Regeling vervallen per 01-01-2014

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Kampen

Geldend van 01-01-2011 t/m 31-12-2011

Intitulé

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning

Hoofdstuk 1. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget.

1.1. Verstrekking op aanvraag.

Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) vindt plaats op verzoek van de aanvrager.

1.2. Budgetperiode.

Het (bruto-)pgb wordt geacht in ieder geval toereikend te zijn voor een periode overeenkomend met de normale afschrijvingstermijn die, voor zover van toepassing, geldt voor de met het pgb te verwerven voorziening.

1.3. Afwijzingsgronden pgb.

Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:

  • a.

    op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget;

  • b.

    de aanvrager eerder een pgb is verleend op grond van deze verordening en de aanvrager zich niet gehouden heeft aan de bij de verlening van dat eerdere pgb opgelegde verplichtingen;

  • c.

    de voorzienbare duur van de noodzakelijkheid van de voorziening korter is dan de normale afschrijvingstermijn van de geïndiceerde voorziening;

  • d.

    op grond van individuele omstandigheden sprake is van bezwaren van overwegende aard.

1.4. Algemene verplichtingen pgb.

Bij de verlening van het pgb gelden in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

    Het pgb wordt uitsluitend gebruikt voor betaling van de geïndiceerde voorziening en de daarmee samenhangende kosten;

  • b.

    De geïndiceerde voorziening die de aanvrager inkoopt met het pgb dient adequaat, veilig, cliëntgericht en kwalitatief verantwoord te zijn.

  • c.

    De aanvrager dient een particuliere aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten voor schade die door het gebruik van de voorziening aan derden kan ontstaan.

  • d.

    De aanvrager bewaart de rekening(en) en betalingsbewijs (betalingsbewijzen) van de met het pgb ingekochte geïndiceerde voorziening gedurende vijf jaar of, indien de normale afschrijvingsduur langer is dan deze termijn, overeenkomstig deze langere termijn en stelt deze op verzoek ter beschikking van het college.

  • e.

    een voorziening aangeschaft met een persoonsgebonden budget kan, zodra deze voorziening niet meer gebruikt wordt, onder verrekening van eventueel ingebrachte eigen middelen, door het college worden opgehaald en voor herverstrekking beschikbaar gesteld.

1.5. Verantwoording pgb.

De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder aan het college vindt plaats na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van elk kalenderjaar. Controle vindt plaats volgens het werkplan: I.C.-maatregelen Persoonsgebonden budget.

1.6. Netto pgb.

  • 1. Na ontvangst van de CAK-gegevens wordt het netto pgb vastgesteld voor de voorziening hulp bij het huishouden;

  • 2. Bij de overige individuele voorzieningen wordt bij toekenning direct het netto pgb vastgesteld.

Hoofdstuk 2. Eigen bijdragen, besparingsbijdrage en grens compensatiebeginsel.

2.1. Eigen bijdrage hulp bij het huishouden

Bij de verstrekking van de voorziening Hulp bij het Huishouden is een eigen bijdrage verschuldigd.

2.2. Hoogte eigen bijdrage, ongehuwd, jonger dan 65 jaar.

Het bedrag dat ongehuwde personen jonger dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 17,60 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 22.222,-- dat boven dit bedrag per jaar betaald moet worden 15% bedraagt.

2.3. Hoogte eigen bijdrage, ongehuwd, 65 jaar of ouder

Het bedrag dat ongehuwde personen van 65 jaar of ouder dienen te betalen bedraagt € 17,60 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 15.256,-- dat boven dit bedrag per jaar betaald moet worden 15% bedraagt.

2.4. Hoogte eigen bijdrage, gehuwd, beiden jonger dan 65 jaar of één van beide partners jonger dan 65 jaar.

Het bedrag dat gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar dienen te betalen bedraagt € 25,20 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 27.222,-- dat boven dit bedrag per jaar betaald moet worden 15% bedraagt.

2.5. Hoogte eigen bijdrage, gehuwd, beiden 65 jaar of ouder.

Het bedrag dat gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn dienen te betalen bedraagt € 25,20 per vier weken, terwijl het percentage van het inkomen boven € 21.058,-- dat boven dit bedrag per jaar betaald moet worden 15% bedraagt.

2.5.a Volgen landelijke parameters

De in de artikelen 2.2, 2.3, 2.4 en 2.5 genoemde bedragen worden vastgesteld op de bedragen zoals vermeld of zullen worden vermeld in de landelijke parameters van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

2.6. Ontbreken compensatieplicht vanwege financiële situatie aanvrager.

Door het college wordt individueel beoordeeld of de aanvrager, in financiële zin, in staat is om zelf zodanige voorzieningen te treffen dat beperkingen gecompenseerd worden.

