Regeling vervallen per 21-03-2017

Financiële verordening gemeente Lingewaal 2015

Geldend van 13-05-2015 t/m 20-03-2017

Intitulé

Financiële verordening gemeente Lingewaal 2015

De raad van de gemeente Lingewaal;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 16 december 2014;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

besluit:

  • 1.

    vast te stellen de “Financiële verordening gemeente Lingewaal 2015” onder gelijktijdige intrekking van de huidige verordening “Financiële beheersverordening gemeente Lingewaal” vastgesteld d.d. 18 oktober 2007 met als ingangsdatum 1 januari 2008.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    afdeling: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college;

  • -

    inkomsten: totaal van de baten voor onttrekking reserves;

  • -

    netto schuld: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteuren en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen die niet zijn ingezet voor de publieke taak wordt verstaan het totaal van langlopende uitzettingen, vorderingen, liquide middelen en overlopende activa;

  • -

    overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

  • 1. De raad stelt bij de vaststelling van de programmabegroting de programma-indeling voor het komende jaar vast.

  • 2. De raad stelt bij de vaststelling van de programmabegroting vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen naast de verplichte paragrafen in de begroting en rekening kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. Bij de begroting worden onder elk van de programma’s de lasten en baten per programma weergegeven en bij de jaarstukken worden onder elk van de programma’s de gerealiseerde lasten en baten per programma weergegeven.

  • 2. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen het benodigde investeringskrediet weergegeven.

  • 3. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming en de investeringen.

  • 4. In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

Artikel 4. Kaders begroting

  • 1. Het college biedt voor 1 augustus aan de raad een nota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze nota voor 1 september vast.

  • 2. In de begroting wordt een post onvoorzien van minimaal € 50.000 opgenomen.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten en begrotingswijzigingen

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma inclusief het overzicht algemene dekkingsmiddelen.

  • 2. Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële begroting geautoriseerd.

  • 3. Het college is bevoegd overschrijdingen van de geautoriseerde lasten en onderschrijdingen van de geautoriseerde baten per programma te dekken uit onvoorzien. Dit nadat deze is getoetst aan de drie o’s, te weten: onvoorzienbaar, onvermijdelijk en onuitstelbaar. Bij overschrijding van de post onvoorzien wordt in afwachting van de tussenrapportages beslag gelegd op de algemene reserve.

  • 4. Bij de behandeling van de tussenrapportages in de raad doet het college voorstellen voor wijziging van de geautoriseerde budgetten en investeringskredieten en bijstelling van het beleid.

  • 5. Voor investeringen in de loop van het begrotingsjaar die niet in de begroting zijn opgenomen, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel en een voorstel voor het autoriseren van een investeringskrediet aan de raad voor.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

  • 1. Het college informeert de raad tweemaal per jaar door middel van tussentijdse (financiële) rapportages over de realisatie van de begroting.

  • 2. De tussenrapportages bevatten een uiteenzetting over de uitvoering en de bijstelling van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en de lasten per programma inclusief het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen;

    • b.

      het totale saldo van de baten en de lasten volgend uit onderdeel a;

    • c.

      de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma; en

    • d.

      het resultaat, volgend uit de onderdelen b en c,

    alsmede de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten.

  • 3. In de tussenrapportages worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de baten en de lasten van programma’s en investeringskredieten in de begroting groter dan € 25.000 toegelicht.

Artikel 7. Informatieplicht

Het college besluit niet over:

  • a.

    de aan- en verkoop van goederen, werken en diensten groter dan € 500.000; en

  • b.

    het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen,

dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

Artikel 8. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 9. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1. Materiële vaste activa met een meerjarig economisch nut worden onder aftrek van bijdragen van derden geactiveerd.

  • 2. Materiële vaste activa met een meerjarig maatschappelijk nut worden onder aftrek van bijdragen van derden ten laste van de exploitatie gebracht. Indien hiervan bij raadsbesluit wordt afgeweken, wordt het actief geactiveerd en lineair afgeschreven over de verwachte levensduur van het actief of een kortere, door de raad aan te geven levensduur.

  • 3. Materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in het volgende lid van dit artikel met het afschrijvingsbeleid bij deze verordening.

  • 4. Afschrijvingsbeleid materiele vaste activa met economisch nut.

    Activa met economisch nut en een verkrijgingsprijs van minder dan € 10.000 worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.

    Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven.

    De volgende materiële vaste activa met economisch nut worden lineair afgeschreven in:

    Jaar

    Soort investering

    a.

    40

    nieuwbouw gebouwen

    b.

    60

    nieuwe aanleg rioleringen

    c.

    25

    groot onderhoud, renovatie, restauratie en aankoop gebouwen en rioleringen

    d.

    20

    motorvaartuigen

    e.

    17

    brandweerauto

    f.

    15

    technische installaties in gebouwen

    g.

    10

    veiligheidsvoorzieningen in gebouwen, telefooninstallaties, meubilair, aanleg tijdelijke terreinwerken, nieuwbouw tijdelijke woonruimten en bedrijfsgebouwen

    h.

    5

    zware transportmiddelen, aanhangwagens, schuiten, personenauto’s en lichte motorvoertuigen

    i.

    4

    automatiseringsapparatuur

    j.

    niet

    gronden

    Indien een actief is opgebouwd uit verschillende componenten, wordt met de langste afschrijvingsduur gerekend.

    Afschrijvingen vinden plaats over de boekwaarde per 1 januari. Over investeringen in de loop van het jaar wordt met ingang van het volgende boekjaar afgeschreven. De rente toerekening gebeurt daarbij gedurende een half jaar.

  • 5. Afschrijvingsbeleid materiele vaste activa met maatschappelijk nut.

    Aankoop en vervaardiging van activa met een meerjarig maatschappelijk nut worden onder aftrek van bijdragen van derden ten laste van de exploitatie gebracht. Indien hiervan bij raadsbesluit wordt afgeweken, wordt het actief geactiveerd en lineair afgeschreven over de verwachte levensduur van het actief of een kortere, door de raad aan te geven levensduur.

  • 6. Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 7. Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief en het saldo van agio of disagio worden lineair in 10 jaar afgeschreven.

Artikel 10. Reserves en voorzieningen

  • 1. Het college biedt de raad eens in de 4 jaar een nota reserves en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandelt:

    • a.

      de vorming en besteding van reserves;

    • b.

      de vorming en besteding van voorzieningen; en

    • c.

      de rentetoerekening aan reserves en voorzieningen.

  • 2. Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      de voeding van de reserve;

    • c.

      de maximale hoogte van de reserve; en

    • d.

      de maximale looptijd.

  • 3. Indien een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.

Artikel 11. Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten de indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2. Bij de kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolheffing de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW).

  • 3. Voor de inzet van materiele activa worden naast directe kosten, indirecte kosten en afschrijvingskosten, de rente voor de financiering van het actief toegerekend. Deze rente is een vergoeding voor de inzet van vreemd vermogen en van eigen vermogen. De omslagrente voor de rentetoerekening aan de activa bij de begroting en de jaarstukken wordt bepaald aan de hand van de rente op de kapitaalmarkt. De rentepercentages voor deze vergoeding worden bij de behandeling van de begroting vastgesteld.

Artikel 12. Prijzen economische activiteiten

  • 1. Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

  • 2. Bij het verstrekken van leningen of garanties aan overheidsbedrijven en derden brengt de gemeente de geraamde integrale kosten in rekening. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of garantie wordt gemotiveerd.

  • 3. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4. Raadsbesluiten met de motivering van het publiekbelang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 13. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1. Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen en de rioolheffingen.

  • 2. Het college beoordeelt bij het aanbieden van de begroting de wenselijkheid tot het aanpassen van de prijzen voor de verkoop en verhuur van gronden en doet daartoe een voorstel aan de gemeenteraad.

  • 3. Het college beoordeelt bij het aanbieden van de begroting de wenselijkheid tot het aanpassen van de prijzen van gemeentelijke diensten anders dan genoemd in het tweede lid.

Artikel 14. Financieringsfunctie

  • 1. Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende kaders in acht:

    • a.

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden tenminste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd; en

    • b.

      er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.

  • 2. Het college informeert de raad vooraf als de wettelijke kasgeldlimiet, bedoeld in artikel 1, onder f, van de Wet financiering decentrale overheden, of de wettelijke renterisiconorm, bedoeld in artikel 1, onder h, van de Wet financiering decentrale overheden, dreigt te worden overschreden.

  • 3. Bij het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken van risicodragend kapitaal bedingt het college indien mogelijk zekerheden.

    Verdere kaders en voorschriften voor de financieringsfunctie zijn opgenomen in het treasurystatuut.

Hoofdstuk 4. Paragrafen

Op grond van de artikelen 10 tot en met 16 van het Besluit begroting en verantwoording neemt het college in de verplichte paragrafen:

  • -

    Lokale heffingen;

  • -

    Financiering;

  • -

    Weerstandsvermogen & risicobeheersing;

  • -

    Onderhoud kapitaalgoederen;

  • -

    Bedrijfsvoering;

  • -

    Verbonden partijen; en

  • -

    Grondbeleid

minimaal de verplichte onderdelen op.

Artikel 15. Nota en plannen

  • 1. Het college biedt de raad tenminste eens in de 4 jaar een onderhoudsplan openbare ruimte aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken en straatmeubilair. De raad stelt het plan vast.

  • 2. Het college biedt de raad tenminste eens in de 4 jaar een rioleringsplan aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen. De raad stelt het plan vast.

  • 3. Het college biedt de raad tenminste eens in de 4 jaar een onderhoudsplan gebouwen aan. Het plan bevat voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen. De raad stelt het plan vast.

  • 4. Het college biedt de raad ten minste eens in de 4 jaar een nota grondbeleid aan. De raad stelt de nota vast. In de nota wordt aandacht besteed aan:

    • a.

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • b.

      te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    • c.

      het verloop van de grondvoorraad; en

    • d.

      de uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden.

Hoofdstuk 5. Financiele organisatie en financieel beheer

Artikel 16. Administratie

  • 1. Onder administratie wordt verstaan het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • 2. De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

    • a.

      het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

    • b.

      het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden en contracten;

    • c.

      het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

    • d.

      het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

    • e.

      het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving; en

    • f.

      de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 17. Financiële organisatie

Het college zorgt voor en legt vast:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten van de productraming en de productrealisatie.

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en

  • i.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 18. Interne controle

Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 19. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

De “Financiële beheersverordening gemeente Lingewaal” vastgesteld d.d. 18 oktober 2007 met als ingangsdatum 1 januari 2008 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar 2015 en op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar 2015.

Artikel 20. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 februari 2015.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als de “Financiële verordening gemeente Lingewaal 2015”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van Lingewaal,
in zijn openbare vergadering van 29 januari 2015
Hoogachtend,
De griffier, De voorzitter,
H. H. Dame, L.H.M. van Ruijven-van Leeuwen