Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Hilversum 2019.

Geldend van 11-12-2019 t/m heden

Intitulé

Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Hilversum 2019.

Raadsbesluit

De raad van de gemeente Hilversum,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders betreffende “Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Hilversum 2019” d.d. 3 september 2019 met kenmerk 559303,

Gelet op de artikelen 95, eerste en tweede lid, 96, eerste en tweede lid, en 97, 98, 99 van de Gemeentewet en de artikelen 3.1.3, eerste lid, 3.1.4 eerste lid, 3.3.2, 3.3.3, tweede lid, 3.4.1, eerste lid, 3.4.2 en 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers;

BESLUIT:

vast te stellen de volgende verordening: Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Hilversum 2019.

Deze verordening is een lokale aanvulling op de bepalingen, geregeld in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers.

Artikel 1. Definitiebepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. commissielid: lid van een commissie als bedoeld in de artikelen 82, 83 en 84 van de Gemeentewet,

dat niet tevens raadslid is of ambtenaar die als zodanig tot lid van een commissie is benoemd.

b. griffier: de griffier, als bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet.

c. raadslid: lid van de gemeenteraad.

Artikel 2. Toelage raadslid onderzoekscommissie

Een raadslid dat lid is van een onderzoekscommissie als bedoeld in artikel 155a, derde lid, van de Gemeentewet wordt voor de duur van de activiteiten van die commissie ten laste van de gemeente een toelage toegekend van per maand. De toelage is per jaar maximaal driemaal de maandelijkse vergoeding voor de werkzaamheden, als bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. De hoogte van de toelage wordt vastgesteld op het moment dat besloten wordt dat er een raadsenquête wordt gehouden en een onderzoekscommissie wordt ingesteld.

Artikel 3 Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden voor reizen buiten de gemeente

1. Voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur als bedoeld in artikel 97 Gemeentewet worden aan een raads- of commissielid vergoed:

a. de kosten voor het gebruik van openbaar vervoer;

b. bij gebruik van een eigen auto het maximumbedrag dat door een werkgever aan een werknemer per afgelegde kilometer onbelast kan worden verstrekt.

2. Voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente, ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur, worden aan een raadslid of commissielid bij gebruik van eigen auto tevens de parkeer-, veer- en tolkosten vergoed;

3. Boetes en naheffingsaanslagen voor parkeren worden niet vergoed.

4. Als een raadslid of commissielid een tijdelijke functionele beperking heeft, kan voor reizen als bedoeld in het eerste lid, een voor de beperking geschikte vervoersvoorziening worden vergoed of ter beschikking gesteld.

5. De noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte werkelijke verblijfkosten die een raadslid of commissielid maakt in verband met reizen buiten het grondgebied ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur worden ten laste van de gemeente vergoed.

6. Raadsleden en commissieleden ontvangen een declaratieformulier, dat zij uiterlijk de 26e dag van de volgende maand inleveren bij de salarisadministratie van de gemeente (salarisadministratie@hilversum.nl). De kosten worden dan een maand later uitbetaald. Declaraties betreffende het reizen per openbaar vervoer, dienen te worden onderbouwd door het meesturen van vervoersbewijzen.

Artikel 4. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing raads- en commissieleden

1. Een raads- of commissielid dat wil deelnemen aan niet-partijpolitiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van zijn functie als bedoeld in artikel 3.3.3 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, dient daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in bij de griffier.

2. Deze aanvraag gaat vergezeld van stukken met inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

3. De maximale vergoeding van de scholing bedraagt per 1 januari 2020:

a. € 1.000,00 per jaar per raadslid;

b. € 500,00 per jaar per commissielid.

4. De griffier beslist namens de raad op de aanvraag op basis van de overlegde stukken.

5. Bij verschil van inzicht tussen de griffier en het betrokken raadslid of commissie lid informeert griffier het presidium over bestaande standpunten en beslist het presidium namens de raad op basis van meerderheid van stemmen.

Artikel 5. Vergoeding commissieleden (niet-raadsleden) voor het bijwonen van commissievergaderingen i.v.m. bijzondere deskundigheid of zwaarte taak

De leden en de (fungerend) voorzitters van de hierna genoemde bijzondere commissies ontvangen met toepassing van artikel 3.4.1 en 3.4.2 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers een vergoeding als volgt:

1. Commissie welstand en monumenten:

Voor de voorzitter en de leden een bedrag van € 101,47 (peildatum 2019); dit bedrag wordt jaarlijks verhoogd met hetzelfde percentage waarmee ook de vergoedingen van commissieleden als bedoeld in art. 3.4.1 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers wordt verhoogd.

