Algemeen delegatiebesluit

Geldend van 27-07-2012 t/m 24-09-2013

Intitulé

Algemeen delegatiebesluit

De raad van de gemeente Kampen;

gelezen het voorstel van het college van 29 mei 2012, kenmerk 12INT01750;

 

gelet op de artikelen 83 en 156 van de Gemeentewet, artikel 6.12, derde lid van de Wet ruimtelijke ordening en artikel 10:15 en verder van de Algemene wet bestuursrecht;

 

gelet op het besluit van 20 oktober 2011 tot instelling van een werkgeverscommissie en het vaststellen van de Verordening werkgeverscommissie,

 

gelet op de delegatiebesluiten vastgesteld op 4 januari 2001, 27 maart 2003, 13 november 2008, 20 oktober 2011 en 29 maart 2012;

 

overwegende dat het wenselijk is om genoemde delegatiebesluiten te actualiseren en te komen tot één integraal, algemeen delegatiebesluit;

 

besluit vast te stellen het

 

Algemeen delegatiebesluit

Artikel 1 Delegatie aan de werkgeverscommissie​

De raad delegeert de bevoegdheden die rechtstreeks voortvloeien uit de Ambtenarenwet, de op deze wet gebaseerde en door de raad vastgestelde rechtspositionele voorschriften en de artikelen 107 tot en met 107e Gemeentewet, met uitzondering van de bevoegdheden als bedoeld in artikel 107 (benoemen, schorsen als disciplinaire maatregel en ontslaan van de griffier), 107a, tweede lid (instructie van de griffier), 107d, eerste lid (vervanging van de griffier) en 107e, eerste lid (vaststelling en wijziging van de organisatie van de griffie) van de Gemeentewet, aan de werkgeverscommissie.

Artikel 2 Delegatie aan het college van burgemeester en wethouders​

De raad delegeert de onderstaande bevoegdheden aan het college van burgemeester en wethouders:

  • A.

    Algemene wet bestuursrecht (hierna Awb)

    • 1.

      Het weigeren van bijstand of vertegenwoordiging door een persoon tegen wie ernstige bezwaren bestaan (art. 2:2 Awb);

    • 2.

      Het doorzenden van geschriften tot behandeling waarvan kennelijk een ander bestuursorgaan bevoegd is, aan dat bestuursorgaan (artikel 2:3, eerste lid Awb);

    • 3.

      Het terugzenden aan de afzender van geschriften die niet voor het bestuursorgaan bestemd zijn en die ook niet worden doorgezonden (artikel 2:3, tweede lid Awb);

    • 4.

      Het kenbaar maken dat een bericht elektronisch kan worden verzonden en het stellen van nadere eisen aan het gebruik van de elektronische weg (2:15, eerste lid Awb);

    • 5.

      Het weigeren van elektronisch verschafte gegevens en bescheiden en elektronisch verzonden berichten op grond van artikel 2:15, tweede en derde lid Awb;

    • 6.

      Het aan een aanvrager bieden van gelegenheid de aanvraag aan te vullen binnen een gestelde termijn en het besluiten een aanvraag niet in behandeling te nemen (artikel 4:5 Awb);

    • 7.

      Het doen van mededeling aan de aanvrager dat een beschikking niet binnen de beslistermijn kan worden gegeven en het daarbij noemen van de termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien (artikel 4:14 Awb);

    • 8.

      Het vaststellen van de verschuldigdheid van de hoogte van een dwangsom op grond van 4:18 Awb;

    • 9.

      Het besluiten om onverschuldigd betaalde dwangsommen terug te vorderen op grond van artikel 4:20 Awb;

    • 10.

      Het doorzenden van een bezwaar- of beroepschrift tot behandeling waarvan een ander orgaan bevoegd is, aan dat orgaan (artikel 6:15 Awb);

    • 11.

      Het beslissen op een in een bezwaarschrift gedaan verzoek om in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de administratieve rechter (artikel 7:1a Awb), tenzij sprake is van een of meer andere bezwaarschriften tegen hetzelfde besluit, waarin een dergelijk verzoek ontbreekt;

    • 12.

      Het nemen en verzenden van verdagingsbesluiten met betrekking tot ingediende bezwaarschriften (art. 7:10 Awb).

  • B.

    Burgerlijk wetboek en Gemeentewet

    Het besluiten over het aanwijzen van permanente en eenmalige trouwlocaties (artikel 63 van Boek I van het Burgerlijke wetboek in samenhang met artikelen 108 en 147 Gemeentewet) met inachtneming van de volgende beleidsregel:

     

    Beleidsregel aanwijzen permanente trouwlocaties:

    Als permanente trouwlocaties worden slechts locaties in gemeentelijke eigendom aangewezen.

  • C.

    Wegenverkeerswet 1994

    Het besluiten over het vaststellen van de bebouwde kommen als bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet. Mandatering van deze bevoegdheid is niet toegestaan.

  • D.

    Wegenwet

    Het besluiten over het onttrekken van een weg (of deel daarvan), niet behorende tot de in artikel 8 van de Wegenwet bedoelde, aan het openbaar verkeer op grond van de artikelen 9 en 11 van de Wegenwet. Mandatering van deze bevoegdheid is niet toegestaan.

  • E.

    Wet vervoer gevaarlijke stoffen

    Het besluiten over het aanwijzen van wegen of weggedeelten waarover de krachtens artikel 12 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen aangewezen gevaarlijke stoffen bij uitsluiting mogen worden vervoerd (artikel 18 Wet vervoer gevaarlijke stoffen). Mandatering van deze bevoegdheid is niet toegestaan.

  • F.

    Wet openbaarheid van bestuur (hierna Wob)

    • 1.

      Het besluiten op aan de raad gerichte verzoeken om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (art. 5 Wob);

    • 2.

      Het nemen en verzenden van verdagingsbesluiten met betrekking tot ingediende verzoeken om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (art. 6 Wob).

  • G.

    Wet ruimtelijke ordening

    • 1.

      Het besluiten over het vaststellen van een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12, eerste en tweede lid van de Wet ruimtelijke ordening, voor zover dit exploitatieplan betrekking heeft op een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

    • 2.

      Het besluiten over het vaststellen van een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12, eerste en tweede lid van de Wet ruimtelijke ordening, voor zover dit exploitatieplan betrekking heeft op een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid onder a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken.

    Mandatering van beide bevoegdheden is niet toegestaan.

Artikel 3 Ondertekening

  • 1.

    Een besluit dat op grond van een in artikel 1 gedelegeerde bevoegdheid wordt genomen, wordt als volgt ondertekend:

    “De werkgeverscommissie, op grond van het Algemeen delegatiebesluit (Gemeenteblad < jaartal >, < uitgavenummer >),

    < handtekening >

    de voorzitter,

    < naam voorzitter >”

  • 2.

    Een besluit dat op grond van een in artikel 2 gedelegeerde bevoegdheid wordt genomen, wordt als volgt ondertekend:

    “Burgemeester en wethouders van Kampen,

    op grond van het Algemeen delegatiebesluit (Gemeenteblad < jaartal >, < uitgavenummer >),

    < handtekening >                            < handtekening >

    de secretaris,                                 de burgemeester,

    < naam secretaris >                        < naam burgemeester >”

Artikel 4 Intrekking bestaande delegatiebesluiten

Op het moment van inwerkingtreding van dit besluit worden de delegatiebesluiten van 4 januari 2001, 27 maart 2003, 13 november 2008, 20 oktober 2011 en 29 maart 2012 ingetrokken.

Artikel 5 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Artikel 6 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Algemeen delegatiebesluit.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 12 juli 2012,

De raad van de gemeente Kampen,

drs. H.A. van der Meulen, griffier           drs. mr. B. Koelewijn, voorzitter

Toelichting op Algemeen delegatiebesluit​

Algemeen

Onder ‘delegatie’ wordt verstaan: “het overdragen door een bestuursorgaan van zijn bevoegdheid tot het nemen van besluiten aan een ander die deze onder eigen verantwoordelijkheid uitoefent” (artikel 10:13 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna Awb). Het delegeren van bevoegdheden heeft tot gevolg, dat degene die delegeert de gedelegeerde bevoegdheid niet meer zelf kan uitoefenen (artikel 10:17 Awb). Wel kunnen in het delegatiebesluit of op later moment beleidsregels worden vastgesteld ter uitoefening van de gedelegeerde bevoegdheid (artikel 10:16, eerste lid Awb).

 

De kernbepaling over de toelaatbaarheid van delegatie is artikel 10:15 Awb: “Delegatie geschiedt slechts indien in de bevoegdheid daartoe bij wettelijk voorschrift is voorzien.” Dit kan een algemeen geformuleerde bevoegdheidsgrondslag zijn – zoals artikel 156 van de Gemeentewet – of een specifieke bevoegdheidsgrondslag (bijvoorbeeld artikel 6.12, derde lid van de Wet ruimtelijke ordening). Uitgezonderd de in artikel 2 onder G genoemde bevoegdheden, zijn alle in dit besluit opgenomen delegaties gebaseerd op de algemene bevoegdheidsgrondslag in artikel 156 van de Gemeentewet.

Deze algemene bevoegdheidsgrondslag luidt als volgt: “De raad kan aan het college, een door hem ingestelde bestuurscommissie en een deelraad bevoegdheden overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet.” (artikel 156, eerste lid) Het artikel vervolgt (onder meer) met het benoemen van bevoegdheden die in ieder geval niet kunnen worden overgedragen.

Van de in dit delegatiebesluit aangegeven bevoegdheden wordt op grond van literatuur en jurisprudentie en gezien delegatiebesluiten van andere gemeenteraden aangenomen, dat de aard van de bevoegdheden zich niet verzet tegen delegatie van die bevoegdheden.

 

In beginsel is mandaatverlening van de gedelegeerde bevoegdheid door het college mogelijk. Hiervoor is geen toestemming van de raad vereist. Mandaatverlening is echter niet mogelijk indien een wettelijk voorschrift dat bepaalt of de aard van de bevoegdheid zich tegen de mandaatverlening verzet (artikel 10:3 van de Awb). In onderhavig besluit is bij een aantal specifieke bevoegdheden vastgelegd, dat mandatering door het college niet is toegestaan. De raad spreekt hiermee uit, dat de betreffende bevoegdheden van zodanige aard zijn dat mandatering niet wenselijk wordt geacht.

 

Artikelsgewijs

Voor zover relevant wordt hieronder een toelichting gegeven op in het besluit opgenomen artikelen en onderdelen daarvan.

 

Artikel 1

De raad besloot op 20 oktober 2011 een werkgeverscommissie in te stellen. Tevens werd op genoemde datum de Verordening werkgeverscommissie vastgesteld. De werkgeverscommissie is een bestuurscommissie als bedoeld in artikel 83, eerste lid van de Gemeentewet. Op grond van artikel 156, eerste lid van de Gemeentewet is delegatie aan de werkgeverscommissie mogelijk.

 

De in artikel 1 genoemde bevoegdheden werden reeds in een raadsbesluit van 20 oktober 2011 aan de werkgeverscommissie gedelegeerd. Om te komen tot één integraal delegatiebesluit wordt dit raadsbesluit ingetrokken (zie artikel 4) en worden deze bevoegdheden in onderhavig delegatiebesluit ongewijzigd overgenomen.

 

Artikel 2

Delegatie van raadsbevoegdheden aan het college is mogelijk op grond van artikel 156, eerste lid van de Gemeentewet.

 

A.6.

Artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht betreft de bevoegdheid – geen verplichting (!) – van bestuursorganen om aanvragen niet te behandelen onder in het artikel omschreven gevallen. Dit besluit kan worden genomen mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad om de aanvraag aan te vullen. Het besluit moet worden bekendgemaakt binnen vier weken nadat de aanvraag is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.

Uit oogpunt van hanteren van korte behandeltermijnen en klantvriendelijkheid is het wenselijk dat de beoordeling dat aanvulling noodzakelijk is door het college kan worden genomen. Aangezien het veelal niet mogelijk is een raadsbesluit te nemen binnen genoemde termijn van vier weken, is het tevens wenselijk dat ook het nemen van het besluit om de aanvraag niet in behandeling te nemen aan het college wordt gedelegeerd.

 

A.7

Het is voor de uitvoeringspraktijk wenselijk het doen van dergelijke mededelingen te delegeren aan het college. Het doen van dergelijke mededelingen heeft niet tot gevolg dat de beslistermijn wordt verlengd/verdaagd. Als sprake is van een bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn, dan blijft deze onverkort gelden en heeft de mededeling slechts een informatief karakter. Als geen sprake is van bij wettelijk voorschrift bepaalde termijn – maar een redelijke termijn (artikel 4:13 Awb) – dan zal een aanvrager zich bij ontvangen van een mededeling op het standpunt kunnen stellen dat de redelijke termijn is verstreken en een ingebrekestelling kunnen indienen. Alsdan is het uiteindelijk aan de rechter te beoordelen of de mededeling een verlenging van de beslistermijn tot gevolg heeft gehad, danwel dat de in de mededeling genoemde latere datum niet redelijk was.

 

A.8

Het betreft hier het vaststellen van verschuldigdheid en de hoogte van een dwangsom nadat het bestuursorgaan in gebreke is gesteld op grond van artikel 4:17, eerste lid Awb. Ingebrekestelling is mogelijk indien een beschikking op aanvraag niet tijdig wordt gegeven. Deze mogelijkheid is ingevoerd middels de ‘Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen’ (Stb 2009, 383). Deze dwangsom dient te worden onderscheiden van de last onder dwangsom als herstelsanctie in het kader van handhaving (afdeling 5.3.2 Awb).

 

Het nemen van een dergelijk besluit staat los van het besluit dat de raad zal hebben te nemen op de ontvangen aanvraag. Delegeren van de onderhavige bevoegdheid maakt het mogelijk, dat het college na bekendmaking van het door de raad op de aanvraag genomen besluit een besluit neemt over de verschuldigdheid en hoogte van de dwangsom.

 

A.9

Het betreft hier de mogelijkheid om op grond van artikel 4:18 Awb onverschuldigd betaalde dwangsommen terug te vorderen (zie toelichting A.8).

 

A.11

In een bezwaarschrift kan aan een bestuursorgaan worden verzocht om in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de rechtbank. Een dergelijk verzoek dient “in ieder geval” te worden afgewezen “indien tegen het besluit een ander bezwaarschrift is ingediend waarin hetzelfde verzoek ontbreekt, tenzij dat andere bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk is” (artikel 7:1a, tweede lid Awb). Dit laatste zinsdeel is in onderhavig delegatiebesluit niet opgenomen.

Het college is dan ook niet bevoegd te beslissen op een verzoek om rechtstreeks beroep als een ander bezwaarschrift is ingediend waarin een dergelijk verzoek niet is gedaan. Ook als dat bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk zou zijn. Reden hiervoor is, dat het besluit òf het bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk is door de raad dient te worden genomen (in het besluit op het bezwaar).

 

A.12

Op grond van artikel 7:10, derde lid Awb kan de beslissing op een bezwaarschrift voor ten hoogste zes weken worden verdaagd. De Verordening behandeling bezwaarschriften 2003 bepaalt dat de voorzitter van de bezwaarschriftencommissie een bestuursorgaan tijdig verzoekt een verdagingsbesluit te nemen indien de reguliere beslistermijn ontoereikend is. Veelal is het niet mogelijk dat de raad alsdan tijdig een besluit kan nemen, zodat het wenselijk is dat het college hiertoe bevoegd is.

 

B.

De raad besloot op 29 maart 2012 om “De bevoegdheid voor het aanwijzen van trouwlocaties en het stellen van voorwaarden aan trouwlocaties te delegeren aan het college van burgemeester en wethouders.” Om te komen tot één integraal delegatiebesluit wordt dit raadsbesluit ingetrokken (zie artikel 4) en wordt de delegatie van de bevoegdheid om trouwlocaties aan te wijzen in onderhavig delegatiebesluit overgenomen.

 

Delegatie van ‘het stellen van voorwaarden aan trouwlocaties’ is in onderhavig besluit niet opgenomen, omdat het college hiertoe op grond van voornoemde delegatie reeds bevoegd is (bijvoorbeeld door beleidsregels vast te stellen; artikel 4:81 Awb).

 

De raad heeft in het besluit van 29 maart 2012 tevens vastgesteld: “Alle huidige permanente trouwlocaties te handhaven maar in de toekomst alleen nog gemeentelijke locaties als permanente trouwlocatie aan te wijzen.” Aldus is een beleidsregel geformuleerd welke bij de uitoefening van de gedelegeerde bevoegdheid door het college in acht dient te worden genomen (artikel 10:16, eerste lid Awb). Deze beleidsregel is in onderhavig delegatiebesluit eveneens vastgelegd.

 

C.

De raad besloot op 4 januari 2001 om “Het vaststellen van de bebouwde kom als bedoeld in artikel 20a van de Wegenverkeerswet” te delegeren aan het college. Om te komen tot één integraal delegatiebesluit wordt dit raadsbesluit ingetrokken (zie artikel 4) en wordt de delegatie – onder beperkte aanpassing van de redactie – in onderhavig delegatiebesluit overgenomen. De redactionele wijziging betreft ‘het vaststellen van bebouwde kommen’ (meervoud) in plaats van ‘het vaststellen van de bebouwde kom’ (enkelvoud).

 

 

D.

Deze delegatie betreft de wegen waarvoor de gemeente verantwoordelijk is. De verwijzing naar artikel 8 van de Wegenwet betreft wegen welke vallen onder verantwoordelijkheid van de rijks- of provinciale overheid.

 

E.

Het betreft hier de bevoegdheid om (structurele) routering voor gevaarlijke stoffen vast te stellen. Op grond van artikel 22 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen is het college reeds bevoegd om ontheffing te verlenen (om af te wijken van de vastgestelde route) “indien dat noodzakelijk is voor het laden en lossen”.

 

G.1 en G.2.

Beide delegaties betreffen zowel de bevoegdheid om een exploitatieplan vast te stellen (artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening; hierna Wro) als de bevoegdheid om te besluiten geen exploitatieplan van te stellen (artikel 6.12, tweede lid Wro). Artikel 6:12, derde lid Wro bepaalt expliciet dat deze bevoegdheden kunnen worden gedelegeerd aan het college (specifieke bevoegdheidsgrondslag voor delegatie).

 

Artikel 3

Artikel 10:19 van de Awb bepaalt dat een besluit dat op grond van een gedelegeerde bevoegdheid wordt genomen het delegatiebesluit en de vindplaats daarvan vermeldt. Aan dit voorschrift wordt invulling gegeven door de aangegeven wijze van ondertekening.

Bij ‘< jaartal >’ en ‘< uitgavenummer >’ worden jaartal en uitgavenummer van bekendmaking in het Gemeenteblad van het betreffende delegatiebesluit opgenomen. Dit kan zijn de bekendmaking van onderhavig Algemeen delegatiebesluit of de bekendmaking van eventuele wijzigingen die later worden vastgesteld.

 

Artikel 4

De geldende delegatiebesluiten worden ingetrokken. Op grond van deze delegatiebesluiten genomen besluiten blijven van kracht.