Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Ede houdende regels omtrent subsidie Algemene subsidieverordening Ede 2017

Geldend van 07-03-2019 t/m 31-08-2019

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Ede houdende regels omtrent subsidie Algemene subsidieverordening Ede 2017

De raad van de gemeente Ede;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 23 mei 2017;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

gezien het advies van de oordeelsvormende vergadering van de gemeenteraad van 15 juni 2017 ;

besluit vast te stellen de Algemene subsidieverordening Ede 2017

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 127), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

  • de-minimisverordening: verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L 352), verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 352/9) en verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU L 190/45), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

  • Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 of 109 van het Verdrag heeft vastgesteld;

  • inclusieve samenleving: een samenleving waarin iedereen mee kan doen, ongeacht een eventuele fysieke, psychische, mentale of motorische beperking en ongeacht etnische of sociale afkomst, sekse, seksuele voorkeur, opleidingsniveau of religie.

  • onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

  • Verdrag: Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

  • programma van eisen: het document waarin de te realiseren gemeentelijke doelstellingen, de daarvan afgeleide resultaten en eventueel nadere voorwaarden zijn opgenomen voor de te verstrekken subsidies, die meer dan € 50.000 euro bedragen, dat als gemeentelijk uitgangspunt geldt voor de aanvraag van de subsidie;

  • resultaat: de aanwijsbare verandering c.q. de gerealiseerde persoonlijke baat, die een (of meer) activiteit(en) teweeg brengt, dan wel die een maatschappelijke baat oplevert.

Artikel 2. Reikwijdte

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door burgemeester en wethouders, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen, subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is).

  • 2. Ten aanzien van subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

Artikel 3. Subsidieregelingen en programma’s van eisen

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen bij nadere regeling (hierna te noemen: subsidieregeling) vaststellen welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin tevens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.

  • 2. Voor de subsidies hoger dan € 50.000 stellen burgemeester en wethouders programma’s van eisen vast, die als uitgangspunt dienen voor de subsidie-aanvraag. Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat deze programma’s van eisen op bepaalde activiteiten of subsidieaanvragers niet van toepassing zijn.

  • 3. Bij de subsidies die per kalenderjaar worden verstrekt wordt het programma van eisen uiterlijk 1 juni naar de subsidieaanvragers gestuurd. Voor de overige subsidies boven € 50.000 bepalen burgemeester en wethouders het moment van bekendmaking, tenzij de subsidieregeling anders bepaalt.

  • 4. De programma’s van eisen worden na vaststelling door burgemeester en wethouders algemeen bekend gemaakt.

Artikel 4. Europees steunkader

  • 1. Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kunnen burgemeester en wethouders bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2. Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het desbetreffende steunkader.

  • 3. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.

  • 5. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader.

Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen subsidieplafonds vaststellen. In dat geval bepalen zij bij subsidieregeling de wijze van verdeling van de betrokken subsidie.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen een subsidieplafond verlagen als:

    • a.

      het wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; en

    • b.

      de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 3.

    Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 4.

    Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

  • 5.

    Het college kan bepalen dat een subsidie jaarlijks wordt vermeerderd met een bij besluit vast te stellen compensatiepercentage (indexering).

Artikel 6. Aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk ingediend bij burgemeester en wethouders. Als hiervoor een aanvraagformulier is vastgesteld geschiedt dit met gebruikmaking daarvan.

  • 2.

    Bij de aanvraag legt de aanvrager in ieder geval de volgende gegevens over:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de gemeentelijke doelstellingen en de daarvan afgeleide resultaten welke met die activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;

    • c.

      een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Indien burgemeester en wethouders daarom verzoeken worden begroting en dekkingsplan opgesteld per cluster van activiteiten (productenbegroting). Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • e.

      als het een subsidie betreft die per boekjaar aan een rechtspersoon wordt verstrekt, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag.

  • 3.

    Een rechtspersoon die voor de eerste maal subsidie aanvraagt, voegt een exemplaar van de oprichtingsakte of de statuten, alsmede van het jaarverslag, de jaarrekening of de balans van het voorgaande jaar toe aan de aanvraag.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen de aanvrager verzoeken een verklaring over te leggen als bedoeld in de de-minimisverordening (de-minimisverklaring).

  • 5.

    Bij subsidieregeling kan van de voorgaande leden worden afgeweken.

Artikel 7. Aanvraagtermijn

  • 1. Een aanvraag om een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, wordt ingediend uiterlijk 1 september voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2. Een aanvraag om een subsidie die per boekjaar wordt verstrekt wordt ingediend voor een bij subsidieregeling bepaalde datum.

