Regeling vervallen per 05-07-2019

Besluit van Provinciale Staten van de provincie Gelderland houdende regels omtrent het reglement van orde Reglement van Orde provinciale Staten van Gelderland 2017

Geldend van 16-02-2018 t/m 04-07-2019

Intitulé

Besluit van Provinciale Staten van de provincie Gelderland houdende regels omtrent het reglement van orde Reglement van Orde provinciale Staten van Gelderland 2017

Bekendmaking van het besluit van 31 januari 2018 – PS2017-733 zaaknummer 2017-015991 tot vaststelling van een regeling en intrekking van enkele regelingen

PROVINCIALE STATEN VAN GELDERLAND

Gelet op het voorstel PS2017-733 van dhr. Van Baak;

Gelet op artikel 16 van de Provinciewet;

BESLUITEN

  • I

    Vast te stellen het navolgende Reglement van Orde Provinciale Staten van Gelderland 2017:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. De voorzitter

De voorzitter is belast met:

  • a.

    het leiden van de vergadering;

  • b.

    het handhaven van de orde;

  • c.

    het doen naleven van het Reglement van Orde;

  • d.

    hetgeen de Provinciewet of dit reglement hem verder opdraagt.

Artikel 2. Plaatsvervangend voorzitter

  • 1. Provinciale Staten benoemen bij de aanvang van de zittingsperiode één of meer plaatsvervangende voorzitters en stellen de volgorde voor waarnemen vast.

  • 2. Provinciale Staten voorzien in een tussentijdse vacature in de eerstvolgende vergadering.

Artikel 3. Het Presidium

  • 1. Provinciale Staten hebben een Presidium.

  • 2. Lid van het Presidium zijn de voorzitters van de fracties als bedoeld in artikel 5, derde lid en de eerste plaatsvervangend voorzitter.

  • 3. De voorzitters van de fracties kunnen een fractielid aanwijzen om hen in de vergadering te vervangen.

  • 4. Het Presidium wordt voorgezeten door de voorzitter of een op grond van artikel 2, eerste lid benoemde plaatsvervangend voorzitter.

  • 5. Het Presidium kan Gedeputeerde Staten uitnodigen aan de beraadslaging deel te nemen. Gedeputeerde Staten kunnen het Presidium verzoeken de secretaris aan de beraadslaging te laten deelnemen.

  • 6. De vergaderingen van het Presidium zijn openbaar. Artikel 23 Provinciewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 7. Het Presidium heeft tot taak:

    • a.

      het regelen van de werkzaamheden van Provinciale Staten;

    • b.

      het adviseren van de commissies van Provinciale Staten over hun werkzaamheden;

    • c.

      het doen van voorstellen aan Provinciale Staten over regelingen die het functioneren van Provinciale Staten dan wel de griffie aangaan;

    • d.

      het doen van voorstellen aan Provinciale Staten in het kader van de Kieswet;

    • e.

      het voorbereiden en uitvoeren van taken die behoren tot het werkgeverschap van Provinciale Staten.

  • 8. Het Presidium beslist bij meerderheid van stemmen. Elk lid van het Presidium heeft één stem. De eerste plaatsvervangend voorzitter heeft geen stemrecht.

  • 9. Voorstellen van het Presidium aan Provinciale Staten worden ingediend door de eerste plaatsvervangend voorzitter, volgens de regels die in de wet en in dit reglement zijn gesteld ten aanzien van initiatiefvoorstellen.

Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden en de vorming van fracties

Artikel 4. Onderzoek geloofsbrief en beëdiging

  • 1. Na een verkiezing voor Provinciale Staten en bij benoemingen ter voorziening in tussentijdse vacatures onderzoekt het Presidium de geloofsbrieven van de nieuw benoemde leden.

  • 2. Het Presidium brengt verslag uit van haar onderzoek aan Provinciale Staten en doet daarbij een voorstel voor een besluit over de toelating. In het verslag maakt de griffier zo nodig melding van een minderheidsstandpunt.

  • 3. Na een verkiezing voor Provinciale Staten roept de voorzitter de toegelaten leden van Provinciale Staten op om in de eerste vergadering van Provinciale Staten in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Provinciewet, de eed of de verklaring en belofte af te leggen.

  • 4. In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid van Provinciale Staten op voor de vergadering waarin Provinciale Staten beslissen over diens toelating om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen.

Artikel 5. Fractie

  • 1. De leden van Provinciale Staten die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Een fractie kan uit één lid bestaan.

  • 2. Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in Provinciale Staten deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van Provinciale Staten aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in Provinciale Staten wil voeren. Deze naam geldt voor de gehele Statenperiode.

  • 3. De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

  • 4. De voorzitter wordt zo spoedig mogelijk schriftelijk geïnformeerd wanneer:

    • a.

      een of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

    • b.

      twee of meer fracties als één fractie gaan optreden, of;

    • c.

      een of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie.

  • 5. Na ontvangst van de in het vierde lid bedoelde melding houdt de voorzitter met de veranderde situatie rekening met ingang van de eerstvolgende vergadering van Provinciale Staten.

  • 6. Een nieuw gevormde fractie als bedoeld in het vierde lid onder a. wordt aangeduid als ‘groep’ gecombineerd met de naam van haar fractievoorzitter.

  • 7. Een nieuw gevormde fractie als bedoeld in het vierde lid onder b. wordt aangeduid met de gecombineerde namen van de oorspronkelijke fracties.

Artikel 6. Fractievolgers

  • 1. Fracties kunnen fractievolgers benoemen. Provinciale Staten besluiten over het maximaal aantal te benoemen fractievolgers.

  • 2. Een fractievolger dient tijdens de laatste verkiezingen voor Provinciale Staten geplaatst te zijn op de kandidatenlijst van de partij, die hij als fractievolger vertegenwoordigt. Op hem zijn de artikelen 10, 11, 12, 13 en 15 van de Provinciewet van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Een fractievolger kan zijn fractie vertegenwoordigen in commissies als bedoeld in hoofdstukken 8 en 9.

  • 4. Een fractievolger legt, alvorens zijn functie te kunnen uitoefenen, in handen van de voorzitter van Provinciale Staten, de volgende eed (verklaring en belofte) af: “Ik zweer (verklaar) dat ik, om namens mijn fractie deel te nemen aan een vergadering van een commissie van Provinciale Staten, rechtstreeks noch middellijk, onder welke voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.

    Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen. Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als fractievolger naar eer en geweten zal vervullen.

    Zo waarlijk helpe mij God Almachtig". (Dat verklaar en beloof ik”.)

    Van het afleggen van de eed (verklaring en belofte) maakt de griffier een proces-verbaal.

Hoofdstuk 3 Benoeming gedeputeerden

Artikel 7. Onderzoek integriteit

  • 1. De commissaris van de Koning laat onderzoeken of aan de benoeming van een kandidaat tot gedeputeerde risico’s zijn verbonden voor de integriteit van het provinciebestuur, die voortvloeien uit aan zijn persoon verbonden omstandigheden dan wel zijn financiële of zakelijke belangen.

  • 2. De kandidaat legt aan de commissaris van de Koning een verklaring over omtrent het gedrag als bedoeld in de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, toegesneden op het ambt van gedeputeerde.

  • 3. De commissaris van de Koning bespreekt de uitkomsten van het onderzoek met de kandidaat. Vervolgens informeert hij Provinciale Staten over de uitkomsten.

  • 4. Provinciale Staten betrekken de uitkomsten van het onderzoek bij de beraadslaging over de benoeming van de kandidaat.

Artikel 8. Benoeming

Provinciale Staten kunnen op voorstel van het Presidium nadere regels vaststellen voor de procedure van benoeming.

Hoofdstuk 4 Ingekomen stukken

Artikel 9. Ingekomen stukken

  • 1. Bij Provinciale Staten ingediende Statenbrieven, burgerinitiatiefvoorstellen en andere ingekomen stukken gericht aan Provinciale Staten of een commissie worden op een lijst van ingekomen stukken geplaatst. Deze lijst wordt als bijlage bij de agenda van de commissies toegezonden aan de leden van Provinciale Staten.

  • 2. De griffier brengt alle ingekomen stukken ter kennis van Provinciale Staten door plaatsing in een digitaal Stateninformatiesysteem, tenzij de regels omtrent geheimhouding zich daartegen verzetten.

  • 3. Het Presidium doet aanbevelingen over de behandeling van de ingekomen stukken.

  • 4. De griffier informeert briefschrijvers over de wijze van behandeling.

  • 5. Provinciale Staten besluiten over de wijze van afdoening van de ingekomen stukken.

  • 6. Provinciale Staten kunnen anonieme, onbegrijpelijke, beledigende en bedreigende stukken zonder nadere mededeling terzijde leggen.