Hoofdstuk 3. Hulp bij het huishouden

3.1. Hoogte Pgb

De vaststelling van een bruto-persoonsgebonden budget vindt ten aanzien van Hulp bij het huishouden plaats in uren.

Er wordt een bruto uurbedrag beschikbaar gesteld voor HH-1 en HH-2, dat voor HH-1 € 15,16 bedraagt en voor HH-2 € 16,46.

3.2. Aanvangsdatum en gebruik Pgb

  • 1. Een Pgb wordt verleend voor een periode die aanvangt op de dag waarop het recht op een Pgb is ontstaan, voor zover deze dag niet ligt voor de dag waarop het Pgb is aangevraagd. Het college geeft de aanvrager per kwartaal een voorschot op het verleende Pgb.

  • 2. Binnen zes weken na afloop van ieder kalenderjaar waarin één of meer voorschotten zijn vertrekt legt de aanvrager door middel van invulling van een daartoe door de gemeente toegezonden formulier verantwoording af over het gebruik van het voorschot gedurende die periode en over eventueel eerder verleende voorschotten voor zover deze, in het betreffende kalenderjaar, nog niet voor betalingen als bedoeld onder artikel 1.4 onder a. van dit besluit, waren gebruikt.

  • 3. 1,5% van het Pgb in een kalenderjaar, met een minimum van € 75,--, hoeft niet te worden verantwoord.

  • 4. Indien het college op basis van een verantwoording als bedoeld in artikel 3.4 onder c van dit Besluit van mening is dat een voorschot is gebruikt voor andere betalingen dan betalingen als bedoeld in artikel 3.1 van dit Besluit, deelt het college dit binnen zes weken na ontvangst van de betreffende verantwoording aan de aanvrager mee.

3.3. Bruto en netto Pgb

  • 1. Het bruto Pgb wordt berekend naar een bedrag per jaar en kwartaal, afhankelijk van het aantal geïndiceerde uren per week, gedurende de periode waarin de voorziening noodzakelijk is.

  • 2. Het netto Pgb bedraagt het verschil tussen het bruto Pgb en de eigen bijdrage.

3.4. Bijzondere verplichtingen Pgb

Bij de verlening van een Pgb worden de aanvrager de volgende bijzondere verplichtingen opgelegd:

  • a.

    De aanvrager sluit een schriftelijke overeenkomst met de persoon of instantie bij wie hij de hulp bij het huishouden betrekt waarin ten minste de volgende afspraken zijn opgenomen:

    • 1)

      declaraties voor de hulp bij het huishouden worden niet betaald indien zij niet binnen zes weken na de maand waarin de zorg is verleend bij de budgethouder zijn ingediend,

    • 2)

      Een declaratie van een persoon bij wie de budgethouder de hulp bij het huishouden betrekt bevat een overzicht van de dagen waarop is gewerkt, het uurtarief, het aantal te betalen uren, het sociaal-fiscaal nummer/burgerservicenummer en de naam en het adres van de persoon bij wie de budgethouder de hulp bij het huishouden betrekt. De declaratie wordt door deze persoon ondertekend.

    • 3)

      Een declaratie van een instantie bij wie de budgethouder de hulp bij het huishouden betrekt, bevat het BTW-nummer van die instantie, een overzicht van de dagen waarop is gewerkt, het tarief, het aantal te betalen uren, dagdelen of etmalen en de naam en het adres van de instantie. De declaratie wordt namens de instantie ondertekend.

  • b.

    De aanvrager bewaart de in onderdeel a. bedoelde originele overeenkomsten en declaraties gedurende vijf jaar en stelt kopieën hiervan deze ter beschikking van het college;

  • c.

    Na afloop van het kalenderjaar wordt door de aanvrager per persoon of instantie bij wie hij de (huishoudelijke) voorziening betrekt een door het college verstrekt formulier aan het college ter beschikking gesteld waarop hij naam, adres en sociaal- fiscaal nummer/burgerservicenummer van de persoon, respectievelijk naam, adres en BTW-nummer van de instantie heeft aangetekend alsmede het in dat kalenderjaar aan die persoon of die instantie betaalde bedrag. Deze verplichting is niet van toepassing indien de aanvrager verplicht is tot loonheffing.

3.5. Onderdelen en periodiek beschikking Pgb

  • 1. De beschikking tot verlening van een Pgb bevat, naast de onderdelen als bedoeld in artikel 6 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning, tenminste de volgende gegevens:

    • a.

      waarvoor het Pgb is bedoeld,

    • b.

      de periode waarvoor het Pgb wordt verleend,

    • c.

      het bruto Pgb en de wijze waarop dit is berekend,

    • d.

      indien over de CAK-gegevens wordt beschikt: de hoogte van de opgelegde eigen bijdrage en de wijze waarop deze bijdrage is berekend;

    • e.

      De hoogte van de te verlenen voorschotten per kwartaal;

    • f.

      de mededeling dat de in artikel 3.4 onder c. van dit Besluit bedoelde formulieren door het college worden doorgezonden naar de belastingdienst.

    • g.

      De verplichtingen van de budgethouder;

  • 2. Als de uurbedragen zoals opgenomen in artikel 3.1 wijzigen, wordt hiervan schriftelijk mededeling gedaan aan belanghebbende.

3.6. Bijzondere intrekkingsgronden

Onderverminderd de intrekkingsgronden zoals genoemd in artikel 35 van de Verordening wordt de verleningsbeschikking geheel of gedeeltelijk ingetrokken:

  • a.

    met ingang van de dag gelegen na de dag waarop de budgethouder overlijdt;

  • b.

    met ingang van de dag waarop de budgethouder langer dan twee maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of de Zorgverzekeringswet.

  • c.

    Met ingang van de dag waarop de budgethouder schriftelijk heeft aangegeven geen prijs meer te stellen op het budget;

  • d.

    De verlening van het Pgb onjuist was en de Pgb-ontvanger dit wist of behoorde te weten.

3.7. Vaststelling persoonsgebonden budget

  • 1. Na afloop van ieder kalenderjaar wordt het (netto) Pgb vastgesteld.

  • 2. Indien de budgetperiode, zijnde de periode waarvoor een Pgb wordt verleend, met ingang van een andere dag dan 1 januari van een kalenderjaar eindigt, wordt, in afwijking van het eerste lid, het Pgb voor de periode gelegen tussen 1 januari van het kalenderjaar waarin het Pgb afloopt en de dag waarop de budgetperiode afloopt, vastgesteld na afloop van de budgetperiode.

  • 3. Een bij het college van burgemeester en wethouders ingediend verantwoordingsformulier over de laatste voorschotperiode in het kalenderjaar of, indien het tweede lid van toepassing is, in de budgetperiode, dient als aanvraag tot vaststelling van het Pgb.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders vordert onverschuldigd betaalde bedragen van de budgethouder terug of verrekent deze met door hem aan de budgethouder terzake van persoonsgebonden budgetten verschuldigde bedragen.

Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen.

4.1. De verhuiskostenvergoeding.

Het bedrag voor de verhuiskostenvergoeding als genoemd in artikel 15 onder a van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning bedraagt € 2.700,--.

4.2. Het pgb voor (niet-) bouwkundige of (niet-) woontechnische woonvoorzieningen of uitraaskamer.

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen als bedoeld in artikel 15 sub b, c en d van de verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning (incl. onderhoudskosten) wordt vastgesteld als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de standaard prijslijst verkorte procedure woningaanpassingen. Indien de standaard prijslijst niet van toepassing is wordt het pgb als tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte, vastgesteld. Er bestaat de verplichting om minimaal twee offertes te vragen.

  • 2. Indien de aanvrager niet de eigenaar is van de woning waarin de voorziening dient te worden aangebracht, wordt de vergoeding of het persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 15 sub b van de verordening, conform artikel artikel 7 lid 2 Wet Maatschappelijke Ondersteuning, betaald aan de eigenaar van de woning.

  • 3. Indien de woonvoorziening als bedoeld in artikel 15 sub c van de verordening bestaat uit een woningsanering wordt bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding rekening gehouden met de ouderdom van de te vervangen vloerbedekking.

4.3. Kosten bezoekbaar maken.

Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt bij het bezoekbaar maken als genoemd in artikel 19 lid 2 tot en met 5 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning bedraagt € 2.700,-. Betaling vindt plaats aan de eigenaar van de woning.

4.4. Afschrijvingsschema.

  • 1. De hoogte van het terug te betalen bedrag als bedoeld in artikel 21 Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning wordt gebaseerd op een afschrijvingsschema van 10 jaar en is als volgt: Voor het eerste jaar 100% van de meerwaarde

    Voor het tweede jaar 90% van de meerwaarde

    Voor het derde jaar 80%van de meerwaarde

    Voor het vierde jaar 70%van de meerwaarde

    Voor het vijfde jaar 60% van de meerwaard

    Voor het zesde jaar 50% van de meerwaarde

    Voor het zevende jaar 40% van de meerwaarde

    Voor het achtste jaar 30% van de meerwaarde

    Voor het negende jaar 20% van de meerwaarde

    Voor het tiende jaar 10% van de meerwaarde

  • 2. De meerwaarde van de woning wordt gesteld op een bedrag gelijk aan de verstrekte vergoeding voor de woonvoorziening indien er sprake is van een woonvoorziening als bedoeld in artikel 15 aanhef onder b en d van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning.