  • 3. Andere aanvragen om subsidie worden ingediend uiterlijk 10 weken voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 4. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

Artikel 8. Beslistermijn

  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 7, eerste lid, uiterlijk vóór 1 januari van het jaar of de meerjaarlijkse periode waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • 2. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 7, tweede en derde lid, binnen 13 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

  • 4. Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

Artikel 9. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

  • 1.

    Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht weigeren burgemeester en wethouders de subsidie in ieder geval:

    • a.

      als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt.

    • b.

      als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

  • 2.

    Onverminderd het vorige lid weigeren burgemeester en wethouders de subsidie in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:

    • a.

      subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader, of

    • b.

      de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader.

  • 3.

    Onverminderd de vorige leden kunnen burgemeester en wethouders de subsidie verder in ieder geval weigeren:

    • a.

      als de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

    • b.

      als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;

    • c.

      als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • d.

      als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift;

    • e.

      als de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd en de resultaten die daar het gevolg van zouden zijn niet passen binnen het ter zake door de gemeente gevoerde beleid, in casu niet (in voldoende mate) bijdragen aan de in het programma van eisen opgenomen doelstellingen en resultaten;

    • f.

      als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt;

    • g.

      als de aanvrager voor het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft met een functionaris een bezoldiging als bedoeld in artikel 1.1, onder e, van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector overeenkomt of is overeengekomen die hoger is dan het bedrag, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van die wet;

    • h.

      in de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders vorderen een subsidie met rente terug als dit nodig is ter uitvoering van een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie of een onherroepelijke rechterlijke uitspraak.

Artikel 10. Verantwoording

Voor zover dit niet is bepaald bij subsidieregeling, wordt bij de verleningsbeschikking vermeld op welke wijze de subsidie-ontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.

Artikel 11. Algemene verplichtingen van subsidie-ontvangers

  • 1.

    Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidie-ontvanger dat onverwijld schriftelijk aan burgemeester en wethouders.

  • 2.

    Een subsidie-ontvanger informeert burgemeester en wethouders onverwijld schriftelijk over:

    • a.

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet, niet tijdig of niet geheel zullen kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders en het doel van de rechtspersoon.

  • 3.

    Het college kan bepalen dat de subsidieontvanger toestemming van het college behoeft voor handelingen als vermeld in artikel 4:71 van de wet, voor zover niet opgenomen in het tweede lid van dit artikel.

Artikel 12. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

  • 1. Bij subsidies hoger dan € 50.000 kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten.

  • 2. Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kunnen aan de subsidie-ontvanger ook andere verplichtingen dan genoemd in artikel 4:37, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht worden opgelegd, voor zover deze strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. In de toelichting wordt uiteengezet waarom daartoe wordt overgegaan.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie aan de subsidie worden verbonden, voor zover deze verplichtingen betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

  • 4. Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking op het gebied van sport, cultuur, onderwijs, zorg, recreatie of evenementen, kunnen aan de subsidieontvanger verplichtingen worden opgelegd, die strekken tot verwezenlijking van een inclusieve samenleving.

  • 5. Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidie-ontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor aan burgemeester en wethouders een vergoeding verschuldigd is als zich een gebeurtenis als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht voordoet. Daarbij wordt tevens aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

  • 6. Het college kan bepalen dat bij twijfel over doelmatigheid van de besteding van de subsidiegelden inzage wordt gegeven in de volledige boekhouding.

  • 7. Het college kan bepalen dat een gedeelte van de subsidie wordt ingezet ten behoeve van vernieuwing en innovatie.

Artikel 13. Wijze van verstrekken en eindverantwoording subsidies tot en met € 5.000

  • 1. Subsidies tot en met € 5.000 worden door burgemeester en wethouders direct vastgesteld of verleend en – tenzij toepassing wordt gegeven aan het volgende lid – binnen 13 weken nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht, ambtshalve vastgesteld.

  • 2. Als bij verleningsbeschikking de subsidie-ontvanger wordt verplicht om op de daarbij aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen, vindt de vaststelling plaats binnen 13 weken nadat de gevraagde inlichtingen zijn verstrekt.

  • 3. In geval van verlening van een subsidie van ten hoogste € 5.000 wordt een voorschot verstrekt ter hoogte van de verleende subsidie.

  • 4. Bij subsidieregeling kan worden afgeweken van het bepaalde in dit artikel.

Artikel 14. Eindverantwoording subsidies tussen € 5.000 en € 50.000

  • 1. Bij subsidies van meer dan € 5.000 doch ten hoogste € 50.000 dient de subsidie-ontvanger nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht, een aanvraag tot vaststelling in:a. uiterlijk 13 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht bij een eenmalige subsidie;b. bij een (meer)jaarlijkse subsidie: uiterlijk vóór 1 april in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 3 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. De aanvraag bevat een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht, en aan de verplichtingen is voldaan.

  • 3. Bij subsidieregeling kan worden bepaald dat op een andere manier wordt aangetoond in hoeverre de activiteiten zijn verricht, en aan de verplichtingen is voldaan. Tevens kan worden afgeweken van de in dit artikel gestelde termijnen.

Artikel 15. Eindverantwoording subsidies van meer dan € 50.000

  • 1.

    Bij subsidies van meer dan € 50.000 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in:

    • a.

      bij een (meer)jaarlijkse subsidie: uiterlijk vóór 1 april in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 3 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend;

    • b.

      in geval van een subsidie die per boekjaar wordt verstrekt, uiterlijk 13 weken na afloop van het betrokken boekjaar;

    • c.

      in andere gevallen uiterlijk 13 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 2.

    De aanvraag bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de resultaten zijn gerealiseerd, de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en hebben bijgedragen aan de resultaten, en aan de verplichtingen is voldaan;

    • b.

      een financiële verantwoording van de baten en lasten zoals opgenomen in de subsidieaanvraag.

    • c.

      en financiële verantwoording per cluster van activiteiten (productenverantwoording) indien burgemeester en wethouders daarom verzoeken;

    • d.

      bij subsidies groter dan € 125.000 een controleverklaring van getrouwheid en rechtmatigheid, opgesteld door een onafhankelijk accountant;

  • 3.

    Het college kan ontheffing verlenen van het lid2d voor subsidies tot een bedrag van €250.000.

  • 4.

    De accountant verricht de controle van de subsidies met inachtneming van een controleprotocol waarmee de getrouwheid en rechtmatigheid van de besteding met een voldoende mate van zekerheid kan worden vastgesteld. Hieraan wordt in ieder geval voldaan indien het door burgemeester en wethouders vast te stellen verantwoordings- en accountantsprotocol wordt toegepast.

  • 5.

    De accountantsverklaring, ingevolge het tweede lid, onder d, kan, in afwijking van het eerste lid, zo nodig per uiterlijk 1 juni worden ingediend.

  • 6.

    Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden vastgesteld of andere gegevens worden verlangd.

Artikel 16. Subsidievaststelling subsidies van meer dan € 5.000

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen een subsidie van meer dan € 5.000 vast binnen 13 weken na de ontvangst van een aanvraag tot subsidievaststelling, tenzij bij subsidieregeling anders is bepaald.

  • 2. Deze termijn kan eenmaal voor ten hoogste 13 weken worden verdaagd.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen categorieën subsidie-ontvangers worden aangewezen waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat een aanvraag tot subsidievaststelling hoeft te worden ingediend.

  • 4. Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in de artikelen 14, eerste lid en 15, eerste lid, aanhef en onder a, b of c, is ingediend, kunnen burgemeester en wethouders de subsidie-ontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Deze is maximaal vier weken. Wordt de aanvraag niet binnen deze termijn ingediend dan kunnen zij overgaan tot ambtshalve vaststelling.

Artikel 17. Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen

  • 1. Als bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, kan het college voorschrijven dat deze tarieven worden berekend met gebruikmaking van een bij de subsidieregeling of in het programma van eisen voorgeschreven berekeningswijze.

  • 2. Het college kan bepalen dat bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van bij de subsidieverlening of in het programma van eisen voorgeschreven definities.

  • 3. Bij subsidie waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen die tarieven en kostenbegrippen in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

Artikel 18. Hardheidsclausule

  • 1. Als een bij of krachtens deze verordening gestelde termijn voor een subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen, kunnen burgemeester en wethouders een andere termijn vaststellen.

  • 2. In een subsidieregeling kan worden bepaald dat door burgemeester en wethouders van een of meer bepaalde artikelen of artikelleden van die regeling kan worden afgeweken als daaraan vasthouden voor een subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen.

  • 3. Toepassing van de vorige leden wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

Artikel 19. Inwerkingtreding en overgangsrecht

  • 1. De Algemene subsidieverordening gemeente Ede 2015 vervalt zodra ze is uitgewerkt.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na die van bekendmaking. Ze is voor het eerst van toepassing op (de voorbereiding van) subsidies voor activiteiten die in het jaar 2018 worden uitgevoerd.

  • 3. Op de subsidiëring van voordien uit te voeren activiteiten is de Algemene subsidieverordening Ede 2015 van toepassing.

  • 4. De subsidieregelingen die zijn vastgesteld op basis van de Algemene subsidieverordening Ede 2015, en de Algemene subsidieverordening (die gold tot 2015), gelden als subsidieregelingen op basis van deze verordening.

  • 5. Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening Ede 2017 (of ASV Ede 2017).

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van 29 juni 2017, zaaknummer 69283.

De raad voornoemd,

de griffier,

G.H. Hagelstein

de plv. voorzitter,

A. Versteeg