Hoofdstuk 5 Vergaderingen

Paragraaf 1 Voorbereiding van vergaderingen

Artikel 10. Vergaderlocatie en vergaderschema

  • 1. De vergaderingen van Provinciale Staten vinden plaats in het Huis der Provincie te Arnhem.

  • 2. De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover, tenzij er sprake is van een spoedeisende situatie, overleg in het Presidium.

  • 3. De voorzitter stelt uiterlijk op 1 oktober een schema vast voor de in het volgend kalenderjaar te houden vergaderingen van Provinciale Staten en Statencommissies, na overleg met het Presidium.

Artikel 11. Oproep

De voorzitter zendt ten minste tien dagen voor een vergadering de leden van Provinciale Staten een oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering. De voorzitter kan van de oproeptermijn afwijken indien er sprake is van een spoedeisende situatie.

Artikel 12. Agenda

  • 1. De voorzitter stelt met inachtneming van de behandeladviezen van de Statencommissies de agenda van de vergadering voorlopig op.

  • 2. Ieder lid van Provinciale Staten kan tot 12.00 uur op de maandag voorafgaand aan de vergadering onderwerpen indienen ter plaatsing op de agenda. De voorzitter kan eveneens aanvullingen voorstellen op de agenda. De griffier informeert Gedeputeerde Staten en Provinciale Staten hierover.

  • 3. Bij aanvang van de vergadering beslissen Provinciale Staten over de aanvullingen op de agenda als bedoeld in het tweede lid en stellen de agenda vast. Provinciale Staten kunnen bij de vaststelling van de agenda op voorstel van een lid van Provinciale Staten of de voorzitter de volgorde van onderwerpen wijzigen of onderwerpen van de agenda afvoeren.

  • 4. Wanneer Provinciale Staten een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid achten, kunnen zij het onderwerp verwijzen naar een commissie of aan Gedeputeerde Staten nadere inlichtingen of advies vragen.

Artikel 13. Publicatie van stukken

  • 1. De griffier publiceert stukken die ter toelichting van de onderwerpen op de agenda dienen digitaal in een Stateninformatiesysteem, gelijktijdig met het verzenden van de oproep.

  • 2. Indien op stukken op grond van artikel 25 van de Provinciewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier de leden van Provinciale Staten inzage. De griffier verstrekt op uitdrukkelijk verzoek van een lid een genummerd afschrift. Hij houdt een registratie bij van de verstrekte afschriften.

Paragraaf 2 Vergaderorde

Artikel 14. Zitplaatsen

  • 1. De voorzitter, de leden van Provinciale Staten, de griffier, de leden van Gedeputeerde Staten en de secretaris hebben een vaste zitplaats. Deze plaats wijst de voorzitter bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van Provinciale Staten aan, na overleg met het Presidium.

  • 2. De voorzitter kan de indeling herzien na overleg met het Presidium.

  • 3. De voorzitter wijst zitplaatsen aan voor de overige personen die voor de vergadering zijn uitgenodigd.

Artikel 15. Toehoorders en pers

  • 1. De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2. Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is niet toegestaan.

Artikel 16. Geluids- en beeldregistraties en communicatiemiddelen

  • 1. Wie tijdens de vergadering van Provinciale Staten in de vergaderzaal geluids- dan wel beeldregistraties wil maken, vraagt toestemming aan de voorzitter en gedraagt zich naar zijn aanwijzingen.

  • 2. Het gebruik van communicatiemiddelen in de vergaderzaal en op de publieke tribune is toegestaan als dit de orde van de vergadering niet verstoort. De leden en andere aanwezigen volgen hierover aanwijzingen van de voorzitter op.

Artikel 17. Presentielijst

Bij binnenkomst in de vergaderzaal tekent ieder lid van Provinciale Staten onmiddellijk de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt de presentielijst door de voorzitter en de griffier door ondertekening vastgesteld.

Artikel 18. Opening van de vergadering

  • 1. De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur indien het daarvoor door de wet vereiste aantal leden van Provinciale Staten blijkens de presentielijst aanwezig is.

  • 2. Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter dag en uur van de volgende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Provinciewet.

Artikel 19. Woordvoering

In het Presidium dan wel voorafgaand aan de vergadering melden de fractievoorzitters aan de voorzitter de agendapunten waarover de fractie het woord wenst te voeren en andere voor de orde relevante zaken.

Artikel 20. Spreektijd

  • 1. De voorzitter stelt, na overleg met het Presidium, bij de aanvang van de vergadering een spreektijdregeling voor. Provinciale Staten stellen de spreektijdregeling vast.

  • 2. De verdeling van de spreektijd vindt plaats op basis van een verdeelsleutel, te bepalen door het Presidium.

  • 3. De spreektijdregeling is niet van toepassing op voorstellen van orde en wanneer een lid het woord verlangt over een persoonlijk feit.

  • 4. Leden van fracties als bedoeld in artikel 5, vierde lid, onder a en leden van fracties als bedoeld in artikel 5, vierde lid, onder b krijgen naar rato een gedeelte van de spreektijd toegewezen van de oorspronkelijke fractie.

Artikel 21. Spreekregels

  • 1. De leden van Provinciale Staten en overige aanwezigen spreken vanaf de door de voorzitter aangewezen spreekplaats en richten zich tot de voorzitter.

  • 2. Bij bijzondere gelegenheden kan de voorzitter bepalen dat de leden van Provinciale Staten en de overige aanwezigen vanaf een andere plaats spreken.

Artikel 22. Volgorde sprekers

  • 1. Een lid van Provinciale Staten voert het woord na het van de voorzitter verkregen te hebben.

  • 2. Een lid van Provinciale Staten dat het woord vraagt over de orde van de vergadering of over een persoonlijk feit krijgt als eerste het woord.

Artikel 23. Aantal spreektermijnen

  • 1. De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij Provinciale Staten anders beslissen.

  • 2. De voorzitter sluit elke spreektermijn af.

  • 3. Een lid mag in een termijn niet meer dan eenmaal het woord voeren over hetzelfde onderwerp.

  • 4. Het derde lid is niet van toepassing op het lid dat namens een commissie het woord voert of spreekt over een voorstel van orde.

Artikel 24. Handhaving van de orde

  • 1. Een spreker wordt in zijn betoog niet gestoord, tenzij:

    • a.

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

    • b.

      een lid hem interrumpeert via de daartoe bestemde microfoons. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2. Indien een spreker zich op een beledigende of onbetamelijke wijze uitdrukt, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, roept de voorzitter hem tot de orde. Indien de spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, over het betreffende onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3. De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen. Wanneer na de heropening van de vergadering de orde opnieuw wordt verstoord, kan hij de vergadering sluiten.

Paragraaf 3 Beraadslaging en besluitvorming

Artikel 25. Beraadslaging

  • 1. Provinciale Staten kunnen op voorstel van de voorzitter of een lid van Provinciale Staten beslissen over een of meer onderdelen van een onderwerp afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2. Op verzoek van een lid van Provinciale Staten of op voorstel van de voorzitter kunnen Provinciale Staten besluiten de beraadslaging voor een door hen te bepalen tijd te schorsen om de leden van Provinciale Staten of Gedeputeerde Staten de gelegenheid te geven tot beraad.

  • 3. Provinciale Staten kunnen Gedeputeerde Staten verzoeken de secretaris te laten deelnemen aan de beraadslaging.

  • 4. De griffier neemt deel aan de beraadslaging op uitnodiging van de voorzitter.

  • 5. Provinciale Staten kunnen op voorstel van de voorzitter of een lid beslissen dat anderen dan bedoeld in het derde en vierde lid deelnemen aan de beraadslaging.

  • 6. Wanneer de voorzitter vaststelt dat een onderwerp voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij Provinciale Staten anders beslissen.

  • 7. De voorzitter deelt na sluiting van de beraadslaging mee wanneer stemming plaatsvindt.

Artikel 26. Besluitvorming

  • 1. Voordat Provinciale Staten tot stemming overgaan, heeft ieder lid het recht met een stemverklaring zijn uit te brengen stem kort te motiveren.

  • 2. Na de stemming over eventuele amendementen stemmen Provinciale Staten over het voorstel zoals het dan luidt, tenzij geen stemming wordt gevraagd.

  • 3. Voordat Provinciale Staten stemmen over het voorstel in zijn geheel formuleert de voorzitter zo nodig het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

  • 4. Tenzij de voorzitter of een lid om hoofdelijke stemming vraagt, stemmen Provinciale Staten bij zitten en opstaan.

  • 5. De voorzitter vraagt of stemming wordt verlangd. Indien geen van de leden om stemming vraagt en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder stemming is aangenomen.

  • 6. In de besluitenlijst van de vergadering wordt vermeld welke leden zich op grond van artikel 28 Provinciewet van stemming hebben onthouden.

  • 7. Bij hoofdelijke stemming roept de voorzitter de leden van de Provinciale Staten bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming vindt plaats naar volgorde van de presentielijst, te beginnen met een door de voorzitter te trekken nummer, dat blijft gelden voor de gehele vergadering.

