Verordening maatschappelijke ondersteuning 2021 gemeente Koggenland

Geldend van 10-02-2023 t/m heden

Intitulé

Verordening maatschappelijke ondersteuning 2021 gemeente Koggenland

Artikel 1. Begripsbepaling

In de verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • 1.

    Algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor personen met een beperking, daadwerkelijk beschikbaar is, een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat is tot zelfredzaamheid of participatie en financieel gedragen kan worden met een inkomen op minimumniveau.

  • 2.

    Algemene voorziening: vrij toegankelijk aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat gericht is op maatschappelijke ondersteuning.

  • 3.

    Arrangement: een combinatie van een ondersteuningsprofiel en intensiteit. Het arrangement is daarmee gekoppeld aan een bepaalde zwaarte van hulp/ondersteuning.

  • 4.

    Bijdrage: bijdrage in de kosten als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid van de Wmo 2015 en artikel 2.1.4a Wmo 2015.

  • 5.

    CAK: Centraal Administratie Kantoor genoemd in artikel 6.1.1, eerste lid, van de Wet langdurige zorg.

  • 6.

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Koggenland.

  • 7.

    Doel: een concrete actie hoe het resultaat behaald kan worden. Doelen worden opgesteld om toe te werken naar dat gewenste resultaat.

  • 8.

    Financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten van een geïndiceerde maatwerkvoorziening bedoeld om deze aan te schaffen voor het te bereiken resultaat.

  • 9.

    Gebruikelijke hulp of zorg: hulp of zorg die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de partner, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten.

  • 10.

    Intensiteit: de mate van ondersteuningsbehoefte en benodigde inzet die nodig is om het gewenste resultaat te bereiken. De intensiteiten zijn gekoppeld aan het ondersteuningsprofiel.

  • 11.

    Keukentafelgesprek: gesprek dat plaatsvindt in het kader van het onderzoek naar de ondersteuningsbehoefte van de cliënt.

  • 12.

    Langdurig noodzakelijk: de voorziening of dienst moet noodzakelijk zijn ter compensatie van beperkingen. Onder ‘langdurig’ wordt over het algemeen verstaan dat het een blijvende situatie betreft. In ieder geval langer dan een half jaar noodzakelijk.

  • 13.

    Lokale toegang: zorgteam Koggenland, loket dat het college heeft ingericht om informatie/hulp/ondersteuning te bieden aan een cliënt.

  • 14.

    Maatschappelijke ondersteuning:

    • a.

      Bevorderen van de sociale samenhang, de mantelzorg en vrijwilligerswerk, de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking, de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld.

    • b.

      Ondersteunen van de zelfredzaamheid en de participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving.

    • c.

      Bieden van beschermd wonen en opvang.

  • 15.

    Maatwerkvoorziening: na zorgvuldig onderzoek aan cliënt toegekend geheel van diensten, hulpmiddelen woningaanpassingen en andere maatregelen die op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon zijn afgestemd, beschikt door het college.

  • 16.

    Ondersteuningsprofiel: de aard van de ondersteuningsbehoefte van de cliënt.

  • 17.

    Participatie: deelname aan het maatschappelijk verkeer.

  • 18.

    Persoonsgebonden budget (pgb): bedrag waaruit namens het college betalingen worden gedaan voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot een maatwerkvoorziening behoren, en die een cliënt van derden heeft betrokken.

  • 19.

    Perspectiefplan: ondersteuningsplan zoals bedoeld in de Wmo 2015, i.e. een document waarin de ondersteuningsbehoeften van de cliënt zijn vastgelegd samen met de resultaten en hoe deze te bereiken en waarin op verschillende leefgebieden de situatie in kaart is gebracht om een effectieve ondersteuning van de cliënt mogelijk te maken.

  • 20.

    Resultaat: de uitkomst van de ingezette hulp/ondersteuning.

  • 21.

    Spoedeisende situatie: een onvoorziene situatie die geen uitstel verdraagt In deze gevallen treft het college na de melding onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

  • 22.

    Toezicht: het verzamelen van de informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan de daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren.

  • 23.

    Toezichthouder: onder toezichthouder wordt verstaan: een persoon, bij of krachtens wettelijk voorschrift belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.

  • 24.

    Voorliggende voorziening: een adequate en toereikende voorziening die voorliggend is op de inzet van een voorziening op basis van de Wmo, zoals bijvoorbeeld de Zorgverzekeringswet of Wet Langdurige zorg.

  • 25.

    Voorziening: algemene voorziening of maatwerkvoorziening.

  • 26.

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • 27.

    Zaak: Een tastbaar object, zoals een hulpmiddel of woningaanpassing.

  • 28.

    Zelfredzaamheid: in staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden.