2. Commissie bezwaarschriften:

Voor de leden een bedrag van € 162,86 per zitting en voor de (fungerend) voorzitters een bedrag van € 291,61per zitting. In geval van een enkelvoudige zitting ontvangen de leden per zitting een bedrag van € 55,09. (Peildatum 2019) voor het tegenlezen van adviezen. Voornoemde bedragen worden jaarlijks verhoogd met hetzelfde percentage waarmee ook de vergoedingen van commissieleden als bedoeld in artikel 3.4.1. Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers wordt verhoogd;

3. Referendum Commissie:

Voor de voorzitter en de leden een bedrag van € 55,09 per uur (peildatum 2019);

4. Rekenkamer:

Voor de externe leden een vaste vergoeding gelijk aan 40% en voor de voorzitter 50% van het bedrag dat op basis van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers jaarlijks door de minister wordt vastgesteld als maximaal te verstrekken vergoeding aan raadsleden in de gemeente Hilversum.

Artikel 6. Informatie- en communicatievoorzieningen raads- en commissieleden

1. Een raads- of commissielid tekent een bruikleenovereenkomst wanneer hem op zijn/haar verzoek ten laste van de gemeente voor de duur van de uitoefening van zijn functie informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking worden gesteld als bedoeld in artikel 3.3.2 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

De middelen die beschikbaar worden gesteld bestaan uit:

- een standaard mobiele telefoon ter waarde van maximaal € 200,00 met een abonnement voor spraak- en dataverkeer.

- een basis iPad of laptop zonder aparte internetverbinding.

2. Een raads- of commissielid levert na beëindiging van zijn functie de ter beschikking gestelde informatie- en communicatievoorzieningen in bij de gemeente. Overname en/of nummerbehoud is vanwege beveiligingsaspecten niet mogelijk.

3. Voor raads- en commissieleden aan wie op of vóór 31 december 2018 een vergoeding of tegemoetkoming is toegekend voor aanschaf of gebruik van eigen ICT-middelen, is overgangsrecht van toepassing. Zij ontvangen een maandelijkse vergoeding voor computer en internet ten behoeve van het gebruik van hun eigen ICT-middelen tot het einde van de huidige zittingsperiode van de gemeenteraad.

Artikel 7. Voorziening bedrijfsgeneeskundige zorg voor raadsleden

In aanvulling op artikel 3.3.5 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers wordt voor individuele raadsleden desgewenst naar behoefte een maatwerkvoorziening voor bedrijfskundige zorg ingekocht.

De griffier is hierin de contactpersoon richting HR, die hier vervolgens in adviseert. De griffier beslist over de in redelijkheid te maken kosten die hieraan verbonden zijn.

Artikel 8. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

1. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in artikel 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

2. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in deze verordening, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding, tegemoetkoming of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.

Artikel 9. Betaling vaste vergoedingen

Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Regeling rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van de vergoeding van commissieleden, als bedoeld in artikel 3.4.1 het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers maandelijks plaats. De vergoedingen voor het bijwonen van een commissie vergadering worden vastgesteld op basis van de informatie die door de griffier bij de salarisadministratie wordt aangeleverd en vindt plaats bij de eerstvolgende reguliere betalingsdatum.

Artikel 10. Betaling en declaratie van onkosten en reiskosten

1. Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Regeling rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van kosten die op grond van deze verordening voor vergoeding of tegemoetkoming in aanmerking komen plaats door:

a. betaling uit gemeentelijke middelen, op basis van een rechtstreeks aan de gemeente toegezonden factuur of,

b. betaling vooruit uit eigen middelen.

2. Een aanvraag om een vergoeding van de onkosten als bedoeld in dit artikel gaat vergezeld van een declaratieformulier en bewijsstukken.

3. Het declaratieformulier en de bewijsstukken worden binnen 2 maanden na factuurdatum of betaling door raads- of commissieleden ingediend bij de griffier.