  • 8. De leden brengen hun stem uit door het woord ‘voor’ of ‘tegen’ uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 9. Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt verzoeken om in de besluitenlijst op te nemen dat hij zich heeft vergist. In de uitslag van de stemming brengt dit laatste geen verandering.

  • 10. De voorzitter meldt de uitslag na afloop van de stemming en vermeldt daarbij het aantal vóór en tegen uitgebrachte stemmen.

Artikel 27. Stemming over amendementen en moties

  • 1. Indien een amendement op een voorstel is ingediend stemmen Provinciale Staten eerst over dat amendement.

  • 2. Indien op een amendement een subamendement is ingediend stemmen Provinciale Staten eerst over het subamendement en vervolgens over het amendement.

  • 3. Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin Provinciale Staten hierover stemmen. Daarbij brengt de voorzitter het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming.

  • 4. Indien bij een voorstel een motie is ingediend, stemmen Provinciale Staten eerst over het voorstel en vervolgens over de motie.

Artikel 28. Stemming over personen

  • 1. Wanneer Provinciale Staten stemmen over het benoemen, voordragen of aanbevelen van personen, benoemt de voorzitter voorafgaand aan de stemming vier leden tot stembureau.

  • 2. De stemming vindt schriftelijk plaats met uniforme stembriefjes.

  • 3. Ieder aanwezig lid is verplicht een stembriefje in te leveren, behalve wanneer hij zich op grond van de Provinciewet van stemming moet onthouden.

  • 4. Provinciale Staten stemmen net zo vaak als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen.

  • 5. Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat op grond van het derde lid verplicht is een stembriefje in te leveren. Wanneer de aantallen niet gelijk zijn en dit van invloed is op het besluit, stemmen Provinciale Staten opnieuw.

  • 6. Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Provinciewet beschouwt de voorzitter leden die geen behoorlijk ingevuld stembriefje hebben ingeleverd als leden die geen stem hebben uitgebracht. Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

    • a.

      een blanco stembriefje;

    • b.

      een ondertekend stembriefje;

    • c.

      een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld;

    • d.

      een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen;

    • e.

      een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

  • 7. In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslissen Provinciale Staten, op voorstel van de voorzitter.

  • 8. De griffier vernietigt de stembriefjes onmiddellijk nadat de voorzitter de uitslag van de stemming heeft vastgesteld.

Artikel 29. Herstemming over personen

  • 1. Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, stemmen Provinciale Staten een tweede maal.

  • 2. Wanneer ook bij deze tweede stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, stemmen Provinciale Staten een derde maal. Deze derde stemming vindt plaats tussen de twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen hebben verkregen. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan maken Provinciale Staten met een tussenstemming uit tussen welke twee personen de derde stemming plaatsvindt.

  • 3. Indien bij tussenstemming de stemmen staken, beslist het lot. Indien bij de derde stemming de stemmen staken, vindt in dezelfde vergadering een herstemming plaats. Staken bij deze stemming de stemmen opnieuw, dan beslist terstond het lot.

Artikel 30. Beslissing door het lot

  • 1. Wanneer het lot moet beslissen schrijft de voorzitter de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes.

  • 2. De griffier vouwt deze briefjes op gelijke wijze, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd. Vervolgens deponeert hij ze in een stembokaal en schudt ze om.

  • 3. De voorzitter neemt een van de briefjes uit de stembokaal. De persoon wiens naam op dit briefje staat, is gekozen.

Artikel 31. De besluitenlijst

  • 1. Provinciale Staten stellen de besluitenlijst in de eerstvolgende vergadering vast.

  • 2. De besluitenlijst bevat de besluiten die in de vergadering zijn genomen, alsmede de uitslag van de stemming en de namen van de leden die zich op grond van artikel 28 van de Provinciewet van stemming hebben onthouden.

  • 3. De voorzitter, de leden, de griffier, de gedeputeerden, de commissaris van de Koning, de secretaris en de andere genodigden hebben het recht een voorstel tot verandering aan Provinciale Staten te doen, indien de ontwerp-besluitenlijst onjuistheden bevat.

Hoofdstuk 6 Rechten van leden

Artikel 32. Amendementen

  • 1. Ieder lid van Provinciale Staten kan tot het sluiten van de beraadslaging amendementen en subamendementen indienen. Een amendement kan het voorstel inhouden om een ontwerpbesluit in een of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijke besluitvorming zal plaatsvinden.

  • 2. Provinciale Staten beraadslagen alleen over amendementen en subamendementen die ingediend zijn door leden van Provinciale Staten die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.

  • 3. Elk amendement en subamendement moet schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorstel - oordeelt dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 4. De indiener kan een amendement of subamendement intrekken tot het moment dat de besluitvorming door Provinciale Staten plaatsvindt.

Artikel 33. Moties

  • 1. Ieder lid van Provinciale Staten kan ter vergadering een motie indienen.

  • 2. Provinciale Staten beraadslagen alleen over moties die ingediend zijn door leden van Provinciale Staten die de presentielijst getekend hebben en in de vergadering aanwezig zijn.

  • 3. Het lid leest het dictum van de motie voor en dient hem vervolgens schriftelijk in bij de voorzitter.

  • 4. De behandeling van een motie over een bepaald onderwerp vindt tegelijk met de beraadslaging over dat onderwerp plaats.

  • 5. De indiener kan een motie intrekken tot het moment dat de besluitvorming door Provinciale Staten plaatsvindt.

Artikel 34. Voorstellen van orde

  • 1. De voorzitter of een lid van Provinciale Staten kan tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat hij kort kan toelichten.

  • 2. Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3. Over een voorstel van orde beslissen Provinciale Staten terstond.

Artikel 35. Initiatiefvoorstel

  • 1. Een lid van Provinciale Staten kan een initiatiefvoorstel indienen. Hij dient dit voorstel schriftelijk in bij de voorzitter.

  • 2. Het Presidium bepaalt welke voorbereiding het initiatiefvoorstel behoeft op grond van de wet of bepalingen in dit reglement en plaatst het voorstel op de agenda van Provinciale Staten. Indien het voorstel een spoedeisend karakter heeft wordt het geagendeerd voor de eerstvolgende vergadering van Provinciale Staten.

Artikel 36. Interpellatie

  • 1. Een lid van Provinciale Staten dient een verzoek tot het houden van een interpellatie vóór 12.00 uur op de maandag voorafgaand aan de vergadering schriftelijk bij de voorzitter in. Van deze termijn wijken Provinciale Staten af wanneer de voorzitter het verzoek spoedeisend acht. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.

  • 2. De griffier brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van Provinciale Staten, Gedeputeerde Staten en de commissaris van de Koning.

  • 3. De interpellatie vindt plaats indien in de eerstvolgende vergadering na indiening ten minste negen andere leden van Provinciale Staten het verzoek steunen. De interpellatie vindt plaats in dezelfde vergadering, tenzij Provinciale Staten anders beslissen.

  • 4. De voorzitter geeft de interpellant als eerste het woord. Daarna krijgen Gedeputeerde Staten of de commissaris van de Koning de gelegenheid de verlangde inlichtingen te geven. Daarna start overeenkomstig artikel 25 van dit reglement de beraadslaging over de verkregen inlichtingen, waarbij de interpellant in de eerste termijn als eerste het woord krijgt.

Artikel 37. Debatverzoek

  • 1. Een lid van Provinciale Staten dient een gemotiveerd debatverzoek over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vóór 12.00 uur op de maandag voorafgaand aan de vergadering schriftelijk bij de voorzitter in. Van deze termijn wijken Provinciale Staten af wanneer de voorzitter het verzoek spoedeisend acht.

  • 2. De griffier brengt de inhoud van het debatverzoek ter kennis van de overige leden van Provinciale Staten, Gedeputeerde Staten en de commissaris van de Koning.

  • 3. Het debat vindt plaats indien in de eerstvolgende vergadering na indiening ten minste negen andere leden van Provinciale Staten het verzoek steunen. Het debat vindt plaats in dezelfde vergadering, tenzij Provinciale Staten anders beslissen.

Artikel 38. Mondelinge vragen

  • 1. De voorzitter geeft de leden de gelegenheid vragen te stellen aan Gedeputeerde Staten, of een van hun leden, of de commissaris van de Koning over niet op de agenda vermelde onderwerpen. De voorzitter bepaalt op welk tijdstip het stellen van vragen eindigt.

  • 2. Het lid van Provinciale Staten dat mondelinge vragen wil stellen, meldt dit onder aanduiding van de vragen vóór 12.00 uur op de maandag voorafgaand aan de vergadering aan de voorzitter. De griffier informeert de leden van Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten en de commissaris van de Koning over de aangemelde vragen.

  • 3. De voorzitter bepaalt de volgorde waarin aangemelde mondelinge vragen aan de orde worden gesteld.