ARTIKEL 2. PROCEDUREREGELS TOEGANG MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING

  • 1. Het college bepaalt met inachtneming van de artikelen 2.3.1 tot en met 2.3.5 van de Wmo 2015 of een cliënt in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen omtrent de procedure tot toegang tot maatschappelijke ondersteuning.

ARTIKEL 3. MELDING

  • 1. Een hulpvraag kan door of namens de cliënt bij het college worden gemeld.

  • 2. Het college bevestigt de ontvangst van de melding schriftelijk en maakt zo spoedig mogelijk een afspraak voor een gesprek.

ARTIKEL 4. ONDERZOEK

  • 1. Een gesprek maakt deel uit van het onderzoek. Het gesprek wordt gevoerd met de cliënt of zijn vertegenwoordiger, voor zover mogelijk zijn mantelzorger en voor zover nodig andere personen.

  • 2. De factoren genoemd in artikel 2.3.2 lid 4 van de Wmo 2015, maken in ieder geval deel uit van het onderzoek en vormen de basis van het gesprek.

  • 3. Tijdens het gesprek wordt aan de cliënt in begrijpelijke bewoordingen medegedeeld welke mogelijkheden bestaan om te kiezen voor een pgb en wat de gevolgen van die keuze zijn.

  • 4. Het college informeert de cliënt over de mogelijkheid om een aanvraag als bedoeld in artikel 5 in te dienen.

  • 5. Als dit nodig is voor het onderzoek, kan het college de cliënt, zijn mantelzorger of bij gebruikelijke hulp zijn huisgenoten oproepen voor een gesprek of een onderzoek door een daartoe aangewezen deskundige.

  • 6. Als dit nodig is voor het onderzoek, kan het college een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen.

  • 7. Het college geeft de cliënt een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek, waaronder een verslag van het gesprek.

ARTIKEL 5. AANVRAAG

Een aanvraag voor een maatwerkvoorziening wordt door of namens een cliënt schriftelijk middels een perspectiefplan ingediend bij het college.

ARTIKEL 6. CRITERIA VOOR EEN MAATWERKVOORZIENING

  • 1. Het college neemt in ieder geval de volgende documenten (indien aanwezig) mee in de beoordeling van de ondersteuningsbehoefte:

    • a.

      Het persoonlijk plan.

    • b.

      Het perspectiefplan

    • c.

      Andere documenten die relevant zijn voor de beoordeling van de ondersteuningsbehoefte die door of namens de cliënt zijn ingebracht.

  • 2. Het college stelt na zorgvuldig onderzoek ten minste vast:

    • a.

      Wat de ondersteuningsvraag is.

    • b.

      Welke problemen ondervonden worden bij de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, dan wel het zich zelfstandig kunnen handhaven in de samenleving.

    • c.

      Welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is om een passende bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid of participatie of het zich kunnen handhaven in de samenleving.

    • d.

      Of de voorziening langdurig noodzakelijk is om de beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en participatie op te heffen of te verminderen, behoudens hulp bij het huishouden of begeleiding.

    • e.

      In hoeverre de op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, mantelzorg, ondersteuning door andere personen uit het sociale netwerk, algemeen gebruikelijke voorzieningen, algemene voorzieningen, door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten of door gebruikmaking van andere voorliggende voorzieningen in de ondersteuningsbehoefte kan worden voorzien.

    • f.

      Of voorziening niet noodzakelijk was geweest wanneer de cliënt rekening had gehouden met bestaande en bekende beperkingen en de te verwachten ontwikkelingen daarvan.

    • g.

      Of een andere voorziening nodig is dan de voorziening waarom de cliënt vraagt.

    • h.

      De behoefte voor ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt.

  • 3. Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate voorziening.

  • 4. Het college verstrekt geen maatwerkvoorziening

    • a.

      Als de cliënt de gevraagde voorziening voor de melding heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij er sprake is van een acute noodsituatie waardoor het voor de cliënt dringend noodzakelijk was de voorziening te treffen. Tenzij het college in het specifieke geval noodzakelijk acht om de gevraagde voorziening vóór de melding toe te kennen, gebeurt dit met maximaal 3 maanden vanaf datum melding.

    • b.

      Als de cliënt de gevraagde voorziening na de melding en vóór datum van besluit heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft gegeven of de noodzaak en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen.

  • 5. Beschermd wonen, Beschermd Thuis en (Maatschappelijke) Opvang worden verstrekt volgens het vastgestelde beleid van gemeente Hoorn. Gemeente Hoorn is gemandateerd voor het vaststellen van nadere regels als genoemd in de verordening Beschermd Wonen en Beschermd Thuis gemeente Koggenland 2023

  • 6. Het college kan nadere regels stellen omtrent criteria voor een maatwerkvoorziening.

ARTIKEL 7. AFWIJZINGSGRONDEN

  • 1. Geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt:

    • a.