4. Reiskosten woon- en werkverkeer en dienstreizen vanuit het ambt binnen het grondgebied van de gemeente Hilversum worden gedeclareerd via het declaratieformulier reiskosten. Dit formulier kan uiterlijk de 26e dag van de volgende maand ingeleverd worden bij de salarisadministratie van de gemeente (salarisadministratie@hilversum.nl). De kosten worden dan een maand later uitbetaald. Declaraties betreffende het reizen per openbaar vervoer, dienen te worden onderbouwd door het meesturen van vervoersbewijzen.

Artikel 11. Intrekking oude verordening

De Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2017 wordt ingetrokken.

Artikel 12. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag van publicatie van het Gemeenteblad waarin deze verordening wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2019.

Artikel 13. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Hilversum 2019.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 11 december 2019.

de griffier, de burgemeester,

P.M.H. van Ruitenbeek P.I. Broertjes

Toelichting Verordening rechtspositie raads- en commissieleden gemeente Hilversum 2019

ALGEMEEN DEEL Wettelijke regelingen

In de wet en nadere regelgeving zijn alle van belang zijnde onderwerpen geregeld betreffende de rechtspositie van gemeentelijke politieke ambtsdragers. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van raads- en commissieleden alsmede de financiële voorzieningen moet worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Deze nader regeling is vastgelegd in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. In de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers zijn de (onkosten)vergoedingen nader uitgewerkt.

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

In deze verordening zijn alleen bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van raadsleden en leden van gemeentelijke commissies zover die niet dwingend geregeld zijn in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers. Bij de laatste moderniserings- en harmoniseringsoperatie (Staatsblad 15 oktober 2018), betreffende de rechtspositiebesluiten voor decentrale politieke ambtsdragers is er wederom een aantal bepalingen imperatief in hogere wet- en regelgeving vastgelegd. De overweging hierbij is dat het bestuurlijk wenselijk is om de voorzieningen zoals vergoedingen, tegemoetkomingen en andere rechtspositionele aanspraken voor decentrale politieke ambtsdragers dwingendrechtelijk in hogere wet- en regelgeving vast te leggen om politieke discussies te voorkomen. Dit betekent dat er voor gemeenten minder ruimte is om lokaal bij verordening van wettelijke regelingen af te wijken.

Indien een gemeente besluit om bij verordening voorzieningen voor politieke ambtsdragers te regelen, zijn een aantal regels van belang.

In artikel 99 Gemeentewet is bepaald dat ’buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend’, de leden van de raad en/of door de raad ingestelde commissie (in de zin van artikel 82, 83 of 84 Gemeentewet) als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ontvangen ten laste van de gemeente. Deze verordening vormt een (nadere) uitwerking van de bij of krachtens de wet toegekende vergoedingen en tegemoetkomingen.

De arbeidsverhoudingen en fiscale positie

Raadsleden en commissieleden hebben geen dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). Omdat er geen sprake is van een dienstbetrekking vallen raads- en commissieleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten belast in de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kunnen raads- en commissieleden opteren voor de loonbelasting als voorheffing door samen met de gemeente te kiezen voor het fictief werknemerschap, de zogenaamde opting-in. Het fictief werknemerschap kan worden aangevraagd met behulp van een opting-in verklaring bij de Belastingdienst. Concreet betekent dit dat het raadslid de vergoedingen ontvangt na aftrek van inkomstenbelasting.

Als de raads- en commissieleden en gemeente niet kiezen voor het fictief werknemerschap, dan geldt dat de onkostenvergoedingen en raadsvergoeding als inkomsten moeten worden verantwoord en mogen de (beroeps)kosten die worden gemaakt worden afgetrokken. Het resultaat zal het raads- of commissielid moeten verantwoorden in de aangifte inkomstenbelasting, onder de post inkomsten uit overige werkzaamheden. De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen voor de raads- en commissieleden die niet als fictief werknemerschap te kwalificeren zijn op grond van deze verordening aan de Belastingdienst doorgeven middels een formulier IB-47. Omdat raads- en commissieleden op persoonlijke titel worden gekozen, zijn zij

niet aan te merken als (fiscaal) ondernemer. Er hoeft dan ook geen VAR-verklaring / Modelovereenkomst ZZP overgelegd te worden aan de gemeente.

De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) is niet van toepassing op raads- en commissieleden.

Artikel 2. Toelage lid onderzoekscommissie en bijzondere commissie van raadsleden Deze artikelen betreffen de toelagen voor de raadsleden die lid zijn van zogenaamde ‘zware commissies’. Hiermee wordt gedoeld op de vertrouwenscommissie, de rekenkamerfunctie en de onderzoekscommissie, zoals deze in de Gemeentewet specifiek zijn omschreven. De vaststelling dat er sprake is van een dergelijke bijzondere commissie, met deze financiële gevolgen, moet bij verordening plaatsvinden.

Daarbij moet gemotiveerd worden dat het lidmaatschap van deze commissies duidelijk meerwerk is naast het reguliere lidmaatschap van de gemeenteraad. Voor de hoogte van de toelage voor het werk in de eerdergenoemde drie zware commissies wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds de vertrouwenscommissie en de rekenkamerfunctie, en anderzijds de onderzoekscommissie.

Wat betreft de hoogte van de toelagen voor het lidmaatschap van de vertrouwenscommissie en de rekenkamerfunctie geldt een vast (belast) bedrag van € 120 per maand. Het bedrag wordt naar rato van de duur van de activiteiten toegepast. Zolang een commissie «slapend» is, althans niet actief, ontvangen de leden geen toelage: niet de duur van het lidmaatschap is van belang, maar de duur van de activiteiten.

In Hilversum heeft de raad gekozen voor het instellen van een gemeentelijke rekenkamer. Op grond van de Gemeentewet mogen raads- en commissieleden geen lid zijn van een rekenkamer.

Artikel 3. Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden voor reizen buiten de gemeente Ingevolge artikel 96, in samenhang met artikel 97, van de Gemeentewet kunnen kosten voor (dienst)reizen buiten het grondgebied van de gemeente alleen op basis van een verordening van de gemeenteraad worden vergoed. In deze bepaling is bij verordening geregeld dat raads- en commissieleden een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente kunnen krijgen ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur. Onder reizen “buiten de gemeentegrenzen” kunnen ook de buitenlandse dienstreizen worden geschaard. De naar redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten voor dienstreizen in het buitenland, die door of vanwege de gemeente zijn georganiseerd komen ook voor vergoeding in aanmerking. De vergoeding voor noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfkosten is niet nader ingevuld en is een lokale aangelegenheid per gemeente. Omdat in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers verder geen eigen vergoedingsregeling is opgenomen, is aansluiting gezocht bij de vergoedingsregelingen voor wethouders.

Op grond van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers kunnen raads- en commissieleden ook aanspraak maken op het vergoeden van reis- en verblijfkosten voor het bijwonen van vergaderingen binnen de gemeente (artikel 3.1.7). In het Presidium van 21 mei 2019 is afgesproken dat de Hilversumse raadsleden en commissieleden geen gebruik zullen maken van deze regeling.

Artikel 4. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing raads- en commissieleden Voor raads- en commissieleden is expliciet bepaald dat de kosten voor niet-partijpolitiek georiënteerde functionele scholing, zoals deelname aan congressen en opleidingen, ten laste kunnen worden gebracht van de gemeente. Partijpolitieke scholing komt niet voor vergoeding door de gemeente in aanmerking. De inhoud van de scholing is bepalend of deze al dan niet partijpolitiek georiënteerd is. Wanneer scholing verzorgd wordt door een politieke partij betekent dat niet automatisch dat die scholing partijpolitiek georiënteerd is, al zal dit wel vaak aan de orde zijn.

Om in aanmerking te komen voor vergoeding van de scholingskosten, moet gemotiveerd worden dat het gaat om functiegerichte scholing. Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden. Scholing is partijpolitiek georiënteerd als zij geheel of gedeeltelijk tot doel heeft betrokkene op te leiden in het gedachtegoed van de desbetreffende partij.

Overigens kan de gemeente ook zelf dit soort scholing (laten) verzorgen. Die lasten komen ten laste van de gemeente.

Er is ruimte voor lokale accenten. Op grond van het tweede lid kan de raad nadere regels stellen voor de scholing van zijn leden. Deze nadere regels kunnen bijvoorbeeld in een scholingsplan komen te staan. In dit plan kunnen procedureregels voor individuele scholingsverzoeken worden opgenomen als ook regels over de hoogte van de tegemoetkoming. Dit plan kan vervolgens als handvat dienen bij toetsing van individuele scholingsaanvragen. Het beoordelen van en/of fiatteren van scholingsaanvragen kan in de verordening worden gemandateerd aan de griffier. Er is vanwege begrotingstechnische redenen voor gekozen om deze bepaling in te laten gaan per 1 januari 2020.

Artikel 5. Vergoeding commissieleden (niet-raadsleden) voor het bijwonen van commissievergaderingen i.v.m. bijzondere deskundigheid of zwaarte taak

De hoogte van de vergoeding voor leden van gemeentelijke commissies, die zijn ingesteld op basis van artikel 82, 83 en 84 van de Gemeentewet zijn imperatief bepaald op een vast bedrag per inwonersklasse voor elke bijgewoonde vergadering van de commissie.

In bepaalde gevallen, zoals bij bijzondere deskundigheid en/of zwaarte van de taak in de commissie, is het mogelijk om een hoger bedrag aan vergoeding per vergadering toe te kennen dan bepaald in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Het kan bijvoorbeeld gaan om een raadscommissie met een bijzondere opdracht die een hogere belasting kent voor één of meerdere commissieleden. Door het verordeningsvereiste kan op lokaal niveau een algemene en politieke afweging worden gemaakt. In de gemeente Hilversum is er een regeling getroffen voor

de Commissie welstand en monumenten, de Commissie bezwaarschriften, de Referendumcommissie en de Rekenkamer.

Artikel 6. Informatie- en communicatievoorzieningen

Het college van burgemeester en wethouders stelt ten laste van de gemeente aan een raadslid, wethouder of de burgemeester voor de duur van de uitoefening van zijn functie de noodzakelijke informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking. Ook commissieleden kunnen aanspraak maken op ICT-middelen op grond van art. 3.4.4 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Onder informatie- en communicatievoorzieningen wordt ook verstaan een smartphone, een computer en de daarbij behorende (internet)abonnementen. Er mag slechts een één computer verstrekt worden. Geadviseerd wordt te verstrekken op basis van een bruikleenovereenkomst. Een computer is een desktop, laptop, tablet- of minicomputer. Een smartphone is niet te kwalificeren als computer. In Hilversum is het bedrag wat beschikbaar is voor de aanschaf gemaximeerd. Daarnaast kan een data- en telefonieabonnement worden aangevraagd.

Artikel 7. Voorziening bedrijfskundige zorg voor raadsleden

Op grond van artikel 3.3.5 van de Regeling Rechtspositie decentrale politiek ambtenaren moet voor raadsleden een voorziening voor bedrijfskundige zorg worden getroffen (bijvoorbeeld ziekteverzuim begeleiding en arbeidsre-integratie). Er is gekozen voor maatwerkvoorziening indien een individueel raadslid hier behoefte aan heeft.

Artikel 8. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

In het kader van de werkkostenregeling op grond van artikel 31 Wet op de Loonbelasting 1964 zijn een aantal vergoedingen in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en deze verordening aangewezen als eindheffingsbestanddeel. De gemeente draagt in dat geval de loonbelasting, waardoor de vergoeding belastingvrij (netto) aan de politieke ambtsdrager kan worden overgemaakt. Anders worden deze door de Belastingdienst als loon gezien en moet hierover bij de politieke ambtsdragers loonbelasting worden ingehouden. In het kader van de werkkostenregeling kan in de financiële administratie worden aangegeven of een verstrekking of vergoeding onder de gerichte vrijstellingen, intermediaire kosten of onder de nihil-waarderingen valt.

Gemeenten mogen daarnaast een verstrekking of vergoeding in de vrije ruimte - tot 1,2% fiscale loonsom - onderbrengen zonder fiscale consequenties. Indien de grens van 1,2% wordt overschreden, zal de gemeente 80% eindheffing moeten betalen.

Artikel 9. Betaling vaste vergoedingen & artikel 10. Betaling en declaratie van onkosten Het Rechtspositiebesluit en de Regeling rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers regelen wanneer de vergoedingen en onkosten betaald moeten worden aan raads- en commissieleden. Daar waar geen expliciete termijn is genoemd, kunnen deze artikelen uitkomst bieden. De betaling van onkosten kan worden voorgeschoten uit eigen middelen, later gedeclareerd worden of de factuur wordt rechtstreeks naar de gemeente verstuurd. Hierbij gaat de voorkeur uit naar rechtstreeks facturering bij de gemeente. Het verdient aanbeveling dat het college een formulier vaststelt waarmee raads- en commissieleden gemaakte onkosten kunnen verantwoorden, waarin eveneens de goedkeuring wordt opgenomen. Het ingevulde declaratieformulier kan worden ingediend bij de salarisadministratie.

Ondertekening