Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR616745
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR616745/1
Regeling vervallen per 14-10-2022
Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gouda houdende regels omtrent handhaving Wet kinderopvang Gouda 2019
Geldend van 01-01-2019 t/m 12-04-2021
Intitulé
Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gouda houdende regels omtrent handhaving Wet kinderopvang Gouda 2019Burgemeester en wethouders van Gouda
Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;
Gelet op de artikelen 1.61, eerste lid, 1.65, 1.66 en 1.72 van de Wet kinderopvang;
besluiten:
de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang Gouda vast te stellen.
Hoofdstuk 1 Algemeen
Artikel 1 Toepassing
Deze beleidsregels zijn van toepassing op de handhaving naar aanleiding van overtreding van de bij of krachtens de Wet kinderopvang gestelde regelgeving.
Artikel 2 Vormen van handhaving
Bij het uitvoeren van het handhavingsbeleid heeft het college de volgende mogelijkheden:
- 1.
informeel middel zoals een waarschuwing;
- 2.
op herstel gericht handhavingsmiddel zoals een herstelsanctie;
- 3.
bestraffende sanctie.
Artikel 3 Kwaliteitseisen
-
1. De kwaliteitseisen, waar aan voldaan moet worden, staan genoemd in de Wet kinderopvang en alle onderliggende regelgeving.
-
2. De toezichthouder kinderopvang onderzoekt de naleving van deze kwaliteitseisen en legt de bevindingen vast in een inspectierapport.
-
3. In deze beleidsregels wordt uitgegaan van deze kwaliteitseisen.
-
4. In het afwegingsoverzicht worden per domein de kwaliteitseisen geclusterd weergegeven en voorzien van een prioritering en bepaling van de hoogte van de bestuurlijke boete in geval van een overtreding. Het afwegingsoverzicht is als bijlage aan deze beleidsregels toegevoegd.
Hoofdstuk 2 Herstellend traject
Artikel 4 Herstelmaatregel
-
1. Indien gebleken is dat een houder van een kindercentrum, een gastouderbureau of een voorziening voor gastouderopvang niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen van de Wet kinderopvang en alle onderliggende regelgeving, start het college in beginsel een herstellend handhavingstraject. Dit traject is gericht op beëindiging van de overtreding(-en) en op voorkoming van herhaling van de overtreding(-en)
- 2.
Bij het uitvoeren van het herstellend handhavingstraject hanteert het college de volgende stappen:
- a.
stap 1: aanwijzing;
- b.
stap 2: last onder dwangsom/last onder bestuursdwang;
- c.
stap 3: exploitatieverbod;
- d.
stap 4: intrekken van de toestemming tot exploitatie en verwijdering van de registratie uit het landelijk register kinderopvang.
- a.
- 3.
Indien de aard van de overtreding hiertoe aanleiding geeft, kan het college besluiten om een bepaalde stap of bepaalde stappen van het herstellende traject over te slaan dan wel meerdere keren toe te passen.
- 4.
De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen.
- 5.
Bij het geven van een aanwijzing gelden de volgende hersteltermijnen:
- a.
prioriteit hoog: maximaal 2 weken;
- b.
prioriteit gemiddeld: maximaal 10 weken
- a.
Deze termijnen worden eveneens gehanteerd als begunstigingstermijn indien ervoor gekozen is om een last onder dwangsom / last onder bestuursdwang in te zetten.
Artikel 5
Indien niet (langer) wordt voldaan aan de definities van de Wet kinderopvang voor wat betreft de geregistreerde voorziening (dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang) wordt de gegeven toestemming tot exploitatie ingetrokken door middel van een beschikking overeenkomstig artikel 1.46, vijfde en zesde lid, van de Wet kinderopvang. Aansluitend wordt de registratie verwijderd uit het landelijk register kinderopvang.
Hoofdstuk 3 Bestraffend traject
Artikel 6 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete
-
1. Het college legt een bestuurlijke boete op bij:
- a.
overtredingen met de prioriteit ‘hoog’ zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht in de bijlage;
- b.
exploitatie zonder toestemming van het college van burgemeester en wethouders;
- c.
niet onverwijld melden van wijzigingen aan het college van burgemeester en wethouders van in het landelijk register kinderopvang opgenomen gegevens;
- d.
overtreding van een norm zoals genoemd in het afwegingsoverzicht onder ‘overige overtredingen’.
- a.
-
2. Bij overtredingen met een prioriteit ‘gemiddeld’ zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht in de bijlage, kan het college een bestuurlijke boete opleggen.
Artikel 7 Hoogte bestuurlijke boete
-
1. Bij de berekening van de bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 1.72, eerste lid, van de Wet kinderopvang wordt voor alle overtredingen het boetebedrag dat is neergelegd in het afwegingsoverzicht als uitgangspunt gehanteerd.
-
2. In afwijking van het vorige lid, geldt voor voorzieningen voor gastouderopvang als uitgangspunt dat het boetebedrag zoals neergelegd in het afwegingsoverzicht met 0,5 kan worden vermenigvuldigd.
Artikel 8 Recidive
Bij de vaststelling van de boete wordt uitgegaan van:
- a.
1,5 maal het onder artikel 7 bepaalde boetebedrag indien een door een bestuurlijke boete te handhaven overtreding plaatsvindt binnen een periode van twee jaar nadat een eerdere overtreding van dezelfde wettelijke norm heeft plaatsgevonden waarvoor eveneens een bestuurlijke boete was opgelegd;
- b.
2 maal het onder artikel 7 bepaalde boetebedrag indien er sprake is van een derde of volgende overtreding van dezelfde wettelijke norm binnen een periode van twee jaar nadat de daaraan voorafgaande overtreding zich heeft voorgedaan waarvoor eveneens een bestuurlijke boete was opgelegd.
Artikel 9 Matiging
-
a. Het college kan besluiten om de bestuurlijke boete te matigen, indien de belanghebbende aannemelijk maakt dat op grond van
- a.
de ernst van de overtreding;
- b.
de mate van verwijtbaarheid;
- c.
de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan of;
- d.
de omstandigheden waarin de overtreder verkeert ;
- e.
het gebruik van het herstelaanbod binnen de gestelde termijn,
- a.
boeteoplegging volgens deze Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang Gouda onevenredig is.
- b.
Van een situatie als bedoeld in het vorige lid kan in beginsel slechts sprake zijn, indien sprake is van bijzondere omstandigheden waarin bij de vaststelling van deze beleidsregels niet is voorzien.
Artikel 10 Samenloop
De totale bij boetebeschikking op te leggen boete bestaat, ingeval er sprake is van meerdere overtredingen, uit de som van de per overtreding berekende boetebedragen.
Hoofdstuk 4 Slotbepalingen
Artikel 11 Intrekking voorgaande beleidsregels
De beleidsregels handhaving Wet kinderopvang Gouda en het daarbij behorende afwegingsoverzicht, vastgesteld op 19 december 2017, worden ingetrokken met ingang van 1 januari 2019, met dien verstande dat deze beleidsregels van toepassing blijven op besluiten die voor 1 januari 2019 zijn genomen.
Artikel 12 Inwerkingtreding
Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 januari 2019.
Artikel 13 Citeertitel
Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang Gouda 2019’.
Ondertekening
Bijlage 1
Afwegingsoverzicht dagopvang / buitenschoolse opvang / gastouderopvang / gastouderbureau
Domein Kinderopvang, Gastouderopvang, Gastouderbureau in de zin van de wet |
Prioriteit |
Boetebedrag |
||
Exploitatie zonder toestemming college van B en W |
||||
BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF |
||||
Het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint.
artikel 1.1, eerste lid, van de Wet kinderopvang |
Hoog |
€ 20.500,- (boete 4e categorie 1 ) |
||
GASTOUDERBUREAU |
||||
Een organisatie die gastouderopvang tot stand brengt en begeleidt en door tussenkomst van wie de betaling van ouders aan gastouders geschiedt. artikel 1.1, eerste lid, van de Wet kinderopvang
|
||||
GASTOUDEROPVANG |
||||
Kinderopvang door tussenkomst geregistreerd gastouderbureau; in gezinssituatie; op woonadres gastouder of vraagouder. artikel 1.1, eerste lid, van de Wet kinderopvang
|
||||
ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN |
||||
Een buitenschoolse opvang, een kinderdagverblijf, een gastouderbureau of een voorziening voor gastouderopvang wordt niet in exploitatie genomen voordat een onderzoek door de GGD heeft plaatsgevonden en uit dit onderzoek blijkt dat de exploitatie redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met de bij of krachtens de artikelen 1.48d, tweede en derde lid, en 1.49 tot en met 1.59 gestelde regels uit de Wet kinderopvang.
artikel 1.45, derde lid, van de Wet kinderopvang Het college bepaalt de ingangsdatum van de toestemming tot exploitatie. artikel 1.46, tweede lid, van de Wet kinderopvang |
Onverwijld melden wijziging aan het college |
||
ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN |
||
De houder van een buitenschoolse opvang, kinderdagverblijf of gastouderbureau meldt een wijziging in de gegevens aan het college met het verzoek de gegevens te wijzigen. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden de te melden gegevens aangewezen. artikel 1.47, eerste en zesde lid, van de Wet kinderopvang; artikel 7van het Besluit landelijk register kinderopvang, register buitenlandse kinderopvang en personenregister kinderopvang
|
Gemiddeld |
€ 2000,- |
Naleving Kadervoorschriften |
||
BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF |
||
Houder biedt verantwoorde kinderopvang, waaronder wordt verstaan het in een veilige en gezonde omgeving bieden van emotionele veiligheid aan kinderen, het bevorderen van de persoonlijke en sociale competentie van kinderen en de socialisatie van kinderen door overdracht van algemeen aanvaarde waarden en normen. artikelen 1.49, eerste en tweede lid, en 1.50, eerste en tweede lid, van de Wet kinderopvang |
Hoog |
boetebedrag aangegeven bij nadere regel volgend uit deze artikelen |
GASTOUDERBUREAU |
||
Houder draagt zorg voor een verantwoorde uitvoering van de werkzaamheden van het bureau, waaronder wordt verstaan:
artikelen 1.49, vierde lid, en 1.56, eerste en tweede lid, van de Wet kinderopvang |
||
GASTOUDEROPVANG |
||
Houder biedt verantwoorde gastouderopvang aan waaronder wordt verstaan opvang die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving. artikelen 1.49, derde lid, en 1.56b, eerste en tweede lid, van de Wet kinderopvang |
Domein Pedagogisch Klimaat |
Prioriteit |
Boetebedrag |
Pedagogisch beleidsplan |
||
BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF |
||
Elke buitenschoolse opvang en kinderdagverblijf beschikt over een pedagogisch beleidsplan.
bso en kdv : artikelen 1.49, eerste en tweede lid, en 1.50, eerste en tweede lid, van de Wet kinderopvang bso : artikel 12, eerste lid, van het Besluit kwaliteit kinderopvang kdv : artikel 3, eerste lid, van het Besluit kwaliteit kinderopvang |
Gemiddeld |
€ 5.000,- |
GASTOUDERBUREAU |
||
Houder stelt een pedagogisch beleidsplan vast, waarin de voor dat gastouderbureau kenmerkende visie op de omgang met kinderen is beschreven.
artikelen 1.49, derde en vierde lid, en 1.56, eerste en tweede lid, van de Wet kinderopvang; artikel 11, eerste lid, van het Besluit kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang; artikel 12a, van de Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang. |
Inhoud pedagogisch beleidsplan |
||
BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF |
||
Het pedagogisch beleidsplan bevat ten minste een concrete beschrijving van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de aspecten van verantwoorde dagopvang en rekening houdend met de ontwikkelingsfase waarin kinderen zich bevinden: a. emotionele veiligheid;
bso artikelen 11 en 12, tweede lid, onder a, van het Besluit kwaliteit kinderopvang kdv artikelen 2 en 3, tweede lid, onder a, van het Besluit kwaliteit kinderopvang |
Gemiddeld |
€ 3000,- |
Het pedagogisch beleidsplan bevat een concrete beschrijving van de overige kwaliteitseisen.
bso artikel 12, tweede lid , derde en vierde lid, van het Besluit kwaliteit kinderopvang kdv artikel 3, tweede , derde en vierde lid, van het Besluit kwaliteit kinderopvang |
||
GASTOUDERBUREAU |
||
Het pedagogisch beleidsplan bevat in duidelijke en observeerbare termen ten minste een beschrijving van de a. emotionele veiligheid; b. persoonlijke en sociale competenties; d. waarden en normen. artikel 12a, eerste lid, van de Regeling kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang |
Gemiddeld Gemiddeld |
€ 3000,- |
Het pedagogisch beleidsplan bevat in duidelijke en observeerbare termen ten minste een beschrijving van de overige kwaliteitseisen die aan een voorziening voor gastouderopvang worden gesteld, waaronder de leeftijdsopbouw en aantallen kinderen die door een gastouder worden opgevangen. artikel 12a, eerste lid, van de Regeling kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang |
Pedagogische praktijk |
||
BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF |
||
Houder draagt er zorg voor dat er conform het pedagogisch beleidsplan wordt gehandeld.