4.5. Bijzondere bepalingen pgb voor woonvoorziening

  • 1. Na voltooiing van de werkzaamheden in het kader van een voorziening als bedoeld in artikel 15 aanhef onder b en d van de Verordening, maar uiterlijk binnen 15 maanden na het verlenen van het pgb, verklaart de woningeigenaar aan burgemeester en wethouders dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.

  • 2. De gereedmelding als bedoeld in het eerste lid gaat vergezeld van een verklaring dat bij het treffen van de voorzieningen is voldaan aan de voorwaarden en verplichtingen waaronder het pgb is verleend.

  • 3. De gereedmelding als bedoeld in het eerste lid is tevens een verzoek om vaststelling en uitbetaling van het pgb.

  • 4. Het persoonsgebonden budget wordt vastgesteld en betaald op basis van de door het college geaccepteerde offerte en de conform het programma van eisen uitgevoerde werkzaamheden. Daarbij kunnen de volgende kosten in aanmerking worden genomen:

    • 1

      De aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening;

    • 2

      De risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de Risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991;

    • 3

      Het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom. De verhouding tussen opdrachtgever en architect moet zijn overeenkomstig DHR 2005. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld worden deze kosten subsidiabel geacht. Het betreft dan veelal de ingrijpender woningaanpassingen.

    • 4

      De kosten voor het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom;

    • 5

      De leges voorzover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening;

    • 6

      De verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting;

    • 7

      Renteverlies, in verband met het verrichten van noodzakelijke betaling aan derden voordat de bijdrage is uitbetaald, voor zover deze verband houdt met de bouw dan wel het treffen van voorzieningen;

    • 8

      De prijs van bouwrijpe grond, indien noodzakelijk als niet binnen het oorspronkelijke kavel gebouwd kan worden, volgens bijgaande tabel in het Verstrekkingenbeleid.

    • 9

      De door burgemeester en wethouders (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn;

    • 10

      De kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing;

    • 11

      De administratiekosten die verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van een voorziening voor de gehandicapte, voor zover de kosten onder 1 tot en met 10 meer dan € 1.134,-- bedragen, 10% van die kosten, met een maximum van € 454,--.

  • 5. De budgethouder dient gedurende een periode van vijf jaar alle rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden ter controle beschikbaar te houden.

Hoofdstuk 5. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

5.1. Pgb voor vervoersvoorzieningen.

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt, met uitzondering van het bepaalde in artikel 5.3, 5.4 en 5.5 van dit Besluit, vastgesteld op basis van de tegenwaarde van de (koop)prijs van de goedkoopst-adequate voorziening inclusief onderhoud zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald.

  • 2. Binnen acht weken na ontvangst van de nota/factuur van de aangeschafte voorziening vindt vaststelling en betaling van het persoonsgebonden budget plaats. Dit gebeurt op grond van het programma van eisen en de op basis daarvan uitgevoerde werkzaamheden.

5.2 Kosten reparatie.

  • 1. De hoogte van een door burgemeester en wethouders, op individuele gronden, te verlenen persoonsgebonden budget voor de kosten van reparatie van een individuele vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 22 aanhef onder c van de verordening is gelijk aan de kosten zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte. Indien dit redelijkerwijs mogelijk is dienen er minimaal twee offertes gevraagd te worden.

  • 2. Binnen acht weken na ontvangst van de nota/factuur van de reparatie vindt vaststelling en betaling van het persoonsgebonden budget plaats. Dit gebeurt op basis van de door het college geaccepteerde offerte en de conform het programma van eisen uitgevoerde werkzaamheden.

5.3. Inkomensgrens vervoersvoorzieningen.

De inkomensnormen als bedoeld in art. 25 Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning zijn gelijk aan de bijstandsnormen.

5.4. Financiële tegemoetkomingen vervoersvoorzieningen.

  • 1. Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een eigen auto, als bedoeld in artikel 22 sub c van de verordening, bedraagt maximaal € 580,- per jaar.

  • 2. Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een individuele taxi als bedoeld in artikel 22 sub c bedraagt maximaal € 3.785,-- of maximaal 705 zones (inclusief opstapzones).

