Regeling vervallen per 21-11-2016

Parkeerverordening Maasgouw 2009

Geldend van 01-01-2009 t/m 20-11-2016

Intitulé

Parkeerverordening Maasgouw 2009

Raadsvergadering 18 december 2008

BESLUIT

De raad van de gemeente Maasgouw,

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;

BESLUIT:

vast te stellen de volgende verordening:

Parkeerverordening Maasgouw 2009 Afdeling I Definities en begripsomschrijvingen

Afdeling I Definities en begripsomschrijvingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    RW 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • b.

    motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RW 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RW 1990;

  • c.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • d.

    houder: degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde 'van het parkeren was ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens;

  • e.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van verzamelparkeermeters en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • f.

    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats waarvoor parkeerbelasting wordt geheven door middel van parkeerapparatuur;

  • g.

    belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die

    1. is aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RW 1990, of

    2. gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RW 1990 met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

  • h.

    vergunning: een door het college verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur-of belanghebbendenplaatsen;

  • i.

    vergunninghouder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend;

  • j.

    autodate: het herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruik van motorvoertuigen op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke personen en een aanbieder of tussen natuurlijke personen uit meer dan één huishouden;

  • k.

    autodateplaats: een parkeerplaats aangewezen voor een motorvoertuig bestemd voor autodate.

Afdeling II Plaatsen voor vergunninghouders, vergunningen en vergunningbewijzen

Artikel 2

  • 1. Het college kan, bij openbaar te maken besluit, weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders. Het college kan hierbij onderscheid maken in de categorieën als bedoeld in artikel 3, derde lid.

  • 2. Het college kan, bij openbaar te maken besluit, de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren alleen aan vergunninghouders is toegestaan.

Artikel 3

  • 1. Het college kan op een daartoe strekkende aanvraag een vergunning verlenen voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen of parkeerapparatuurplaatsen.

  • 2. Het college kan regels stellen voor het aanvragen en verlenen van een vergunning.

  • 3. Een vergunning kan worden verleend aan:

    • a.

      een eigenaar of houder van een motorvoertuig die woont in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn (categorie I);

    • b.

      een eigenaar of houder van een motorvoertuig die een beroep of bedrijf uito fent in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn en die aantoont dat het in het belang van diens beroep- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is in dat gebied een motorvoertuig te parkeren (categorie II);

    • c.

      een eigenaar of houder van een motorvoertuig bestemd voor autodate, waarvan de autodateplaats is gelegen in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn (categorie III);

    • d.

      een bedrijf, instelling of organisatie voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen door hun bezoekers (bezoekersvergunning; categorie IV);

    • e.

      bewoners en bedrijven die op grond van éénmalige bijzondere omstandigheden behoefte hebben te parkeren in een gebied waar een vergunningsplicht van toepassing is (dagvergunning; categorie V).

  • 4. Het college kan in bijzondere gevallen een vergunning ook verlenen aan een eigenaar of houder van een motorvoertuig die niet voldoet aan één van de in het derde lid genoemde vereisten.

  • 5. Het college kan, bij openbaar te maken besluit, een maximum aantal uit te geven vergunningen per aaneengesloten gebied en per categorie vaststellen.

  • 6. Het college kan aan een vergunning voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte. Aan een vergunning voor categorie III kan het college voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer, waaronder mede wordt begrepen het stimuleren van selectief autogebruik.

Artikel 4

  • 1. Het college beslist binnen vier weken na ontvangst van een aanvraag voor een vergunning.

  • 2. Het college kan de in het eerste lid genoemde termijn met ten hoogste vier weken verlengen. Van een verlenging van deze termijn wordt de aanvrager schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 5

  • 1. Een vergunning wordt voor ten hoogste een jaar verleend.

  • 2. De vergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de periode waarvoor de vergunning geldt;

    • b.

      het gebied waarvoor de vergunning geldt;

    • c.

      de naam van de vergunninghouder of het kenteken van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is verleend.

Artikel 6

Het college kan een vergunning intrekken of wijzigen:

  • a. op verzoek van de vergunninghouder;

  • b. wanneer de vergunninghouder niet meer woonachtig is of geen beroep of bedrijf meer uitoefent in het gebied, waarvoor de vergunning is verleend;

  • c. wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

  • d. wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen;

  • e. wanneer de vergunninghouder niet of niet tijdig aan zijn betalingsverplichting voor zijn vergunning heeft voldaan;

  • f. wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

  • g. wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

  • h. om redenen van openbaar belang.

Afdeling III Verbodsbepalingen

Artikel 7

1. Het is verboden om gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats of een autodateplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

  • a. zonder vergunning;

  • b. zonder dat het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de voor dat motorvoertuig afgegeven vergunning;

  • c. in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften.

2. Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 8

Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere middelen, dan wel met andere munten dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven in werking te stellen.

Artikel 9

1. Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig, te plaatsen of te laten staan:

  • a. op een parkeerapparatuurplaats;

  • b. op een belanghebbendenplaats.

2. Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik daarvan wordt belemmerd of verhinderd.

3. Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Afdeling IV Strafbepaling

Artikel 10

Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de eerste categorie.

Artikel 11

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de door het college aangewezen personen.

Artikel 12

Deze verordening kan worden aangehaald als: 'Parkeerverordening Maasgouw 2009'.

Artikel 13

1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2009.

2. Bij inwerkingtreding van deze verordening vervalt de 'Parkeerverordening Thorn 1998'.

3. Vergunningen welke zijn verleend krachtens de 'Parkeerverordening Thorn 1998' worden geacht te zijn verleend krachtens deze verordening.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Maasgouw, d.d. 18 december 2008.
De raad voornoemd;
De griffier,
R.L.M.M. Huntjens
De voorzitter,
F.J.M. Wilms