      Als de cliënt de gevraagde voorziening voor de melding heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij er sprake is van een acute noodsituatie waardoor het voor de cliënt dringend noodzakelijk was de voorziening te treffen. Tenzij het college in het specifieke geval noodzakelijk acht om de gevraagde voorziening vóór de melding toe te kennen, gebeurt dit met maximaal 3 maanden vanaf datum melding.

    • b.

      Als de cliënt de gevraagde voorziening na de melding en vóór datum van besluit heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft gegeven of de noodzaak en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen.

    • c.

      Indien een maatwerkvoorziening nodig is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte voorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven tenzij:

      • i.

        De eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen.

      • ii.

        De cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten.

      • iii.

        Als de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.

    • d.

      Voor zover deze niet in overwegende mate op het individu is gericht.

    • e.

      Voor zover de cliënt op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk de beperkingen kan wegnemen.

    • f.

      Voor zover de cliënt met gebruikmaking van algemene voorzieningen of andere voorzieningen de beperkingen kan verminderen of wegnemen.

    • g.

      Voor zover de voorziening naar objectieve maatstaven niet als goedkoopst adequate voorziening kan worden aangemerkt.

  • 2. Geen woonvoorziening wordt verstrekt:

    • a.

      Voor zover de beperkingen voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen.

    • b.

      Indien cliënt zijn hoofdverblijf niet heeft of niet zal hebben in de woning waaraan de voorziening wordt getroffen.

    • c.

      Ten behoeve van hotels/pensions, trekkerswoonwagens, tweede woningen, vakantie- en recreatiewoningen, ADL-clusterwoningen en gehuurde kamers, met uitzondering van een voorziening voor verhuizing en inrichting.

    • d.

      Voor zover het voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten betreft, anders dan automatische deuropeners, hellingbanen, het verbreden van gemeenschappelijke toegangsdeuren, het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders of het aanbrengen van een opstelplaats bij de toegangsdeur van de gemeenschappelijke ruimte, met uitzondering van een voorziening voor verhuizing en inrichting.

    • e.

      Als cliënt verhuist naar een woning waar woningaanpassingen nodig zijn, maar de verhuizing niet noodzakelijk was vanwege de beperkingen én er geen belangrijke reden aanwezig is.

    • f.

      Indien de cliënt niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment meest geschikte beschikbare woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is verleend door het college.

    • g.

      Als de voorziening in het geval van nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kan worden

    • h.

      Ten behoeve van specifiek op personen met beperkingen en ouderen gerichte woongebouwen als niet voldaan wordt aan de geldende vereisten voor een dergelijke woning.

    • i.

      Indien de cliënt met behulp van een door het college te verstrekken verhuisvergoeding naar een geschikte woning kan verhuizen en dit een adequatere en goedkopere oplossing is.

  • 3. De maatwerkvoorziening wordt slechts verstrekt indien deze gezien de beperkingen van de cliënt, veilig voor hemzelf en zijn omgeving is, geen gezondheidsrisico’s met zich meebrengt en niet anti-revaliderend werkt.

  • 4. Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt alleen rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving met een maximum van 1500 kilometer op jaarbasis.

  • 5. Geen maatwerkvoorziening gericht op zelfredzaamheid en participatie wordt verstrekt als de cliënt geen ingezetene is van de gemeente Koggenland.

ARTIKEL 8. ADVISERING

  • 1. Het college kan om extern deskundigenadvies vragen indien zijn dat noodzakelijk acht.

  • 2. Een advies is niet bindend. Het college blijft zelf eindverantwoordelijk voor het te nemen besluit en de motivering daarvan. Afwijking van de conclusie(s) uit het advies wordt altijd gemotiveerd.

ARTIKEL 9. CLIËNTONDERSTEUNING

  • 1. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kosteloos een beroep kunnen doen op onafhankelijke cliëntondersteuning waarbij het belang van de cliënt het uitgangspunt is.

  • 2. Het college wijst de cliënt op de mogelijkheid om hiervan gebruik te maken.

ARTIKEL 10. INHOUD BESCHIKKING

  • 1. In de beschikking op een aanvraag wordt in ieder geval vermeld:

    • a.

      De dagtekening van de beschikking.

    • b.

      Tot welke beslissing het college is gekomen.

    • c.

      Krachtens welk wettelijk voorschrift de beslissing is genomen.

    • d.

      De motivering van de beslissing.

    • e.

      Binnen welke termijn en bij welk orgaan bezwaar kan worden gemaakt of beroep kan worden ingesteld.

  • 2. In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening staat of deze voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt.

  • 3. Het perspectiefplan wordt in de beschikking expliciet benoemd als integraal onderdeel uitmakend van de beschikking en wordt meegestuurd.

  • 4. De beschikking vermeldt of een eigen bijdrage van toepassing is op de toegekende voorziening.

  • 5. De beschikking vermeldt dat wijzigingen in de persoonlijke situatie waarvan cliënt of zijn vertegenwoordiger zich redelijkerwijs bewust moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op de beoordeling van de ondersteuningsbehoefte zo spoedig mogelijk, uiterlijk binnen twee weken, bij de lokale toegang moeten worden doorgegeven.

  • 6. Indien verwacht wordt dat na de in de beschikking genoemde einddatum nog maatschappelijke ondersteuning noodzakelijk is, hiervan uiterlijk acht weken voorafgaand aan genoemde einddatum opnieuw een melding moet worden gedaan.

  • 7. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      Wat het te verstrekken arrangement (profiel en intensiteit) of de te verstrekken maatwerkvoorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is.

    • b.

      Wat de ingangsdatum en einddatum van het arrangement/de maatwerkvoorziening is.

    • c.

      Indien van toepassing hoe het arrangement/de maatwerkvoorziening wordt verstrekt.

    • d.

      Welke andere (maatwerk)voorziening relevant is of kunnen zijn.

  • 8. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      Voor welk resultaat het pgb mag worden aangewend.

    • b.

      Dat er kwaliteitseisen van toepassing zijn.

    • c.

      Wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen.

    • d.

      Wat de start- en einddatum van de maatwerkvoorziening of maatschappelijke ondersteuning is waarvoor het pgb is bedoeld.

    • e.

      Hoe de besteding van het pgb verantwoord moet worden.

    • f.

      Dat de maatwerkvoorziening binnen drie maanden geleverd of aangevangen dient te zijn.

  • 9. Het college van de gemeente Hoorn is door de Westfriese gemeenten gemandateerd om maatwerkvoorzieningen Beschermd Wonen en Beschermd Thuis te beschikken en te leveren voor en eventueel binnen een andere Westfriese gemeente.

ARTIKEL 11. REGELS VOOR EEN PGB

  • 1. Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de Wmo 2015.

  • 2. Als een cliënt een pgb wenst, toetst het college of voldaan wordt aan de in 2.3.6. lid 2 van de Wmo 2015 opgenomen voorwaarden. De cliënt dient daarvoor een perspectiefplan in. In het perspectiefplan is in elk geval opgenomen:

    • a.

      Hoe de cliënt zelf of met hulp van iemand uit het sociale netwerk of zijn vertegenwoordiger de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze gaat uitvoeren.

    • b.

      Wat de motivatie is om de maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb te ontvangen.

    • c.

      Welke voorziening de cliënt met het pgb zou willen inkopen en bij welke uitvoerder.

    • d.

      Op welke wijze de kwaliteit van de voorziening is gewaarborgd en duidelijk is dat de voorziening geschikt is voor het doel waarvoor het pgb wordt verstrekt.

    • e.

      De kosten van de voorziening, uitgedrukt in aantal eenheden en tarief.

  • 3. Het college verstrekt geen pgb:

    • a.

      Als de cliënt de gevraagde voorziening voor de melding heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij er sprake is van een acute noodsituatie waardoor het voor de cliënt dringend noodzakelijk was de voorziening te treffen. Tenzij het college in het specifieke geval noodzakelijk acht om de gevraagde voorziening vóór de melding toe te kennen, gebeurt dit met maximaal 3 maanden vanaf datum melding.

    • b.

      Als de cliënt de gevraagde voorziening na de melding en vóór datum van besluit heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft gegeven of de noodzaak en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen.

  • 4. Het college kent in ieder geval geen pgb toe als:

    • a.

      In de drie jaren, voorafgaand aan de datum van het onderzoek, toepassing is gegeven aan artikel 2.3.10, eerste lid, onderdeel a, d, en e van de Wmo 2015.

    • b.

      Voor zover het pgb is bestemd voor besteding in het buitenland, tenzij voldaan is aan door het college te stellen nadere voorwaarden.

    • c.

      De kwaliteit van de ondersteuning onvoldoende is geborgd.

    • d.

      Er opzettelijk foutieve informatie is geleverd door de cliënt, zijn (wettelijke) vertegenwoordiger of zorgaanbieder.

  • 5. Het pgb mag niet worden besteed aan:

    • a.

      Kosten voor bemiddeling, tussenpersonen of belangenbehartigers.

    • b.

      Kosten voor het uitvoeren van pgb-administratie.

    • c.

      Kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een pgb.

    • d.

      Kosten voor een feestdagenuitkering en een eenmalige uitkering.

  • 6. Het college weigert in ieder geval een pgb indien zij verwacht dat de budgethouder of zijn vertegenwoordiger niet kan voldoen aan de taken verbonden aan het pgb. Het pgb kan in ieder geval geweigerd worden als:

    • a.

      De budgethouder of de voorgestelde vertegenwoordiger handelingsonbekwaam is.

    • b.

      De budgethouder of de voorgestelde vertegenwoordiger geen inzicht in zijn functionele beperkingen heeft.

    • c.

      De budgethouder of de voorgestelde vertegenwoordiger als gevolg van een verstandelijke handicap of ernstig psychische problemen onvoldoende inzicht heeft.

    • d.

      De budgethouder of de voorgestelde vertegenwoordiger als gevolg van vastgestelde, blijvende cognitieve stoornis onvoldoende inzicht heeft.

    • e.

      De budgethouder of de voorgestelde vertegenwoordiger als gevolg van het onvoldoende machtig zijn van de Nederlandse taal in woord en geschrift onvoldoende inzicht heeft.

    • f.

      Er sprake is van verslavingsproblematiek.

    • g.

      Er eerder misbruik is gemaakt van het pgb.

    • h.

      Er sprake is van fraude.

    • i.

      Er een schuld is bij de zorgverlener waar de voorziening wordt/zal worden ingekocht.

    • j.

      Het perspectiefplan als onvoldoende wordt beoordeeld door het college of het perspectief niet of onvolledig wordt ingeleverd.

    • k.

      De in te kopen zorg onder een andere wet dan de Wmo valt.

    • l.

      Indien aanwezig een wettelijke vertegenwoordiger niet expliciet instaat voor het uitvoeren van de taken die komen kijken bij een pgb.

    • m.

      De zorgaanbieder geregistreerd staat bij het informatie Knooppunt Zorgfraude of het waarschuwingsregister.

    • n.

      De vertegenwoordiger mag geen banden hebben met de in te zetten zorg, tenzij het de eigen ouders zijn.

  • Bovenstaande opsomming is niet limitatief.

  • 7. Aanvullende regels voor pgb bij:

    • a.

      De pgb-houder mag geen vaste maandlonen afspreken met hun zorgverlener(s). De zorgverlener wordt via een declaratie of factuur uitbetaald door de SVB.

ARTIKEL 12. WIJZE VAN BEREKENEN VAN EEN PGB

  • 1. De hoogte van een pgb:

    • a.

      Wordt vastgesteld aan de hand van een door de cliënt opgesteld perspectiefplan waarin is opgenomen hoe cliënt het pgb gaat besteden.

    • b.

      Wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee is verzekerd dat het pgb toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering.

    • c.

      Bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de desbetreffende situatie goedkoopst adequate in de regio beschikbare maatwerkvoorziening in natura. Tenzij voor dat geld bij niet ten minste één aanbieder ondersteuning kan worden ingekocht.

  • 2. De hoogte van een pgb voor een zaak wordt vastgesteld op basis van de kostprijs van de zaak die de cliënt zou hebben ontvangen als de zaak in natura zou zijn verstrekt en rekening houdende met een reële termijn voor de technische afschrijvingen alsmede de onderhouds- en verzekeringskosten indien noodzakelijk:

    • a.

      Als de natura verstrekking een tweedehands voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, met een looptijd gelijk aan de verkorte termijn waarop de zaak technisch is afgeschreven.

    • b.

      Als de naturaverstrekking een nieuwe voorziening betref, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, rekening houdend met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting. Bij de bepaling moet tevens rekening gehouden worden met de kosten van onderhoud en verzekering.

  • 3. De hoogte van een pgb inclusief vakantietoeslag (v.t.) voor een resultaat gericht geïndiceerd arrangement bedraagt:

    • a.

      Maximaal 100 % van het toepasselijk tarief per -arrangement indien uitgevoerd door een daartoe opgeleid persoon in dienst bij een zorgaanbieder, rekening houdend met de intensiteit van de ondersteuning en de aard van de beperkingen zoals ook het geval is bij de gecontracteerde aanbieders.

    • b.

      Maximaal 100 % van het toepasselijk tarief per arrangement indien uitgevoerd door een daartoe opgeleid persoon in dienst als ZZP’er, rekening houdend met de intensiteit van de ondersteuning en de aard van de beperkingen zoals ook het geval is bij de gecontracteerde aanbieders.

    • c.

      Maximaal 100% van het toepasselijke tarief zoals genoemd in het eerste lid van artikel 5.22 van de regeling langdurige zorg indien uitgevoerd door iemand uit het sociale netwerk, rekening houdend met de intensiteit van de ondersteuning.

    • d.

      Indien met een pgb zorg wordt ingekocht waarbij er sprake is van een combinatie van zorg door een professionele zorgverlener en ondersteuning door iemand uit het sociaal netwerk (stapeling):

      • i.

        Levert het college maatwerk met een passend tarief.

      • ii.

        Wordt ervoor gekozen het gangbare tarief voor een persoon uit het sociaal netwerk te hanteren zoals genoemd in het eerste lid van artikel 5.22 van de Regeling langdurige zorg.

    • e.

      Indien een arrangement wordt toegewezen waarbij een deel wordt verstrekt via pgb en een deel via ingekochte aanbieders.

      • i.

        Levert het college maatwerk met een passend tarief.

      • ii.

        Bij de inzet van een persoon uit het sociaal netwerk wordt als maximum het gangbare tarief gehanteerd zoals genoemd in het eerste lid van artikel 5.22 van de Regeling langdurige zorg.

  • 4. Het uurtarief voor Huishoudelijke Ondersteuning, geleverd door iemand uit het sociaal netwerk bedraagt maximaal 100% van het tarief zoals genoemd in het eerste lid van artikel 5.22 van de Regeling langdurige zorg.

  • 5. De hoogte van het pgb voor vervoer bedraagt de nettoprijs die de gemeente betaalt, waarbij het uitgangspunt geldt dat 1500 kilometer op jaarbasis binnen de eigen leef- en woonomgeving moet kunnen worden gereisd.

ARTIKEL 13. BIJDRAGE IN DE KOSTEN VAN MAATWERKVOORZIENING

  • 1. Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening (waaronder een pgb), zolang de cliënt van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt.

  • 2. In die gevallen waarin het opleggen van een eigen bijdrage ertoe bijdraagt dat de cliënt zorg mijdt, kan het college in uitzonderlijke gevallen besluiten af te zien van het opleggen van een eigen bijdrage.

  • 3. Voor maatwerkvoorzieningen (waaronder pgb’s) bedraagt de hoogte van de bijdrage voor een of meerdere voorzieningen tezamen maximaal het genoemde bedrag in artikel 2.1.4a lid 4 Wmo 2015.

    • a.

      De hoogte van de bijdrage voor een hulpmiddel of woningaanpassing overstijgt niet de kostprijs van voorziening.

    • b.

      In afwijking van de bepalingen in dit artikel kan een cliënt op grond van hoofdstuk 3 van het uitvoeringsbesluit ook geen bijdrage verschuldigd zijn.

  • 4. De bijdragen, zoals bedoeld in lid 3, worden conform artikel 2.1.4.b lid 1 van de Wmo 2015 vastgesteld en geïnd door het CAK.

  • 5. Het college bepaalt bij nadere regeling Door welke andere instantie dan het CAK in de gevallen bedoeld in artikel 2.1.4, zevende lid, van de Wmo 2015 de bijdragen voor een maatwerkvoorziening worden vastgesteld en geïnd.

  • 6. De kostprijs van een maatwerkvoorziening in natura is gelijk aan de kosten die het college voor de desbetreffende maatwerkvoorziening zelf maakt.

  • 7. De kostprijs van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb is gelijk aan de hoogte van het pgb.

  • 8. De kostprijs van een algemene voorziening is gelijk aan de kosten die het college voor de betreffende voorziening per cliënt maakt.

  • 9. Startmoment eigen bijdrage

    • a.

      Datum van beschikking vormt start eigen bijdrage bij pgb en financiële tegemoetkoming.

    • b.

      Datum van levering ondersteuning door zorgaanbieder vormt start eigen bijdrage bij gecontracteerde zorgaanbieders.

    • c.

      Datum van levering van het hulpmiddel, woningaanpassing of andere maatwerkvoorziening.

    • d.

      De eigen bijdrage wordt geheven vanaf de maand waarin het startmoment valt.

  • 10. Stopmoment eigen bijdrage:

    • a.

      Datum van aflopen indicatie vormt het stopmoment van eigen bijdrage.

    • b.

      In afwijking van onderdeel a, stopt de bijdrage voor een hulpmiddel of woningaanpassing op het moment dat de kostprijs is bereikt.

    • c.

      De eigen bijdrage is verschuldigd tot en met de maand waarin het stopmoment valt.

ARTIKEL 14. KWALITEITSEISEN MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING

  • 1. Het college neemt in de contracten en subsidieafspraken met aanbieders op aan welke kwaliteitseisen de maatschappelijke ondersteuning moet voldoen. Hierbij sluit het college zoveel als mogelijk aan bij regels die in de desbetreffende branche gelden.

  • 2. Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen door:

    • a.

      Voorzieningen af te stemmen op de persoonlijke situatie van de cliënt.

    • b.

      Voorzieningen af te stemmen op andere vormen van zorg.

    • c.

      Inzet van de juiste deskundigheid.

    • d.

      Ervoor te zorgen dat de kwaliteit van de voorzieningen en de deskundigheid van beroepskrachten voldoen aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de van toepassing zijnde erkende keurmerken voor de betreffende sector.

    • e.

      Er bij het leveren van voorzieningen op toe te zien dat beroepskrachten handelen in overeenstemming met de professionele standaard.

  • 3. Het college kan nadere regels stellen over verdere eisen aan de kwaliteit van voorzieningen, waaronder eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten.

  • 4. Als en voor zover geen kwaliteits- en deskundigheidseisen gedefinieerd en vastgesteld zijn stelt het college in aanvulling of afwijking daarvan nadere eisen vast met betrekking tot de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning. Hierbij neemt het college minimaal de volgende eisen mee:

    • a.

      De voorzieningen worden afgestemd op de persoonlijke situatie van de cliënt.

    • b.

      De voorzieningen worden afgestemd met andere vormen van zorg en welzijn.

    • c.

      Beroepskrachten handelen in overeenstemming met de professionele standaard.

  • 5. Onverminderd de bestuursrechtelijke en civielrechtelijke toezicht en handhavingsbevoegdheden handhaaft het college deze nadere regels van lid 2 door periodieke overleggen met de aanbieder(s) en de cliëntenra(a)den, en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

  • 6. Indien een zorgaanbieder diensten aanbiedt via een pgb, gelden dezelfde kwaliteitseisen als voor ingekochte zorg.

  • 7. Indien het een maatwerkvoorziening via een pgb betreft toetst het college aan de hand van het beoordelingsformulier kwaliteit bij pgb of de kwaliteit door de gewenste zorgaanbieder geboden kan worden.

  • 8. Het college kan nadere regels stellen omtrent kwaliteitseisen.

ARTIKEL 15. INDEXERING

  • 1. Het college besluit ieder jaar om bedragen te indexeren op basis van het prijsindexcijfer zoals bekend gemaakt door het Centraal Bureau voor de Statistiek. Dit wordt via het financieel besluit maatschappelijke ondersteuning kenbaar gemaakt.

  • 2. Toegekende maatwerkvoorzieningen in de vorm van een pgb worden gedurende de looptijd van de individuele voorziening niet geïndexeerd, tenzij niet is voldaan aan het landelijk geldend wettelijk minimumloon.

ARTIKEL 16. MELDINGSREGELING CALAMITEITEN EN GEWELD

  • 1. Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweld bij de uitvoering van maatschappelijke ondersteuning door een professionele hulpverlener.

  • 2. Zowel gecontracteerde aanbieders als aanbieders die vanuit een pgb zorg leveren doen onverwijld melding van calamiteiten en geweld bij de toezichthouder. De verantwoordelijkheid van de aanbieder blijft om passende maatregelen te treffen ter zake van de melding en van het voorkomen van meldingen in de toekomst.

  • 3. De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1, van de Wmo 2015, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

  • 4. Het college kan nadere regels stellen ter zake en met inachtneming van het voorgaande.

ARTIKEL 17. VOORKOMING EN BESTRIJDING VAN TEN ONRECHTE ONTVANGEN MAATWERKVOORZIENINGEN EN PGB’S EN MISBRUIK OF ONEIGENLIJK GEBRUIK VAN DE WMO 2015

  • 1. Het college informeert cliënten of hun vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de Wmo 2015.

  • 2. Onverminderd artikel 2.3.8 van de Wmo 2015 doet een cliënt aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de Wmo 2015.

  • 3. Onverminderd artikel 2.3.10 van de Wmo 2015 kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de Wmo 2015 herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      De cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid.

    • b.

      De cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het persoonsgebonden budget is aangewezen, de maatwerkvoorziening of het persoonsgebonden budget niet meer toereikend is te achten.

    • c.

      De cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het persoonsgebonden budget verbonden voorwaarden.

    • d.

      De cliënt de maatwerkvoorziening of het persoonsgebonden budget niet of voor een ander doel gebruikt.

  • 4. Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen drie maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 5. Als het college een beslissing op grond van het derde lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 6. Als het recht op een in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

  • 7. Bij herhaalt en ernstig wangedrag bij het ontvangen van diensten dan wel herhaalde onzorgvuldige omgang met verstrekte voorzieningen, kan het college al dan niet tijdelijke maatregelen ten aanzien van de cliënt treffen ter bescherming van de medewerker van een aanbieder dan wel voorkomen van (verdere) schade.

  • 8. Het college kan periodiek onderzoek, al dan niet steekproefsgewijs, of:

    • a.

      De cliënt nog op de maatwerkvoorziening is aangewezen.

    • b.

      De maatwerkvoorziening of het daarmee samenhangende pgb nog toereikend is.

    • c.

      De cliënt nog voldoet aan de voorwaarden van de maatwerkvoorziening of het pgb.

    • d.

      De verstrekte voorzieningen worden gebruikt dan wel besteed ten behoeve van het doel waarvoor ze verstrekt zijn.

  • 9. Het college kan nadere regels stellen omtrent kwaliteitseisen.

ARTIKEL 18. OPSCHORTING BETALING UIT HET PGB

  • 1. Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb aan een zorgverlener voor ten hoogste een door het college vastgestelde periode, als er ten aanzien van een cliënt of zorgverlener een ernstig vermoeden is gerezen dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 2.3.10, eerste lid, onder a, d of e, van de Wmo 2015.

  • 2. Het college stelt cliënt en zijn budgethouder schriftelijk op de hoogte van het verzoek op grond van het eerste lid.

ARTIKEL 19. TOEZICHTHOUDER

  • 1. Het college wijst met inachtneming van artikel 6.1 van de Wmo 2015 personen aan die belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Wmo 2015.

  • 2. Aanbieders verlenen alle medewerking aan de toezichthouder, die hij redelijkerwijs kan vragen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.

  • 3. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen de door het college gecontracteerde aanbieders en aanbieders die via een pgb worden betaald.

  • 4. De toezichthouder adviseert aan de colleges WF7, die gezamenlijk besluiten over vervolgacties.

  • 5. De toezichthouder informeert het college via een jaarverslag.

ARTIKEL 20. JAARLIJKSE WAARDERING MANTELZORGERS

  • 1. Mantelzorgersontvangers kunnen door middel van een melding bij het college voor het ontvangen van een jaarlijkse blijk van waardering voor hun mantelzorgers in aanmerking komen.

  • 2. De melding van de mantelzorgontvanger wordt tussen de periode 1 oktober en 31 december van het betreffende jaar gedaan.

  • 3. De blijk van waardering bestaat uit maximaal een cadeaubon ter waarde van € 100,00 per mantelzorgontvanger.

ARTIKEL 21. TEGEMOETKOMING MEERKOSTEN PERSONEN MET EEN BEPERKING OF CHRONISCHE PROBLEMEN

Het college verstrekt in overeenstemming met het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.7 van de Wmo 2015, en de nader vastgestelde regeling aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, een tegemoetkoming ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie.

ARTIKEL 22. VERHOUDING PRIJS EN KWALITEIT LEVERING VOORZIENINGEN DOOR DERDEN

  • 1. Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de Wmo 2015 en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:

    • a.

      Een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan overeenkomst met derde; of

    • b.

      Een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

      • i.

        Een inschrijving en het aangaan overeenkomst met de derde, en

      • ii.

        De vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

  • 2. Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

    • a.

      Overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de Wmo 2015, en

    • b.

      Rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de Wmo 2015, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

  • 3. Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:

    • a.

      De kosten van de beroepskracht.

    • b.

      Redelijke overheadkosten.

    • c.

      Kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg.

    • d.

      Reis en opleidingskosten.

    • e.

      Indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst.

    • f.

      Overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

  • 4. Het college kan het eerste lid, onderdeel b, buiten beschouwing laten indien bij de inschrijving aan de derde de eis wordt gesteld een prijs voor de dienst te hanteren die gebaseerd is op hetgeen gesteld is in het tweede en derde lid. Daarover legt het college verantwoording af aan de gemeenteraad.

  • 5. Het college bepaalt met welke derde als bedoeld in het eerste lid hij een overeenkomst aangaat.

  • 6. Het college kan bij het verlenen van de opdracht voor te leveren diensten rekening houden met:

    • a.

      De aard en omvang van de te verrichten taken.

    • b.

      De voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

    • c.

      Een redelijke toeslag voor overheadkosten

    • d.

      Een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg.

    • e.

      Kosten voor bijscholing van het personeel.

  • 7. Het college houdt bij het verlenen van de opdracht voor te leveren overige maatwerkvoorzieningen, rekening met:

    • a.

      De marktprijs van de voorziening.

    • b.

      De eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd, zoals:

      • i.

        Aanmeten, levering en plaatsing van de voorziening.

      • ii.

        Instructie over het gebruik van de voorziening.

      • iii.

        Onderhoud van de voorziening.

      • iv.

        Verzekering van de voorziening.

  • 8. Het college kan nadere regels stellen ter zake en met inachtneming van het voorgaande.

ARTIKEL 23. KLACHTENREGELING EN MEDEZEGGENSCHAP BIJ AANBIEDERS VAN MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING

  • 1. Het college stelt een regeling vast voor afhandeling van klachten van cliënten die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening.

  • 2. Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 3. Aanbieders stellen een regeling vast voor de participatie en medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de cliënten van belang zijn ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 4. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klacht- en medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

ARTIKEL 24. BETREKKEN VAN INGEZETENEN BIJ BELEID

  • 1. Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2. Het college stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4. Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid.

ARTIKEL 25. BIJZONDERE EN ONVOORZIENE NADELIGE GEVOLGEN VOOR DE CLIËNT

Het college kan, indien er zeer dringende redenen zijn, ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van deze verordening tot bijzondere en onvoorziene nadelige gevolgen leidt.

ARTIKEL 26. EVALUATIE

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt na afloop van het beleidsplan geëvalueerd.

ARTIKEL 27. INWERKINGTREDING EN CITEERTITEL

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 juni 2021.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning 2021 gemeente Koggenland.

  • 3. De Verordening Wmo Gemeente Koggenland 2020 wordt per gelijke datum ingetrokken.

Ondertekening