  • 4. De voorzitter geeft per onderwerp aan de vragensteller het woord om zijn vragen te stellen en een korte toelichting te geven.

  • 5. Na de beantwoording krijgt de vragensteller desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.

  • 6. Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden van Provinciale Staten het woord verlenen om vervolgvragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

  • 7. Naar aanleiding van mondelinge vragen kunnen geen moties worden ingediend en worden geen interrupties toegelaten.

Artikel 39. Schriftelijke vragen

  • 1. Een lid van Provinciale Staten kan schriftelijke vragen indienen bij de voorzitter. De griffier brengt de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van Provinciale Staten en van Gedeputeerde Staten en de commissaris van de Koning.

  • 2. Gedeputeerde Staten of de commissaris van de Koning antwoorden zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen dertig dagen nadat de vragen zijn ontvangen. De griffier brengt het antwoord ter kennis van de leden van Provinciale Staten.

  • 3. Indien beantwoording niet binnen de termijn kan plaatsvinden, stellen Gedeputeerde Staten of de commissaris van de Koning de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis. Hierbij geven zij de termijn aan waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. De griffier brengt een afschrift van dit bericht ter kennis van de leden van Provinciale Staten.

Artikel 40. Voorhangprocedure

  • 1. Zodra Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten inlichtingen hebben verstrekt als bedoeld in artikel 167, vierde lid, Provinciewet of op grond van de regeling Betrokkenheid van Provinciale Staten bij privaatrechtelijke rechtshandelingen, rechtsgedingen en civiele verdediging, deelt de griffier dit mee aan de leden van Provinciale Staten met het verzoek binnen vijf dagen mee te delen of overleg met Gedeputeerde Staten gewenst is.

  • 2. Wanneer een of meer leden van Provinciale Staten overleg vragen, worden de inlichtingen geagendeerd voor de eerstvolgende vergadering van Provinciale Staten dan wel een commissie.

  • 3. Indien nodig roept de voorzitter van Provinciale Staten dan wel de voorzitter van de commissie een extra vergadering bijeen.

  • 4. Indien geen van de leden overleg vraagt, informeert de griffier Gedeputeerde Staten hierover.

Artikel 41. Verantwoording en verslag

  • 1. Een lid van Provinciale Staten, een gedeputeerde, de commissaris van de Koning of de secretaris, die door Provinciale Staten is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, kan vragen in de vergadering verslag te mogen doen over zaken die in de gemeenschappelijke regeling aan de orde zijn. De voorzitter kan door Provinciale Staten gewenste bespreking verwijzen naar de desbetreffende commissie.

  • 2. Ieder lid van Provinciale Staten kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid, schriftelijke vragen stellen. Artikel 39 is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Wanneer een lid van Provinciale Staten een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluiten Provinciale Staten over het toestaan daarvan. Artikel 36 is van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op andere organisaties of instituties, waarin Provinciale Staten een van hun leden hebben benoemd.

Hoofdstuk 7 Besloten vergadering

Artikel 42. Toepassing van dit reglement

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet in strijd zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 43. Opheffing van de geheimhouding

Indien Provinciale Staten op grond van artikel 25, vierde lid, van de Provinciewet het voornemen hebben de geheimhouding op te heffen, overleggen zij voorafgaand in een besloten vergadering met het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd, indien dit orgaan daarom verzoekt.

Hoofdstuk 8 Statencommissies

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 44. Taken

De commissie heeft de volgende taken:

  • a.

    het adviseren van Provinciale Staten;

  • b.

    het overleggen met Gedeputeerde Staten of de commissaris van de Koning.

Artikel 45. Samenstelling

De commissie bestaat uit leden van Provinciale Staten die namens hun fractie zijn afgevaardigd. De fractie kan tevens een fractievolger afvaardigen. Provinciale Staten stellen het aantal zetels per fractie vast.

Artikel 46. Commissievoorzitter

  • 1. Provinciale Staten benoemen de commissievoorzitter en plaatsvervangend commissievoorzitter uit hun midden.

  • 2. De commissievoorzitter is belast met:

    • a.

      het leiden van de vergadering;

    • b.

      het handhaven van de orde;

    • c.

      het optreden als woordvoerder namens de commissie;

    • d.

      het namens de commissie indienen van initiatiefvoorstellen;

    • e.

      het doen naleven van dit reglement;

    • f.

      hetgeen dit reglement hem verder opdraagt.

  • 3. De zittingsperiode van de commissievoorzitter en zijn plaatsvervanger eindigt in ieder geval aan het einde van de zittingsperiode van Provinciale Staten.

  • 4. Provinciale Staten kunnen de commissievoorzitter en de plaatsvervangend commissievoorzitter ontslaan.

  • 5. De commissievoorzitter en zijn plaatsvervanger kunnen te allen tijde ontslag nemen. Zij melden dit schriftelijk aan de voorzitter van Provinciale Staten. Het ontslag gaat een maand na de schriftelijke mededeling in of zoveel eerder als Provinciale Staten een opvolger hebben benoemd.

  • 6. Indien door overlijden of ontslag een vacature ontstaat, vervullen Provinciale Staten deze zo spoedig mogelijk.

  • 7. Bij afwezigheid van een commissievoorzitter en zijn plaatsvervanger kan de commissie iemand uit haar midden aanwijzen die de vergadering leidt.

Artikel 47. Griffier en commissiegriffier

  • 1. De griffier wijst ter ondersteuning van iedere commissie een medewerker van de Griffie aan als commissiegriffier.

  • 2. Wanneer de commissiegriffier verhinderd is, wijst de griffier een medewerker van de Griffie aan als vervanger.

  • 3. De griffier kan in iedere vergadering aanwezig zijn.

Paragraaf 2 Voorbereiding van vergaderingen

Artikel 48. Vergaderlocatie en vergaderschema

  • 1. De commissie komt bijeen volgens het vergaderschema dat is vastgesteld door de voorzitter van Provinciale Staten.

  • 2. De commissie komt eveneens bijeen wanneer de commissievoorzitter dat nodig oordeelt of wanneer ten minste twee leden de commissievoorzitter met opgave van reden daarom verzoeken. De commissievoorzitter stelt dag en uur van de vergadering vast.

  • 3. De vergaderingen van de commissie vinden plaats in Huis der Provincie te Arnhem. De commissievoorzitter kan in bijzondere gevallen besluiten hiervan af te wijken.

Artikel 49. Agenda

  • 1. De commissievoorzitter stelt met inachtneming van de adviezen van het Presidium de agenda van de vergadering voorlopig op.

  • 2. De griffier publiceert de voorlopige agenda, tevens de oproep voor de vergadering, tenminste tien dagen voorafgaand aan de vergadering in een Stateninformatiesysteem.

  • 3. Elk lid van een fractie kan tot 12.00 uur op de maandag voorafgaand aan de vergadering gemotiveerde debatverzoeken indienen bij de commissievoorzitter ter plaatsing op de agenda. De commissievoorzitter kan eveneens aanvullingen voorstellen op de agenda. De commissiegriffier informeert de leden van Provinciale Staten, fractievolgers, Gedeputeerde Staten en de commissaris van de Koning hierover.

  • 4. Bij aanvang van de vergadering beslist de commissie over de aanvullingen op de agenda als bedoeld in het derde lid en stelt de agenda vast. De commissie kan bij de vaststelling van de agenda onderwerpen van de agenda afvoeren of de volgorde van de agenda wijzigen.

  • 5. Wanneer de commissie een onderwerp onvoldoende voor de beraadslaging voorbereid acht, kan zij aan Gedeputeerde Staten of de commissaris van de Koning nadere inlichtingen of advies vragen. De commissie bepaalt in welke vergadering het onderwerp opnieuw geagendeerd wordt.

Artikel 50. Publicatie van stukken

  • 1. De griffier publiceert stukken die ter toelichting van de onderwerpen op de agenda dienen digitaal in een Stateninformatiesysteem. De griffier maakt hiervan melding in de openbare kennisgeving als bedoeld in artikel 49, tweede lid.

  • 2. Indien op stukken op grond van artikel 25 van de Provinciewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de griffier en verleent de griffier de leden van Provinciale Staten inzage.

Paragraaf 3 Vergaderorde

Artikel 51. Opening van de vergadering

De commissievoorzitter opent de vergadering wanneer ten minste de helft plus één van het aantal fracties als bedoeld in artikel 5 vertegenwoordigd zijn.

Artikel 52. Spreekrecht burgers

  • 1. In iedere vergadering hebben burgers het recht de commissie toe te spreken.

  • 2. Een burger die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit uiterlijk om 12.00 uur op de maandag onmiddellijk voorafgaand aan de vergadering bij de griffier. Hij vermeldt daarbij zijn naam, contactgegevens en het onderwerp, waarover hij het woord wil voeren.

  • 3. Een burger kan niet het woord voeren over:

    • a.

      een besluit van het provinciebestuur waartegen een gerechtelijke procedure loopt;

    • b.

      benoemingen, keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen;

    • c.

      een gedraging waarover een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend;

    • d.

      onderwerpen die niet tot het werkterrein van de commissie behoren.

  • 4. De spreektijd bedraagt voor alle sprekers tezamen maximaal dertig minuten.

  • 5. Elke spreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. De commissievoorzitter verdeelt de spreektijd evenredig over de sprekers als er meer dan zes sprekers zijn. De commissievoorzitter kan tevens in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.

  • 6. Indien een burger het woord wil voeren over een geagendeerd onderwerp, kan hij dit naar eigen keuze doen bij de aanvang van de vergadering of op het moment van behandeling van het onderwerp.

  • 7. De spreker voert het woord nadat de commissievoorzitter hem dit heeft verleend. De commissievoorzitter of een lid kan een voorstel doen voor de behandeling van de door een burger geleverde inbreng.

Artikel 53. Spreekregels

  • 1. Deelnemers aan de beraadslaging spreken vanaf hun plaats of vanaf de door de commissievoorzitter aangewezen spreekplaats en richten zich tot de commissievoorzitter.

  • 2. Deelnemers aan de beraadslaging voeren het woord na het van de commissievoorzitter verkregen te hebben.

  • 3. Een deelnemer aan de beraadslaging die het woord vraagt over de orde van de vergadering krijgt als eerste het woord.

Artikel 54. Deelname aan de beraadslaging.

  • 1. De commissie kan Gedeputeerde Staten verzoeken de secretaris te laten deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2. De griffier neemt deel aan de beraadslaging op uitnodiging van de commissievoorzitter.

  • 3. De commissie kan op voorstel van de commissievoorzitter of één der leden beslissen dat anderen dan bedoeld in het eerste en tweede lid deelnemen aan de beraadslaging.

Artikel 55. Spreektijd

De commissie kan spreektijd vaststellen.

Artikel 56. Handhaving van de orde

Artikel 24 van dit reglement is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 57. Besloten vergadering

De bepalingen in hoofdstuk 7 van dit reglement zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 58. Toehoorders en pers.

Artikel 15 is van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf 4 Beraadslaging en advisering

Artikel 59. Beraadslaging

  • 1. De commissie kan beslissen over een of meer onderdelen van een onderwerp afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2. De commissievoorzitter kan beslissen de beraadslaging voor een door hem te bepalen tijd te schorsen teneinde de leden, Gedeputeerde Staten of de commissaris van de Koning de gelegenheid te geven tot beraad. De commissie hervat de beraadslaging nadat de schorsingsperiode verstreken is.

Artikel 60. Behandeladvies

Na de beraadslaging brengt de commissie op voorstel van de voorzitter een behandeladvies uit aan Provinciale Staten.

Artikel 61. Stemming

Indien over een beslissing stemming wordt verlangd, besluit de commissie bij meerderheid van de aanwezige afgevaardigden van fracties.

Artikel 62. Verslag

  • 1. De commissiegriffier maakt een verslag. Dit verslag bevat:

    • a.

      de namen van de commissievoorzitter en per onderwerp, de leden van Provinciale Staten en fractievolgers die namens hun fractie afgevaardigd zijn en overige genodigden;

    • b.

      een zakelijke samenvatting van de beraadslaging met vermelding van een aanduiding van de fracties, insprekers en genodigden die het woord voerden;

    • c.

      een samenvatting van het advies aan Provinciale Staten.

  • 2. Als sprekers hun inbreng op schrift hebben gesteld, neemt de commissiegriffier deze als bijlage op bij het verslag. In andere gevallen maakt hij een korte samenvatting van de inbreng.

  • 3. De griffier publiceert het ontwerpverslag van de vergadering uiterlijk veertien dagen na de vergadering in een Stateninformatiesysteem.

  • 4. De commissie stelt bij het begin van de vergadering het verslag van de vorige vergadering vast.

  • 5. De deelnemers aan de beraadslaging hebben het recht aan de commissie een voorstel te doen om het verslag te wijzigen.

Paragraaf 5 Hoorzitting en rondetafelgesprek

Artikel 63. Hoorzitting

  • 1. De commissie kan besluiten over een onderwerp een hoorzitting te houden.

  • 2. De hoorzitting treedt in de plaats van het spreekrecht voor burgers over dit onderwerp in de vergadering van de commissie, tenzij de commissie anders beslist.

  • 3. Indien het onderwerp betrekking heeft op een specifiek deel van het grondgebied van Gelderland, kan de commissie besluiten de hoorzitting te houden op of nabij deze locatie.

  • 4. De commissievoorzitter leidt de hoorzitting en is samen met de commissiegriffier belast met de voorbereiding hiervan.

  • 5. Elke fractie kan één lid afvaardigen voor de hoorzitting.

  • 6. Tijdens de hoorzitting hebben burgers het recht de commissie toe te spreken over het onderwerp van de hoorzitting.

  • 7. Een burger die van het spreekrecht gebruik wil maken, meldt dit uiterlijk om 12.00 uur op de maandag voorafgaand aan de vergadering bij de commissiegriffier. Hij vermeldt daarbij zijn naam en contactgegevens.

  • 8. Elke spreker krijgt maximaal vijf minuten het woord. De commissievoorzitter kan in bijzondere gevallen afwijken van de maximale lengte van de spreektijd.

  • 9. De commissievoorzitter geeft het woord op volgorde van aanmelding. De commissievoorzitter kan van de volgorde afwijken, indien dit in het belang is voor de orde van de hoorzitting.

  • 10. Als sprekers hun inbreng op schrift hebben gesteld, neemt de commissiegriffier deze als bijlage op bij het verslag. In andere gevallen maakt hij een korte samenvatting van de inbreng.

Artikel 64. Rondetafelgesprek

  • 1. De commissie kan besluiten over een onderwerp een rondetafelgesprek te houden.

  • 2. Indien het onderwerp betrekking heeft op een specifiek deel van het grondgebied van Gelderland kan de commissie besluiten het rondetafelgesprek te houden op of nabij deze locatie.

  • 3. De commissievoorzitter leidt het rondetafelgesprek en is samen met de commissiegriffier belast met de voorbereiding hiervan.

  • 4. Elke fractie kan één lid afvaardigen voor het rondetafelgesprek.

  • 5. De commissie beslist voorafgaand aan de voorbereiding van het rondetafelgesprek wie kunnen deelnemen.

  • 6. Als deelname aan het rondetafelgesprek openstaat voor burgers, melden degenen die het woord willen voeren dit uiterlijk om 12.00 uur twee werkdagen voorafgaand aan de dag van het rondetafelgesprek bij de commissiegriffier. Zij vermelden daarbij hun naam en contactgegevens.

  • 7. Als deelname aan het rondetafelgesprek openstaat voor burgers treedt het rondetafelgesprek in de plaats van het spreekrecht voor burgers over dit onderwerp in de vergadering van de commissie, tenzij de commissie anders beslist.

Hoofdstuk 9 Adviescommissies

Artikel 65. Samenstelling

  • 1. De commissie bestaat uit maximaal één lid per fractie.

  • 2. Provinciale Staten benoemen de leden en plaatsvervangende leden van de commissie.

Artikel 66. Commissievoorzitter

  • 1. Provinciale Staten benoemen uit hun midden de commissievoorzitter van de commissie.

  • 2. De commissie benoemt uit haar midden de plaatsvervangend commissievoorzitter.

  • 3. De commissievoorzitter kan lid zijn van de commissie.

  • 4. De commissievoorzitter is belast met het:

    • a.

      samen met de commissiegriffier voorbereiden van de vergaderingen;

    • b.

      leiden van de vergaderingen en het handhaven van de orde;

    • c.

      optreden als woordvoerder namens de commissie;

    • d.

      namens de commissie indienen van initiatiefvoorstellen;

    • e.

      doen naleven van dit reglement.

Artikel 67. Rapportage

De commissie rapporteert over haar werkzaamheden aan Provinciale Staten dan wel de betreffende Statencommissie.

Artikel 68. Openbaarheid

De bijeenkomsten van de commissie zijn openbaar, tenzij de commissie anders beslist.

Artikel 69. Griffier en commissiegriffier

  • 1. De griffier wijst ter ondersteuning van iedere commissie een medewerker van de Griffie aan als commissiegriffier.

  • 2. Wanneer de commissiegriffier verhinderd is, wijst de griffier een medewerker van de Griffie aan als vervanger.

  • 3. De griffier kan in iedere vergadering aanwezig zijn.

Artikel 70. Ambtelijke bijstand

De commissie kan, overeenkomstig de Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning 2003, de griffier verzoeken ambtelijke bijstand te verlenen.

Artikel 71. Opheffing

  • 1. De commissie houdt op te bestaan wanneer de aan haar opgelegde taken als omschreven in het instellingsbesluit, zijn vervuld.

  • 2. Provinciale Staten kunnen besluiten de commissie op te heffen op een eerder tijdstip dan genoemd in het eerste lid.

Hoofdstuk 10 Enquêtecommissie

Artikel 72. Samenstelling

  • 1. Provinciale Staten benoemen de leden van de enquêtecommissie uit hun midden.

  • 2. Het lidmaatschap van de enquêtecommissie eindigt indien:

    • a.

      Provinciale Staten de enquêtecommissie opheffen;

    • b.

      Een lid ophoudt lid te zijn van Provinciale Staten, behoudens het geval bedoeld in artikel 151a, zesde lid van de Provinciewet;

    • c.

      Een lid ontslag neemt.

  • 3. Een lid dat ontslag neemt, stelt hiervan de commissievoorzitter en Provinciale Staten schriftelijk in kennis.

  • 4. Provinciale Staten kunnen een lid van de commissie ontslaan wanneer deze naar het oordeel van de enquêtecommissie niet langer geschikt is of in staat is zijn lidmaatschap te vervullen.

  • 5. Provinciale Staten voorzien zo spoedig mogelijk in vacatures.

Artikel 73. Commissievoorzitter

  • 1. Provinciale Staten benoemen een commissievoorzitter en een plaatsvervangend commissievoorzitter uit het midden van de enquêtecommissie.

  • 2. De commissievoorzitter is belast met:

    • a.

      het leiden van de beraadslaging en de verhoren;

    • b.

      het handhaven van de orde;

    • c.

      het doen naleven van dit reglement;

    • d.

      het samen met de commissiegriffier tekenen van uitgaande stukken van de enquêtecommissie;

    • e.

      hetgeen dit reglement hem verder opdraagt.

Artikel 74. Besluitvorming door de enquêtecommissie

  • 1. De enquêtecommissie besluit met meerderheid van stemmen.

  • 2. Ingeval de stemmen staken heeft de commissievoorzitter een beslissende stem.

Artikel 75. Bevoegdheden

  • 1. De enquêtecommissie stelt zo spoedig mogelijk na haar instelling een plan van aanpak op. In dit plan van aanpak besteedt de commissie in ieder geval aandacht aan:

    • a.

      de wijze waarop de onderzoeksopdracht wordt uitgevoerd;

    • b.

      de planning van de werkzaamheden;

    • c.

      de taakverdeling;

    • d.

      een protocol voor de openbare verhoren;

    • e.

      de beveiliging van informatie gedurende het onderzoek;

    • f.

      contacten met de pers;

    • g.

      de inrichting van de ambtelijke ondersteuning;

    • h.

      overige voorzieningen die de enquêtecommissie nodig acht voor de uitvoering van haar werkzaamheden.

  • 2. Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 151f van de Provinciewet dient de enquêtecommissie een raming van de kosten van het onderzoek in. Provinciale Staten stellen het budget vast.

  • 3. De enquêtecommissie kan derden inschakelen voor het uitvoeren van opdrachten die zij nodig acht voor het onderzoek.

  • 4. Indien de enquêtecommissie ondersteuning van ambtenaren, werkzaam onder verantwoordelijkheid van Gedeputeerde Staten, nodig acht, overlegt de griffier van Provinciale Staten hierover met de secretaris van Gedeputeerde Staten.

  • 5. De enquêtecommissie kan buiten de in artikel 151b, eerste lid, van de Provinciewet genoemde personen, tevens anderen verzoeken om medewerking te verlenen aan het onderzoek. Laatstgenoemden verlenen hun medewerking op vrijwillige basis.

  • 6. De enquêtecommissie kan in het belang van het onderzoek in beslotenheid met eenieder informatieve gesprekken voeren. Deze gesprekken maken als zodanig geen deel uit van het onderzoek en voor degenen die hiertoe worden uitgenodigd bestaat geen plicht tot medewerking.

Artikel 76. Commissiegriffier

  • 1. Provinciale Staten benoemen een medewerker van de griffie als commissiegriffier dan wel als plaatsvervangend commissiegriffier ter ondersteuning van de enquêtecommissie.

  • 2. De commissiegriffier is bij alle beraadslagingen en verhoren van de enquêtecommissie aanwezig.

Artikel 77. Verhoren

  • 1. Voorafgaand aan de openbare verhoren beslist de enquêtecommissie of de getuigen en deskundigen uitsluitend verhoord worden na het afleggen van de eed of belofte als bedoeld in artikel 151c, vijfde lid, van de Provinciewet.

  • 2. De commissievoorzitter bepaalt plaats en tijdstip van het verhoor en brengt die ter openbare kennis.

  • 3. De commissievoorzitter roept de leden van de enquêtecommissie, de getuigen en de deskundigen ten minste twee weken voor het verhoor op.

  • 4. Binnen drie dagen na verzending van de oproep kunnen de getuigen en deskundigen onder opgaaf van redenen verzoeken het tijdstip van het verhoor te wijzigen.

    De commissievoorzitter deelt de beslissing op dit verzoek uiterlijk één week voor het tijdstip van het verhoor aan de betrokken getuige of deskundige mee.

  • 5. Indien een behoorlijk opgeroepen getuige of deskundige niet verschijnt, maakt de commissiegriffier daarvan een proces-verbaal dat de ter zitting aanwezige leden ondertekenen. Indien de enquêtecommissie dit nodig acht, stelt de commissievoorzitter dit proces-verbaal in handen van het openbaar ministerie van het arrondissement waarin de in gebreke gebleven getuige of deskundige woont.

  • 6. Wanneer een getuige of deskundige ter hoorzitting weigert te antwoorden of de eed of de belofte af te leggen, maakt de commissiegriffier daarvan proces-verbaal op. Als de getuige of deskundige een reden van de weigering heeft gegeven, vermeldt de commissiegriffier deze in het proces-verbaal. De ter zitting aanwezige leden ondertekenen het proces-verbaal.

Artikel 78. Verslaglegging

  • 1. Het verslag van de openbare verhoren vermeldt de namen van de aanwezigen en hun hoedanigheid en houdt een woordelijke weergave in van wat over en weer is gezegd en van wat verder tijdens het verhoor is voorgevallen.

  • 2. Het verslag verwijst naar de tijdens het verhoor overlegde bescheiden, die aan het verslag kunnen worden gehecht.

  • 3. De commissievoorzitter en commissiegriffier ondertekenen het verslag. De commissiegriffier zendt het verslag aan Gedeputeerde Staten, de leden van Provinciale Staten en degene die is verhoord. Toezending vindt plaats nadat de degenen die zijn verhoord in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijze op het conceptverslag kenbaar te maken.

Artikel 79. Rapportage

  • 1. De enquêtecommissie legt haar bevindingen neer in een rapport, legt haar rapport voor aan Provinciale Staten en zendt een afschrift daarvan aan Gedeputeerde Staten en de commissaris van de Koning. Het rapport, met uitzondering van de in artikel 80, tweede en derde lid bedoelde bescheiden, is vanaf dat moment openbaar.

  • 2. Gedeputeerde Staten en de commissaris van de Koning kunnen op het rapport van de enquêtecommissie reageren en hun standpunt toevoegen aan de bevindingen van de commissie.

Artikel 80. Openbaarheid

  • 1. Met uitzondering van de verhoren als bedoeld in artikel 151c, zesde lid van de Provinciewet vinden de werkzaamheden van de enquêtecommissie niet in de openbaarheid plaats, tenzij de commissie anders besluit.

  • 2. De enquêtecommissie kan besluiten aan haar overlegde bescheiden of gedeelten daarvan niet openbaar te maken.

  • 3. Voor zover de in het tweede lid bedoelde bescheiden deel uitmaken van het onderzoeksverslag, legt de commissiegriffier deze ter inzage voor de leden van Provinciale Staten. De leden van Provinciale Staten bewaren omtrent de inhoud van deze bescheiden geheimhouding totdat Provinciale Staten de geheimhouding opheffen.

Artikel 81. Toehoorders en pers

Toehoorders en pers wonen de openbare verhoren bij op de voor hen bestemde plaatsen.

Artikel 82. Geluid- en beeldregistraties

Degenen die tijdens het openbare verhoor geluid- dan wel beeldregistraties willen maken, melden dit aan de commissievoorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 83. Vergoedingen

  • 1. Personen met wie de enquêtecommissie een voorgesprek heeft gehouden en personen die de commissie heeft gehoord komen in aanmerking voor een vergoeding overeenkomstig artikel 26 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken.

  • 2. Personen die in dienst zijn van de provincie Gelderland of lid zijn van Provinciale of Gedeputeerde Staten kunnen geen aanspraak op een vergoeding als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Personen werkzaam voor de provincie Gelderland kunnen geen aanspraak maken op een vergoeding van reiskosten.

