Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR635414
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR635414/1
Regeling vervallen per 01-01-2021
Financiële Verordening gemeente Midden-Groningen 2020
Geldend van 01-01-2020 t/m 31-12-2020
Intitulé
Financiële Verordening gemeente Midden-Groningen 2020De raad van de gemeente Midden-Groningen;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 12 november 2019;
gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;
besluit vast te stellen de Financiële verordening gemeente Midden-Groningen 2020
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsbepaling
In deze verordening wordt verstaan onder:
- a.
administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken
-
van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de
-
gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;
- b.
afdeling: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie met
-
een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college;
- c.
inkomsten: totaal van de baten voor toevoegingen en onttrekkingen van reserves;
- d.
netto schuld per inwoner: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke
-
bezittingen gedeeld door het aantal inwoners op 31 december van het begrotingsjaar.
-
Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende
-
schulden, crediteurenvorderingen en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen
-
wordt verstaan het totaal van leningen aan deelnemingen, leningen aan overige
-
verbonden partijen, leningen aan derden, langlopende uitzettingen, kortlopende
-
uitzettingen, debiteurenvorderingen, liquide middelen en overlopende activa;
- e.
onbenutte belastingcapaciteit onroerende zaakbelasting: verschil tussen de
-
opbrengst onroerende zaakbelasting bij de tarieven die minimaal nodig zijn voor
-
toegang tot de procedure van artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet en de
-
(geraamde) opbrengst onroerende zaakbelasting;
- f.
overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet
-
zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al
-
dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is
-
het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap,
-
waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;
- g.
project: een project is een, in tijd en middelen begrensde, activiteit om iets te
-
creëren. Het onderscheidt zich door zijn eenmalige karakter van een programma of
-
proces.
Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording
Artikel 2. Programma-indeling
1. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode een programma-indeling voor die
raadsperiode vast.
2. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode op voorstel van het college de
taakvelden per programma vast.
3. De raad stelt op voorstel van het college per programma de beleidsindicatoren vast.
Het voorstel van het college bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld
in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording
provincies en gemeenten.
4. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode vast over welke onderwerpen hij in
extra paragrafen naast de verplichte paragrafen van de begroting en de jaarstukken
kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.
Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken
1. Bij de begroting en de jaarstukken worden onder elk van de programma’s, het
overzicht van algemene dekkingsmiddelen en het overzicht van de overhead de baten
en lasten per taakveld weergegeven.
2. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe
investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt
van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet en de raming van
de uitputting van het investeringskrediet in het lopende boekjaar weergegeven.
3. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in begroting wordt in aanvulling op het
bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording
provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als
gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.
4. In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde
investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten
weergegeven.
5. In de jaarrekening wordt ingegaan op afwijkingen ten opzichte van de begroting na
laatste wijziging voor zover de afwijking groter zijn dan € 200.000 of 10% van het
budget op productniveau.
Artikel 4. Kaders begroting
1. Het college biedt jaarlijks aan de raad een voorjaarsnota aan met een voorstel voor
het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar
en de meerjarenraming. De raad stelt deze nota voor het zomerreces vast.
2. In de begroting wordt een post onvoorzien ter hoogte van het bedrag per inwoner
zoals vermeld in de Provinciale begrotingsrichtlijnen opgenomen.
Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten
1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per
programma.
2. Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij
op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil
ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met
het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd. In het geval een investering niet
in het begrotingsjaar wordt gerealiseerd, kan het college het krediet ook aanwenden in
de 2 navolgende begrotingsjaren.
3. Het college informeert de raad als ze verwacht, dat de lasten van een programma of
een prioriteit de geautoriseerde lasten dreigen te overschrijden, de
investeringsuitgaven van een investeringskrediet het geautoriseerde investeringskrediet
dreigen te overschrijden, of de baten van een programma of een prioriteit de
geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden. De raad geeft aan of hij een voorstel
wil voor het wijzigen van de geautoriseerde lasten van het programma of de prioriteit,
voor het wijzigen van het geautoriseerde investeringskrediet, of voor het bijstellen van
het beleid.
4. Bij de behandeling van de tussenrapportages in de raad bedoeld in artikel 6, lid 1,
doet het college voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten,
het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten en het bijstellen van het
beleid. In geval van investeringen met een meerjarig karakter doet het college indien
nodig ook bij iedere begroting op grond van geactualiseerde ramingen voorstellen voor
het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten.
5. Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de
begroting is geautoriseerd, legt het college voorafgaand aan het aangaan van
verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een
investeringskrediet aan de raad voor.
6. In afwijking van lid 5 geldt, indien er zich acute situaties voordoen waarbij de
bedrijfsvoering in gevaar komt, dat investeringen na goedkeuring van het college en
het informeren van de raad, kunnen worden uitgevoerd. De formele goedkeuring van
de raad middels een raadsbesluit, vindt overeenkomstig de voorgaande beschrijving
plaats.
Artikel 6. Tussentijdse rapportage
1. Het college informeert de raad door middel van tussentijdse rapportages, inclusief
begrotingswijzigingen op programmaniveau. Tussentijdse rapportages zijn tenminste:
de voorjaarsnota en de najaarsnota. Daarnaast zijn indien noodzakelijk altijd
rapportages mogelijk als de omstandigheden daartoe aanleiding geven.
2. De tussenrapportages bevatten een uiteenzetting over de uitvoering en het bijstellen
van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming (begrotingswijziging op
programmaniveau) van:
a. de baten en de lasten per programma;
b. het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen uitgesplitst naar programma’s;
c. het overzicht van de overhead en de geraamde vennootschapsbelasting;
d. het totale saldo van de baten en lasten volgend uit de onderdelen a, b en c;
e. de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;
f. het resultaat, volgend uit de onderdelen d en e; en
g. de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten.
3. In de tussenrapportages worden afwijkingen op de oorspronkelijke ramingen van de
baten en lasten van programma’s, prioriteiten en investeringskredieten in de begroting
groter dan € 50.000 of hoger dan 25% van het actuele begrote bedrag toegelicht.
Artikel 7. Informatieplicht
Het college besluit niet over:
a. de aan- en verkoop van goederen, werken en diensten groter dan € 250.000;
a1 met uitzondering van de verkoop van bouwterreinen in bestemmingsplannen,
waarvoor een grondexploitatie-opzet is vastgesteld.
a2. de aankoop van onroerende goederen, die voorkomen op een door de raad vast te
stellen lijst van te verwerven percelen of objecten;
b. het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 50.000;
c. het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen; en
d. het aangaan van geldleningen voor zover niet in de begroting is vermeld,
dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is
gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.
Artikel 8. EMU-saldo
Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve
aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet
houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of
een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht,
doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.
Hoofdstuk 3. Financieel beleid
Artikel 9. Waardering en afschrijving vaste activa
1. Immateriële en materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en
de termijnen zoals vermeld in de nota afschrijvingsmethodieken.
2. Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie
gebracht.
3. Een saldo voor agio of disagio wordt direct ten laste van de exploitatie gebracht.
Artikel 10. Voorziening voor oninbare vorderingen
Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden, inclusief gemeentelijke
(belasting)heffingen en bijstandsverstrekkingen wordt een voorziening wegens
oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de
openstaande vorderingen.
Artikel 11. Reserves en voorzieningen
1. In de beleidsbegroting, de financiële begroting, het jaarverslag en de jaarrekening
vindt geen toerekening van rente over de reserves en voorzieningen aan de taakvelden
plaats.
2. Het college biedt de raad eens in de vier jaar een nota reserves en voorzieningen
aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandelt:
a. de vorming en besteding van reserves;
b. de vorming en besteding van voorzieningen.
3. Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve voor een
investeringsvoornemen wordt minimaal aangegeven:
a. het specifieke doel van de reserve;
b. de voeding van de reserve;
c. de maximale hoogte van de reserve; en
d. de maximale looptijd.
4. Als een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven
maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij
en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.
Artikel 12. Kostprijsberekening
1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee
kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden
geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van
kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe
kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en
voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.
2. Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van
voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de
afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen
waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele
belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het
kwijtscheldingsbeleid betrokken.
3. Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen
worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een
specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd
en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die
activiteiten.
4. Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen
worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, binnen het taakveld
overhead apart geadministreerd en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de
vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.
5. Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en
heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken,
diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet
activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, wordt uitgegaan van een
aandeel in de totale overheadkosten ter grootte van de geraamde directe kosten van de
economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel
die worden besteed aan de desbetreffende goederen, werken, diensten en heffingen,
gedeeld door de totale geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1
Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel.
6. Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de
financiering van de in gebruik zijn de activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks
met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt (inclusief
afronding) bepaald conform het renteschema 3 uit de notitie rente 2017 van de
commissie BBV. Indien op nacalculatiebasis de afwijking kleiner is dan 25% wordt niet
tot correctie van het omslagpercentage overgegaan.
7. In afwijking van het eerste lid wordt bij grondexploitaties gehandeld conform de
notitie grondexploitaties 2016 van de commissie BBV en dit op de volgende manier: het
gewogen gemiddelde rentepercentage van de bestaande leningenportefeuille van de
gemeente, naar verhouding vreemd vermogen/totaal vermogen, indien geen sprake is
van projectfinanciering.
Artikel 13. Prijzen economische activiteiten
1. Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan
overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen
treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij
afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze
activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang
van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt
gemotiveerd.
2. Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan
overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in
rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf
een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of de
garantie wordt gemotiveerd.
3. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden
gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten
van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college
vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de
kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.
4. Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in de vorige
leden zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht
en sprake is van:
a. leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen,
garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en
verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere
overheid;
b. een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen
publiekrechtelijke taak;
c. een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of
uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;
d. een bevoordeling van sociale werkplaatsen;
e. een bevoordeling van onderwijsinstellingen;
f. een bevoordeling van publieke media-instellingen; en
g. een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het
Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.
Artikel 14. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen
1. Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke
tarieven voor de onroerendezaakbelastingen, de rioolheffingen, de afvalstoffenheffing,
reinigingsrecht, toeristenbelasting, begrafenisrechten, leges, liggelden en marktgelden.
2. Het college biedt de raad eens in de vier jaar een nota aan met de kaders voor de
prijzen voor de levering van gemeentelijke goederen, werken en diensten aan
overheidsbedrijven en derden en voor de huren en de erfpachten.
3. Het college legt bij een tussentijdse wijziging van prijzen, huren en erfpachten ten
opzichte van de kaders uit de nota vooraf een besluit voor aan de raad.
Artikel 15. Financieringsfunctie
1. Het college stelt een treasurystatuut vast met inachtneming van de minimumeisen
van de Wet Fido (Wet Financiering decentrale overheden) en regeling Ruddo (Regeling
uitzetting derivaten decentrale overheden)
2. Het college neemt bij het uitzetten en het aantrekken van middelen de volgende
kaders in acht:
a. voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar
worden ten minste twee prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd;
en
b. er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1,
onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.
3. Bij het verstrekken van leningen, het verstrekken van garanties en het verstrekken
van risicodragend kapitaal bedingt het college indien mogelijk zekerheden.
4. Bij het verstrekken van een garantie wordt een voorziening ten laste van de
begroting gevormd ter grootte van het risico dat de gemeente met de garantie loopt.
Als in de begroting niet is voorzien in budget voor deze voorziening dan doet het
college vooraf aan de garantieverlening een voorstel aan de raad voor een
begrotingswijziging.
Hoofdstuk 4. Paragrafen
Artikel 16. Lokale heffingen
Bij de begroting en de jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen
naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en
verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:
a. de berekening van het rentepercentage (rente omslagpercentage) voor de
rentevergoeding over de reserves en de voorzieningen voor het bepalen van de
kostprijzen, bedoeld in artikel 12, zevende lid.
Artikel 17. Financiering
In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast
de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en
verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:
a. Kasgeldlimiet
b. Renterisiconorm
c. Kredietrisico’s
Artikel 18. Weerstandsvermogen & risicobeheersing
1. In de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing bij de begroting en de
jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 11
van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:
a. de ontwikkeling van de netto schuld per inwoner;
b. het saldo van de baten en lasten voor toevoegingen en onttrekkingen van reserves
als percentage van de inkomsten;
c. de onbenutte belastingcapaciteit onroerende zaakbelasting als percentage van de
inkomsten;
Artikel 19. Onderhoud kapitaalgoederen
1. Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar het beleidsplan Openbare
ruimte aan. Het plan geeft het kader aan voor het te voeren beleid en beheer. De raad
stelt het beleidsplan vast. Het college stelt de beheerplannen vast.
2. Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een rioleringsplan aan. Het
plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het
onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de
eventuele uitbreidingen. De raad stelt het plan vast.
3. Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar het beleidsplan Vastgoed
Gebouwen aan. Het plan geeft het kader aan voor het te voeren beleid en beheer. De
raad stelt het beleidsplan vast. Het college stelt de beheerplannen vast.
Artikel 20. Grondbeleid
Het college biedt de raad ten minste eens in de vier jaar een nota grondbeleid aan. De
raad stelt de nota vast. In de nota wordt aandacht besteed aan:
a. de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;
b. te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;
c. het verloop van de grondvoorraad;
d. de uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden.
Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer
Artikel 21. Administratie
De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is
voor:
a. het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als
geheel en in de afdelingen;
b. het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste
activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten;
c. het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en
investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;
d. het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de
gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van
het gemeentelijke beleid;
e. het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de
doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de
begroting en relevante wet- en regelgeving;
f. de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan
ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de
doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de
gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.
Artikel 22. Financiële organisatie
Het college draagt zorgt voor:
a. een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig
toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;
b. een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden,
verantwoordelijkheden;
c. de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen
ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;
d. de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de
bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;
e. de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de
daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de
voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;
f. de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van baten en lasten aan de
taakvelden;
g. het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen,
werken en diensten;
h. het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van
subsidies aan ondernemingen en instellingen; en
i. het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk
gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van
rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.
Artikel 23. Interne controle
1. Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld
in artikel 213, derde lid, onder a, van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de
baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b, van de
Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de
informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij
afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.
2. Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de
ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien
verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de
debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende
schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en
registergoederen (periodiek) en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in de vijf jaar. Bij
afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de
tekortkomingen.
Hoofdstuk 6. Slotbepalingen
Artikel 24. Intrekken oude verordening en overgangsrecht
1. De Financiële verordening gemeente Midden-Groningen 2018 vastgesteld op 20
december 2018 wordt ingetrokken per 1 januari 2020, met dien verstande dat zij van
toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het
begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt en
op de begroting, jaarrekening en jaarverslag en bijbehorende stukken van het
begrotingsjaar dat samenvalt met het jaar waarin deze verordening in werking treedt.
Artikel 25. Inwerkingtreding en citeertitel
1. Deze verordening treedt in werking per 1 januari 2020.
2. Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Midden-Groningen 2020.
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 19 december 2019.
Adriaan Hoogendoorn,
De voorzitter.
Mieke Bouwman,
De griffier.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl