of een ander orgaan namens deze, uitvoert (gehele uitvoering van aanvraag, beoordeling tot aan beschikking, bezwaar- en beroepsprocedures, alsmede beheer tot en met vaststelling). Als wordt geconstateerd dat een aanvrager niet datgene doet wat in de aanvraag staat, kan dat gevolgen hebben voor de subsidieverlening of de subsidievaststelling. De subsidieverlening of de subsidievaststelling kan lager worden vastgesteld of zelfs op nihil worden gesteld. Is reeds (een deel) uitbetaald, dan kan dit tot gevolg hebben dat wordt teruggevorderd. Zelfs als de subsidie reeds is vastgesteld en is uitbetaald, kunnen bepaalde onregelmatigheden geconstateerd worden. Ook dan kan eventueel worden teruggevorderd.

Bij het vermoeden van fraude worden door de provincie Drenthe maatregelen genomen. Er zal aangifte gedaan worden, zodat de zaak strafrechtelijk kan worden onderzocht en vervolgd. Zo nodig zullen afgegeven beschikkingen en onterechte betalingen worden teruggedraaid.

Bij privaatrechtelijke programma's, waarbij bijvoorbeeld projecten worden aanbesteed, zal overeenkomstig het voorgaande worden gehandeld.

Voorts biedt de Wet BIBOB de mogelijkheid aan bestuursorganen om vergunningen en subsidies te weigeren of in te trekken en om overheidsopdrachten niet te gunnen, dan wel opdrachten in te trekken, als een relatie met (dreigend) strafbaar gedrag (van private partijen) aannemelijk is of de eisen van betrouwbaarheid van marktpartijen/opdrachtnemers in het gedrang komen.

5. Evaluatie

Voor het uitvoeren van de beleidsevaluaties zijn de staf- en productgroepen verantwoordelijk. Wanneer in de fase van beleidsevaluatie expliciet aandacht wordt besteed aan misbruik en oneigenlijk gebruik kunnen gebreken worden ontdekt en hersteld. Evaluatieprocedures zijn nodig voor zowel bestaande als nieuwe regelgeving.

Naar aanleiding van de evaluaties kan wellicht een indicatie worden gegeven van de effectiviteit van de genomen maatregelen om M&O te voorkomen. Tevens kan inzicht verkregen worden in de toereikendheid van de controlemogelijkheden. M&O-gevoelige regelingen dienen minimaal eenmaal per vijf jaren te worden geëvalueerd. Jaarlijks wordt in het jaarverslag en/of de toelichting van de jaarrekening gerapporteerd of de periodieke evaluatie heeft plaat gevonden en wat de resultaten hiervan zijn.

3, BASISWERKINSTRUCTIE MISBRUIK EN ONEIGENLIJK GEBRUIK

Ten behoeve van de concrete vertaling van dit integrale M&O-beleid naar de te verrichten handelingen, is een checklist misbruik en oneigenlijk gebruik opgesteld. Deze checklist biedt een praktisch hulpmiddel bij het formuleren, het uitvoeren en het evalueren van het M&O-beleid. De checklist is opgezet in de vorm van een overzicht met M&O-aandachtspunten. In de checklist met M&O-aandachtspunten is getracht een zo compleet mogelijk overzicht te geven. Daarbij dient te worden aangegeven dat niet alle aandachtspunten voor alle processen van toepassing zijn. De checklist is hierbij als bijlage opgenomen.

BIJLAGE BIJ DE NOTA MISBRUIK EN ONEIGENLIJK GEBRUIK:

Basiswerkinstructie misbruik & oneigenlijk gebruik

Opstellen nieuwe regeling

Beleidsvoorbereiding en regelgeving

Bij de voorbereiding van beleid en regelgeving is het van belang dat integraal aandacht wordt besteed aan de M&O-gevoelige aspecten van de voorgenomen regelgeving. Bij de beleidsvoorbereiding is het van belang dat de regeling wordt getoetst op de aspecten uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. Bij de beleidsvoorbereiding moet ook worden nagedacht over de voorlichting, het controlebeleid, het sanctiebeleid en het restant M&O.

1a. Uitvoerbaarheid van de regeling

Toets de nieuwe regeling op begrijpelijkheid met aspecten:

-     eenduidige en eenvoudige regelgeving (wie moet/mag wat en wanneer is dat het geval?);

-     eenduidige beschrijving van subsidiabiliteit van kosten en activiteiten;

-     een minimum aan uitzonderingen;

-     "SMART" geformuleerde doelen en duidelijk afrekenbare prestaties;

-     regels werkbaar voor de doelgroep en voor personen belast met handhaving;

-     is er rekening gehouden met de effecten voor burgers en instellingen?

-     juridische toets;

-     geen "open eind"-regelingen, maar (subsidie)plafonds.

Aandachtspunten bij de ingangsdatum:

-     haalbare en plausibele ingangsdatum;

-     zo beperkt mogelijke overgangsregelingen;

-     regelgeving met terugwerkende kracht zoveel mogelijk voorkomen.