bso , kdv artikelen 1.49, eerste en tweede lid, en 1.50 van de Wet kinderopvang bso artikel 12, eerste lid, van het Besluit kwaliteit kinderopvang kdv artikel 3, eerste lid, van het Besluit kwaliteit kinderopvang |
Gemiddeld |
€ 1000,- |
GASTOUDERBUREAU |
||
Houder voert een zodanig beleid dat de gastouder de kwaliteitseisen kan naleven en stelt hiertoe het pedagogisch beleidsplan ter beschikking aan de gastouder. artikelen 1.49, vierde lid, onder a en 1.56, eerste lid, van de Wet kinderopvang
|
Gemiddeld |
€ 1000,- |
GASTOUDEROPVANG |
||
De gastouder handelt overeenkomstig het pedagogisch beleidsplan dat door het gastouderbureau is opgesteld en ter beschikking is gesteld. artikel 1.56b, eerste en tweede lid, van de Wet kinderopvang; artikel 16 van het Besluit kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang |
Gemiddeld |
€ 1000,- |
Kinderdagverblijf / Voorschoolse educatie 2 |
||
Voorschoolse educatie omvat per week ten minste vier dagdelen van ten minste 2,5 uur of per week ten minste 10 uur aan activiteiten gericht op het stimuleren van ontwikkelingsdomeinen. artikel 1.50b van de Wet kinderopvang; artikelen 2 en 5 van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie
|
Hoog Hoog Hoog |
€ 2000
|
Per acht feitelijk aanwezige kinderen in de groep is ten minste één beroepskracht aanwezig. artikel 3, eerste lid, van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie |
||
De groep bestaat uit ten hoogste 16 feitelijk aanwezige kinderen.
artikel 3, tweede lid, van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie |
||
De beroepskrachten voorschoolse educatie zijn in het bezit van: een getuigschrift of een erkende beroepskwalificatie.
artikel 4 van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie; artikel 10c van de Regeling Wet kinderopvang |
Hoog |
€ 2000,- |
De houder stelt jaarlijks voor elke locatie voorschoolse educatie een opleidingsplan op.
artikel 4, vierde lid, van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie
|
Gemiddeld |
€ 3000,- niet aanwezig € 1000,- niet actueel |
Voor de voorschoolse educatie wordt een programma gebruikt waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling.
artikel 5 van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie
|
Gemiddeld |
€ 1000,- |
Inrichting administratie voorschoolse educatie |
||
Een overzicht van alle bij het kinderdagverblijf werkzame beroepskrachten in relatie tot de behaalde diploma’s en getuigschriften.
artikel 11, tweede lid, onder a, van de Regeling Wet kinderopvang |
Gemiddeld |
€ 1000,- |
Domein Personeel en Groepen |
Prioriteit |
Boetebedrag |
Verklaring omtrent het gedrag / personenregister 3 |
||
ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN |
||
1. Verklaring omtrent gedrag (VOG)
artikel 1.50, derde lid, van de Wet kinderopvang. |
Hoog |
€ 4.000,- per ontbrekende VOG of VOG die ouder is dan 2 maanden voor aanvang werkzaamheden |
2. Verklaring omtrent het gedrag en Personenregister Kinderopvang
artikel 1.50, derde lid, van de Wet kinderopvang. |
Hoog |
€ 4.000,- per ontbrekende inschrijving € 2.000,- per ontbrekende koppeling
|
3. Verklaring omtrent het gedrag en Personenregister Kinderopvang Werkzaamheden van personen worden pas aangevangen nadat de koppeling tussen de persoon en de houder tot stand is gebracht. a rtikel 1.50, vierde lid, van de Wet k inderopvang |
Hoog |
€ 3.000,- |
Passende beroepskwalificatie of deskundigheidseisen / Algemeen |
||
BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF |
||
bso , kdv artikel 1.50, eerste en tweede lid, van de Wet kinderopvang bso artikel 15van het Besluit kwaliteit kinderopvang; artikelen 9a , 9b en 9c van de Regeling Wet kinderopvang kdv artikel 6,van het Besluit kwaliteit kinderopvang; artikelen 7, eerste lid, 8 en 9 van de Regeling Wet kinderopvang |
Hoog |
€ 4.000,- geen (juiste) beroepskwalificatie € 2.000,- Geen (juiste) EHBO kwalificatie |
GASTOUDEROPVANG |
||
artikel 1.56b, eerste en tweede lid, van de Wet kinderopvang artikel 13 van het Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang artikelen 10, 10a, 10b en 10d van de Regeling Wet kinderopvang |
Hoog |
€ 3000,- Ad 1 € 2.000,- Ad 2 |
Passende beroepskwalificatie / Meertalige opvang |
||
BUITENSCHOOLSE OPVANG |
||
Beroepskrachten meertalige buitenschoolse opvang beschikken over een voor de werkzaamheden passende certificaat of diploma
artikel 15 van het Besluit kwaliteit kinderopvang
|
Gemiddeld |
€ 2.000,- geen juiste kwalificatie |
Inrichting administratie beroepskwalificatie, getuigschrift, certificaat |
||
BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF |
||
Per voorziening is er een overzicht van alle werkzame beroepskrachten in relatie tot de behaalde diploma’s en getuigschriften. bso , kdv artikel 1.53 van de Wet kinderopvang , artikel 11, tweede lid, onder a, van de Regeling Wet kinderopvang |
Gemiddeld |
€ 1500,- |
GASTOUDERBUREAU |
||
Kopieën van getuigschriften en/of EVC bewijsstukken en certificaten Eerste hulp aan kinderen van gastouders artikel 13, derde lid ,van het Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang artikel 11, eerste lid, tweede lid, aanhef en onder a, en derde lid, van de Regeling Wet kinderopvang |
Gemiddeld |
€ 1500,- |
Opvang in groepen / Stabiliteitseisen |
||
BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF |
||
De opvang vindt plaats in stamgroepen (dagopvang) of basisgroepen (buitenschoolse opvang). bso , kdv artikelen 1.49, eerste lid, en 1.50, eerste en tweede lid, van de Wet kinderopvang bso artikel 1.1 van de Wet kinderopvang; artikel 18, eerste lid, van het Besluit kwaliteit kinderopvang; kdv artikelen 1 en 9, eerste lid, van het Besluit kwaliteit kinderopvang |
Hoog |
€ 4.000,- |
Eisen aan de maximale omvang van de stamgroep (dagopvang) of van de basisgroep (buitenschoolse opvang). bso , kdv artikelen 1.49, eerste en tweede lid, en 1.50, eerste en tweede lid, van de Wet kinderopvang bso artikel 18, tweede lid, van het Besluit kwaliteitkinderopvang ; kdv artikel 9, tweede lid, van het Besluit kwaliteit kinderopvang |
Hoog
Hoog
Hoog |
€ 2.000,- per kind teveel |
Met vooraf gegeven schriftelijke toestemming van de ouders kan een kind gedurende een vooraf schriftelijk met de ouders overeengekomen periode worden opgevangen in een andere stamgroep (dagopvang) of basisgroep (buitenschoolse opvang). bso , kdv artikelen 1.49, eerste en tweede lid , en 1.50, eerste en tweede lid, van de Wet kinderopvang bso artikel 18, vierde lid, van het Besluit kwaliteit kinderopvang; kdv artikel 9, negende lid, van het Besluit kwaliteit kinderopvang |
€ 2.000,- per ontbrekende toestemming
|
|
Eisen aan de maximale omvang van een gecombineerde groep, indien een stamgroep (dagopvang) en een basisgroep (buitenschoolse opvang) gecombineerd worden. 4 artikelen 1.49, eerste en tweede lid, en 1.50, eerste en tweede lid, van de Wet kinderopvang; artikel 9, tiende lid, van het Besluit kwaliteit kinderopvang |
€ 2.000,- per kind teveel |
|
Aan ieder kind wordt een mentor toegewezen.
