Beleidsregels Wmo 2017, gemeente Gooise Meren

Geldend van 14-07-2017 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels Wmo 2017 Gooise Meren, 2017

Beleidsregels Wmo 2017 Gooise Meren, 2017

1 Inleiding

Deze beleidsregels liggen in het verlengde van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) en de Wmo verordening van de gemeente Gooise Meren. Het college van burgemeester en wethouders heeft deze beleidsregels vastgesteld op 1 mei 2017 op grond van artikel 4:81 van de Awb.

In de Wmo 2015 staat een zorgvuldige toegangsprocedure centraal. Het gaat er om de ondersteuningsvraag van de klant, zijn behoeften en de gewenste resultaten helder te krijgen en om te achterhalen wat iemand op eigen kracht en met informele hulp kan doen om zijn zelfredzaamheid en participatie te handhaven of te verbeteren. In aanvulling hierop wordt gekeken of algemene voorzieningen beschikbaar zijn of dat (daarnaast) een maatwerkvoorziening nodig is.

1.1 Richtlijnen Huishoudelijke Hulp

Voor het bepalen van de richtlijnen voor huishoudelijke hulp is gebruik gemaakt van de richtlijnen die het CIZ in 2006 heeft vastgesteld. In 2014 hebben de toenmalige fusiegemeenten Naarden, Muiden en Bussum de richtlijnen aangepast naar aanleiding van de invoering van de Wmo 2015. Als gevolg van de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 18 mei 2016 zijn de richtlijnen in het najaar van 2016 getoetst aan het onafhankelijke onderzoek dat KPMG in opdracht van de gemeente Utrecht heeft uitgevoerd. Het resultaat hiervan is verwerkt in deze beleidsregels.

2 Uitgangspunten

In het beleidsplan Sociaal Domein 2015-2018 dat door de fusieraden van de gemeenten Naarden, Muiden en Bussum is vastgesteld, staan kernwaarden benoemd. De beleidsregels Wmo 2017 borduren voort op deze kernwaarden. Zo stellen we de behoefte van de inwoner centraal, bieden we maatwerk en kijken samen met de inwoner welk resultaat hij of zij wil bereiken. Hierbij maken we zoveel mogelijk gebruik van de eigen kracht van de inwoner en zijn of haar netwerk. Daarbij streven we naar zoveel mogelijk eigen regie voor de inwoner: Er is een ruime keuze tussen de verschillende gecontracteerde aanbieders, maar een persoonsgebonden budget is ook mogelijk. Onze manier van indiceren en beschikken biedt de inwoner flexibiliteit en mogelijkheden om het beschikbare budget naar eigen inzicht in te delen.

Deze beleidsregels hebben als doel om de uitkomsten van het onderzoek zoals bedoeld in artikel 2.3.2 van de wet, te objectiveren. Tegelijkertijd bieden de beleidsregels ruimte tot maatwerk. Dat betekent automatisch dat gelijke gevallen leiden tot een gelijke uitkomst en dat ongelijke gevallen leiden tot een ongelijke uitkomst.

2.1 Maatwerkvoorziening

Op basis van het onderzoek kan blijken dat een inwoner van Gooise Meren ondersteuning nodig heeft van de gemeente. In dat geval kan een maatwerkvoorziening worden ingezet. Welke maatwerkvoorziening wordt ingezet, hangt af van het resultaat dat inwoner en gemeente wensen te behalen. Bij het verstrekken van maatwerkvoorzieningen geldt dat de gemeente toetst of de voorziening duurzaam, passend en proportioneel is.1

3 Hulp bij het Huishouden

3.1 Resultaat

Het belangrijkste resultaat waar de maatwerkvoorziening Huishoudelijke Hulp voor kan worden ingezet is een ‘schoon en leefbaar huis’. Een schoon en leefbaar huis betekent dat het huis niet vervuilt, dat gezondheidsrisico’s worden voorkomen en dat periodiek wordt schoongemaakt om zo een algemeen aanvaardbaar basisniveau van schoon te realiseren. Dit betekent dat de belanghebbende gebruik moet kunnen maken van een schone woonkamer, als slaapvertrek in gebruik zijnde ruimtes (inclusief schoon beddengoed), de keuken, sanitaire ruimtes en gang/trap, hierna aangeduid als de noodzakelijke ruimtes. De genoemde ruimtes dienen met enige regelmaat te worden schoongemaakt. Een schoon huis wil niet zeggen dat alle vertrekken wekelijks schoongemaakt moeten worden. Een leefbaar huis staat voor opgeruimd en functioneel, bijvoorbeeld om vallen te voorkomen.

Naast een schoon en leefbaar huis kan Hulp bij het Huishouden ook worden ingezet voor enkele andere resultaten, deze resultaten worden in paragraaf 3.2. benoemd..

3.2 Indicatiestelling

Indien er beperkingen zijn in het voeren van het huishouden, komt de inwoner mogelijk in aanmerking voor de maatwerkvoorziening Hulp bij het huishouden. De resultaten die bij deze maatwerkvoorziening horen zijn:

  • ·

    zelfstandig wonen in een schoon en leefbaar huis;

  • ·

    beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

  • ·

    beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften (boodschappen kunnen doen);

  • ·

    beschikken over maaltijden; brood- en warme maaltijden;

  • ·

    het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren;

  • ·

    dagelijkse organisatie van het huishouden.

Hulp bij het huishouden kan worden ingezet om één of meer van deze resultaten te behalen.

Een indicatie voor hulp bij het huishouden wordt afgegeven in de vorm van een budget per vier weken. De klant heeft daarmee de mogelijkheid flexibele afspraken te maken met de aanbieder over de inzet van dit budget binnen vier weken.

De (hoogte van de) indicatie voor de maatwerkvoorziening Hulp bij het Huishouden wordt bepaald aan de hand van de gegevens uit het onderzoek. Indien nodig wordt er extra informatie opgevraagd. De volgende factoren worden in elk geval onderzocht en zijn van invloed op de indicatie:

  • ·

    Aard en omvang van de beperkingen

  • ·

    Aanwezigheid van gebruikelijke / particuliere hulp

  • ·

    Aanwezigheid van minderjarige kinderen

  • ·

    Woonvorm

  • ·

    Mogelijke inzet van voorzieningen op basis van andere wetgeving, of algemene voorzieningen

Op basis van de persoonlijke situatie van de inwoner stelt de consulent van de gemeente een indicatie op maat vast. Om tot een objectief oordeel te komen wordt gebruik gemaakt van normtijden per deeltaak. (zie 3.3)

3.3 Gebruikelijke Hulp

Er wordt geen maatwerkvoorziening getroffen wanneer er sprake is van gebruikelijke hulp. In deze paragraaf wordt toegelicht wanneer er sprake is van gebruikelijke hulp.

Dit is het geval wanneer er een huisgenoot aanwezig is die in staat kan worden geacht het huishoudelijk werk over te nemen. Of iemand inwonend is en behoort tot de leefeenheid, wordt naar de concrete feitelijke situatie beoordeeld.

Alle huisgenoten die 18 jaar of ouder zijn worden geacht om huishoudelijke hulp te bieden en een eenpersoonshuishouden te kunnen voeren. Huisgenoten vanaf 23 jaar worden verondersteld een meerpersoonshuishouden te kunnen voeren en daarmee de taken van belanghebbende over te nemen.

3.3.1 Gebruikelijke hulp door jonge huisgenoten

Er wordt van zowel volwassen als jonge huisgenoten een bijdrage verlangd in het huishouden. Hierbij dient echter wel rekening te worden gehouden met de ontwikkelingsfase van kinderen. Voor gezonde jonge huisgenoten geldt:

  • ·

    Huisgenoten tot 5 jaar leveren geen bijdrage aan het huishouden;

  • ·

    Huisgenoten van 5 tot en met 12 jaar worden naar eigen mogelijkheden betrokken bij lichte huishoudelijke werkzaamheden;

    (zoals: opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/afdrogen, een boodschap doen en kleding in de wasmand gooien);

  • ·

    Huisgenoten van 13 tot en met 17 jaar kunnen helpen bij lichte huishoudelijke werkzaamheden. (zoals: opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/afdrogen, een boodschap doen, kleding in de wasmand gooien en hun eigen kamer op orde houden. (rommel opruimen, stofzuigen en bed verschonen)

3.3.2 Maatwerk

In de definitie van gebruikelijke hulp wordt geen onderscheid gemaakt op basis van sekse, religie, cultuur, gezinssamenstelling, de wijze van inkomensverwerving, drukke werkzaamheden, lange werkweken of persoonlijke opvattingen over het verrichten van huishoudelijke taken. Ook redenen als 'niet gewend zijn om' of 'geen huishoudelijke werk willen en/of kunnen verrichten’ leiden niet tot hulp uit hoofde van de Wmo 2015. In die situaties kan een tijdelijke indicatie afgegeven worden voor het aanleren hiervan. De taak wordt dan niet overgenomen, maar via instructies gestuurd.

Toch heeft de gemeente de mogelijkheid om, ondanks de aanwezigheid van huisgenoten, een maatwerkvoorziening toe te kennen. Dit is het geval wanneer aanwezige huisgenoten om aanwijsbare redenen niet, of onvoldoende, gebruikelijke hulp kunnen leveren. Ook dreigende overbelasting van een mantelzorger kan een reden zijn om huishoudelijke hulp te verstrekken.

3.3.3 Particuliere Hulp

De aanwezigheid van particuliere hulp, zoals een hulp van Schoonthuis, kan worden gezien als een vorm van gebruikelijke hulp. Wel moet worden meegewogen of de ‘gebruikelijk aanwezige’ schoonmaak voldoende toereikend is, vanuit Wmo maatstaven gezien. Hulp bij het huishouden vanuit de Wmo 2015 kan immers meer inhouden dan alleen schoonmaak en heeft ook een signalerende functie. Daarnaast kan het doel hiervan ook zijn het samen opwerken met de klant of het ondersteunen bij de organisatie van het huishouden.

De gemeente zal daarom steeds moeten onderzoeken en een afweging moeten maken of particuliere schoonmaakhulp voldoende is of dat inzet van huishoudelijke hulp vanuit de Wmo 2015 (ter aanvulling) noodzakelijk is. Van de klant wordt verwacht dat deze inzage geeft in de werkzaamheden van de particuliere hulp.

Indien een inwoner een beroep wil doen op de Wmo 2015 voor Huishoudelijke Hulp en nog geen gebruik maakt van een particuliere schoonmaakhulp, kan particuliere hulp niet gezien worden als gebruikelijke hulp. Wel kan de inwoner worden gewezen op de mogelijkheid van particuliere hulp, zoals Schoonthuis. Het staat de inwoner echter vrij om te kiezen voor ondersteuning vanuit de Wmo.

3.4 Normtijden

De normtijden zijn gebaseerd op de ‘Richtlijnen indicatieadvisering hulp bij het Huishouden’ van de MO-zaak (voorheen CIZ). De normtijden zijn getoetst aan jurisprudentie en het onafhankelijk onderzoek dat KPMG in opdracht van de gemeente Utrecht uitvoerde en in september 2016 is gepubliceerd.

3.4.1 Algemene uitgangspunten

  • ·

    Indicaties worden per 4 weken afgegeven in combinatie met het daarvoor gestelde budget.

    Hierdoor kan de inwoner samen met zorgaanbieder de taken over de tijd verdelen;

  • ·

    De gemeente ziet erop toe dat hulp bij het huishouden duurzaam, passend en proportioneel wordt ingezet. Vanuit deze gedachte worden voor het frequente schoonmaakwerk alleen de ‘noodzakelijke ruimtes’ meegenomen in de indicatie. De noodzakelijke ruimtes zijn ruimtes die schoon moeten zijn om het zelfstandig wonen en participeren van de inwoner te kunnen realiseren. Indien er overige ruimtes aanwezig zijn, wordt voor deze ruimten in totaal maximaal 20 minuten per 4 weken gerekend om vervuiling te voorkomen. De omvang van de overige ruimtes kan vanuit de visie van de gemeente niet leiden tot een hogere indicatie, omdat de inwoner een eigen verantwoordelijkheid draagt om in een geschikt huis te wonen.

Overige uitgangspunten:

  • ·

    Voor achterstallig werk wordt geen extra tijd geïndiceerd;

  • ·

    Er hoeft niet in alle hoeken en gaten gesopt te worden;

  • ·

    Er wordt geen extra tijd geïndiceerd vanwege aanwezigheid van huisdieren;

  • ·

    De inwoner is zelf verantwoordelijk dat de hulp zijn/haar werk goed kan doen. Bijv. zorgen voor opgeruimde kamer, zodat de hulp kan stofzuigen;

  • ·

    De inwoner is zelf verantwoordelijk voor de aanschaf van de noodzakelijke schoonmaakmiddelen en materialen.

3.4.2 Maatwerk

De gemeente bekijkt met de inwoner, wat de inwoner met hulp van het netwerk, zelf kan en wat vanuit de Wmo 2015 aangevuld moet worden. Op basis van het onderzoek wordt bepaald welke deeltaken vanuit de Wmo 2015 moeten worden gecompenseerd, de frequentie waarin deze moeten worden uitgevoerd en de tijdsinzet per deeltaak. Aan de hand hiervan wordt het budget per vier weken bepaald.

De gemeente kan extra tijd indiceren, indien er sprake is van specifieke aandoeningen. Deze aandoeningen kunnen om twee redenen leiden tot een hogere indicatie:

  • 1.

    Als gevolg van de aandoening raakt het huishouden ernstiger en sneller vervuild, waardoor het schoonhouden meer tijd kost;

  • 2.

    Als gevolg van de medische aandoening worden aantoonbaar hogere eisen gesteld aan de hygiëne dan gebruikelijk.

De extra noodzakelijke schoonmaak dient een medische oorzaak te hebben, welke aantoonbaar is.

3.4.3 Richttijden per deeltaak

Onderstaande tabel laat zien wat de richttijden en frequenties zijn per deeltaak. De gemeente gebruikt deze richttijden om t ot een objectiveerbare indicatie te komen. Op basis van het onderzoek wordt bepaald welke deeltaken vanuit de Wmo 2015 moeten worden gecompenseerd, de frequentie waarin deze moeten worden uitgevoerd en de tijdsinzet per deeltaak. Aan de hand hiervan wordt het budget per vier weken bepaalt.

Zwaar huishoudelijk werk

Deeltaak

Gemiddelde frequentie

Min p/w

Afwijken bij

toelichting

Stofzuigen

Woonkamer inclusief hal/gang, keuken, toilet en 1 slaapkamer.

1x p.w

20

+ 5 bij elke vaste trap

Slaapkamer of hobbykamer in gebruik door bewoners, logeerkamers worden niet meegerekend.

+ 5 voor elke extra (slaap)kamer die in gebruik is door bewoners

+ 10 hulphond

Sanitair (badkamer / toilet) Inclusief dweilen

1x p.w.

30

+ 10 bij specifieke aandoeningen (bv. stoma, thuisdialyse, chemo, PG)

Keuken, inclusief dweilen

1x p.w.

15

Bed verschonen

1x 2 weken, 10 minuten

5

-5 als persoonlijke verzorging bed dit overneemt

Ongeacht één of tweepersoonsbed, bepaald op basis van het KMPG onderzoek Utrecht.

+ 5 bij incontinentie

+ 5 voor elk extra bed wat in gebruik is door bewoners

Als continentiemateriaal niet toereikend is bewoners

Dweilen van overige ruimtes (indien 10 nodig)

10

Ramen wassen (binnen) Inclusief raambekleding

1x per 6 weken, 60 minuten

10

Het wassen van de ramen aan de buitenkant valt niet onder de Huishoudelijke Hulp binnen de Wmo 2015. De inwoner kan hiervoor een glazenwasser inschakelen.

Licht huishoudelijk werk

Deeltaak

Gemiddelde frequentie

Min p/w

Afwijken bij

toelichting

Stof afnemen nat en/of droog bewoners,

1x p.w.

20

+5 bij elke vaste trap

Slaapkamer of hobbykamer in gebruik door

+5 voor elke extra (slaap)kamer die in gebruik is door bewoners

logeerkamers worden niet meegerekend.

Opruimen

1x p.w

20

Minderen als leefeenheid dit volledig of gedeeltelijk zelf doet.

Afwassen

10

Minder factor: indicatie maaltijd klaarzetten/opwarmen/tijd. bereiden

Vaatwasser of afwassen kost ongeveer net zoveel

Bezoek kan eigen vaat afwassen.

Wassen en strijken

Deeltaak

Gemiddelde frequentie

Min p/w

Afwijken bij

toelichting

Sorteren + inladen

1x p.w.

5

+ 5 bij 2 persoons huishouden

Ophangen / in droger doen

1x p.w.

10

+ 5 bij 2 persoons huishouden

Was afhalen/vouwen / opbergen

1x p.w.

15

+ 5 bij 2 persoons huishouden

Strijken

1x p.w.

15

+ 5 bij 2 persoons huishouden

Alleen bovenkleding

+15 wanneer er een medische noodzaak is voor strijken onderkleding/ bed- en linnengoed.

Ophogen tijd

+ 20 bij elk kind

Deze meer/minder factoren gelden over de hele indicatie wasverzorging en niet per deeltaak

+ 20 bij ernstige incontinentie

+ 20 bij bedlegerigheid

Normtijd halveren als alleen beddengoed/linnengoed overgenomen wordt

Boodschappen

Deeltaak

Gemiddelde frequentie

Min p/w

Afwijken bij

toelichting

Lijstje maken en bestellen

1x p.w.

10

De boodschappendienst is als algemene voorziening beschikbaar voor de meeste inwoners. Indien nodig kan de hulp helpen bij de bestelling.

Boodschappen doen

1x p.w.

20

+10 reistijd naar dichtstbijzijnde winkel > 2km

+10 per extra persoon

Boodschappen opruimen

1x p.w

10

Maaltijden

Deeltaak

Gemiddelde frequentie

Min p/w

Afwijken bij

toelichting

Broodmaaltijd

1x per dag

15

Tijd verdubbelen als de inwoner het de lunch niet zelf uit de koelkast kan halen.

Lunch kan tegelijk met ontbijt worden klaargemaakt en in koelkast worden gezet.

Voor dagen dat de maaltijd door mantelzorger/bezoek kan worden verzorgt geen tijd indiceren.

Warme maaltijd opwarmen.

1x per dag

15

Koken

1x per dag

30

10 minuten extra bij meer dan 4 gezinsleden 10 minuten extra bij gezinnen met kinderen jonger dan 4 jaar.

Het opwarmen van de maaltijd is in de meeste gevallen de goedkoopst passende oplossing.

Algemeen

Deeltaak

Gemiddelde frequentie

Min p/w

Afwijken bij

toelichting

taakverdeling maken bij samen opwerken

als gevolg van beperkingen kunnen aanleiding zijn om extra tijd te indiceren.

Instructie en advies

Samen activiteiten uitvoeren, resultaat binnen 6 weken bereiken.

Check houdbaarheid levensmiddelen

1x p.w

10

Indirecte tijd

1x p.w

10

Het standaard toekennen van indirecte tijd is overgenomen uit het KPMG rapport dat in opdracht van de gemeente Utrecht is uitgevoerd. De omvang van de directe tijd is lokaal bepaald. Hierbij is rekening gehouden met het feit dat in Gooise Meren op onderdelen al extra tijd wordt toegekend (maatwerk).

Overige ruimtes

5

Er wordt maximaal 20 min per periode van vier weken toegekend om vervuiling van de ruimtes die niet frequent worden schoongemaakt te voorkomen.

Kind verzorging

Kind verzorging wordt vanuit de Wmo toegekend indien de ouder(s) als gevolg van een beperking door een acute situatie tijdelijk niet in staat zijn de verzorging en/of opvang van hun gezonde kinderen uit te voeren. Hieruit volgt dat een voorzienbare gebeurtenis geen reden kan zijn om hulp bij het huishouden vanuit de Wmo toe te kenn en. Kind verzorging wordt maximaal voor een periode van 2 maanden toegekend.

De indicatie voor kind verzorging wordt op maat vastgesteld.

4 Toegang Beschermd Wonen

In tegenstelling tot andere vormen van Wmo ondersteuning, is in de wet bepaald dat voor beschermd wonen en voor maatschappelijke opvang geldt dat mensen zich in alle gemeenten in Nederland kunnen melden als zij aanspraak willen maken op beschermd wonen en opvang. De financiële middelen hiervoor zijn over de centrumgemeenten verdeeld.

De VNG heeft een handreiking én een convenant opgesteld om de landelijke toegankelijkheid van beschermd wonen te waarborgen. De uitvoering en middelen van beschermd wonen zijn belegd bij de centrumgemeenten. Alle centrumgemeenten hebben daarom het convenant ondertekend en daarmee aangegeven te werken volgens de handreiking van de VNG. In de regio Gooi en Vechtstreek is er echter voor gekozen om de uitvoering én financiële verantwoordelijkheid voor beschermd wonen bij de regiogemeenten te beleggen en niet alleen bij centrumgemeente Hilversum. Daarom heeft de regio Gooi en Vechtstreek de landelijke handreiking “Landelijke toegankelijkheid Beschermd Wonen” aangepast aan de situatie in regio Gooi en Vechtstreek. Alle gemeenten in de regio werken volgens de beleidsregels die in deze handreiking staan.

De handreiking Landelijke toegankelijkheid Beschermd wonen van de Regio Gooi en Vechtstreek is als bijlage toegevoegd en maakt integraal onderdeel uit van de beleidsregels Wmo 2017.

5 Slotbepalingen

5.1 Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als: Beleidsregels Wmo 2017, gemeente Gooise Meren.

5.2 Ingangsdatum en overgangsrecht

Deze regeling gaat in op 1 mei 2017 en is van toepassing op aanvragen die op of na 1 mei 2017 worden ingediend. De voor 1 mei 2017 ingediende aanvragen worden op de tot dan toe gevolgde uitvoeringspraktijk afgehandeld. Ten aanzien van bezwaar- en (hoger) beroepschriften blijft de oude uitvoeringspraktijk van voor 1 mei 2017 van kracht, tenzij het om bezwaar- en (hoger) beroepschriften gaat, die op een aanvraag vanaf 1 mei 2017 betrekking hebben.

6 Bijlagen

  • 1.

    Landelijke toegankelijkheid Beschermd Wonen – Handreiking en beleidsregels. (Regio Gooi en Vechtstreek, januari 2017)


Noot
1

Beleidsplan Sociaal Domein 2015-2018, subnota “Grip op het Bestaan, p. 17”