Beleidsregels Reservering uitvaartkosten bij vermogensvaststelling

Geldend van 01-07-2016 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels Reservering uitvaartkosten bij vermogensvaststelling

Reservering uitvaartkosten bij vermogensvaststelling 

Indien de verzekering of reservering zodanig van vorm is dat belanghebbende hier niet over kan beschikken, laat het college deze op grond van artikel 31 lid 1 WWB buiten beschouwing. Dit zal zich met name voordoen bij uitvaartverzekeringen welke in natura uitkeren. Het vrijlaten van de waarde van de verzekering in natura is dus gelegen in de bestemming van de uitkering en er niet over beschikt kan worden.

Een verzekering voor de kosten van begrafenis of crematie wordt geacht algemeen gebruikelijk te zijn. Dit kan zowel een verzekering in natura zijn, een verzekering die in contanten uitkeert of een eigen reservering voor die kosten. De reserveringen, verzekering of anderszins, voor begrafenis of crematie worden in beginsel vrijgelaten. Indien zij niet voldoen aan onderstaande bepalingen worden zij, voor zover als zij te gelde gemaakt kunnen worden, op grond van artikel 31 lid 1 WWB als middel in aanmerking te worden genomen.

  • Uitvaartverzekering welke in natura uitkeert, wordt altijd vrijgelaten

  • Uitvaartverzekering welke contanten uitkeert kan worden vrijgelaten indien:

    • °

      de waarde niet bovenmatig hoog is (richtbedrag per persoon = totaal aan begrafeniskosten volgens Prijzengids NIBUD);

    • °

      het tegoed bij overlijden wordt uitgekeerd en anderszins niet tussentijds opvraagbaar of afkoopbaar dan wel slechts opvraagbaar of afkoopbaar is tegen zeer ongunstige voorwaarden.

  • Eigen reservering in contanten voor begrafeniskosten wordt alleen onder de volgende voorwaarden niet als vermogen aangemerkt:

    • °

      als het geld uitsluitend bestemd is voor de kosten van een uitvaart en mag niet tussentijds opvraagbaar zijn (staat op een aparte rekening);

    • °

      als het tegoed alleen bij overlijden kan worden opgenomen (er zal dus een gemachtigde zijn aangewezen die het geld kan opnemen), en;

    • °

      als de waarde niet bovenmatig hoog is (richtbedrag per persoon = totaal aan begrafeniskosten volgens Prijzengids NIBUD.

Het komt voor, dat een aanvrager een bedrag aan spaargeld heeft gereserveerd voor de kosten van een uitvaart. Aangezien over dit kan worden beschikt, moet dit -ondanks de bestemming- worden meegenomen bij de vaststelling van het vermogen. Ten opzichte van mensen die voor de kosten van een uitvaart geld hebben vastgezet, is het echter redelijk om dan de aanvrager de gelegenheid te bieden om een reservering voor uitvaartkosten te doen en wel in een zodanige vorm, dat men niet meer over dat spaargeld kan beschikken. Hiervoor geldt, dat men ten hoogste een bedrag, gelijk aan het bedrag voor een uitvaart, zoals dat in de Nibud-prijzengids is weergegeven, mag vastleggen. Eventuele reeds afgesloten uitvaartverzekeringen worden op het vast te zetten bedrag in mindering gebracht.

In de beschikking, waarin de uitkering wordt toegekend, moet worden aangegeven dat de cliënt het vastleggen van het spaargeld voor de kosten van een uitvaart binnen twee maanden moet regelen. Als niet aan deze voorwaarde wordt voldaan, dan wordt het gereserveerde spaargeld alsnog als vermogen in aanmerking genomen. Zo nodig wordt dan de reeds verleende bijstand teruggevorderd.

De hiervoor genoemde gedragslijn geldt zowel voor mensen jonger dan 65 jaar, als voor mensen van 65 jaar of ouder. Het is immers niet toegestaan een onderscheid op leeftijd te maken.