bso , kdv artikelen 1.49, eerste en tweede lid, en 1.50, eerste en tweede lid, van de Wet kinderopvang bso artikel 18, vijfde lid, van het Besluit kwaliteit kinderopvang; kdv artikel 9, elfde lid, van het Besluit kwaliteit kinderopvang |
Gemiddeld |
€ 1500,- |
KINDERDAGVERBLIJF |
||
Houder deelt ouders en kind mee tot welke stamgroep het kind behoort en welke beroepskracht(en) op welke dag aan de desbetreffende stamgroep zijn toegewezen artikelen 1.49, eerste en tweede lid, 1.50, eerste en tweede lid, en 1.54, eerste lid, van de Wet kinderopvang; artikel 9, derde lid, van het Besluit kwaliteit kinderopvang |
Gemiddeld |
€ 1.500,- |
artikelen 1.49, eerste en tweede lid, en 1.50, eerste en tweede lid, van de Wet kinderopvang; artikel 9, vierde en vijfde lid, van het Besluit kwaliteit kinderopvang |
Hoog |
€ 1500,- |
Een kind maakt gedurende de week gebruik van ten hoogste twee verschillende stamgroepruimtes artikelen 1.49, eerste en tweede lid, en 1.50, eerste en tweede lid, van de Wet kinderopvang; artikel 9, zesde lid, van het Besluit kwaliteit kinderopvang |
Gemiddeld |
€ 1.500,- |
GASTOUDEROPVANG |
||
De maximale groepsgrootte per gastouder wordt afgestemd op de leeftijd van de op te vangen kinderen (0 tot 13 jaar). De eigen kinderen in de leeftijd tot 10 jaar worden meegerekend. artikel 1.49, derde lid, 1.56b, eerste en tweede lid, van de Wet kinderopvang; artikel 14 van het Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang; artikel 13 van de Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang |
Hoog |
€ 2.000,- |
Beroepskracht-kindratio |
||
BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF |
||
Minimaal in te zetten beroepskrachten is afgestemd op het aantal aanwezige kinderen in een
Bij de inzet van beroepskrachten in opleiding en stagiaires wordt rekening gehouden met de opleidingsfase waarin zij zich op dat moment bevinden.
bso, kdv artikelen 1.49, eerste en tweede lid, en 1.50, eerste en tweede lid, van de Wet kinderopvang bso artikel 16, eerste, tweede, zevende en achtste lid, van het Besluit kwaliteit kinderopvang; kdv artikel 7, eerste, tweede, zevende, achtste en negende lid, van het Besluit kwaliteit kinderopvang
|
Hoog
|
€ 5.000,- per ontbrekende beroepskracht |
Indien kinderen bij een activiteit hun stamgroep (dagopvang) of hun basisgroep (buitenschoolse opvang) verlaten leidt dit niet tot een verlaging van de minimaal in te zetten beroepskrachten.
bso, kdv artikelen 1.49, eerste en tweede lid, en 1.50, eerste en tweede lid, van de Wet kinderopvang bso artikel 16, derde lid, van het Besluit kwaliteit kinderopvang; kdv artikel 7, derde lid, van het Besluit kwaliteit kinderopvang
|
Gemiddeld |
|
Minder beroepskrachten inzetten
bso, kdv artikelen 1.49, eerste en tweede lid, en 1.50, eerste en tweede lid, van de Wet kinderopvang bso artikel 16, vierde, vijfde en zesde lid, van het Besluit kwaliteit kinderopvang kdv artikel 7, vierde, vijfde en zesde lid, van het Besluit kwaliteit kinderopvang
|
Hoog |
€ 2500,- |
Gebruik voorgeschreven voertaal |
||
ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN |
||
artikel 1.55 van de Wet kinderopvang |
Gemiddeld |
€ 4.000,- |
Domein Veiligheid en gezondheid |
Prioriteit |
Boetebedrag |
Veiligheids- en gezondheidsbeleid |
||
BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF |
||
_____________________________________________________
bso, kdv artikelen 1.49, eerste en tweede lid, 1.50, tweede lid, en 1.51, van de Wet kinderopvang; bso artikel 13, eerste lid, van het Besluit kwaliteit kinderopvang kdv artikel 4, eerste lid, van het Besluit kwaliteit kinderopvang
|
Hoog _________
Gemiddeld |
€ 8.000,- ontbreken beleid
€ 4.000,- niet ernaar handelen |
bso, kdv artikelen 1.49, eerste en tweede lid, 1.50, tweede lid, en 1.51 van de Wet kinderopvang bso artikel 13, tweede lid, van het Besluit kwaliteit kinderopvang kdv artikel 4, tweede lid, van het Besluit kwaliteit kinderopvang
|
Gemiddeld
Gemiddeld |
€ 4.000,- |
Het veiligheids- en gezondheidsbeleid omvat in ieder geval de volgende elementen:
bso, kdv artikelen, 1.49 eerste lid, 1.50 tweede lid, en 1.51 van de Wet kinderopvang bso artikel 13, derde en vierde lid, van het Besluit kwaliteit kinderopvang kdv artikel 4, derde en vierde lid, van het Besluit kwaliteit kinderopvang |
€ 2000,- |
|
De houder draagt er zorg voor dat er gedurende de dagopvang te allen tijde ten minste één volwassene aanwezig is die gekwalificeerd is voor het verlenen van eerste hulp aan kinderen.
