Regeling vervallen per 01-01-2019

Bijlage 1 bij voorstel over vaststelling belastingverordeningen en –tarieven

Geldend van 01-01-2018 t/m 31-12-2018

Intitulé

Bijlage 1 bij voorstel over vaststelling belastingverordeningen en –tarieven

Verordeningen

A. Onroerende- zaakbelastingen

De tarieven zijn aangepast aan de voorlopige uitkomsten van de herwaardering met peildatum 1 januari 2017. De begrote opbrengst is als basis gebruikt bij de tariefvaststelling. In verband met de gewenste beperking van de woonlasten is bij de vaststelling van de begroting besloten voor de categorie woningen geen opbrengststijging door te voeren. Uitgaande van deze uitkomsten is een tarief bepaald waarbij de eigenaar van de gemiddelde woning het zelfde bedrag aan OZB betaald als in het voorgaande jaar. Daarbij moet worden opgemerkt dat het woningtarief ook van toepassing is op een aantal specifieke categorieën objecten en niet alleen op woningen in de beperkte zin van het woord. Dan gaat het ook over garageboxen, recreatiewoningen, woonwagens, bouwkavels etc.

Bij de niet-woningen is nog steeds sprake van een waardedaling. Het is niet zinvol te spreken over een gemiddelde niet-woning of de waardeontwikkeling daarvan, omdat onder deze categorie bijvoorbeeld winkels, agrarische bedrijven, tuinbouwbedrijven, horeca, scholen, industriepanden, verzorgings-tehuizen, verpleeghuizen, ziekenhuizen etc. vallen. Deze categorie is dusdanig divers samengesteld dat de waardeverandering in totaal verschillende richtingen gaat.

Bij de verzorgingstehuizen, de verpleeghuizen of gezinsvervangende tehuizen speelt daarbij het volgende een bijzondere rol. Bij gemengde objecten - objecten die als niet-woning moeten worden aangemerkt, maar waarin een gedeelte wordt bewoond - geldt de zogenaamde woondelenvrijstelling. Over de waarde van het deel dat wordt bewoond wordt geen gebruikersbelasting geheven, dit is bij de afschaffing van de gebruikersbelasting voor woningen in 2006 bij amendement (De Pater) in de wet opgenomen.

Verder is nog van belang dat bij de zogenaamde gebruikersheffingen (OZB gebruik bij niet-woningen, Riool gebruik bij woningen en niet-woningen en Afvalstoffenheffing) de leegstand een rol speelt. Daar waar geen gebruiker is, kunnen deze heffingen ook niet worden opgelegd. Bij de vaststelling van de tarieven wordt daarom rekening gehouden met de op dat moment geconstateerde leegstand.

Gecombineerd met de voorlopige uitkomsten van de herwaardering dienen de tarieven als volgt te worden vastgesteld:

  • Voor eigenaren van woningen: 0,2054 % (was 0,2093 %) van de WOZ-waarde;

  • Voor eigenaren niet-woningen: 0,3204 % (was 0,3052 %) en

  • Voor gebruikers van niet-woningen: 0,2582 % (was 0,2565 %)

Dat het tarief voor het gebruik bij de niet-woningen fors minder stijgt dan dat voor het gebruik, hangt samen met een geconstateerde vermindering van de leegstand en een vermindering van het bedrag dat aan waarde moet worden verlaagd in verband met de bovengenoemde woondelenvrijstelling.

B. Roerende woon- en bedrijfsruimtebelasting

Voor deze belasting geldt dat de inhoud van de verordening vrijwel gelijk is aan die van de OZB en dit resulteert dus in dezelfde tarieven.

C. Rioolrecht

In de raadsvergadering van 19 oktober jl. is het nieuwe Gemeentelijk Riolering Plan 2018-2023 vastgesteld. De gevolgen van deze vaststelling voor de heffing zijn verwerkt in de tarieven. Ook in dit geval is rekening gehouden met de ontwikkeling van de WOZ-waarde van de categorieën woningen en niet-woningen. Verder is bij de vaststelling van de tarieven aangesloten bij het uitgangspunt om gedurende de eerste twee jaren van de looptijd van het nieuwe GRP hetzelfde gemiddelde heffingsbedrag per aansluiting te blijven hanteren als in voorgaande jaren.

Dit betreft wel het gemiddelde van de aanslagen voor de vier verschillende heffingen die Emmen kent.

Dit is vertaald naar vier verschillende tarieven per categorie. In het bovenstaande is al ingegaan op de uitkomsten van de herwaardering.

De heffingsgrondslag van de rioolheffing is globaal dezelfde als die van de OZB, maar er zijn kleine verschillen. Omdat bepaalde categorieën als bouwkavels, losse garages (in complexen), woningen in aanbouw, hoogspanningsmasten e.d. niet worden aangeslagen is de heffingsgrondslag enigszins afwijkend en daarmee ook de tarief verandering.

Bij de niet-woningen geldt hierbij ook nog het effect van de aftopping van de aanslag. Boven een WOZ-waarde van € 2.500.000 wordt geen rioolheffing geheven, dus de heffingsgrondslag is voor deze categorie nog weer lager. Tenslotte zijn bepaalde objecten niet aangesloten op het riool omdat ze zelf hun rioolwater zuiveren. Dit geldt bijvoorbeeld voor het Emmtec- terrein. Wildlands en Atlas blijken bij nader inzien bij een capaciteitstekort van de eigen zuiveringsinstallatie wel overtollig water op het gemeentelijk riool te lozen, dus zij worden wel in de heffing betrokken.

Na correctie wegens de waardeverandering van het onroerend goed en een verdeling van de opbrengst over eigenaren en gebruikers in de afgesproken verhouding 60 : 40 resulteren de volgende tarieven:

  • Voor eigenaren van woningen: 0,0658 % (was 0,0668 %) van de WOZ-waarde;

  • Voor gebruikers van woningen: 0,0454 % (was 0,0459 %);

  • Voor eigenaren niet-woningen: 0,0878 % (was 0,0794 %) en

  • Voor gebruikers van niet-woningen: 0,0618 % (was 0,0553 %).

D. Afvalstoffenheffing

Bij de vaststelling van dit tarief spelen naast de kosten de verhouding tussen de een- en meerpersoons¬huishoudens een rol. Een combinatie van beide effecten heeft erin geresulteerd dat een onveranderd tarief kan worden gehanteerd.

Het tarief voor eenpersoonshuishoudens blijft € 242,13 en voor meerpersoonshuishoudens € 276,09

E. Verordening en tarieventabel Begrafenisrechten

Bij de behandeling van de kadernota 2016 is besloten met ingang van 2016 de meer dan trendmatige verhoging van de tarieven niet voort te zetten. In 2010 was daartoe besloten, met de bedoeling om in 2021 kostendekkend te zijn. De tarieven zijn daarom met 2,5 % verhoogd.

F. Tarievenverordening Reinigingsrechten, Openbare werken en Geo-Informatie

De tarieven zijn, voor zover niet op andere wijze voorgeschreven, met 2,5 % verhoogd.

G. Legesverordening en legestarieven

De leges zijn in zijn algemeenheid verhoogd met 2,5 %. Daar waar op grond van wettelijke bepalingen de tarieven door het Rijk worden vastgesteld zijn deze uiteraard zo opgenomen.

Het landelijke maximum voor het tarief voor de afgifte van een paspoort voor volwassenen (10 jaar geldig) is per 1 januari 2018 op € 65,30 bepaald (was € 64,76. Het verschil zit in de aan het Rijk af te dragen leges. De andere maximale tarieven voor reisdocumenten zijn ook licht verhoogd. Wij stellen voor om het bedrag van € 65,30 in de legestabel op te nemen.

Voor de Nederlandse Identiteitskaart is een maximale prijs van € 51,08 door het rijk bepaald, wij stellen voor om € 51,05 op te nemen, als een logische afronding.

De maximale prijs voor een rijbewijs is op het moment van schrijven van dit voorstel formeel nog niet vastgesteld door het betreffende ministerie. De RDW heeft echter wel al nieuwe tarieven bekend gemaakt, deze zijn al vast meegenomen. Het maximum tarief wordt € 39,67, voorgesteld wordt om dit op € 39,65 af te ronden. Mocht een andersluidend besluit op enig moment het staatsblad halen, dan biedt het delegatie-artikel uit artikel 11 van de Legesverordening aan het college de bevoegdheid een dergelijke wijziging in de verordening en de daarop gebaseerde tarieventabel op te nemen.

Het tarief voor de Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) is evenmin nog door het rijk bekendgemaakt, in 2016 is hier een forse verhoging doorgevoerd. Vooralsnog is deze daarom gehandhaafd op € 41,35.

Het tarief voor een aanvraag van een vergunning op grond van de Leegstandswet is, ter uitvoering van een toezegging aan de raad, in overeenstemming gebracht met het gemiddelde van de Drentse gemeenten (Hoofdstuk 12 van de tarieventabel, het voorgestelde tarief is € 91,70).

Ten aanzien van de bouwleges geldt dat deze zijn gerelateerd aan de bouwkosten. Omdat de bouwkosten al inflatievolgend zijn is er al sprake van een inflatievolgende heffing en is een verhoging van de percentages niet gewenst. Dit zou tot een dubbeling leiden. Daar waar sprake is van absolute bedragen zijn deze met 2,5 % verhoogd, dit geldt echter niet voor de drempelbedragen.

H. Precariobelasting

Deze belasting is sinds 2014 beperkt tot een heffing op olietransportleidingen. Dit betreft uiteraard een weinig dynamisch geheel, sinds de heropening van het olieveld is de opbrengst een stabiele factor. Controles zijn in feite niet nodig. De opbrengst is ongeveer € 23.000,-- per jaar.

I. Toeristenbelasting

Tijdens de begrotingbehandeling is besloten het tarief te verhogen naar € 1,25 per overnachting.

J. Verordening marktgelden

De tarieven zijn met 2,5 % verhoogd, met hier en daar een afronding op ronde getallen. Dit laatste is vooral door praktische overwegingen ingegeven. Vanwege het feit dat er in veel gevallen ter plaatse contant wordt betaald is de praktijk gegroeid om bij de tariefstelling te komen tot min of meer ronde bedragen en om de tariefsverhogingen daarop af te stemmen.

K. Parkeerbelastingverordening en -tarieventabel

De grootste verandering zit, als uitwerking van de besluitvorming in april 2015, in de tarieven voor het vergunning parkeren. De behandeling van de Parkeervisie in oktober jl. heeft geen wijzigingen in de tarieven opgeleverd.

Voor houders van bestaande vergunningen wordt, evenals in 2017, een verhoging van 20 % doorgevoerd, om op die manier in 2021 naar het gewenste tarief toe te groeien. Het tarief voor de naheffingsaanslag (de "boete") is verhoogd naar het landelijke, bij ministerieel besluit vastgestelde, maximum van € 62.

L. Reclamebelasting

De tarieven van de Reclamebelasting zijn ongewijzigd gebleven.

Sporttarieven

De verordening voor de Sporttarieven is traditiegetrouw ook bijgevoegd. Met deze verordening stelt de raad de tarieven als basis voor privaatrechtelijke overeenkomsten vast. De tarieven zijn met 1 % verhoogd.

Ondertekening