Hoofdstuk 11 Burgerinitiatief

Artikel 84. Inhoud burgerinitiatiefvoorstel

  • 1. Een burgerinitiatiefvoorstel heeft betrekking op een aangelegenheid, waarover Provinciale Staten beslissingsbevoegd zijn.

  • 2. Het burgerinitiatiefvoorstel bestaat uit een nauwkeurig omschreven voorstel voor een door Provinciale Staten te nemen beslissing, voorzien van een uiteenzetting over de daaraan ten grondslag liggende motieven.

  • 3. Het voorstel heeft geen betrekking op een aangelegenheid die gaat over:

    • a.

      de rechtspositie van ambtsdragers of gewezen ambtsdragers als zodanig dan wel hun nagelaten betrekkingen of hun rechthebbenden; of

    • b.

      de provinciale belastingen, bedoeld in hoofdstuk XV van de Provinciewet.

Artikel 85. Indiening van het verzoek

  • 1. Ieder die gerechtigd is tot deelname aan de verkiezing van de leden van Provinciale Staten van Gelderland kan een verzoek tot agendering van een burgerinitiatiefvoorstel indienen.

  • 2. De indiener dient zijn verzoek tot agendering van een burgerinitiatiefvoorstel schriftelijk in bij de voorzitter van Provinciale Staten.

  • 3. Het verzoek wordt ondertekend door de indiener en bevat zijn achternaam, voornamen, adres en geboortedatum.

  • 4. Het verzoek wordt voorts ondertekend door een plaatsvervanger van de indiener en bevat zijn achternaam, voornamen, adres en geboortedatum. De plaatsvervanger dient te voldoen aan de vereisten van het eerste lid. De plaatsvervanger is gerechtigd om na machtiging van de indiener diens plaats in te nemen bij de uitoefening van de rechten, die de indiener op grond van dit reglement toekomen.

  • 5. De indiener voegt bij het verzoek een lijst van personen die het verzoek ondersteunen. De lijst bevat de achternaam, voornamen, adres, geboortedatum en handtekening van deze personen.

  • 6. Provinciale Staten kunnen ten behoeve van het indienen van een verzoek een of meer formulieren vaststellen.

Artikel 86. Geldigheid van het verzoek

  • 1. Provinciale Staten beslissen in de eerstvolgende vergadering na ontvangst van het verzoek over de geldigheid van het burgerinitiatiefvoorstel. Indien de eerstvolgende vergadering plaatsvindt binnen twee weken na ontvangst van het verzoek, beslissen zij in de daaropvolgende vergadering.

  • 2. Het verzoek is geldig indien:

    • a.

      ten minste 750 andere personen die 16 jaar of ouder en woonachtig in Gelderland zijn het verzoek ondersteunen;

    • b.

      het voldoet aan de overige vereisten uit dit hoofdstuk.

  • 3. De beoordeling of het verzoek voldoet aan het bepaalde in het vorige lid vindt plaats naar de situatie op de dag van indiening van het verzoek.

  • 4. Indien Provinciale Staten het verzoek als ongeldig aanmerken omdat niet wordt voldaan aan artikel 84, eerste lid sturen zij het door naar Gedeputeerde Staten of de commissaris van de Koning indien de aangelegenheid tot de bevoegdheid van een van deze bestuursorganen behoort.

Artikel 87. Agendering en behandeling van het burgerinitiatiefvoorstel

  • 1. Indien Provinciale Staten het verzoek als geldig aanmerken, agenderen zij het burgerinitiatiefvoorstel voor hun eerstvolgende vergadering. Zij agenderen het voorstel voor een latere vergadering indien dat noodzakelijk is in verband met de wettelijke vereiste voorbereidingsprocedure van de voorgestelde beslissing of wanneer voorafgaande behandeling door een Statencommissie wenselijk wordt geacht.

  • 2. De indiener van het verzoek wordt in de gelegenheid gesteld om het burgerinitiatiefvoorstel tijdens de vergadering van Provinciale Staten toe te lichten, direct voorafgaande aan de behandeling van het voorstel. Hij neemt niet deel aan de beraadslaging over het voorstel.

  • 3. Indien het burgerinitiatiefvoorstel geagendeerd is voor de vergadering van een Statencommissie wordt de indiener in de gelegenheid gesteld om het burgerinitiatiefvoorstel tijdens de vergadering toe te lichten en deel te nemen aan de beraadslaging over het voorstel.

Artikel 88. Voorbereiding en bekendmaking

  • 1. Gedeputeerde Staten nemen de voorbereidingsbeslissingen en treffen de voorbereidingshandelingen die nodig zijn in verband met de bij het burgerinitiatiefvoorstel voorgestelde beslissing.

  • 2. Bekendmaking en mededeling van de beslissing op het burgerinitiatiefvoorstel vindt plaats overeenkomstig afdeling 3.6 van de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 12 Slotbepalingen

Artikel 89. Uitleg reglement

In gevallen waarin hoofdstukken 8, 9 en 10 niet voorzien of bij twijfel omtrent de toepassing van deze hoofdstukken, beslist de betreffende commissie. In alle andere gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van dit reglement, beslissen Provinciale Staten.

Artikel 90. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het wordt geplaatst.

  • 2. Op dat tijdstip vervallen het Reglement van orde en reglement op de Statencommissies, het Reglement op de andere commissies, de Verordening enquêtecommissie Gelderland en de Verordening burgerinitiatief 2003.

  • 3. Deze regeling wordt aangehaald als: Reglement van Orde Provinciale Staten van Gelderland 2017.

Ondertekening

Gepubliceerd te Arnhem

Namens Gedeputeerde Staten van Gelderland

B.A.J. Roelofs

TOELICHTING OP HET REGLEMENT VAN ORDE PROVINCIALE STATEN VAN GELDERLAND 2017

Artikelen 9, 13, 50 en hoofdstuk 7 (Beslotenheid en geheimhouding)

De grondslagen voor het beraadslagen buiten de openbaarheid en het verstrekken van geheime stukken zijn behalve in de artikelen in dit reglement neergelegd in diverse wetten:

  • Artikel 10 Wet openbaarheid bestuur (Wob);

  • Artikelen 23, 24, 25 en 91 Provinciewet;

  • Artikel 5 Gedragscode bestuurlijke integriteit.

Deze wetteksten bieden niet in alle voorkomende situaties volledige helderheid. In gevallen waarin twijfel bestaat, moet voorafgaand in het Presidium worden overlegd.

Wanneer kan geheimhouding worden opgelegd?

Openbaarheid is de norm. Geheimhouding kan alleen worden opgelegd wanneer er sprake is van één van de gronden genoemd in artikel 10 Wob. Degene die geheimhouding oplegt, zal dus altijd moeten aangeven op welke grond hij een beroep doet en waarom. De opsomming in artikel 10 Wob is uitputtend. Andere redenen voor geheimhouding zijn er niet.

Artikel 24 Provinciewet meldt enkele situaties waarin er in geen geval sprake kan zijn van het opleggen van geheimhouding waaronder het vaststellen en wijzigen van begroting en jaarrekening.

Het openbaren van informatie waarvoor geheimhouding is opgelegd is strafbaar. Daarnaast is het ‘lekken’ ook een schending van de gedragscode bestuurlijke integriteit. Bij een vermoeden van ‘lekken’ kunnen GS resp. de commissaris hiervan aangifte doen. Na onderzoek kan het Openbaar Ministerie bij voldoende bewijs strafvervolging instellen.

Wie kan geheimhouding opleggen en weer opheffen?

Er zijn diverse situaties bij het opleggen en opheffen van geheimhouding:

  • a)

    Provinciale Staten leggen geheimhouding op (art. 25, eerste lid Provinciewet);

  • b)

    Een commissie legt zichzelf geheimhouding op (art. 91, eerste lid Provinciewet);

  • c)

    Gedeputeerde Staten of de commissaris leggen geheimhouding op met betrekking tot stukken die zij aan Provinciale Staten als collectief verstrekken (art. 25, tweede en derde lid Provinciewet);

  • d)

    Gedeputeerde Staten of de commissaris leggen geheimhouding op met betrekking tot stukken die zij aan een commissie als collectief verstrekken (art. 91, tweede lid Provinciewet);

  • e)

    Gedeputeerde Staten of de commissaris leggen geheimhouding op aan één of meer leden van Provinciale Staten met betrekking tot stukken die zij aan hen hebben verstrekt (art. 25, tweede en vierde lid Provinciewet).

  • a)

    Provinciale Staten leggen zichzelf geheimhouding op

Provinciale Staten kunnen geheimhouding opleggen voor de inhoud van stukken en de inhoud van de beraadslaging in een besloten vergadering. De plicht tot geheimhouding geldt totdat PS deze hebben opgeheven.

Werkwijze:

  • De voorzitter laat de deuren sluiten op het moment dat ten minste één tiende van het aantal leden dat de presentielijst heeft getekend hierom verzoekt óf wanneer de voorzitter dit nodig acht;

  • Aanwezig zijn enkel nog de voorzitter, de leden van Provinciale Staten en de griffier. Overige personen zijn alleen met toestemming van de voorzitter aanwezig;

  • De voorzitter legt de procedure uit en wijst alle aanwezigen op de consequenties van geheimhouding;

  • De voorzitter meldt waarom ten aanzien van het te behandelen onderwerp artikel 10 Wob wordt ingeroepen. De informatie die op dat moment wordt gedeeld valt nog niet onder de geheimhouding en kan daarom in sommige gevallen slechts zeer globaal worden gegeven;

  • PS beslissen vervolgens of zij met gesloten deuren wensen te vergaderen;

  • Aan het eind van de behandeling wijst de voorzitter de leden nogmaals op de plicht tot geheimhouding en geeft aan tot wanneer de geheimhouding duurt;

  • Wanneer er geen termijn gebonden is aan de duur van de geheimhouding, duurt deze totdat PS de geheimhouding in een volgende, op dat moment nog besloten, vergadering opheffen.

Als PS met gesloten deuren vergaderen wordt daarvan een afzonderlijk, niet openbaar, verslag gemaakt. Dit verslag wordt niet verzonden, maar is in te zien bij de griffier. Het verslag wordt vastgesteld in de eerstvolgende vergadering. Leden kunnen bij de griffier schriftelijk voorstellen doen voor wijzigingen van het verslag. Mochten er geen voorstellen tot wijzigingen zijn, dan kan het verslag in de openbare vergadering worden vastgesteld. Mochten er wel voorstellen tot wijziging zijn, dan zal het verslag in een besloten vergadering moeten worden vastgesteld. In de praktijk zal het niet zo vaak voorkomen dat het initiatief tot geheimhouding vanuit PS zelf komt. Een voorbeeld is de procedure rond de benoeming van een commissaris van de Koning.

  • b)

    Een commissie legt zichzelf geheimhouding op

Een commissie kan geheimhouding opleggen voor de inhoud van stukken en de inhoud van de beraadslaging in een besloten vergadering. De wet maakt geen melding van een minimaal aantal leden dat om geheimhouding moet verzoeken. Voor het overige geldt de werkwijze onder a) naar analogie.

De plicht tot geheimhouding geldt totdat de commissie deze heeft opgeheven, behalve wanneer het betreffende onderwerp wordt besproken in PS. In dat laatste geval beslissen PS over de opheffing van de geheimhouding.

  • c)

    GS/CdK leggen PS als collectief geheimhouding op

Gedeputeerde Staten of de commissaris kunnen aan PS als collectief geheimhouding opleggen met betrekking tot stukken die zij hebben verstrekt. Een voorbeeld is een Statenbrief waarvan de inhoud geheim moet blijven. Dit is echter een voorlopige geheimhoudingsplicht. De geheimhoudingsplicht moet worden bekrachtigd in de eerstvolgende vergadering van Provinciale Staten. Gebeurt dit niet, dan het is stuk vanaf dat moment openbaar geworden. Bekrachtigen PS de geheimhouding wel, dan geldt deze tot het moment dat Provinciale Staten de geheimhouding hebben opgeheven.

Werkwijze:

  • GS versturen een stuk via de griffie aan PS. Op dit stuk is duidelijk aangetekend dat er geheimhouding wordt opgelegd en op basis van welke grond uit de Wob dit gebeurt;

  • De griffie reikt het geheime stuk uit aan de leden van PS en houdt een registratie bij van diegenen die het hebben ontvangen. Is uitreiken niet mogelijk, dan wordt het stuk verzonden in een dubbele envelop. Na het lezen van een toelichting kan de ontvanger besluiten of hij de gesloten enveloppe wenst te openen en kennis wenst te nemen van de geheime inhoud. Desgewenst kan hij de gesloten enveloppe inleveren bij de griffie. Alle stukken zijn genummerd en de ontvangers zullen deze na afloop van de besloten vergadering weer moeten inleveren bij de griffie;

  • Voor de bespreking van het stuk in de besloten vergadering geldt vervolgens de werkwijze onder a).

  • d)

    GS/CdK leggen een commissie als collectief geheimhouding op

Gedeputeerde Staten, de commissaris of de voorzitter van de commissie kunnen aan een commissie als collectief geheimhouding opleggen met betrekking tot stukken die zij hebben verstrekt. De werkwijze onder c) geldt naar analogie.

In dit geval blijft de geheimhouding in stand totdat diegene die de geheimhouding heeft opgelegd deze ook weer opheft, behalve wanneer het onderwerp wordt besproken in Provinciale Staten. In dat laatste geval beslissen PS over de opheffing van de geheimhouding.

  • e)

    GS/CdK leggen één of meer leden van PS geheimhouding op

Gedeputeerde Staten of de commissaris kunnen aan één of meerdere leden van PS geheimhouding opleggen met betrekking tot stukken die zij hebben verstrekt. Een voorbeeld is een geheim stuk dat dient als achtergrondinformatie, maar waarvan de inhoud geen onderwerp van bespreking is. Of een geheime voorhangprocedure. De plicht tot geheimhouding blijft in dit geval in stand totdat GS dan wel de commissaris de geheimhouding opheffen. Mocht het stuk alsnog worden voorgelegd ter bespreking bij PS, dan kunnen Provinciale Staten beslissen over de opheffing van de geheimhouding, overigens niet nadat hierover in beslotenheid met GS resp. commissaris is overlegd.

Werkwijze:

  • GS versturen een stuk via de griffie aan PS. Op dit stuk is duidelijk aangetekend dat er geheimhouding zit op de inhoud en op basis van welke grond uit de Wob de geheimhouding wordt opgelegd;

  • De griffie legt het stuk ter inzage in de afgesloten inzagekast bij de griffier;

  • De griffie houdt een registratie bij van diegenen die het stuk hebben ingezien;

  • Wanneer GS resp. commissaris aan de griffie melden dat de geheimhouding is opgeheven, zal de griffie diegenen die kennis hebben genomen van het geheime stuk informeren. In geval GS buiten de griffie om geheime stukken verstrekken, zullen zij uiteraard zelf moeten zorgdragen voor een correcte werkwijze.

Informatie onder embargo, geen artikel 10 Wob

Soms is er een situatie waarin GS informatie willen delen met (leden van) PS en/of een commissie, waarvan zij vinden dat deze informatie (tijdelijk) binnenskamers moet blijven maar waarvoor zij artikel 10 Wob niet kunnen inroepen. In dat geval kunnen GS hooguit een beroep doen de bereidheid om de informatie niet naar buiten te brengen. Maar de afweging om de informatie al dan niet in de openbaarheid te brengen ligt dan bij het Statenlid. Hij of zij is hierop door GS niet aanspreekbaar. Het is aan GS om een inschatting te maken van het risico dat de informatie toch niet binnenskamers blijft en van de gevolgen die dit kan hebben.

Werkwijze:

  • De voorzitter laat de deuren sluiten;

  • Aanwezig zijn enkel nog de voorzitter, de leden van Provinciale Staten en de griffier. Overige personen zijn alleen met toestemming van de voorzitter aanwezig;

  • De voorzitter wijst erop dat GS informatie onder embargo verstrekken en dat er daarbij geen sprake is van de plicht tot geheimhouding, alleen van een beroep op de aanwezigen om de informatie binnenskamers te houden;

  • GS verstrekken de informatie;

  • Van deze besloten vergadering maakt de griffie een niet openbaar verslag.

Ook hier geldt overigens dat het verstrekken van informatie onder embargo en het houden van vertrouwelijke bijeenkomsten tot een minimum moeten worden beperkt.

Informatie die altijd geheim blijft

Los van de procedures rond het opleggen en opheffen van geheimhouding kan er op grond van artikel 10, eerste lid Wob sprake zijn van informatie die toch niet in de openbaarheid mag komen. Voorbeelden hiervan zijn bedrijfs- en fabricagegegevens die vertrouwelijk aan de provincie zijn verstrekt of persoonsgegevens. De plicht tot geheimhouding van deze informatie kan dus niet worden opgeheven.

Fractievolgers

Uiteraard geldt bovenstaande ook voor een beëdigd fractievolger.

Artikel 28

Op voorstel van de voorzitter kunnen PS besluiten geen stemming te houden, maar in plaats daarvan één of meerdere personen bij acclamatie te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen.

Hoofdstuk 7

Provinciale Staten stellen de Statencommissie bedoeld in dit hoofdstuk in op grond van artikel 80 van de Provinciewet.

Hoofdstuk 8

Provinciale Staten stellen de adviescommissie bedoeld in dit hoofdstuk in op grond van artikel 82 van de Provinciewet.

Hoofdstuk 9

Provinciale Staten stellen de enquêtecommissie bedoeld in dit hoofdstuk in op grond van artikel 151a, derde lid van de Provinciewet.