bso, kdv artikelen, 1.49 eerste en tweede lid, en 1.50, eerste en tweede lid, van de Wet kinderopvang bso; artikel 9b van de Regeling Wet kinderopvang kdv artikel 8 van de Regeling Wet kinderopvang |
Hoog |
€ 2000,- |
Inventarisatie veiligheids- en gezondheidsrisico’s |
||
GASTOUDERBUREAU |
||
artikel 1.49,vierde lid, onder a, 1.56, eerste en tweede lid, en 1.56b, eerste en tweede lid, van de Wet kinderopvang artikel 7, eerste, tweede en vijfde lid, van het Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang; artikel 11, derde lid, van de Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang |
Hoog
Gemiddeld Gemiddeld gemiddeld |
€ 8000,- geen inventarisatie
€ 4000,- >1 jaar, niet actueel € 2000,- per niet beschreven thema
|
De houder (bemiddelingsmedewerker) stelt jaarlijks samen met de gastouder een plan van aanpak op. artikel 1.49, vierde lid, onder a, 1.56, eerste en tweede lid, en 1.56b, eerste en tweede lid, van de Wet kinderopvang; artikel 7, vijfde lid, van het Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang Bij elke voorziening voor gastouderopvang is een originele en door de bemiddelingsmedewerker en gastouder ondertekende versie van de risico-inventarisatie aanwezig.
artikel 11, eerste lid, van de Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang |
€ 8000,- |
|
€ 3000,-
|
||
Houder gastouderbureau draagt er zorg voor dat alle bij zijn gastouderbureau aangesloten gastouders handelen naar de opgestelde risico-inventarisaties veiligheid en gezondheid. artikelen 1.49, vierde lid, onder a, 1.56, eerste lid, en 1.56b, eerste lid, van de Wet kinderopvang; artikel 7, eerste lid, van het Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang |
€ 1000,- per gastouder die er niet naar handelt |
GASTOUDEROPVANG |
||
artikel 1.56b, eerste lid, van de Wet kinderopvang, artikel 12, eerste lid, van het Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang, artikel 11, eerste, tweede en vierde lid, van de Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang |
Gemiddeld Gemiddeld |
€ 2.000,- |
artikel 12, tweede lid, van het Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang, artikel 12 van de Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang |
€ 1000,- |
Meldcode kindermishandeling |
||
ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN |
||
De houder heeft een meldcode kindermishandeling vastgesteld die ten minste de volgende elementen bevat: stappenplan; toebedeling van verantwoordelijkheden; aandacht voor bijzondere vormen van geweld; omgaan met vertrouwelijke gegevens. bso , gob , kdv artikel 1.51a, eerste, tweede, derde en vijfde lid, van de Wet kinderopvang; bso , kdv artikel 2a van het Besluit kwaliteit kinderopvang gob artikel 8 van het Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang |
Hoog
|
€ 8000,- |
De houder bevordert de kennis en het gebruik van de meldcode bij personeel of bij gastouders De houder handelt overeenkomstig de wettelijke meldplicht (gewelds- of zedendelict) en bevordert de kennis en het gebruik ervan. bso , gob , kdv artikelen 1.51a, vierde lid, 1.51b en 1.51c van de Wet kinderopvang |
Gemiddeld |
€ 2000,- |
Domein Accommodatie en inrichting |
Prioriteit |
Boetebedrag |
Binnen- en buitenruimte |
||
BUITENSCHOOLSE OPVANG EN KINDERDAGVERBLIJF |
||
De binnen- en buitenruimtes waar kinderen verblijven gedurende de tijd dat zij worden opgevangen, zijn
bso , kdv artikelen 1.49, eerste en tweede lid, en 1.50, eerste en tweede lid, van de Wet kinderopvang; bso artikel 19, eerste lid, van het Besluit kwaliteit kinderopvang kdv artikel 10, eerste lid, van het Besluit kwaliteit kinderopvang |
Gemiddeld |
€ 2.000,- |
BUITENSCHOOLSE OPVANG |
||
Per aanwezig kind is ten minste 3,5 m² binnenspeelruimte beschikbaar. artikelen 1.49, eerste en tweede lid, en 1.50, eerste en tweede lid, van de Wet kinderopvang; artikel 19, tweede lid, van het Besluit kwaliteit kinderopvang |
Gemiddeld |
€ 2.000,- 3-3.5m² te weinig
€ 3.000,- < 3m² te weinig |
artikelen 1.49, eerste en tweede lid, en 1.50, eerste en tweede lid, van de Wet kinderopvang; artikel 19, derde lid, van het Besluit kwaliteit kinderopvang |
€ 1.000,- 2-2.5m² te weinig en overige eisen € 2.000,- < 2m² te weinig
|
|
KINDERDAGVERBLIJF |
||
artikelen 1.49, eerste en tweede lid, en 1.50 eerste en tweede lid, van de Wet kinderopvang; artikel 10, tweede lid, van het Besluit kwaliteit kinderopvang |
Gemiddeld |
€ 2.000,- per ontbrekende ruimte; 3-3.5 m² te weinig; € 3.000,- < 3 m² te weinig |
Voor aanwezige kinderen tot de leeftijd van anderhalf jaar is in ieder geval een afzonderlijke slaapruimte aanwezig. artikelen 1.49, eerste en tweede lid, en 1.50, eerste en tweede lid, van de Wet kinderopvang; artikel 10, vierde lid, van het Besluit kwaliteit kinderopvang |
Gemiddeld |
€ 2.500,- |
artikelen 1.49, eerste en tweede lid, en 1.50, eerste en tweede lid, van de Wet kinderopvang; artikel 10, derde lid, van het Besluit kwaliteit kinderopvang |
Gemiddeld |
€ 1.000,- 2-2.5m² te weinig en overige eisen € 2.000,- < 2m² te weinig |
Woning |
||
GASTOUDEROPVANG |
||
artikelen 1.49, derde lid, en 1.56b, eerste en tweede lid, van de Wet kinderopvang; artikel 15, eerste lid, van het Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang |
Gemiddeld
|
€ 1.000,-
|
De woning waar gastouderopvang plaatsvindt is te allen tijde rookvrij. artikelen 1.49, derde lid, en 1.56b, eerste en tweede lid, van de Wet kinderopvang; artikel 14, eerste lid, aanhef en onder d, van de Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang |
Gemiddeld |
€ 1500,- |
Domein Ouderrecht |
Prioriteit |
Boetebedrag |
Informatie |
||
ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN |
||
De houder informeert (vraag)ouders en een ieder die daarom verzoekt over het te voeren beleid. bso , kdv artikel 1.54, eerste lid, van de Wet kinderopvang gob artikel 1.54a, 1.56, zesde lid, onder c, van de Wet kinderopvang |
Gemiddeld |
€ 1000,- |
De houder informeert ouders en personeel over het inspectierapport door het zo spoedig mogelijk na ontvangst op de eigen website te plaatsen. Indien geen website aanwezig is legt de houder een afschrift van het inspectierapport op een voor ouders en personeel toegankelijke plaats. bso , kdv artikel 1.54, tweede en derde lid, van de Wet kinderopvang gob artikel 1.54a, tweede en derde lid, van de Wet kinderopvang |
GASTOUDERBUREAU |
||
artikelen 1.5, vierde lid, 1.49, vierde lid, onder a, 1.56, eerste en tweede lid, en 1.56b, tweede lid, van de Wet kinderopvang; artikel 7, tweede en derde lid, van het Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang; artikel 12a,eerste en tweede lid, van de Regeling kwaliteit gastouderbureau, gastouder en voorziening voor gastouderopvang; |
Gemiddeld |
€ 1000,- |
Oudercommissie |
||
ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN |
||
bso , gob , kdv artikel 1.58, eerste en tweede lid, van de Wet kinderopvang Binnen 6 maanden na de registratie in het LRK heeft de houder het reglement oudercommissie vastgesteld, tenzij er op grond van artikel 1.58, tweede lid, van de Wet kinderopvang geen verplichting bestaat om een oudercommissie in te stellen. bso , gob , kdv artikelen 1.58, derde lid, en 1.59, eerste lid, van de Wet kinderopvang |
Gemiddeld |
€ 2500,- |
Samenstelling oudercommissie bso , gob , kdv artikel 1.58, vierde en vijfde lid, van de Wet kinderopvang |
Gemiddeld |
€ 500,- |
Inhoud van reglement oudercommissie bso , gob , kdv artikel 1.59 van de Wet kinderopvang |
Klachten en geschillen |
||
ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN |
||
bso , kdv , gob artikel 1.57c, eerste en tweede lid, v an de Wet kinderopvang; artikel 5 , eerste lid, aanhef en onder f, van het Besluit landelijk register kinderopvang, register buitenlandse kinderopvang en personenregister kinderopvang
|
Gemiddeld Gemiddeld
Gemiddeld Gemiddeld |
€ 1.500,- |
Schriftelijk vastgelegde klachtenregeling ouders voldoet aan de gestelde eisen. bso , kdv , gob artikel 1.57b, eerste en tweede lid, van de Wet kinderopvang |
€ 1.500,- geen informatie € 1.000,- informatie niet volledig |
|
Openbaar jaarverslag klachten ouders bso , kdv , gob artikel 1.57b, vierde, vijfde, zesde, zevende, achtste en negende lid, van de Wet kinderopvang; artikel 11h van de Regeling Wet kinderopvang
|
€ 1.500,- geen jaarverslag of te laat |
|
Houder handelt overeenkomstig de regeling Klachtenregeling wordt op passende wijze onder de aandacht van ouders gebracht
bso , kdv , gob artikel 1.57b, derde lid, van de Wet kinderopvang |
€ 500,-
|
Inrichting administratie |
||
ALLE KINDEROPVANGVOORZIENINGEN |
||
Eisen gesteld aan de inrichting van de administratie van een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang of gastouderbureau opdat de toezichthouder een onderzoek kan uitvoeren op de naleving van de bij of krachtens wet gegeven voorschriften. bso , gob , kdv artikel 11, eerste lid, van de Regeling Wet kinderopvang bso , kdv artikel 11, tweede lid, van de Regeling Wet kinderopvang gob artikel 11, derde lid, van de Regeling Wet kinderopvang |
Gemiddeld
|
€ 1500,- per ontbrekend stuk bij een kindercentrum
€ 1000,- per voorziening voor gastouderopvang |
GASTOUDERBUREAU |
||
Inzichtelijke betalingen van vraagouders aan gastouders en van gastouderbureau aan gastouders
artikel 1.56 van de Wet kinderopvang; artikel 11, derde lid, van de Regeling Wet kinderopvang |
Hoog |
€ 1500,- |
Een schriftelijke overeenkomst per (vraag)ouder artikel 1.56, vierde lid, van de Wet kinderopvang; artikel 11, derde lid, aanhef en onder c, van de Regeling Wet kinderopvang |
Gemiddeld |
€ 1.000,- per voorziening voor gastouderopvang |
Een ondertekend origineel van de risico-inventarisatie veiligheid en gezondheid. artikel 7, vierde lid, van het Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang |
Gemiddeld |
Domein Kwaliteit gastouderbureau |
Prioriteit |
Boetebedrag |
Kwaliteitscriteria gastouderbureau |
||
De houder draagt er zorg voor dat per voorziening voor gastouderopvang beoordeeld wordt hoeveel kinderen en van welke leeftijd opgevangen kunnen worden. artikelen 1.49, vierde lid, aanhef en onder a, en 1.56, eerste en tweede lid, van de Wet kinderopvang; artikel 14 van het Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang; artikel 11b, eerste lid, van de Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang |
Gemiddeld |
€ 2.000,- per niet beoordeelde voorziening |
Overige kwaliteitscriteria gastouderbureau, de houder draagt er zorg voor:
artikelen 1.49, vierde lid, aanhef en onder a, 1.55 en 1.56, eerste en tweede lid, van de Wet kinderopvang; artikel 9 van het Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang; artikel 11a van de Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang |
Gemiddeld |
€ 1.250,- per voorschrift |
Zorgplicht gastouderbureau |
||
Het gastouderbureau draagt er zorg voor dat er per aangesloten gastouder op jaarbasis tenminste 16 uur wordt besteed aan begeleiding en bemiddeling. |
Gemiddeld |
€ 2.000,- per gastouder met < 16 uur |
artikel 1.56, zevende lid, van de Wet kinderopvang; artikel 11b, tweede lid, van de Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang |
||
Gastouderbureau is telefonisch goed bereikbaar voor vraagouder en gastouder. Artikel 11b, derde lid, van de Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang |
Gemiddeld |
€ 1.250,- |
Overige voorschriften die niet nageleefd worden |
||
Schenden medewerkingsplicht artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht; artikel 1.72 van de Wet kinderopvang |
Hoog Hoog Hoog
Hoog
|
€ 4.100,- (boete tweede categorie) |
Niet opvolgen aanwijzing / bevel artikel 1.72, eerste lid ,van de Wet kinderopvang |
€ 4.000,-
|
|
Niet opvolgen exploitatieverbod artikel 1.72, eerste lid, van de Wet kinderopvang |
€ 20.500,- (boete vierde categorie) |
|
Niet nakomen afspraak als bedoeld in artikel 167 Wet op primair onderwijs artikel 1.72, eerste lid, van de Wet kinderopvang |
€ 4.000,- |
Toelichting
Algemene toelichting
De beleidsregels handhaving Wet kinderopvang worden voor het jaar 2019 opnieuw vastgesteld, als gevolg van de introductie van het herstelaanbod en juridisch technische wijzigingen ten aanzien van artikelen uit de Wet kinderopvang en onderliggende regelgeving.
Hoofdstuk 1 Algemeen
Geen verdere toelichting
Hoofdstuk 2 Herstellend traject
In een herstellend traject zijn verschillende stappen te onderscheiden.
Stap 1: aanwijzing
artikel 1.65, eerste lid, van de Wet kinderopvang
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin zich een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau bevindt dat de bij of krachtens de artikelen 1.47, eerste lid, en 1.49 tot en met 1.59 van de Wet kinderopvang gegeven voorschriften (de ‘kwaliteitseisen’) niet of in onvoldoende mate naleeft, geeft de houder een schriftelijke aanwijzing.
- 1.
In een aanwijzing wordt met redenen omkleed aangegeven op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd. Ook wordt aangegeven welke maatregelen door de houder binnen de gestelde termijn genomen dienen te worden. De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen.
- 2.
In geval van een overtreding met de prioriteit hoog, bedraagt de hersteltermijn maximaal 14 dagen. Is er sprake van een overtreding met een gemiddelde prioriteit, dan bedraagt de hersteltermijn maximaal 10 weken.
- 3.
Na het verstrijken van de hersteltermijn dient de overtreding duurzaam beëindigd te zijn. Ter controle hiervan kan het college schriftelijke bewijsstukken opvragen dan wel aan de GGD opdracht geven voor een nader onderzoek. Is de overtreding niet beëindigd, dan wordt een volgende stap ingezet.
Stap 2: last onder dwangsom of last onder bestuursdwang
artikel 125, eerste en tweede lid, van de Gemeentewet en artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht De algemene bestuursdwangbevoegdheid is neergelegd in artikel 125 van de Gemeentewet. In gevallen waarin het bestuursorgaan de mogelijkheid heeft om zelf de overtreding te beëindigen (op kosten van de overtreder) kan een last onder bestuursdwang opgelegd worden. De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom is een van de bestuursdwangbevoegdheid afgeleide bevoegdheid; neergelegd in artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht.
- 1.
Een last onder dwangsom wordt opgelegd met als doel herstel van de overtreding en/of voorkoming van herhaling van de overtreding.
- 2.
De stap last onder dwangsom kan meerdere keren worden genomen voor een geconstateerde overtreding. Indien een eerste last onder dwangsom geen resultaat heeft gehad, kan worden overwogen een nieuwe, hogere last onder dwangsom op te leggen. Dit vereist dan wel een nieuw besluit. Ook kan besloten worden tot een volgende stap in het herstellend handhavingstraject.
- 3.
De last onder dwangsom kan ook preventief worden opgelegd. Van een preventieve last is sprake als de last wordt opgelegd voordat enige overtreding heeft plaatsgevonden. Hiervoor geldt dat het gevaar van de overtreding klaarblijkelijk dreigt: dat wil zeggen dat de overtreding zich met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal voordoen.
Stap 3: exploitatieverbod
artikel 1.66 van de Wet kinderopvang
Het college kan de houder verbieden een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau in exploitatie te nemen dan wel de exploitatie voort te zetten. Dit kan het college onder andere in de volgende gevallen:
- 1.
Zolang de houder een bevel of aanwijzing niet opvolgt en het opleggen van een last onder bestuursdwang niet mogelijk is (eerste lid).
- 2.
Als een kindercentrum, gastouderbureau of voorziening voor gastouderopvang niet of niet langer aan de kwaliteitseisen voldoet (tweede lid).
Stap 4: het intrekken van de beschikking met toestemming tot exploitatie en het verwijdering van de registratie uit het landelijk register kinderopvang
artikel 1.46, vijfde en zesde lid, van de Wet kinderopvang, artikel 1.47a, tweede lid, van de Wet kinderopvang en artikel 8 van het Besluit landelijk register kinderopvang, register buitenlandse kinderopvang en personenregister kinderopvang
Er zijn verschillende gronden waarop het college, in het kader van handhaving, de toestemming tot exploitatie kan intrekken en de registratie van deze voorziening kan verwijderen uit het register:
- 1.
Indien is gebleken dat de houder niet langer de kinderopvangvoorziening exploiteert.
- 2.
Indien uit een GGD-onderzoek of anderszins is gebleken dat de houder naar verwachting niet dan wel niet langer voldoet aan de bij of krachtens hoofdstuk 1 afdeling 3, paragrafen 2 en 3 van de Wet kinderopvang gegeven voorschriften.
- 3.
Indien drie maanden na de registratie de exploitatie van de kinderopvangvoorziening niet daadwerkelijk is aangevangen.
Vanaf het moment dat voor een voorziening voor kinderopvang de toestemming tot exploitatie is ingetrokken en de registratie van deze voorziening verwijderd is uit het landelijk register kinderopvang, is er geen sprake meer van kinderopvang in de zin van de wet. Voortzetten van de exploitatie leidt tot niet registreerde kinderopvang (illegale kinderopvang) en kan leiden tot een bestuurlijke boete of vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van overtreding van de Wet op de economische delicten.
Hoofdstuk 3 Bestraffend traject
Een bestraffende sanctie bestraft een overtreding die ‘in het verleden’ begaan is. Er is dus een overtreding geconstateerd en dat feit wordt bestraft. De vorm van een bestraffende sanctie onder de Wet kinderopvang is de bestuurlijke boete (artikel 1.72, eerste lid, van de Wet kinderopvang).
In deze beleidsregels is neergelegd op welke wijze het college invulling geeft aan zijn beleidsvrijheid.
- 1.
Het beleid houdt in dat het college in geval van een overtreding met prioriteit ‘hoog’ altijd gebruikt maakt van zijn bevoegdheid en een boete ter hoogte van het in het afwegingsoverzicht genoemde bedrag (met inachtneming van de bepalingen over de boete in deze beleidsregels) oplegt.
- 2.
Uitzondering hierop is de voorziening voor gastouderopvang. Hiervoor geldt dat de hoogte van de boete zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht wordt gehalveerd. De achterliggende gedachte hierbij is het bijzondere karakter van deze voorziening.
- 3.
Als er sprake is van een overtreding zoals genoemd in het afwegingsoverzicht onder ‘overige overtredingen’ dan legt het college eveneens een boete op.
- 4.
Bij overtredingen met een prioriteit gemiddeld, kan het college besluiten een boete op te leggen. De hoogte van de boete zal met inachtneming van de algemene bepalingen hieromtrent worden bepaald.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 2
In dit artikel worden de vormen van handhaving benoemd. Een herstelmaatregel is gericht op herstel van een overtreding en/of voorkoming van herhaling. Een bestraffende sanctie is gericht op bestraffen van een begane overtreding. In de Algemene wet bestuursrecht wordt ook wel gesproken over leedtoevoeging.
Artikel 3
De kwaliteitseisen waaraan bij of krachtens de Wet kinderopvang voldaan moet worden, staan in de wet- en regelgeving. Een volledige opsomming is ook terug te vinden in de door de toezichthouder kinderopvang gebruikte modelrapporten.
Artikel 4
Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar de algemene toelichting van hoofdstuk 2 herstellend traject.