1b. Handhaafbaarheid

-     Wordt de regelgeving maatschappelijk geaccepteerd?

-     Zijn de misbruikmogelijkheden zoveel mogelijk geïnventariseerd en maatregelen getroffen?

-     Zijn er voldoende richtlijnen zoals het verstrekken van bewijsstukken?

-     Kan (niet-)naleving objectief en met redelijke inspanning worden vastgesteld?

1c.  Voorlichting

Als de regeling of verordening is vastgesteld, is het van belang dat de regeling wordt gecommuniceerd met de instellingen of personen waarvoor de regeling bedoeld is. Een van de belangrijke doelstellingen van het geven van voorlichting is met name om de acceptatiegraad van de regeling. Tevens moet de regeling intern gecommuniceerd worden met de uitvoerende medewerkers. In het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik is voorlichting daarom een belangrijk middel.

1d. Controlebeleid

Voor een goede handhaafbaarheid moet de voorgestelde regeling voldoende controlemogelijkheden bieden. Gedacht kan worden aan administratieve controles vooraf en achteraf, waarnemingen ter plaatse, boekenonderzoek en dergelijke. De controlemogelijkheden en bevoegdheden van de ambtelijke organisatie dienen duidelijk geformuleerd te worden en deze worden, waar zinvol, in de regeling opgenomen.

Het streven moet er op gericht zijn de meeste aandacht te geven daar waar de risico's het grootste zijn. Stel vervolgens het controlebeleid op waarin wordt uitgewerkt wat voor controles er daadwerkelijk dienen plaats te vinden, bijvoorbeeld:

-     verificatie van derdengegevens met andere bestanden van de belastingdienst, kamer van koophandel, bevolkingsregister, banken

-     accountantscontrole

-     opvragen van verklaringen

-     overige bewijsstukken

1e. Sanctiebeleid

De mogelijkheid om bij niet-naleving een sanctie te kunnen opleggen vergroot de handhaafbaarheid. Een regeling zonder sanctie beperkt de handhaafbaarheid. Bezien moet worden of er een sanctie wenselijk en mogelijk is. Bevat een verordening een sanctie, dan wordt deze op zijn wenselijkheid en toepasbaarheid beoordeeld.

Bij het opstellen van een nieuwe regeling zal in het kader van het sanctiebeleid aandacht moeten zijn:

-     beschrijven van ongeoorloofde handelingen of gevallen waarin van (plichts-) verzuim sprake is;

-     daaraan verbonden sancties;

-     criteria voor civielrechtelijke of strafrechtelijke acties (fraudeprotocol);

-     bevoegdheid om sancties vast te stellen en uit te voeren.

1f.  Restant M&O

In de toelichting op de jaarrekening en/of jaarverslag dient een overzicht te worden opgenomen van het restant M&O. Het restant M&O is datgene wat niet kan worden opgeheven door een goed voorlichtings-, controle- en sanctiebeleid en in het verlengde daarvan liggende beheersmaatregelen.

2.   Beleidsuitvoering (bijvoorbeeld het aanvragen van subsidies of opleggen van heffingen)

Met betrekking tot bijvoorbeeld de subsidieverlening kunnen er verschillende risico's optreden, te weten:

-     het risico dat voor hetzelfde project (onderdeel) meerdere subsidies worden verstrekt;

-     het risico dat kritische termijnen niet worden nageleefd;

-     het ontbreken van tijdig inzicht in de rechtmatige besteding van door de provincie verstrekte voorschotten.

Om dubbele aanvragen ("shoppen") te voorkomen verdient het aanbeveling een geïntegreerde administratie te voeren waarin per aanvrager en per aanvraag en in voorkomende gevallen per object, een geïntegreerd dossier wordt aangelegd, waarin de geschiedenis vanaf de aanvraag tot en met de vaststelling (of afwijzing) traceerbaar is (in te voeren SubsidieVolgSysteem). Voor de toetsing van subsidieaanvragen en afrekeningen moet een checklist worden gebruikt, waarin de te controleren aspecten zijn opgenomen. (Integratie in SubsidieVolgSysteem wordt momenteel bekeken.) Daarnaast moet een werkinstructie worden opgesteld met daarin de taakverdeling en uit te voeren handelingen, inclusief de uit te voeren controle handelingen.

Gebruik standaardmodellen en formulieren met daarin alle relevante informatie voor het kunnen behandelen van de aanvraag of de opgave, zoals bijvoorbeeld de modellen op basis van de ASV of een andere vastgestelde checklist; laat deze ook voor de aanvraag of opgave gebruiken.

Beoordeel de aanvra(a)g(en) of opgave(n) op:

-    aanvaardbaarheid en consistentie en relatie met provinciale doelstellingen;

-    toetsbaarheid en meetbaarheid van te verrichten activiteiten en te behalen resultaten;

-    "ingevuld naar waarheid" en getekend door de aanvrager;

-    volledig ingevuld en voorzien van de relevante bijlagen (conform modellen/formats);

-    (zichtbare verificatie) van door belanghebbende verstrekte informatie aan de hand van gedefinieerde bewijsstukken (waaronder transparante kostenopzetten);

-    toets op voorkomen van dubbele aanvragen (vanuit SVS);

-    verificatie bankrekeningnummer begunstigden en rechtspersoon (via Kamer van Koophandel);

-    eventueel (indien noodzakelijk) aanvullend veldonderzoek.

Beslissen: toekennen of afwijzen van de aanvraag met aandachtspunten:

-    overeenkomstig de interne procedure;

-    toetsbare criteria;

-    de aanvrager hiervan op de hoogte stellen;

-    vastgestelde modelbrieven en modelbeschikkingen gebruiken;

-    zo weinig mogelijk aanvullende (maatwerk) voorwaarden opnemen.

Gebruik voor gunning of verlening daartoe opgestelde standaardbrieven.

Stel procedures op indien er bezwaar wordt gemaakt.

Leg een projectdossier aan met onder andere de aanvraag, bewijsstukken, verificatie, beschikking en checklist.

Leg systematisch tijdig, juist en volledig geautoriseerde verplichtingen en vorderingen vast in de financiële administratie (koppeling met SVS!).

Bevoorschotting volgens vaste betaalschema¿s en op basis van vastgestelde beleidsregels (conform beleidsregels ASV en aanbestedingsbeleid).

3.   Monitoring

-    Zorg voor tussentijdse informatie-uitwisseling tussen de provincie en de derde belanghebbende over de voortgang van de besteding van de middelen overeenkomstig de (beleids)doelstellingen;

-    Gebruik hiervoor vastgestelde formats voor tussentijdse verslagen (conform ASV) en projectrapportages;

-    Zorg voor tussentijdse verificatie van de actuele stand van zaken, van de omstandigheden die hebben geleid tot een toekenning of heffing.

-    Zorg voor tussentijds bijsturen, stopzetten en/of terugvorderen (toepassen sanctiebeleid).

-    In geval van bijvoorbeeld inspectie, visitatie, huisbezoeken, boekenonderzoeken stel vast dat bevoegdheden van de controlemedewerkers toereikend zijn.

-    Stel duidelijke termijnen voor het aanleveren van informatie en handhaaf die ook.

4.   Vaststellen

Toets waarbij wordt vastgesteld dat de ingediende verantwoording bestaat uit de onderdelen (voor zover voor de verschillende onderdelen in de ASV voorgeschreven):

-    Financiële verantwoording

-    Beleidsverslag

-    Bestuursverklaring

-    Accountantsverklaring

-    Overige voorgeschreven bijlagen

In het proces moet tevens een stap worden ingebouwd dat het management er zorg voor draagt dat de beleidsmedewerker de toets naar behoren kan uitvoeren.  Dit kan door middel van het verrichten van een financiële rechtmatigheidstoets door de financiële adviseur of door middel van audits.

Indien noodzakelijk zorg voor de uitwisseling van gegevens met derden; gebruik hiervoor vaste formats en modellen.

De ingediende verantwoording dient voldoende informatie te geven over de rechtmatigheid van de bestedingen.

Geef actief invulling aan het sanctiebeleid; pas ook daadwerkelijk sancties toe, indien aan de orde.

5.   Evaluatie

Gebreken kunnen worden ontdekt en hersteld wanneer in de fase van beleidsevaluatie expliciet aandacht wordt besteed aan M&O. Evaluatieprocedures zijn nodig voor zowel bestaande als nieuwe regelgeving. Naar aanleiding van evaluaties kan wellicht een indicatie worden gegeven van de effectiviteit van het M&O-beleid.

Tevens kan zicht worden verkregen op de toereikendheid van de controlemogelijkheden.

Of de goede activiteiten ter voorkoming en bestrijding van M&O worden ontplooid zal blijken aan de hand van de rapportages waarin de bevindingen voor onder meer de evaluatie worden opgenomen.

Bij evaluatie van de regelingen aandacht besteden aan:

-    realisatie van beleidsdoelstellingen

-    werkbaarheid van de uitvoering van de regeling (werkprocessen)

-    controleerbaarheid van de aanvragen

-    werkbaarheid van modellen voor aanvraagformulieren, beschikkingen

-    toereikendheid van tussentijdse monitoring (komt de noodzakelijke informatie beschikbaar?)

-    toereikendheid van interne controle(maatregelen)

-    toereikendheid van reviewbeleid

-    werkbaarheid van sanctiemiddelen en de toepassing daarvan in de praktijk

-    resultaten van het sanctiemiddel (waarschuwingen, terugvordering, intrekkingen, aangifte bij het Openbaar Ministerie)

Zorg dat naar aanleiding van de periodieke evaluaties aanpassingen plaatsvinden van de regeling, de procedures, formulieren, modelbeschikkingen, monitoring sanctiebeleid etc. Neem dit ook mee in een plan van aanpak als onderdeel van de evaluatie.