  • 3. Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een individuele rolstoeltaxi als bedoeld in artikel 22 sub c bedraagt maximaal € 4.575,-- of maximaal 705 zones (inclusief opstapzones)

  • 4. De financiële tegemoetkoming voor de vervoersvoorzieningen als bedoeld in lid 1 van dit artikel, wordt per kwartaal betaald.

  • 5. De financiële tegemoetkoming als bedoeld in lid 2 en 3 van dit artikel, wordt per kwartaal, na ontvangst van de declaratie, vastgesteld en betaald.

  • 6. Bij de vaststelling van de hoogte van de financiële tegemoetkoming als bedoeld in lid 1, 2 en 3 wordt rekening gehouden met overige vervoersvoorzieningen.

5.5. Overige kosten.

  • 1. Het bedrag dat verstrekt wordt voor de kosten van aanpassing van eigen auto als bedoeld in artikel 22 sub c van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning is gelijk aan de door het college geaccepteerde offerte. Er bestaat de verplichting om minimaal twee offertes te vragen.

  • 2. Binnen acht weken na ontvangst van de nota/factuur van de aangeschafte voorziening vindt vaststelling en betaling van het persoonsgebonden budget plaats. Dit gebeurt op grond van de door het college geaccepteerde offerte (minus het eventueel van toepassing zijnde deel van de kosten dat als algemeen gebruikelijk geldt) en de conform het programma van eisen uitgevoerde werkzaamheden.

5.6. Bovenregionale vervoersbehoefte.

  • 1. Indien zich een uitzonderingssituatie voordoet als omschreven in (het tweede deel van) artikel 26 lid 1van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning wordt, op declaratiebasis, een bedrag verstrekt dat gelijk is aan de werkelijke kosten. Daarbij geldt het vervoer middels Valys als een voorliggende voorziening.

  • 2. Het pgb dat voor de vervoersvoorziening als bedoeld in dit artikel wordt verleend, wordt per kwartaal, na ontvangst van de declaratie, vastgesteld en betaald.

Hoofdstuk 6. Verplaatsen in en rond de woning.

6.1. Pgb voor rolstoel.

  • 1. Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld aan de hand van de goedkoopst-adequate (koop)prijs inclusief onderhoud zoals die door het college aan de leverancier wordt betaald.

  • 2. Binnen acht weken na ontvangst van de nota/factuur van de aangeschafte voorziening vindt vaststelling en betaling van het persoonsgebonden budget plaats. Dit gebeurt op grond van het programma van eisen en de op basis daarvan uitgevoerde werkzaamheden.

6.2. Kosten reparatie.

  • 1. De hoogte van een door burgemeester en wethouders, op individuele gronden, te verlenen pgb in de kosten van reparatie van een individuele rolstoelvoorziening als bedoeld in artikel 27 aanhef onder c van de verordening is gelijk aan de kosten zoals vermeld in de door het college geaccepteerde offerte. Er bestaat de verplichting om minimaal twee offertes te vragen.

  • 2. Binnen acht weken na ontvangst van de nota/factuur van de reparatie vindt vaststelling en betaling van het persoonsgebonden budget plaats. Dit gebeurt op basis van de door het college geaccepteerde offerte en de conform het programma van eisen uitgevoerde werkzaamheden.

6.3. Tegemoetkoming kosten sportrolstoel.

Voor een sportrolstoel wordt uitsluitend een financiële tegemoetkoming verstrekt. De hoogte van deze tegemoetkoming bedraagt, ongeacht het inkomen, € 2.452,-, welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf, onderhoud en reparatie van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar.

Hoofdstuk 7. Advisering en samenhangende afstemming.

7.1. Verplicht advies.

Het bedrag waarboven ingevolge artikel 32 lid 2 onder a van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning advies gevraagd moet worden bedraagt € 10.000,-.

7.2. Samenhangende afstemming.

Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek inzake het advies ex artikel 32 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning indien van toepassing aandacht besteed aan:

  • a.

    de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager;

  • b.

    de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of gebrek;

  • c.

    de woning en de woonomgeving van de aanvrager;

  • d.

    de psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager;

  • e.

    de sociale omstandigheden van de aanvrager.

Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.

7.3. Heronderzoek.

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen jaarlijks een heronderzoek instellen naar het voortduren van het recht op de ingevolge de verordening toegekende voorzieningen.

  • 2. Indien naar aanleiding van een heronderzoek blijkt dat de gehandicapte niet langer recht heeft op een voorziening ingevolge de verordening trekken burgemeester en wethouders deze voorziening in.

7.4. Citeertitel.

Dit besluit kan worden aangehaald als: Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Kampen. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2007.