Artikel 5
Indien een geregistreerde voorziening, te weten dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureau of voorziening voor gastouderopvang niet meer voldoet aan de definitie conform de Wet kinderopvang, wordt de gegeven toestemming tot exploitatie door middel van een beschikking ingetrokken en wordt de registratie uit het landelijk register kinderopvang verwijderd. Dit, omdat uitsluitend kinderopvangvoorzieningen die aan de definitie voldoen geregistreerd worden en geëxploiteerd mogen worden. Er zal in dit geval geen herstellend handhavingstraject worden ingezet.
Artikel 6 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete
Het opleggen van een bestuurlijke boete is een bevoegdheid van het college. Dit betekent dat het college een bestuurlijke boete op kan leggen, maar daartoe niet verplicht is. Voor een aantal hierna te noemen overtredingen, is bepaald dat het college altijd van deze bevoegdheid gebruik maakt. Dit laat onverlet dat het college bevoegd blijft voor de overige overtredingen een boete op te leggen. Indien het college daartoe overgaat, is hetgeen in deze beleidsregels is bepaald onverkort van toepassing.
In geval van de volgende overtredingen legt het college altijd een boete op.
- 1.
Overtredingen met prioriteit hoog; de bij of krachtens de artikelen 1.47, eerste lid, 1.49 tot en met 1.59 van de Wet kinderopvang gestelde eisen, waaraan het college in verband met de naleving ervan een hoge prioriteit heeft toegekend en;
- 2.
Overige overtredingen zoals bedoeld in artikel 1.72, eerste lid, van de Wet kinderopvang.
Ad 1. De overtredingen van de kwaliteitseisen zijn geprioriteerd. In geval van een overtreding met een hoge prioriteit maakt het college gebruik van zijn bevoegdheid een bestuurlijke boete op te leggen.
Ad 2. Deze overige overtredingen betreffen het niet melden van wijzigingen als bedoeld in het artikel 1.47 van de Wet kinderopvang; de verplichtingen op grond van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht; het exploiteren van een kinderopvangvoorziening in strijd met artikel 1.45 van de Wet kinderopvang; het niet naleven van een aanwijzing of bevel als bedoeld in artikel 1.65 van de
Wet kinderopvang en het niet nakomen, dan wel in strijd handelen met een verbod krachtens artikel 1.66 van laatstgenoemde wet. Als er sprake is van een ‘overige overtreding’ maakt het college eveneens gebruik van zijn bevoegdheid.
Artikel 7 Hoogte bestuurlijke boete
Eerste lid
In de Wet kinderopvang is het maximaal op te leggen boetebedrag aangegeven. Het college heeft derhalve beleidsvrijheid ten aanzien van het bepalen van de hoogte van het op te leggen boetebedrag naar aanleiding van een specifieke overtreding.
Voor overtreding van de kwaliteitseisen geldt dat het college de hoogte van de boetebedragen heeft afgestemd op de prioritering van de overtreding. Een hoge prioritering betekent dat er ook in algemene zin sprake is van een ernstige overtreding, terwijl aan minder ernstige overtredingen een gemiddelde prioritering is toegekend.
Mede gelet op het in artikel 1.72 van de Wet kinderopvang neergelegde boetemaximum heeft dit geleid tot de volgende verdeling.
Prioritering |
Boetebedrag |
Hoog |
€ 500,- tot € 8.000,- |
Gemiddeld |
€ 500,- tot € 3.000,- |
Uitzonderingen hierop zijn:
- •
Bij overtreding van de artikelen 1.66 en 1.45 van de Wet kinderopvang, is sprake van een economisch delict als bedoeld in de Wet op de economische delicten. In artikel 1 en 6 van deze wet is bepaald dat deze overtredingen beboet worden met een boete van de vierde categorie. De boetebedragen in onderhavig beleid komen hiermee overeen.
- •
Overtreding van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht is een strafbaar feit; strafbaar gesteld in artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht: “Hij die opzettelijk niet voldoet aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast of door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten, alsmede hij die opzettelijk enige handeling, door een van die ambtenaren ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, belet, belemmert of verijdelt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.” Het boetebedrag voor deze overtreding, komt overeen met het in het Wetboek van Strafrecht genoemde bedrag voor overtredingen van de tweede categorie.
Tweede lid
Gezien het bijzondere karakter van de voorziening voor gastouderopvang is ervoor gekozen de hoogte van de op te leggen boete met de helft te verlagen. Dit geldt niet wanneer het een kwaliteitseis betreft die specifiek aan de gastouder wordt gesteld. In dat geval is de boete al op deze situatie afgestemd.
Het voorgaande laat onverlet dat het college op grond van artikel 5:46, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht gehouden is de hoogte van de bestuurlijke boete af te stemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten, waarbij het college zo nodig rekening houdt met de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan.
Het college heeft door middel van de prioritering en de aansluiting op de betreffende strafrechtelijke overtredingen de ernst van de overtredingen geobjectiveerd.
Artikel 8 Recidive
Bij recidive treedt strafverzwaring op. Dit artikel bepaalt de hoogte van de strafverzwaring. In het geval de overtreder de afgelopen twee jaar al eerder is beboet voor eenzelfde overtreding verhoogt het college de boete met 50%. Daarbij is irrelevant of de in het verleden gepleegde overtreding(en) al dan niet betrekking hadden op hetzelfde kindercentrum, gastouderbureau of gastouderopvang waarvoor de nieuwe boete wordt opgelegd. Bepalend is of de overtreder als houder al eerder een boete is opgelegd. Iedere volgende overtreding binnen de periode van twee jaar wordt bestraft met een boete van 2 maal het in het afwegingsoverzicht opgenomen boetebedrag.
Artikel 9 Matiging
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 10 Samenloop
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 11 Intrekking voorgaande beleidsregels
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 12 Inwerkingtreding
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 13 Citeertitel
Dit artikel spreekt voor zich.
Noot
1https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/straffen-en-maatregelen/vraag-en-antwoord/hoe-hoog-zijn-de-boetes-innederland; wetboek van strafrecht eerste boek artikel 23.
Noot
2De beoordeling door de GGD van voorschoolse educatie vindt plaats indien deze door de gemeente wordt gesubsidieerd. Het is niet gebruikelijk dat bij toekenning subsidie een bestraffende sanctie in de vorm van een bestuurlijke boete wordt opgelegd.
Noot
3De onder punt 1 genoemde VOG en bijbehorend boetebedrag vervalt zodra het personenregister in gebruik wordt genomen. Vanaf dat moment is punt 2 van kracht. De wetgever maakt in een publicatie het wettelijk kader bekend en de datum in gebruik name. Het gaat dan om de inschrijving in het personenregister en de tijdige koppeling van de persoon aan de houder en niet meer om het in het bezit hebben van een verklaring omtrent het gedrag die aan de vereisten vold
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl