Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2016

Geldend van 27-10-2021 t/m 18-05-2022

Intitulé

Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2016

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant; Overwegende dat Gedeputeerde Staten uitvoering willen geven aan de Wet BDU verkeer en vervoer en aan de essentiële onderdelen van het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten tevens de doorstroming van het openbaar vervoer in Noord-Brabant wensen te stimuleren;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten vanuit de doelstelling van de OV-visie streven naar meer reizigers in het openbaar vervoer en daarom het wenselijk achten om bij te dragen aan projecten op het gebied van marketing;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten de inhoudelijke sturing en de kwaliteitsborging van de totstandkoming van de uitvoeringsprogramma’s van de GGA-regio’s willen waarborgen om zodoende een effectievere aanpak van de mobiliteitsproblematiek te bewerkstelligen;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten streven naar betrouwbaar, comfortabel en snel openbaar vervoer en dit willen bevorderen door het stimuleren van de realisering van specifieke infrastructuur voor het openbaar vervoer en tevens met goede parkeer- en reisvoorzieningen de bereikbaarheid van een stad of regio beogen te verbeteren;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten kleinschalige mobiliteitsoplossingen willen stimuleren om te kunnen voorzien in een mobiliteitsbehoefte van reizigers voor wie geen openbaar vervoer beschikbaar is;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten in samenwerking met het Rijk projecten willen stimuleren die een vlotte en veilige doorstroming op overwegen bevorderen;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten projecten willen stimuleren die een verschuiving bewerkstelligen van het goederenvervoer over de weg naar goederenvervoer over water, spoor en door buisleidingen;

Overwegende dat aanpassing van de Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2013 vanwege de nieuwe situatie, dat vanaf 1 januari BDU-gelden worden gestort in het provinciefonds met de daaraan gekoppelde verantwoording op grond van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant, leidt tot een groot aantal noodzakelijke wijzigingen en Gedeputeerde Staten het derhalve wenselijk achten een geheel nieuwe regeling vast te stellen;

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

§ 1 Regiotaxi

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

doelgroepenvervoer: vervoer georganiseerd in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, Jeugdwet, Participatiewet, Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, Wet langdurige zorg en Wet overige OCW-subsidies;

OV: openbaar vervoer;

OV-advies: advies over welke bus of trein een reiziger in plaats van de regiotaxi kan nemen;

OV-ritten: voor de vrije reiziger openstaande ritten met de regiotaxi, niet bestaande uit doelgroepenvervoer;

regio: regio Noordoost Brabant, regio ’s-Hertogenbosch, regio Midden-Brabant, regio West-Brabant of regio Zuidoost-Brabant, zijnde een samenwerkingsverband van gemeenten gericht op regiotaxi;

regiotaxi: voor eenieder openstaand personenvervoer per auto als bedoeld in artikel 6 van het Besluit personenvervoer 2000, dat niet plaatsvindt volgens een dienstregeling en aanvullend of vervangend is ten opzichte van het openbaar vervoer;

samenwerkingsovereenkomst: op 22 oktober 2015 tussen de provincie Noord-Brabant en de regio’s Noordoost Brabant,’s-Hertogenbosch, Midden-Brabant en West-Brabant afgesloten Samenwerkingsovereenkomst Regiotaxi Noord-Brabant 2016-2020;

tariefeenheid: instaptarief, kilometertarief of zone-tarief.

Artikel 1.2 Doelgroep

  • 1. Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door een regio.

  • 2. Indien een regio geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een gemeente uit de regio; en

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van de regio, blijkend uit een samenwerkingsverklaring.

Artikel 1.3 Subsidievorm

  • 1 Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2 Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 1.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het aanbieden van regiotaxi in de provincie Noord-Brabant, in de vorm van:

  • a.

    het uitvoeren van OV-ritten;

  • b.

    het geven van bindend OV-advies;

  • c.

    het organiseren van regiotaxi;

  • d.

    de transitie van het organiseren van regiotaxi.

Artikel 1.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien de aangevraagde subsidie minder bedraagt dan € 125.000.

Artikel 1.6 Subsidievereisten

  • 1. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

    • b.

      het project kan worden afgerond voor 1 januari 2022;

    • c.

      aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

        op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2°.

        een sluitende en realistische begroting per activiteit.

  • 2. Onverminderd het eerste lid wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder a, in aanmerking te komen, voldaan aan het vereiste dat het project is gericht op het uitvoeren van OV-ritten.

  • 3. Onverminderd het eerste lid wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder b, in aanmerking te komen, voldaan aan het vereiste dat het project is gericht op het geven van bindend OV-advies.

  • 4. Onverminderd het eerste lid wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder c, in aanmerking te komen, voldaan aan het vereiste dat het project is gericht op het organiseren van regiotaxi in de vorm van:

    • a.

      beheer van het project;

    • b.

      het uitbrengen van nieuwsbrieven;

    • c.

      het uitvoeren van klanttevredenheidsonderzoeken.

  • 5. Onverminderd het eerste lid wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder d, in aanmerking te komen, voldaan aan het vereiste dat de subsidieaanvrager deelnemer was aan de samenwerkingsovereenkomst.

Artikel 1.7 Subsidiabele kosten

  • 1. Kosten gemaakt vanaf 1 januari 2021 komen voor subsidie in aanmerking.

  • 2. Voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4, onder a, geldt een lumpsum bedrag per rit.

  • 3. Voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4, onder b, komen voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, alle kosten in aanmerking.

  • 4. Voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4, onder c, komen voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie de volgende kosten in aanmerking:

    • a.

      arbeids- en personeelsuren;

    • b.

      kosten derden.

  • 5. Voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4, onder d, geldt een lumpsum bedrag.

  • 6. Voor de berekening van subsidiabele uurtarieven van personeels- en arbeidsuren van de subsidieaanvrager als bedoeld in het vierde lid, onder a, past de subsidieaanvrager de berekeningswijze, genoemd in artikel 3, eerste lid, onder a, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen uurtarieven subsidies Noord-Brabant toe.

Artikel 1.8 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 15 februari 2021 tot en met 3 december 2021.

Artikel 1.9 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de periode, genoemd in artikel 1.8, vast op:

  • a.

    € 2.000.000 voor projecten als bedoeld in artikel 1.4, onder a;

  • b.

    € 500.000 voor projecten als bedoeld in artikel 1.4, onder b;

  • c.

    € 200.000 voor projecten als bedoeld in artikel 1.4, onder c;

  • d.

    € 340.000 voor projecten als bedoeld in artikel 1.4, onder d.

Artikel 1.10 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 1.4, onder a, bedraagt het lumpsum bedrag per rit, op basis van de tariefeenheid, verminderd met de eigen bijdrage van de reiziger, vermenigvuldigd met het aantal tariefeenheden van de rit, tot een maximum van € 600.000.

  • 2. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 1.4, onder b, bedraagt 100% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 100.000.

  • 3. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 1.4, onder c, bedraagt het aantal gereden OV-ritten als percentage van het totale aantal gereden regiotaxiritten, vermenigvuldigd met de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 40.000.

  • 4. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 1.4, onder d, bedraagt het lumpsum bedrag van € 85.000.

Artikel 1.11 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting, in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 4. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen van hoog naar laag worden gerangschikt in volgorde van trekking.

  • 5. De subsidie wordt overeenkomstig de rangschikking verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

  • 6. [vervallen]

  • 7. [vervallen]

  • 8. [vervallen]

Artikel 1.12 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger:

  • a.

    houdt een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten;

  • b.

    rondt het project uiterlijk af op 31 december 2021.

  • c.

    [vervallen]

Artikel 1.13 Verantwoording

De subsidieontvanger toont bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbondenverplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

  • a.

    een activiteitenverslag;

  • b.

    een financieel verslag, als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel a, onder 1˚, van de Asv;

  • c.

    een verklaring inzake werkelijke kosten en opbrengsten met gebruikmaking van de daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde modelverklaring waarmee de rechtmatigheid van het financieel verslag, bedoeld in artikel 22, tiende lid, van de Asv, kan worden vastgesteld.

Artikel 1.14 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2. Het voorschot wordt in een keer betaald.

Artikel 1.15 Evaluatie

  • 1. Gedeputeerde Staten zenden in 2022 en vervolgens ieder jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze regeling in de praktijk.

  • 2. Het verslag, bedoeld in het eerste lid, maakt onderdeel uit van de jaarlijkse Trendmonitor openbaar vervoer.

§ 2 Snelfietsroutes

Artikel 2.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

  • b.

    CROW: kennisinstituut voor infrastructuur, openbare ruimte, verkeer en vervoer, en werk en veiligheid;

  • c.

    CROW-richtlijn: door het CROW opgestelde richtlijn voor vormgeving en maatvoering van verkeersinfrastructuur;

  • d.

    engineeringskosten: kosten gemaakt in de voorbereiding en de begeleiding van een project, geraamd conform de Standaard Systematiek Kostenramingen 2018;

  • e.

    fietspad: vrijliggend fietspad, solitair fietspad, vrijliggend fiets/bromfietspad of solitair fiets/bromfietspad;

  • f.

    fietsstraat: straat die ingericht is als hoofdfietsroute, maar waarop tevens gemotoriseerd verkeer is toegestaan;

  • g.

    innovatieve producten of technieken: producten of technieken, die wat betreft functies en mogelijkheden positief opvallen ten opzichte van functies en mogelijkheden van bestaande producten of technieken in de zin van gebruiksmogelijkheden, snelheid, compactheid of zuinigheid en die nog niet of nauwelijks zijn toegepast;

  • h.

    kunstwerk: bouwconstructie in de vorm van een brug, viaduct, tunnel, duiker, stuw of spoorwegovergang;

  • i.

    snelfietsroute: hoogwaardige fietsverbinding als genoemd in bijlage 5, behorende bij deze regeling, uitgerust om grote aantallen fietsers met grote snelheidsverschillen te kunnen afwikkelen, die op lange afstanden kernen of economische toplocaties met elkaar verbindt;

  • j.

    snelfietsroutedeel: deel van een snelfietsroute;

  • k.

    zakelijk recht: zakelijk recht als bedoeld in boek 5 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 2.2 Doelgroep

  • 1.

    Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

    • a.

      gemeenten;

    • b.

      een samenwerkingsverband van gemeenten.

  • 2.

    Indien een samenwerkingsverband als bedoeld in het eerste lid, onder b, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband; en

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband, blijkend uit een samenwerkingsverklaring.

Artikel 2.3 Subsidievorm

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2.

    Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 2.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op de aanleg of aanpassing van:

  • a.

    een snelfietsroute of snelfietsroutedeel;

  • b.

    een kunstwerk ten behoeve van een werk genoemd onder a;

  • c.

    een voetgangersvoorziening ten behoeve van een werk genoemd onder a;

  • d.

    bewegwijzering, markering of verlichting ten behoeve van een werk als genoemd, onder a of b.

Artikel 2.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    de totale projectkosten van projecten minder dan € 50.000 bedragen;

  • b.

    de subsidieaanvrager voor het project reeds subsidie heeft ontvangen op grond van een paragraaf uit de Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2016.

Artikel 2.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project is gericht op de aanleg of aanpassing van een of meer van de volgende werken:

    • 1°.

      een snelfietsroute;

    • 2°.

      een snelfietsroutedeel;

    • 3°.

      een kunstwerk ten behoeve van een snelfietsroute of snelfietsroutedeel;

    • 4°.

      een voetgangersvoorziening ten behoeve van een snelfietsroute of snelfietsroutedeel;

    • 5°.

      de bewegwijzering, markering of verlichting van een snelfietsroute, een snelfietsroutedeel of een kunstwerk;

  • b.

    de werken, genoemd onder a, maken deel uit van het snelfietsroutenetwerk, opgenomen in bijlage 5 bij deze regeling;

  • c.

    het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

  • d.

    de subsidieaanvrager overlegt een bestuursovereenkomst conform het door Gedeputeerde Staten vastgestelde format, met daarbij de volgende bijlagen met betrekking tot de gehele snelfietsroute;

    • 1°.

      het ontwerp;

    • 2°.

      een toelichting op het kwaliteitsniveau;

    • 3°.

      een risicoparagraaf;

    • 4°.

      een kostenprognose;

    • 5°.

      de fasering en planning;

  • e.

    de bestuursovereenkomst, bedoeld onder d, is ondertekend;

    • 1°.

      na 1 mei 2017 en voor 1 januari 2019, of;

    • 2°.

      na 1 januari 2019 en voor 1 januari 2021;

  • f.

    de bestuursovereenkomst, bedoeld onder d, is ondertekend door alle gemeenten waarin de snelfietsroute wordt aangelegd;

  • g.

    de subsidieaanvrager overlegt een geactualiseerde risicoparagraaf voor de gehele snelfietsroute;

  • h.

    de snelfietsroute verbindt kernen of economische toplocaties met elkaar;

  • i.

    de snelfietsroute is duurzaam, blijkend uit een programma van duurzaamheid;

  • j.

    de snelfietsroute draagt bij aan het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving;

  • k.

    de snelfietsroute is geschikt om grote aantallen fietsers met grote snelheidsverschillen te kunnen afwikkelen;

  • l.

    de snelfietsroute of het snelfietsroutedeel voldoet aan de eisen van verkeersveiligheid, blijkend uit een uitgevoerde verkeersveiligheidsaudit;

  • m.

    de snelfietsroute of het snelfietsroutedeel geeft zo veel mogelijk voorrang en prioriteit aan de fietser of bevat ongelijkvloerse kruisingen;

  • n.

    de snelfietsroute of het snelfietsroutedeel bestaat uit:

    • 1°.

      een fietspad; of

    • 2°.

      een fietsstraat;

  • o.

    de snelfietsroute of het snelfietsroutedeel bevat zo min mogelijk obstakels op of naast het fietspad;

  • p.

    de breedte van het fietspad van de snelfietsroute, het snelfietsroutedeel of het kunstwerk wordt:

    • 1°.

      ten minste 3,0 meter bij een eenrichtingsfietspad;

    • 2°.

      ten minste 4,0 meter bij een tweerichtingsfietspad;

  • q.

    in afwijking van de breedtes, genoemd onder p, wordt een eenrichtingsfietspad ten minste 2,5 meter breed en een tweerichtingsfietspad ten minste 3,5 meter breed, indien de subsidieaanvrager onderbouwt dat een breder fietspad niet haalbaar is op grond van technische redenen, economische motieven of maatschappelijke overwegingen;

  • r.

    de snelfietsroute, het snelfietsroutedeel of het kunstwerk krijgt een gesloten en comfortabele verharding;

  • s.

    het project is tevens gericht op:

    • 1°.

      communicatie over de realisatie en het gebruik van de snelfietsroute;

    • 2°.

      stimulering van het gebruik van de snelfietsroute;

    • 3°.

      monitoring van de snelfietsroute;

  • t.

    het project wijkt niet af van het ontwerp en het kwaliteitsniveau van de snelfietsroute, opgenomen in de bestuursovereenkomst, bedoeld onder d, tenzij de afwijking een verbetering van het ontwerp of het kwaliteitsniveau betreft;

  • u.

    het project kan worden afgerond:

    • 1°.

      voor 1 januari 2023, indien de bestuursovereenkomst met betrekking tot het project is ondertekend binnen de periode, bedoeld in onderdeel e, onder 1;

    • 2°.

      voor 1 januari 2025, indien de bestuursovereenkomst met betrekking tot het project is ondertekend binnen de periode, bedoeld in onderdeel e, onder 2;

  • v.

    aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen;

    • 1°.

      op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een sluitende begroting;

Artikel 2.7 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      kosten voor de verwerving van gronden ten behoeve van het project tot maximaal de taxatiewaarde;

    • b.

      kosten voor het aankopen van een onroerende zaak ten behoeve van het project tot maximaal de taxatiewaarde;

    • c.

      kosten voor het aanpassen van de verkeerssituatie;

    • d.

      kosten voor de aanleg en aanpassing van de snelfietsroute of het snelfietsroutedeel met inbegrip van kosten voor maatregelen om herkenbaarheid, aantrekkelijkheid, comfort of omgevingskwaliteit van de snelfietsroute of het snelfietsroutedeel te vergroten;

    • e.

      kosten voor de aanleg en aanpassing van een kunstwerk;

    • f.

      kosten voor de aanleg en aanpassing van een voetgangersvoorziening, bewegwijzering, markering en verlichting;

    • g.

      kosten voor projectonderdelen, die gericht zijn op de toepassing van innovatieve producten of technieken;

    • h.

      kosten voor het verleggen van kabels en leidingen;

    • i.

      interne loonkosten in de vorm van engineeringskosten;

    • j.

      externe adviseurskosten in de vorm van engineeringskosten.

  • 2.

    Voor de berekening van subsidiabele uurtarieven van arbeids- en personeelsuren, bedoeld in het eerste lid, onder i, past de subsidieaanvrager naar keuze toe:

    • a.

      de berekeningswijze, genoemd in artikel 3, eerste lid, onder c, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen uurtarieven subsidies Noord-Brabant en hanteert daarbij ingevolge artikel 6, tweede lid, van die regeling een uurtarief van € 75; of

    • b.

      de berekeningswijze genoemd in artikel 3, eerste lid, onder a, juncto artikel 4 van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen uurtarieven subsidies Noord-Brabant.

  • 3.

    De kosten, genoemd in het eerste lid, onder i en j, bedragen gezamenlijk maximaal 15 procent van de kosten, genoemd in het eerste lid, onder a tot en met h.

Artikel 2.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 2.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten gemaakt voor de indiening van de aanvraag;

  • b.

    interne apparaatskosten van de subsidieaanvrager, met uitzondering van de kosten, bedoeld in artikel 2.7, onder i;

  • c.

    kosten voor het uitvoeren van reguliere werkzaamheden;

  • d.

    kosten voor vergunningen en leges;

  • e.

    kosten voor vergoeding van planschade en nadeelcompensatie;

  • f.

    kosten van vervanging van kabels en leidingen van derden;

  • g.

    kosten voor planologische procedures;

  • h.

    kosten voor de accountantscontrole;

  • i.

    kosten voor juridische procedures.

Artikel 2.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 3 mei 2018 tot en met 1 juli 2024.

Artikel 2.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4 voor de periode, genoemd in artikel 2.9 vast op € 61.000.000.

Artikel 2.11 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie voor projecten als bedoeld in artikel 2.4, onder a, c en d, bedraagt 50 procent van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 15.000.000.

  • 2.

    De hoogte van de subsidie voor projecten als bedoeld in artikel 2.4, onder b, bedraagt 80 procent van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 5.000.000.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid, bedraagt de hoogte van de subsidie voor de subsidiabele kostenpost, bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, onder d, 60 procent, voor het deel waar het fietspad ten minste de volgende breedte heeft:

    • a.

      3,5 meter bij een eenrichtingsfietspad;

    • b.

      4,5 meter bij een tweerichtingsfietspad.

  • 4.

    In afwijking van het eerste lid, bedraagt de hoogte van de subsidie voor de subsidiabele kostenpost, bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, onder g, 60 procent, tot een maximum van € 2.000.000.

  • 5.

    In afwijking van het tweede lid, bedraagt de hoogte van de subsidie voor de subsidiabele kostenposten, bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, onder a, b, c, h, i en j 50 procent.

  • 6.

    Indien toepassing van dit artikel tot gevolg heeft dat de subsidie voor projecten, als bedoeld in artikel 2.4, minder dan € 25.000 bedraagt, wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 2.12 Verdeelcriteria

  • 1.

    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2.

    Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3.

    Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

  • 4.

    De loting vindt plaats middels trekking in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 5.

    De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris.

  • 6.

    De eerst getrokken aanvraag, wordt als hoogste gerangschikt.

  • 7.

    De hoogst gerangschikte aanvraag komt het eerst in aanmerking voor subsidie.

  • 8.

    Subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 2.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      de subsidieaanvrager draagt zorg dat hij:

      • 1°.

        eigenaar wordt van de gronden waarop het project wordt uitgevoerd;

      • 2°.

        een ander zakelijk recht vestigt op de gronden waarop het project wordt uitgevoerd, of

      • 3°.

        een toestemmingsverklaring van de eigenaar verkrijgt, indien de gronden eigendom zijn van een medeoverheid;

    • b.

      de fietsstraat van de snelfietsroute, het snelfietsroutedeel of het kunstwerk wordt veilig en comfortabel ingericht voor fietsers;

    • c.

      de snelfietsroute, het snelfietsroutedeel of het kunstwerk wordt voorzien van effectieve uniforme markering;

    • d.

      voor het inrichten van de fietsstraat, bedoeld onder b, en het aanbrengen van de markering, bedoeld onder c, treedt de subsidieontvanger in overleg met Gedeputeerde Staten;

    • e.

      de snelfietsroute, het snelfietsroutedeel of het kunstwerk wordt voorzien van effectieve uniforme bewegwijzering op basis van een bewegwijzeringsplan, opgesteld door de Nationale Bewegwijzeringsdienst;

    • f.

      de snelfietsroute, het snelfietsroutedeel of het kunstwerk wordt voorzien van effectieve verlichting, tenzij;

      • 1°.

        er sprake is van verstoring van de natuur; of

      • 2°.

        de route zich buiten de bebouwde kom bevindt en kantmarkering voor voldoende veiligheid zorgt;

    • g.

      het project wordt afgerond:

      • 1°.

        voor 1 januari 2023, indien de bestuursovereenkomst met betrekking tot het project is ondertekend binnen de periode, genoemd in artikel 2.6, onderdeel e, onder 1°;

      • 2°.

        voor 1 januari 2025, indien de bestuursovereenkomst met betrekking tot het project is ondertekend binnen de periode, genoemd in artikel 2.6, onderdeel e, onder 2°.

    • h.

      indien het project wegens onvoorziene omstandigheden niet kan worden afgerond binnen de termijn, genoemd in onderdeel g, onder 1°, kan de subsidieontvanger uiterlijk de dag voor het verstrijken van die termijn bij Gedeputeerde Staten een gemotiveerd schriftelijk verzoek indienen tot verlenging met maximaal drie jaar;

    • i.

      de subsidieontvanger voert na aanleg van de snelfietsroute een verkeersveiligheidsaudit uit en overlegt deze aan Gedeputeerde Staten;

    • j.

      de subsidieontvanger stimuleert het gebruik van de snelfietsroute;

    • k.

      de subsidieontvanger zorgt voor communicatie over de realisatie en het gebruik van de snelfietsroute via de website onsbrabantfietst.nl;

    • l.

      de subsidieontvanger draagt zorg voor monitoring van de snelfietsroute;

    • m.

      de subsidieontvanger houdt het project ten minste 10 jaar in stand;

    • n.

      het project voldoet gedurende de gehele instandhoudingsperiode aan ten minste kwaliteitsniveau A, overeenkomstig de CROW-richtlijn inzake Kwaliteitscatalogus openbare ruimte 2018.

  • 2.

    Bij subsidies van €25.000 en hoger overlegt de subsidieontvanger jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt.

  • 3.

    Bij subsidies van €125.000 en hoger houdt de subsidieontvanger een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 2.14 Prestatieverantwoording

  • 1.

    Bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot vaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      fotomateriaal of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      een proces verbaal van oplevering.

  • 2.

    Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      een proces verbaal van oplevering;

    • d.

      een financieel verslag als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel a, onder 1˚, van de Asv;

    • e.

      een controleverklaring als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel a, onder 2˚, van de Asv.

Artikel 2.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1.

    Bij subsidies van € 25.000 en hoger verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100 % van het verleende subsidiebedrag.

  • 2.

    Het voorschot, bedoeld in het eerst lid, wordt jaarlijks betaald in gelijke gedeelten, gedurende de looptijd van het project.

  • 3.

    De eerste jaarlijkse betaling vindt plaats binnen de termijn van zes weken, bedoeld in artikel 4:87 van de Awb.

Artikel 2.16 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2020 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.

§ 3 Pilotprojecten Mobility Lab

Artikel 3.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

micro-onderneming: zelfstandige onderneming waar minder dan 10 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet de 2 miljoen euro niet overschrijdt;

Mobility Lab: onderdeel van het innovatieve mobiliteitsprogramma SmartwayZ.NL, waarin startups worden begeleid hun producten of diensten versneld verder te ontwikkelen en toepasbaar te maken;

pilot: proefproject van een startup gericht op het testen van een product of dienst in een reële omgeving;

samenwerkingspartner: onderneming, overheid of organisatie waar het project in samenwerking met subsidieaanvrager als pilot kan worden uitgevoerd;

startup: micro-onderneming die in de ontwikkeling zit van een product of dienst, waarbij nog niet alle facetten van die ontwikkeling uitgekristalliseerd zijn;

TRL: technologie readiness level, zijnde het niveau van maturiteit van innovatieve producten of diensten.

Artikel 3.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door een startup met rechtspersoonlijkheid.

Artikel 3.3 Subsidievorm

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies in de vorm van een geldlening.

  • 2. De looptijd van de geldlening, bedoeld in het eerste lid, is twee jaar.

Artikel 3.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op de uitvoering van pilots die een innovatie inhouden op het gebied van mobiliteit.

Artikel 3.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    reeds voor indiening van de aanvraag begonnen is met de uitvoering van het project;

  • b.

    voor het project reeds een subsidie of een bijdrage is verstrekt.

Artikel 3.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

  • b.

    het project is gericht op de uitvoering van een pilot die een innovatie inhoudt op het gebied van mobiliteit;

  • c.

    de pilot, bedoeld onder b, is tot stand gekomen binnen het Mobility Lab;

  • d.

    het project:

    • 1°.

      is innovatief in de zin dat het project iets toevoegt aan reeds bestaande producten of diensten;

    • 2°.

      heeft marktpotentie in de zin dat er potentieel betalende afnemers zijn voor de producten of diensten die het project voortbrengt, blijkend uit een realistische prognose;

    • 3°.

      heeft een TRL van minimaal 3 en maximaal 7;

    • 4°.

      brengt producten of diensten voort die geschikt zijn om te testen in de praktijk en die herhaalbaar of opschaalbaar zijn;

    • 5°.

      draagt bij aan een van de doelstellingen, bedoeld in bijlage 7; en

    • 6°.

      kan worden afgerond voor 1 januari 2023;

  • e.

    het project wordt uitgevoerd bij een samenwerkingspartner, blijkend uit een schriftelijke verklaring van de samenwerkingspartner;

  • f.

    uit de verklaring, bedoeld onder e, blijkt de bereidheid van de samenwerkingspartner om mee te werken aan de evaluatie van het project;

  • g.

    de subsidieontvanger is bereid de data en resultaten van het project te delen;

  • h.

    aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

    • 1°.

      op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een sluitende en realistische begroting.

Artikel 3.7 Subsidiabele kosten

Voor subsidies als bedoeld in artikel 3.4, geldt een lumpsum bedrag.

Artikel 3.8 Aanvraagtijdvak

Subsidieaanvragen worden ingediend van 1 september 2021 tot en met 30 september 2021.

Artikel 3.9 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de periode, genoemd in artikel 3.8, vast op €124.995.

Artikel 3.10 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie bedraagt € 24.999.

Artikel 3.11 Verdelingswijze

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is, als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting, in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 4. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen van hoog naar laag worden gerangschikt in volgorde van trekking.

  • 5. De subsidie wordt overeenkomstig de rangschikking verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 3.12 Subsidieverlening

  • 1. De subsidie wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat tussen de subsidieontvanger en de provincie Noord-Brabant een uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de Awb is gesloten.

  • 2. In de uitvoeringsovereenkomst en in de beschikking tot subsidieverlening wordt een regime voor betaling van rente en aflossing opgenomen.

Artikel 3.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger:

    • a.

      start het project uiterlijk binnen drie maanden na verlening van de subsidie;

    • b.

      rondt het project uiterlijk 1 januari 2023 af;

    • c.

      stelt de data en resultaten van het project ter beschikking teneinde analyses en evaluatie mogelijk te maken;

    • d.

      betaalt de lening terug voor het einde van de looptijd genoemd in artikel 3.3, tweede lid,

  • 2. Indien het project wegens onvoorziene omstandigheden niet kan worden afgerond binnen de termijn, genoemd in het eerste lid, onder b, en de subsidieontvanger verlenging van die termijn wenselijk acht, kan hij uiterlijk de dag voor het verstrijken van die termijn schriftelijk een gemotiveerd verzoek indienen bij Gedeputeerde Staten tot verlenging met maximaal zes maanden.

Artikel 3.14 Verantwoording

De subsidieontvanger toon desgevraagd aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van een activiteitenverslag.

Artikel 3.15 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2023 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de effecten en doeltreffendheid van deze paragraaf in de praktijk.

§ 4 verkeers- en vervoersprojecten GGA

Artikel 4.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

  • b.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • c.

    buurtbushalte: halte, waar een buurtbus halteert;

  • d.

    GGA: gebiedsgerichte aanpak;

  • e.

    GGA-regio: samenwerkingsverband van gemeenten in de desbetreffende regio als opgenomen in Bijlage 2 van deze regeling, de provincie Noord-Brabant en de directie Noord-Brabant van Rijkswaterstaat, ten behoeve van een gebiedsgerichte aanpak van verkeers- en vervoersprojecten;

  • f.

    halte: in-, uit- of overstapfaciliteit voor de bus met voorzieningen voor een comfortabele in- en uitstap, voorzien van het verkeersbord L 03;

  • g.

    infrastructurele projecten: projecten gericht op verkeers- of vervoersmaatregelen;

  • h.

    lump sum bedrag: vast normbedrag per maatregel of project;

  • i.

    niet- infrastructurele projecten: verkeers- en vervoersprojecten gericht op regionale studieprojecten of mensgerichte maatregelen;

  • j.

    regionaal uitvoeringsprogramma 2020: door het bestuurlijk overleg van een GGA-regio jaarlijks vastgesteld programma, waarin de binnen de desbetreffende regio uit te voeren verkeers- en vervoersprojecten, passend binnen deze paragraaf, zijn opgenomen;

  • k.

    stadsbushalte: halte waar een stadsbus halteert;

  • l.

    streekbushalte: halte waar een streekbus halteert.

  • m.

    VAT-kosten: engineeringskosten gemaakt in de voorbereiding en begeleiding van een project, geraamd conform de Standaardsystematiek voor kostenramingen, SSK 2010.

Artikel 4.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

  • a.

    gemeenten;

  • b.

    gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 4.3 Subsidievorm

  • 1 Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2 Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 4.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor verkeersprojecten of vervoersprojecten, gericht op het verbeteren van de bereikbaarheid, de verkeersveiligheid en de leefbaarheid in de vorm van:

  • a.

    infrastructurele projecten;

  • b.

    niet-infrastructurele projecten;

  • c.

    projecten gericht op het fysiek toegankelijk maken van haltes;

  • d.

    projecten gericht op het aanschaffen en plaatsen van haltemeubilair voor haltes.

Artikel 4.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien voor het project reeds subsidie is verstrekt op grond van deze of een andere provinciale subsidieregeling, met uitzondering van de Subsidieregeling ondersteuning gemeentelijke aanpak nimby-situaties Noord-Brabant.

Artikel 4.6 Subsidievereisten

  • 1 Om voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

    • b.

      het project is gericht op ten minste een van de volgende doelstellingen:

      • 1°.

        het verbeteren van de bereikbaarheid;

      • 2°.

        het verbeteren van de verkeersveiligheid;

      • 3°.

        het verbeteren van de leefbaarheid;

      • 4°.

        het herstellen en voorkomen van versnippering van natuur- en landschap;

    • c.

      het project is gereed voor uitvoering, maar nog niet aanbesteed en gegund, tenzij Gedeputeerde Staten daarvoor toestemming hebben verleend;

    • d.

      het project:

      • 1°.

        heeft een breed draagvlak binnen de GGA-regio;

      • 2°.

        is opgenomen in het regionaal uitvoeringsprogramma 2020 van een GGA-regio;

      • 3°.

        past binnen de financiële ruimte van het uitvoeringsprogramma, bedoeld onder 2.

  • 2 Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 4. 4, onder c en d, in aanmerking te komen, voldaan aan de vereisten, genoemd in bijlage 1, behorende bij deze regeling.

Artikel 4.7 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4, onder a, komen in aanmerking:

    • a.

      de lump sum bedragen, genoemd in bijlage 3, tabel 1 tot en met 6, van deze regeling, vermeerderd met een vast bedrag van 15% van het lump sum bedrag voor VAT-kosten;

    • b.

      voor projectonderdelen waarvoor geen lump sum bedrag als bedoeld onder a is opgenomen:

      • 1°.

        kosten voor werkzaamheden ten behoeve van aanleg, bouw, wijziging of inrichting van de betrokken infrastructuur;

      • 2°.

        kosten voor verwerving van een onroerende zaak tot maximaal de taxatiewaarde;

      • 3°.

        kosten voor vergunningen en leges;

      • 4°.

        kosten voor materiaal;

      • 5°.

        kosten voor bijkomende voorzieningen, die nodig zijn om de betrokken infrastructuur na voltooiing zijn functie te kunnen laten vervullen;

      • 6°.

        kosten voor schadevergoeding aan derden;

      • 7°.

        kosten voor voorlichting over de uitvoering van het project, gericht op begeleiding gedurende de bouw;

      • 8°.

        kosten voor omleidingsroutes voor openbaar vervoer vanaf drie maanden na start van de werkzaamheden;

      • 9°.

        kosten voor het verleggen van kabels en leidingen, voor zover dit technisch noodzakelijk is en niet reeds op andere wijze de kosten vergoed of gecompenseerd kunnen worden;

      • 10°.

        kosten voor grondverwerving;

      • 11°.

        meerkosten als gevolg van slechte bodemgesteldheid;

      • 12°.

        kosten voor het aanbrengen of aanpassen van verkeersregelinstallaties;

      • 13°.

        een vast bedrag van 15 % van de subsidiabele kosten, genoemd onder 1 tot en met 12, voor VAT-kosten.

  • 2. Voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4, onder b, komen in aanmerking:

    • a.

      de lump sum bedragen, genoemd in bijlage 3, tabel 7, behorende bij deze regeling;

    • b.

      voor projectonderdelen waarvoor geen lump sum bedrag als bedoeld onder a is opgenomen: alle kosten voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie.

  • 3. Voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4, onder c, gelden lump sum bedragen, vermeerderd met een vast bedrag van 15% van het lump sum bedrag voor VAT-kosten.

  • 4. Voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4, onder d, komen, voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie alle kosten voor subsidie in aanmerking, vermeerderd met een vast bedrag van 15% van de overige subsidiabele kosten, voor VAT-kosten.

Artikel 4.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 4.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    interne apparaatskosten van de subsidieaanvrager;

  • b.

    kosten voor het uitvoeren van reguliere werkzaamheden;

  • c.

    onderhoudskosten die worden bespaard vanwege het niet uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden;

  • d.

    materiaalkosten voor de vervanging van kabels en leidingen.

Artikel 4.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 1 december 2019 tot en met 31 januari 2020.

Artikel 4.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 4.4, voor de periode, genoemd in artikel 4.9, vast op € 17.633.000.

Artikel 4.11 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 4.4, onder a, bedraagt 50 % van de subsidiabele kosten dan wel 50% van het bedrag bedoeld onder artikel 4.7, eerste lid, onder a, tot een maximum van € 5.000.000.

  • 2. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 4.4, onder b, bedraagt 80 % van de subsidiabele kosten dan wel 80% van het bedrag bedoeld onder artikel 4.7, tweede lid, onder a, tot een maximum van € 500.000.

  • 3. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 4.4, onder c, bedraagt:

    • a.

      € 7.500 voor een buurtbushalte, vermeerderd met de VAT-kosten;

    • b.

      € 10.000 voor een stadbushalte, vermeerderd met de VAT-kosten;

    • c.

      € 10.000 voor een streekbushalte, vermeerderd met de VAT-kosten.

  • 4. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 4.4, onder d, bedraagt 50 % van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 25.000.

  • 5. In afwijking van het eerste en het vierde lid, wordt de subsidie niet verstrekt, indien de hoogte van de subsidie minder bedraagt dan € 5.000.

  • 6. In afwijking van het tweede lid, wordt de subsidie niet verstrekt, indien de hoogte van de subsidie minder bedraagt dan € 8.000.

Artikel 4.12 Verdeelcriteria

  • 1 Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2 Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3 Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 4.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

    bij subsidies van €125.000 en hoger houdt de subsidieontvanger een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

  • b.

    het project wordt voor 1 december 2021 afgerond, met een verlengingsmogelijkheid van maximaal een jaar.

Artikel 4.14 Prestatieverantwoording

  • 1 Bij subsidies tot € 25.000 toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      indien van toepassing een proces verbaal van oplevering.

  • 2 Bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000 toont de subsidieontvanger aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      indien van toepassing een proces verbaal van oplevering.

  • 3 Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      indien van toepassing een proces verbaal van oplevering;

    • d.

      een financieel verslag, als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel a, onder 1˚, van de Asv;

    • e.

      een controleverklaring, als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel a, onder 2˚, van de Asv.

  • 4. Overeenkomstig artikel 22, dertiende lid, van de Asv, geldt in afwijking van het derde lid dat de subsidieontvanger de prestatie verantwoord als bedoeld in het tweede lid, indien:

    • a.

      de subsidie bestaat uit een lumpsumbedrag of stapeling van lumpsumbedragen; of,

    • b.

      de subsidie bestaat uit een combinatie van een lumpsumbedrag of gestapelde lumpsumbedragen en maatwerkbedragen en die maatwerkbedragen minder bedragen dan € 125.000.

Artikel 4.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1 Voor subsidies tot € 25.000 verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2 Voor subsidies van €25.000 en hoger verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 80% van het verleende subsidiebedrag.

  • 3 Gedeputeerde Staten betalen het voorschot in een keer.

§ 5 Logistieke verbeterprocessen

Artikel 5.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Asv: Algemene subsidieverordening Noord-brabant;

  • b.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • c.

    bestelauto : voertuig bestemd voor het vervoer van goederen, waarvan de toegestane maximum massa niet meer bedraagt dan 3500 kg en beschikt over een laadruimte met een inhoud van minimaal 1500 liter;

  • d.

    de-minimissteun: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in de de-minimisverordening;

  • e.

    de-minimisverordening: Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013, betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, Pb L 352/1 van 24 december 2013;

  • f.

    doorstromingsknelpunt: punt waar de doorstroming stokt tijdens de spitstijden;

  • g.

    spitsmijding: het vermijden van rijden tijdens spitstijden;

  • h.

    spitstijden: maandag tot en met vrijdag van 7.00 uur tot 9.00 uur en van 16.00 uur tot 18.00 uur;

  • i.

    vrachtauto: motorvoertuig, niet ingericht voor het vervoer van personen, waarvan de toegestane maximum massa meer bedraagt dan 3500 kg.

Artikel 5.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door privaatrechtelijke rechtspersonen.

Artikel 5.3 Subsidievorm

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2. Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 5.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het verbeteren van doorstromingsknelpunten door:

  • a.

    het verrichten van haalbaarheidsstudies naar logistieke procesverbeteringen;

  • b.

    het realiseren van logistieke procesverbeteringen met bestelauto’s;

  • c.

    het realiseren van logistieke procesverbeteringen met vrachtauto’s.

Artikel 5.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    de aanvrager reeds gemeentelijke, provinciale of nationale subsidie heeft ontvangen voor projecten als bedoeld in artikel 5.4, onder b en c;

  • b.

    het project is gericht op verandering van vervoersmodaliteit van weg naar spoor via spoorterminal: Railport Brabant in de gemeente Tilburg;

  • c.

    het project activiteiten betreft, waarover voor inwerkingtreding van deze regeling reeds door deelnemers van de Stichting Berzob in het kader van het programma Beter Benutten 1.0 een intentieverklaring is ondertekend ten behoeve van verandering van modaliteit van weg naar water en het project een verandering van vervoersmodaliteit betreft van weg naar binnenvaart over:

    • 1°.

      de Zuid-Willemsvaart;

    • 2°.

      het Wilhelminakanaal;

    • 3°.

      het Beatrixkanaal.

  • d.

    reeds voor indiening van de aanvraag met de uitvoering van het project is begonnen.;

  • e.

    voor het project reeds subsidie is ontvangen op basis van deze subsidieregeling.

Artikel 5.6 Subsidievereisten

  • 1. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 5.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project is gericht op wegen in de provincie Noord-Brabant als aangegeven op de kaart in bijlage 4;

    • b.

      het project is gericht op logistieke procesverbeteringen;

    • c.

      het project is gericht op bestelauto’s of vrachtauto’s;

    • d.

      het project is gericht op een van de volgende doorstromingsknelpunten:

      • 1°.

        de wegen gelegen binnen de bebouwde kom van Breda;

      • 2°.

        de wegen gelegen binnen de bebouwde kom van Eindhoven;

      • 3°.

        de wegen gelegen binnen de bebouwde kom van Helmond;

      • 4°.

        de wegen gelegen binnen de bebouwde kom van ‘s-Hertogenbosch;

      • 5°.

        de wegen gelegen binnen de bebouwde kom van Tilburg;

      • 6°.

        de A16 vanaf Moerdijk tot aan knooppunt Galder in beide richtingen;

      • 7°.

        de A58 van Knooppunt Galder tot Eindhoven in beide richtingen;

      • 8°.

        de A58 vanaf de aansluiting op de A16 tot Etten-Leur in beide richtingen;

      • 9°.

        de A2 van Knooppunt Empel tot afslag Valkenswaard in beide richtingen;

      • 10°.

        de A67 van Eindhoven tot Venlo in beide richtingen;

      • 11°.

        de A59 vanaf de aansluiting op de A16 tot aan de aansluiting op de A27 in beide richtingen;

      • 12°.

        de A270/N270 tussen Eindhoven en Helmond in beide richtingen;

    • e.

      het project is erop gericht gedurende ten minste 12 maanden de te realiseren spitsmijdingen in stand te houden;

    • f.

      aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

        op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2°.

        een beschrijving van het huidige logistieke proces;

      • 3°.

        een beschrijving van het logistieke proces na de procesverbetering;

      • 4°.

        een sluitende begroting.

  • 2. Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 5.4, onder a, in aanmerking te komen, voldaan aan het vereiste dat het project is gericht op onderzoek naar logistieke procesverbeteringen die leiden tot spitsmijdingen.

  • 3. Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 5.4, onder b en c, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project leidt tot spitsmijdingen;

    • b.

      aan het project ligt ten grondslag:

      • 1°.

        een uitgevoerde nulmeting met daarin opgenomen het aantal dagelijkse ritten tijdens spitstijden op knelpunten;

      • 2°.

        een effectberekenig voor het bepalen van door het project beoogde aantal te realiseren spitsmijdingen op de wegen aangegeven in bijlage 4 en als bedoeld onder artikel 5.6, eerste lid, onderdeel d;

      • 3°.

        een methode voor effectmeting waarmee het aantal gerealiseerde spitsmijdingen na realisatie van de logistiek procesverbetering wordt geregistreerd of berekend;

      • 4°.

        een positieve business case.

Artikel 5.7 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten van de subsidiabele activiteit voor subsidie in aanmerking.

  • 2. Onverminderd het eerste lid, komen kosten derden, voor consultancy en gelijkwaardige diensten, die uitsluitend voor het project worden gebruikt, voor subsidie in aanmerking tot een maximum van €150 per uur.

  • 3. Voor de berekening van uurtarieven van interne loonkosten van de subsidieaanvrager past de subsidieaanvrager de berekeningssystematiek genoemd in artikel 2, eerste lid, onder c, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen subsidies Noord-Brabant 2017 toe en hanteert daarbij het daarin genoemde uurtarief van €60.

Artikel 5.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 5.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    investeringen in kapitaalgoederen;

  • b.

    exploitatiekosten;

  • c.

    kosten gemaakt voor indiening van de aanvraag.

Artikel 5.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 1 maart 2017 tot en met 29 maart 2018.

Artikel 5.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 5.4, voor de periode, genoemd in artikel 5.9, vast op €526.500.

Artikel 5.11 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 5.4, bedraagt 45 % van de subsidiabele kosten tot een maximum van €42.500.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid, bedraagt de hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 5.4, onder a, 45% van de subsidiabele kosten tot een maximum van €4.000.

  • 3.

    Onverminderd het eerste lid, bedraagt de hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 5.4, onder b, 45% van de subsidiabele kosten met een maximum van:

    • a.

      € 910 per spitsmijding, voor de eerste vijf spitsmijdingen;

    • b.

      € 680 per spitsmijding, voor de zesde tot en met tiende spitsmijding;

    • c.

      € 455 per spitsmijding, voor de elfde tot en met twintigste spitsmijding;

    • d.

      € 225 per spitsmijding, voor de eenentwintigste tot en met vijftigste spitsmijding.

  • 4.

    Onverminderd het eerste lid, bedraagt de hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 5.4, onder c, 45 % van de subsidiabele kosten met een maximum van:

    • a.

      € 2.000 per spitsmijding, voor de eerste vijf spitsmijdingen;

    • b.

      € 1.500 per spitsmijding, voor de zesde tot en met tiende spitsmijding;

    • c.

      € 1.000 per spitsmijding, voor de elfde tot en met twintigste spitsmijding;

    • d.

      € 500 per spitsmijding, voor de eenentwintigste tot en met vijftigste spitsmijding.

  • 5.

    Onverminderd voorgaande leden wordt indien sprake is van staatssteun maximaal slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat over een periode van drie belastingjaren het plafond voor de-minimissteun niet wordt overschreden.

Artikel 5.12 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 5.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      het project is afgerond voor 30 april 2018;

    • b.

      het project leidt gedurende ten minste 12 maanden tot spitsmijdingen op de wegen als aangegeven op de kaart in bijlage 4.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid, heeft de subsidieontvanger van subsidie als bedoeld in artikel 5.4, onder b en c, de verplichting de doelstelling en de resultaten van het project toegankelijk te maken voor derden voor 31 mei 2018.

Artikel 5.14 Prestatieverantwoording

  • 1. Bij subsidiebedragen tot €25.000 toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een overzicht van de gerealiseerde spitsmijdingen;

    • b.

      activiteitenverslag.

  • 2. Bij subsidiebedragen van €25.000 tot € 125.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van een activiteitenverslag.

Artikel 5.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1.

    Bij subsidies tot € 25.000 verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag, overeenkomstig artikel 23, tweede lid, van de Asv.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten betalen het voorschot overeenkomstig artikel 23, derde lid, van de Asv in een keer.

  • 3.

    Bij subsidies van €25.000 tot € 125.000 verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 50% van het verleende subsidiebedrag.

  • 4.

    Gedeputeerde Staten betalen het voorschot, bedoeld in het derde lid, in een keer.

§ 6 Spoor, hoogwaardig openbaar vervoer en knooppunten

Artikel 6.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    ABRI: wachthokje bij bushaltes;

  • b.

    Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

  • c.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • d.

    besloten busvervoer: personenvervoer per bus, niet zijnde openbaar vervoer;

  • e.

    bouwkundig kunstwerk: door mensenhanden gemaakt, meestal niet voor bewoning bestemd bouwwerk ten behoeve van infrastructuur;

  • f.

    daily urban system: systeem van verbindingen van Brabantse steden met hun omliggende regio en andere steden voor dagelijkse verplaatsingen;

  • g.

    DRIS: Dynamisch reisinformatiesyteem;

  • h.

    fietsinfrastructuur: infrastructuur die noodzakelijk is om OV-reizigers van een nieuwe fietsparkeervoorziening naar HOV of station te leiden of deze voorziening te verbinden met de doorgaande weg;

  • i.

    fietsparkeervoorziening: een openbaar toegankelijke parkeervoorziening voor fietsen bij een HOV halte of station, die bedoeld is voor voortransport en natransport bij OV;

  • j.

    goederen terminals: overslagpunt en opslagpunt voor goederen;

  • k.

    hoogwaardig openbaar vervoer: vervoer dat samen met de trein en knooppunten de ruggengraat van het openbaar vervoer vormt in Brabant en dat beschikt over eigen infrastructuur en daardoor het snelste, meest betrouwbare, hoogfrequente en comfortabele openbaar vervoer biedt;

  • l.

    HOV: hoogwaardig openbaar vervoer;

  • m.

    HOV-businfrastructuur: fundering en verhardingen van busbanen of busstroken met daarbij behorende bouwkundige kunstwerken;

  • n.

    HOV busstation- en HOV-bushalte-infrastructuur: perron, overkapping, toegangspad, haltehaven en de hierbij behorende verhardingen en funderingen;

  • o.

    HOV-halte: halte waar een HOV-bus halteert;

  • p.

    KAR-systeem: systeem dat verkeerslichten beïnvloedt met een radiosignaal;

  • q.

    keurmerk FietsParKeur: landelijk keurmerk voor fietsparkeersystemen;

  • r.

    knooppunt: voorziening waar overstapfaciliteiten wordt geboden tussen hoogwaardig openbaar vervoer zijnde trein en bus en andere modaliteiten zijnde fiets, bromfiets, auto, voetgangersvoorzieningen of vliegtuig;

  • s.

    Ontwikkelagenda: door de stuurgroep vastgestelde ontwikkelagenda Spoor, HOV en Knooppunten, waarin de Brabantse ambitie, analyse en strategie tot 2028 is vastgelegd;

  • t.

    OV: openbaar vervoer;

  • u.

    OV-reiziger: gebruiker van OV;

  • v.

    OV-servicewinkel: voorziening, waar de reiziger vanuit een punt optimale service ontvangt voor de hele busreis of treinreis;

  • w.

    P&R-voorziening: openbaar toegankelijke parkeervoorziening bij een HOV-halte of station, die bedoeld is voor automobilisten die aansluitend met het openbaar vervoer of besloten busvervoer verder reizen;

  • x.

    stuurgroep: stuurgroep Netwerkprogramma Brabantstad Bereikbaar, waarin de B5-gemeenten, openbaar vervoerbedrijven; spoorbeheerders, wegbeheerders en de provincie zijn vertegenwoordigd;

  • y.

    toeleidende infrastructuur: infrastructuur die noodzakelijk is om een nieuwe P&R-voorziening naar het knooppunt of de HOV-halte te leiden of de P&R-voorziening te verbinden met de doorgaande weg;

  • z.

    VAT-kosten: engineeringskosten gemaakt in de voorbereiding en begeleiding van een project, geraamd conform de Standaardsystematiek voor kostenramingen, SSK 2010;

Artikel 6.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door gemeenten.

Artikel 6.3 Subsidievorm

  • 1 Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2 Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 6.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor:

  • a.

    projecten gericht op het verbeteren van het goederenvervoer per spoor door:

    • 1°.

      het uitbreiden van de capaciteit van terminals;

    • 2°.

      het aanleggen of uitbreiden van voorzieningen;

    • 3°.

      het ontwikkelen van voorzieningen of systemen gericht op het beter benutten van modaliteiten.

  • b.

    projecten gericht op het verbeteren van HOV door:

    • 1°.

      het realiseren van HOV-businfrastructuur;

    • 2°.

      het realiseren van busstation- of bushalte-infrastructuur;

    • 3°.

      het realiseren van ABRI’s of wachtgelegenheden;

    • 4°.

      het realiseren van DRIS;

    • 5°.

      het realiseren van fietsparkeervoorzieningen ten behoeve van voor- en natransport bij HOV;

    • 6°.

      beïnvloedingssystemen voor verkeersregelinstallaties gebaseerd op het KAR-systeem;

    • 7°.

      de aanleg van een nieuw P&R-terrein, inclusief toeleidende infrastructuur;

    • 8°.

      de uitbreiding van een bestaand P&R-terrein, inclusief toeleidende infrastructuur;

  • c.

    de ontwikkeling van knooppunten ten aanzien van:

    • 1°.

      aanleg of uitbreiding van fietsparkeervoorzieningen ten behoeve van voor- en natransport bij HOV of spoor;

    • 2°.

      realisatie van een OV servicewinkel;

    • 3°.

      herinrichting van de openbare ruimte in de directe stationsomgeving, gericht op het veraangenamen van knooppunten of realiseren van meer directe looproutes;

  • d.

    onderzoeksprojecten gericht op kennisontwikkeling over de projecten, bedoeld onder a, b en c.

Artikel 6.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt in ieder geval geweigerd indien de totale projectkosten minder bedragen dan € 20.000.

Artikel 6.6 Subsidievereisten

  • 1 Om voor subsidie als bedoeld in artikel 6.4, onder a tot en met d, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

    • b.

      het project draagt bij aan een van de volgende doelen:

      • 1°.

        het vergroten van de nationale en internationale connectiviteit;

      • 2°.

        het verbeteren van het daily urban system;

    • c.

      het project past binnen ten minste een van de volgende strategielijnen, bedoeld in de Ontwikkelagenda:

      • 1°.

        versnellen, gericht op kortere reistijden en hogere frequenties met het OV tussen Brabant en regio’s in het binnenland en het buitenland;

      • 2°.

        verdichten, gericht op aantrekkelijke knooppunten met een goede mix van woon- en werkfuncties;

      • 3°.

        verknopen, gericht op goed voor- en natransport van de knoop voor fiets, P&R en HOV;

      • 4°.

        veraangenamen, gericht op aantrekkelijke busstations en overige stations en een prettige reiservaring met spoor en HOV;

      • 5°.

        vervlechten of ontvlechten, gericht op een optimaal samenspel tussen personenvervoer en goederenvervoer;

    • d.

      het project is maatschappelijk en bestuurlijk haalbaar;

    • e.

      het project heeft een hoog rendement met betrekking tot de reistijdwinst per geïnvesteerde euro;

    • f.

      het project is toekomstbestendig;

    • g.

      ten aanzien van de cofinanciering van het project vooraf bestuurlijke afstemming geweest;

    • h.

      aan het project ligt een projectplan ten grondslag ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

        op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2°.

        een ontwerptekening van het project;

      • 3°.

        een sluitende begroting.

  • 2 Onverminderd het eerste lid wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 6.4, in onderdeel b, onder 7 en 8, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het P&R-terrein is gelegen bij een treinstation of een HOV bushalte;

    • b.

      het project draagt bij aan een overstapfaciliteit van auto of fiets op:

      • 1°.

        hoogwaardig openbaar vervoer; of,

      • 2°.

        besloten busvervoer, dat plaatsvindt binnen de provincie Noord-Brabant;

    • c.

      het project sluit aan bij de vraag van reizigers.

  • 3 Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 6.4, onderdeel b, onder 2 tot en met 5, in aanmerking te komen, voldaan aan de eisen, genoemd in de Handleiding toegankelijke haltevoorzieningen provincie Noord-Brabant september 2007.

  • 4 Onverminderd het eerste en derde lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 6.4, onderdeel b, onder 5, in aanmerking te komen, voldaan aan het keurmerk FietsParKeur.

  • 5 Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 6.4, onderdeel b, onder 6, in aanmerking te komen voldaan aan het vereiste dat het project gebaseerd is op een KAR-systeem.

Artikel 6.7 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten voor werkzaamheden ten behoeve van aanleg, bouw, wijziging of inrichting van de betrokken infrastructuur;

  • b.

    kosten voor verwerving van een onroerende zaak tot maximaal de taxatiewaarde;

  • c.

    kosten voor vergunningen en leges;

  • d.

    kosten voor materiaal;

  • e.

    kosten voor bijkomende voorzieningen die nodig zijn om de betrokken infrastructuur na voltooiing zijn functie te kunnen laten vervullen;

  • f.

    kosten voor onderzoek en proces;

  • g.

    kosten voor omleidingsroutes voor openbaar vervoer vanaf drie maanden na start van de werkzaamheden;

  • h.

    kosten voor verleggen van kabels en leidingen, voor zover dit technisch noodzakelijk is en de kosten niet reeds op andere wijze vergoed of gecompenseerd kunnen worden;

  • i.

    kosten voor grondverwerving;

  • j.

    meerkosten indien sprake is van slechte bodemgesteldheid;

  • k.

    kosten voor aanbrengen of aanpassen van verkeersregelinstallaties;

  • l.

    een vast bedrag van 15 procent van de subsidiabele kosten, genoemd onder a tot en met l, voor voorbereiding, administratie en toezicht.

Artikel 6.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 6.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten gemaakt voor 1 mei 2017;

  • b.

    kosten die reeds op grond van de “Afspraken Bestuurlijk Overleggen MIRT, 21/22 november 2018” van 5 december 2018 in het kader van het fietsparkeren worden vergoed;

  • c.

    interne apparaatskosten van de subsidieaanvrager, met uitzondering van de kosten, bedoeld in artikel 6.7, eerste lid, onder l;

  • d.

    kosten voor het uitvoeren van reguliere werkzaamheden zoals beheer, onderhoud en exploitatie;

  • e.

    onderhoudskosten die worden bespaard vanwege het niet uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden;

  • f.

    materiaalkosten voor de vervanging van kabels en leidingen;

  • g.

    kosten die samenhangen met de exploitatie van vervoer.

Artikel 6.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van:

  • a.

    8 januari 2019 tot en met 31 mei 2019;

  • b.

    7 januari 2020 tot en met 3 maart 2020.

Artikel 6.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 6.4, voor de periode genoemd in artikel 6.9, onder b, vast op € 187.500.

Artikel 6.11 Subsidiehoogte

  • 1 De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 6.4, bedraagt 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 1.500.000.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, bedraagt de hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 6.4, onder b, 62,5% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 1.500.000, indien meer dan een gemeente aan de corridor voordeel geniet in de vorm van reistijd.

  • 3. Indien de toepassing van het eerste en tweede lid tot gevolg heeft dat de subsidie minder dan € 10.000 bedraagt, wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 6.12 Verdeelcriteria

  • 1 Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2 Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is geldt, voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3 Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

  • 4. De loting vindt plaats middels trekking in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 5. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris.

  • 6. De eerst getrokken aanvraag, wordt als hoogste gerangschikt.

  • 7. De hoogst gerangschikte aanvraag komt het eerst in aanmerking voor subsidie.

  • 8. Subsidie wordt verdeeld over aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 6.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

    bij subsidie van € 25.000 en hoger overlegt de subsidieontvanger jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

  • b.

    bij subsidie van €125.000 en hoger houdt de subsidieontvanger een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb, en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten;

  • c.

    het project is voor 1 augustus 2022 gereed;

  • d.

    Gedeputeerde Staten kunnen uitstel verlenen van de datum, genoemd onder c, met een termijn van een jaar.

Artikel 6.14 Prestatieverantwoording

  • 1 Bij subsidies tot € 25.000 toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      indien van toepassing een proces verbaal van oplevering.

  • 2 Bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000 toont de subsidieontvanger aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      indien van toepassing een proces verbaal van oplevering.

  • 3 Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      indien van toepassing een proces verbaal van oplevering;

    • d.

      een financieel verslag, als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel a, onder 1˚, van de Asv;

    • e.

      een controleverklaring, als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel a, onder 2˚, van de Asv.

Artikel 6.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Bij subsidies tot €25.000 verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag overeenkomstig artikel 23, tweede lid van de Asv.

  • 2. Gedeputeerde Staten betalen het voorschot, bedoeld in het eerste lid, in een keer, overeenkomstig artikel 23, derde lid van de Asv.

  • 3. Bij subsidies van € 25.000 en hoger verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 80 % van het verleende subsidiebedrag.

  • 4. Gedeputeerde Staten betalen het voorschot, bedoeld in het derde lid, in een keer.

Artikel 6.16 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2019 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.

§ 7 Kleinschalige mobiliteitsoplossingen

Artikel 7.1 Begripsbepalingen

[vervallen]

Artikel 7.2 Doelgroep

[vervallen]

Artikel 7.3 Subsidievorm

[vervallen]

Artikel 7.4 Subsidiabele activiteiten

[vervallen]

Artikel 7.5 Weigeringsgronden

[vervallen]

Artikel 7.6 Subsidievereisten

[vervallen]

Artikel 7.7 Subsidiabele kosten

[vervallen]

Artikel 7.8 Niet subsidiabele kosten

[vervallen]

Artikel 7.9 Vereisten subsidieaanvraag

[vervallen]

Artikel 7.10 Subsidieplafond

[vervallen]

Artikel 7.11 Subsidiehoogte

[vervallen]

Artikel 7.12 Verdeelcriteria

[vervallen]

Artikel 7.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

[vervallen]

Artikel 7.14 Prestatieverantwoording

[vervallen]

Artikel 7.15 Bevoorschotting en betaling

[vervallen]

§ 8 Landelijk verbeterprogramma overwegen

Artikel 8.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    geprioriteerde overweg: overweg die is opgenomen in de landelijke 140-lijst;

  • b.

    Landelijk Verbeterprogramma Overwegen: meerjarig programma van het ministerie van Infrastructuur & Milieu met als doel het bevorderen van een veilige en vlotte doorstroming van wegverkeer en treinen op overwegen door middel van kosteneffectieve maatregelen, zodat het aantal incidenten of de kans daarop vermindert;

  • c.

    landelijke 140-lijst: lijst van het rijk, waarop de 140 overwegen staan vermeld met het meeste verbeterpotentieel;

  • d.

    LVO: Landelijke Verbeterprogramma Overwegen;

  • e.

    LVO-lijst Noord-Brabant: lijst waarop de overwegen in Noord-Brabant staan vermeld.

Artikel 8.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door gemeenten in de provincie Noord-Brabant.

Artikel 8.3 Subsidievorm

  • 1 Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2 Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 8.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het bevorderen van een veilige en vlotte doorstroming van spoor- en wegverkeer nabij overwegen in Brabant.

Artikel 8.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien aan de subsidieaanvrager voor hetzelfde project of projectonderdeel reeds subsidie is verstrekt op basis van deze of een andere provinciale regeling.

Artikel 8.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 8.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

  • b.

    het project:

    • 1°.

      heeft betrekking op een overweg die als geprioriteerde overweg staat vermeld op de LVO-lijst Noord-Brabant; of,

    • 2°.

      heeft betrekking op een overweg die vermeld staat op de LVO-lijst Noord-Brabant en niet is geprioriteerd, maar waarvan de verbetering wel een integraal effect heeft op een geprioriteerde overweg;

  • c.

    het project wordt mede door de rijksoverheid gesubsidieerd;

  • d.

    aan het project liggen ten grondslag:

    • 1°.

      een projectplan, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze regeling;

    • 2°.

      een sluitende begroting.

Artikel 8.7 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen voor subsidie in aanmerking de kosten van:

  • a.

    werkzaamheden ten behoeve van aanleg, bouw, wijziging of inrichting van de betrokken infrastructuur;

  • b.

    verwerving van een onroerende zaak tot maximaal de taxatiewaarde;

  • c.

    vergunningen en leges;

  • d.

    materiaal;

  • e.

    schadevergoeding aan derden;

  • f.

    bijkomende voorzieningen die nodig zijn om de betrokken infrastructuur na voltooiing zijn functie te kunnen laten vervullen;

  • g.

    voorlichting over de uitvoering van het project gericht op begeleiding gedurende de bouw;

  • h.

    vaste vergoeding voor voorbereidings-, administratie- en toezichtskosten van 15% van de voor subsidie in aanmerking komende kosten, bedoeld onder a tot en met g.

Artikel 8.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 8.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    interne apparaatskosten van de subsidieaanvrager;

  • b.

    kosten voor het uitvoeren van reguliere werkzaamheden;

  • c.

    onderhoudskosten die worden bespaard vanwege het niet uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden;

  • d.

    kosten van vervanging van kabels en leidingen van derden.

Artikel 8.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 4 januari 2016 tot en met 1 december 2020.

Artikel 8.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 8.4, voor de periode, genoemd in artikel 8.9, vast op €15.000.000.

Artikel 8.11 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 8.4, bedraagt 25% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van €5.000.000.

Artikel 8.12 Verdeelcriteria

  • 1 Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2 Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3 Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats op basis van de hoogste score op de landelijke 140-lijst.

Artikel 8.13 Subsidieverlening

De subsidie, bedoeld in artikel 8.4, wordt aan de subsidieontvanger verleend onder de opschortende voorwaarde dat voor het project een goedkeurende verklaring is afgegeven op grond van het LVO en is overgelegd aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 8.14 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

    bij subsidies van € 25.000 en hoger overlegt de subsidieontvanger jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

  • b.

    bij subsidies van € 25.000 en hoger houdt de subsidieontvanger een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten;

  • c.

    het project start binnen drie jaar na bekendmaking van de beschikking tot subsidieverlening.

Artikel 8.15 Prestatieverantwoording

  • 1 Bij subsidies tot € 25.000 leggen Gedeputeerde Staten in de beschikking tot subsidieverlening vast op welke wijze de subsidieontvanger desgevraagd aantoont dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

  • 2 Bij subsidies van € 25.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling door middel van het door Gedeputeerde Staten vastgestelde einddeclaratieformulier aan, dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

Artikel 8.16 Bevoorschotting en betaling

  • 1 Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van ten hoogste 80% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2 Gedeputeerde Staten bepalen de hoogte van het voorschot, bedoeld in het eerste lid, op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte van de subsidieontvanger.

  • 3 Gedeputeerde Staten betalen het voorschot in termijnen, waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald.

§ 9 Goederenvervoer

Artikel 9.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    de-minimissteun: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, Pb EU L 352/9 van 24 december 2013, met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen;

  • b.

    MCA Brabant: Stichting Multimodaal Coördinatie- en Adviescentrum Brabant

  • c.

    terminal: goederenoverslag en -opslagpunt.

Artikel 9.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

  • a.

    privaatrechtelijke rechtspersonen;

  • b.

    gemeenten.

Artikel 9.3 Subsidievorm

  • 1 Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2 Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 9.4 Subsidiabele activiteiten

  • 1 Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het verbeteren van het goederenvervoer door:

    • a.

      de uitbreiding van de capaciteit van terminals;

    • b.

      de aanleg of uitbreiding van voorzieningen;

    • c.

      het ontwikkelen van nieuwe vervoersconcepten gericht op vervoer over water of spoor;

    • d.

      het ontwikkelen van voorzieningen of systemen gericht op het beter benutten van modaliteiten.

  • 2 Subsidie kan worden verstrekt voor onderzoeksprojecten die gericht zijn op de activiteiten, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 9.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    met het project reeds is gestart voor indiening van de subsidieaanvraag;

  • b.

    voor het project reeds op grond van een andere provinciale subsidieregeling subsidie is verstrekt.

Artikel 9.6 Subsidievereisten

  • 1 Om voor subsidie als bedoeld in artikel 9.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project komt het goederenvervoer in de provincie Noord-Brabant ten goede;

    • b.

      indien de subsidieaanvrager een onderneming is, voldoet hij aan de voorwaarden van de de-minimisverordening;

    • c.

      aan het project liggen ten grondslag:

      • 1°.

        een projectplan, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2°.

        een positieve en sluitende businesscase, indien er sprake is van een project als bedoeld in artikel 9.4, eerste lid;

      • 3°.

        een tijdsplanning;

      • 4°.

        een sluitende begroting.

  • 2 Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 9.4, eerste lid, onder a, in aanmerking te komen voldaan aan het vereiste dat het project gericht is op de verlenging van een kade of spoor van een water- of spoorterminal, waardoor meer of grotere schepen of meer of langere treinen afgehandeld kunnen worden.

  • 3 Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 9.4, eerste lid, onder b, in aanmerking te komen voldaan aan ten minste een van de volgende vereisten:

    • a.

      de aanleg of uitbreiding van op- of overslagvoorzieningen op een terminal waardoor meer bulkgoederen of containers afgehandeld kunnen worden;

    • b.

      de aanleg van voorzieningen om ongevallen te voorkomen;

    • c.

      de aanleg of uitbreiding van voorzieningen gericht op vermindering van de CO²-uitstoot van de transportketen, transportmiddelen of goederenoverslagpunten.

Artikel 9.7 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten voor subsidie in aanmerking.

Artikel 9.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 9.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    loonkosten;

  • b.

    beheer en onderhoud;

  • c.

    vervangingsinvesteringen;

  • d.

    reclame en marketing.

Artikel 9.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen voor subsidies als bedoeld in artikel 9.4 worden ingediend van 8 januari 2019 tot en met 1 mei 2019.

Artikel 9.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 9.4 voor de periode genoemd in artikel 9.9, onder a, vast op: €1.000.000.

Artikel 9.11 Subsidiehoogte

  • 1 De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 9.4, bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 250.000.

  • 2 Subsidies als bedoeld in artikel 9.4, eerste lid, worden niet verstrekt indien toepassing van het eerste lid tot gevolg heeft de subsidie minder bedraagt dan € 50.000.

  • 3 Subsidies als bedoeld in artikel 9.4, tweede lid, worden niet verstrekt indien toepassing van het eerste lid tot gevolge heeft dat de subsidie minder bedraagt dan € 12.500.

  • 4 Indien het verstrekken van de subsidie zou leiden tot staatssteun, mag, in afwijking van het eerste lid, het maximumbedrag aan de-minimissteun van € 100.000 aan ondernemingen in het wegvervoer en van € 200.000 aan overige ondernemingen, dat over een periode van drie belastingjaren door bestuursorganen is verstrekt, niet worden overschreden.

Artikel 9.12 Verdeelcriteria

  • 1 Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2 Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3 Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting, in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 4. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen worden gerangschikt in volgorde van trekking.

  • 5. De subsidie wordt verdeeld in de volgorde van trekking zoals door loting is bepaald.

Artikel 9.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1 De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      bij subsidies van € 25.000 en hoger overlegt de subsidieontvanger jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

    • b.

      bij subsidies van € 125.000 en hoger houdt de subsidieontvanger een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten;

    • c.

      het project wordt binnen twee jaar na de datum van de beschikking tot subsidieverlening gerealiseerd.

  • 2 De subsidieontvanger kan een aanvraag indienen tot ontheffing van de verplichting, bedoeld in het eerste lid, onder c, indien het redelijkerwijs niet mogelijk is om te voldoen aan deze verplichting en waarbij er geen sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van de subsidieontvanger.

  • 3. De subsidieontvanger maakt, in overleg met de Stichting MCA Brabant inzichtelijk welke bijdrage het project levert aan:

    • 1°.

      de verbetering van de bereikbaarheid;

    • 2°.

      de vermindering van emissies; en

    • 3°.

      de verbetering van het leefklimaat en verstrekt deze inzichten op verzoek van Gedeputeerde Staten aan de Stichting MCA Brabant.

Artikel 9.14 Prestatieverantwoording

  • 1 Bij subsidies tot € 25.000 leggen Gedeputeerde Staten in de beschikking tot subsidieverlening vast op welke wijze de subsidieontvanger desgevraagd aantoont dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

  • 2 Bij subsidies van € 25.000 en hoger leggen Gedeputeerde Staten in de beschikking tot subsidieverlening vast op welke wijze de subsidieaanvrager aantoont dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

Artikel 9.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1 Bij subsidies van € 25.000 en hoger verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van maximaal 80% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2 Gedeputeerde Staten bepalen de hoogte van het voorschot, bedoeld in het eerste lid, op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte van de subsidieontvanger.

  • 3 Gedeputeerde Staten betalen het voorschot in termijnen, waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald.

Paragraaf 10. Veerdiensten in het Fietsnetwerk Noord-Brabant

Artikel 10.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Asv: Algemene subsidieverordening;

  • b.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • c.

    DAEB: dienst van algemeen economisch belang;

  • d.

    dienst van algemeen economisch belang: door de gemeente omschreven taak van algemeen economisch belang waarvoor zij een onderneming belast met de uitvoering van deze taken als openbare dienstverplichting conform:

    • 1°.

      de vereisten van Verordening (EU) Nr. 360/2012 van de commissie van 25 april 2012 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun verleend aan diensten van algemeen economisch belang verrichtende ondernemingen; óf

    • 2°.

      de vereisten als geformuleerd in de uitspraak van het Hof van Justitie EG, 24 juli 2003, Zaak C-280/00, Altmark Trans GmbH;

  • e.

    Fietsnetwerk Noord-Brabant: geheel van utilitaire fietspaden als genoemd in Bijlage 6, behorende bij deze regeling;

  • f.

    GGA: gebiedsgerichte aanpak;

  • g.

    GGA-regio: samenwerkingsverband van gemeenten in de desbetreffende regio als opgenomen in Bijlage 2 van deze regeling, de provincie Noord-Brabant en de directie Noord-Brabant van Rijkswaterstaat, ten behoeve van een gebiedsgerichte aanpak van verkeers- en vervoersprojecten;

  • h.

    regionaal uitvoeringsprogramma: door het bestuurlijk overleg van een GGA-regio jaarlijks vastgesteld programma, waarin de binnen de desbetreffende regio uit te voeren verkeers- en vervoersprojectenzijn opgenomen;

  • i.

    utilitair fietspad: fietspad dat onderdeel uitmaakt van het Fietsnetwerk Noord-Brabant;

  • j.

    veerverbinding: veerdienst die een utilitair fietspad verbindt.

Artikel 10.2 Doelgroep

  • 1.

    Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

    • a.

      gemeenten;

    • b.

      een samenwerkingsverband van de oevergemeenten die met een veerverbinding worden verbonden.

  • 2.

    Indien het samenwerkingsverband, bedoeld in het eerste lid, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband;

    • b.

      heeft het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

Artikel 10.3 Subsidievorm

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf jaarlijkse exploitatiesubsidies.

  • 2.

    Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 10.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor de exploitatie van een veerverbinding waarmee fietspaden die deel uitmaken van het Fietsnetwerk Noord-Brabant worden verbonden.

Artikel 10.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien het exploitatietekort van de veerverbinding op jaarbasis lager is dan € 20.000.

Artikel 10.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 10.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    de exploitatie betreft de verbinding door een veerboot van:

    • 1°.

      utilitaire fietspaden; of

    • 2°.

      een utilitair fietspad aan de ene oever met een fietspad dat aan de andere oever in een andere provincie ligt;

  • b.

    de instandhouding van de veerverbinding heeft een breed draagvlak binnen de GGA-regio;

  • c.

    de instandhouding van de veerverbinding is opgenomen in het regionaal uitvoeringsprogramma 2020 van een GGA-regio;

  • d.

    de veerverbinding is niet rendabel te exploiteren, blijkend uit:

    • 1°.

      de jaarstukken van de jaren 2017 en 2018 waaruit het exploitatietekort blijkt;

    • 2°.

      de actuele cijfers voor het jaar 2019 betreffende het exploitatietekort, voor zover bekend op het moment van aanvraag;

    • 3°.

      een prognose van het totale exploitatietekort in 2019;

  • e.

    de oevergemeenten dragen ten minste 50 procent bij in het exploitatietekort;

  • f.

    de veerverbinding is aangewezen als DAEB, blijkend uit een aanwijzingsbesluit DAEB en daarvan onderdeel uitmakende stukken;

  • g.

    aan de aanvraag ligt een exploitatieplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

    • 1°.

      op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een sluitende begroting voor het jaar 2020.

Artikel 10.7 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      de kosten van onderzoek naar optimalisering van de exploitatie van de veerverbinding;

    • b.

      exploitatietekorten betrekking hebbend op de veerverbinding als bedoeld in artikel 10.6 onder a;

  • 2. Voor de berekening van loonkosten past de subsidieaanvrager de berekeningssystematiek op basis van integrale kostenberekening toe, genoemd in artikel 2, eerste lid, onder a, juncto artikel 3 van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen Noord-Brabant.

Artikel 10.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 10.4 komen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking kosten die zijn gerelateerd aan activiteiten die niet rechtstreeks de instandhouding van de veerverbinding betreffen.

Artikel 10.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van:

  • a.

    8 januari 2019 tot en met 31 januari 2019;

  • b.

    7 januari 2020 tot en met 6 februari 2020.

Artikel 10.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 10.4 vast op:

  • a.

    € 600.000 voor de periode, genoemd in artikel 10.9, onder a;

  • b.

    € 600.000 voor de periode, genoemd in artikel 10.9, onder b.

Artikel 10.11 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 10.4, voor kosten als bedoeld in artikel 10.7, onder a, bedraagt 80% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 5.000.

  • 2.

    De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 10.4, voor kosten als bedoeld in artikel 10.7, onder b, bedraagt 50% van de subsidiabele kosten, indien beide oevers van de veerverbinding in de provincie Noord-Brabant zijn gelegen, tot een maximum van € 150.000.

  • 3.

    De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 10.4, voor kosten als bedoeld in artikel 10.7, onder b, bedraagt 25% van de subsidiabele kosten indien een van beide oevers van de veerverbinding in de provincie Noord-Brabant is gelegen, tot een maximum van € 75.000.

  • 4.

    Indien toepassing van het tweede of derde lid tot gevolg heeft dat de subsidie minder dan € 10.000 bedraagt, wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 10.12 Verdeelcriteria

  • 1.

    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2.

    Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3.

    Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 10.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

    onderzoek te laten verrichten naar mogelijkheden om de exploitatie van de veerverbinding te optimaliseren, waarvan in ieder geval deel uitmaakt:

    • 1°.

      optimalisering van de dienstregeling;

    • 2°.

      de hoogte van de te heffen tarieven;

    • 3°.

      behoud of vergroting van het aantal personen dat gebruik maakt van de veerverbinding;

  • b.

    de conclusies en aanbevelingen van het onderzoek, bedoeld onder a, te laten implementeren.

Artikel 10.14 Prestatieverantwoording

  • 1. Bij subsidies tot € 25.000 toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van een activiteitenverslag.

  • 2. Bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot vaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van een activiteitenverslag.

  • 3. Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      een financieel verslag, als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel a, onder 1˚, van de Asv;

    • c.

      een controleverklaring, als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel a, onder 2˚, van de Asv.

  • 4. In afwijking van het tweede lid worden bij subsidies voor een DAEB die volgens de vereisten van het Altmark arrest is ingericht overgelegd:

    • a.

      een financieel verslag, als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel a, onder 1˚, van de Asv; en

    • b.

      een controleverklaring, als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel a, onder 2˚, van de Asv, op grond waarvan kan worden beoordeeld of overcompensatie heeft plaatsgevonden.

Artikel 10.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2.

    Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt in een keer betaald.

Artikel 10.16 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2019 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.

§ 11 Recreatieve fietsroutes voor utilitair medegebruik

Artikel 11.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

  • b.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • c.

    engineeringskosten: kosten geraamd conform de Standaardsystematiek voor kostenramingen, SSK 2010;

  • d.

    openbare infrastructuur: infrastructuur die kosteloos ter beschikking wordt gesteld aan het publiek en niet bedoeld is om commercieel geëxploiteerd te worden;

  • e.

    recreatief fietspad: fietspad dat onderdeel uitmaakt van het samenstel van de landelijke lange afstandsroutes, het knooppuntennetwerk en de provinciale themaroutes;

  • f.

    utilitaire fietsers: fietsers die de fiets gebruiken om van of naar het werk, school of een niet-recreatieve voorziening te fietsen

  • g.

    utilitaire fietspaden: fietspaden die woonwijken, scholen, werkgelegenheidsconcentraties, voorzieningen of centra in dorpen en steden met elkaar verbinden.

Artikel 11.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door gemeenten.

Artikel 11.3 Subsidievorm

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2.

    Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 11.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het realiseren of verbeteren van recreatieve fietspaden om deze geschikt te maken voor utilitaire fietsers.

Artikel 11.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    de aangevraagde subsidie minder bedraagt dan € 125.000;

  • b.

    het project niet gericht is op het verbeteren of realiseren van openbare infrastructuur;

  • c.

    voor het project reeds subsidie is verstrekt op grond van deze subsidieregeling;

Artikel 11.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

  • b.

    het project is gericht op:

    • 1°.

      de aanleg van een nieuw recreatief fietspad dat ook een functie heeft als utilitaire fietspad;

    • 2°.

      het verbeteren van een recreatief fietspad dat ook een functie heeft als utilitair fietspad;

  • c.

    het project is onderdeel van een vastgesteld regionaal plan, waarbij het recreatief fietsen onderdeel uitmaakt van een integrale visie op de ontwikkeling van de vrijetijdseconomie;

  • d.

    de aan te leggen of verbeterde infrastructuur voldoet aan de volgende eisen:

    • 1°.

      het gaat om vrijliggende of solitaire fietspaden;

    • 2°.

      comfortabele en gesloten verharding;

    • 3°.

      minimaal 2,5 meter breedte bij eenrichtingsverkeer en minimaal 3,5 meter breedte bij tweerichtingsverkeer;

  • e.

    het project wordt volgens planning voor 2021 afgerond;

  • f.

    aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

    • 1°.

      op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een sluitende en realistische begroting.

Artikel 11.7 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      kosten voor de aanleg en aanpassing van de recreatieve fietsroute of een deel daarvan;

    • b.

      kosten voor het verleggen van kabels en leidingen;

    • c.

      interne loonkosten in de vorm van engineeringskosten;

    • d.

      externe adviseurskosten in de vorm van engineeringskosten.

  • 2.

    Voor de berekening van interne loonkosten, past de subsidieaanvrager naar keuze toe:

    • a.

      de berekeningswijze genoemd in artikel 2, eerste lid, onder c, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen Noord-Brabant 2017 en hanteert daarbij het in artikel 5, tweede en vierde lid van die regeling genoemde uurtarief van € 75; of

    • b.

      de berekeningswijze genoemd in artikel 2, eerste lid, onder a, juncto artikel 3 van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen Noord-Brabant 2017.

  • 3.

    De kosten genoemd in het eerste lid onder c en d bedragen gezamenlijk maximaal 15% van de kosten genoemd in het eerste lid onder a tot en met b.

Artikel 11.8

In afwijking van artikel 11.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten gemaakt voor 1 januari 2018;

  • b.

    interne apparaatskosten van de subsidieaanvrager, met uitzondering van de kosten bedoeld in artikel 11.7, eerste lid, onder c;

  • c.

    kosten voor het uitvoeren van reguliere werkzaamheden;

  • d.

    kosten voor vergunningen en leges;

  • e.

    kosten voor vergoeding van planschade en nadeelcompensatie;

  • f.

    kosten van vervanging van kabels en leidingen van derden;

  • g.

    kosten voor planologische en juridische procedures;

  • h.

    kosten voor de accountantscontrole.

Artikel 11.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 3 mei 2018 tot en met 12 december 2018 en van 2 januari 2019 tot en met 11 december 2019.

Artikel 11.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 11.4, voor de perioden, genoemd in artikel 11.9, vast op € 500.000 voor 2018 en € 1.175.000 voor 2019.

Artikel 11.11 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie voor projecten als bedoeld in artikel 11.4, bedraagt 50% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 500.000.

  • 2.

    Indien toepassing van het eerste lid tot gevolg heeft dat de subsidie minder dan € 125.000 bedraagt, wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 11.12 Verdeelcriteria

  • 1.

    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2.

    Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3.

    Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting, in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 4.

    De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen worden gerangschikt in volgorde van trekking.

  • 5.

    De beschikbare subsidie wordt verdeeld in de volgorde zoals door loting is bepaald.

Artikel 11.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      de subsidieaanvrager draagt zorg dat hij:

      • 1°.

        eigenaar wordt van de gronden waarop het project wordt uitgevoerd; of

      • 2°.

        een ander zakelijk recht vestigt op de gronden waarop het project wordt uitgevoerd; of

      • 3°.

        een toestemmingsverklaring van de eigenaar verkrijgt;

    • b.

      het project wordt voor 1 januari 2021 afgerond, met een verlengingsmogelijkheid van maximaal een jaar;

    • c.

      de subsidieontvanger zorgt voor:

      • 1°.

        communicatie over de realisatie en het gebruik van de recreatieve fietsroute via de website onsbrabantfietst.nl;

      • 2°.

        bewegwijzering op, van en naar de route, zowel met de bebording voor recreatieve fietspaden als met de bebording voor utilitaire fietspaden conform de geldende standaarden;

    • d.

      de subsidieontvanger maakt de resultaten van het project toegankelijk voor derden;

    • e.

      de subsidieontvanger houdt de gesubsidieerde fietspaden ten minste 10 jaar in stand met minimaal kwaliteitsniveau A, zoals beschreven in CROW-publicatie D245.

  • 2.

    Bij subsidies van €125.000 en hoger:

    • a.

      overlegt de subsidieontvanger jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

    • b.

      houdt de subsidieontvanger een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

  • 3.

    Een verzoek tot verlenging als bedoeld in het eerste lid, onder b, kan door de subsidieontvanger gemotiveerd worden ingediend bij Gedeputeerde Staten uiterlijk voor de datum van het verstrijken van de termijn.

Artikel 11.14 Prestatieverantwoording

  • 1.

    De aanvraag tot vaststelling wordt ingediend binnen 6 maanden na het verricht zijn van de activiteiten.

  • 2.

    Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      een proces verbaal van oplevering;

    • d.

      een financieel verslag als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel a, onder 1˚, van de Asv;

    • e.

      een controleverklaring als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel a, onder 2˚, van de Asv.

Artikel 11.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2.

    Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt gedurende de looptijd van het project in gelijke jaarlijkse termijnen betaald.

  • 3.

    Gedeputeerden Staten kunnen van de termijnen, bedoeld in het tweede lid, afwijken als de aanvrager bij het indienen van de subsidieaanvraag hier om vraagt.

  • 4.

    Gedeputeerde Staten bepalen in de beschikking tot subsidieverlening de hoogte van en de tijdstippen waarop de termijnen, bedoeld in het tweede en derde lid, worden betaald.

Artikel 11.16 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2020 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.

§ 12 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 12.1 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2017 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze regeling in de praktijk.

Artikel 12.2 Intrekking

De Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2013 wordt ingetrokken.

Artikel 11.3 Overgangsrecht

Voor subsidieaanvragen ingediend voor de inwerkingtreding van deze regeling blijft de Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2013 zijn werking behouden.

Artikel 11.4 Inwerkingtreding

  • 1 Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2016 met uitzondering van de paragrafen 4 en 9 die met terugwerkende kracht in werking treden op 1 december 2015.

  • 2 In afwijking van het eerste lid, treedt artikel 10.2 voor zover het betreft paragraaf 8 van die regeling, met terugwerkende kracht in werking op 1 december 2015.

Artikel 10.5 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2016.

Ondertekening

’s-Hertogenbosch, 1 december 2015 Gedeputeerde Staten voornoemd,
de voorzitter, prof. dr. W.B.H.J. van de Donk
de secretaris, mw. ir. A.M. Burger

Bijlage 1 bij Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2016

Bijlage 1 bij Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2016

Bijlage 2 bij de Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2016

Bijlage 2 bij de Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2016

Bijlage 3 bij Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2016

Bijlage 3 bij Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2016

Bijlage 4 bij Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2016 Wegen met doorstromingsknelpunten

Wegen met doorstromingsknelpunten

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 5 behorende bij artikel 2.6 van de Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2016

Snelfietsroutenetwerk provincie Noord-Brabant

afbeelding binnen de regeling

  • 1.

    Bergen op Zoom – Antwerpen

  • 2.

    Bergen op Zoom – Roosendaal

  • 3.

    Breda – Etten-Leur

  • 4.

    Breda – Moerdijk

  • 5.

    Breda – Oosterhout

  • 6.

    Cuijk – Nijmegen

  • 7.

    Den Bosch – Oss

  • 8.

    Den Bosch – Veghel

  • 9.

    Den Bosch – Vught – Oisterwijk

  • 10.

    Den Bosch – Waalwijk

  • 11.

    Den Bosch – Zaltbommel

  • 12.

    Eindhoven – Waalre – Valkenswaard

  • 13.

    Eindhoven – Den Bosch

  • 14.

    Eindhoven – Geldrop – Helmond

  • 15.

    Eindhoven – Gemert

  • 16.

    Eindhoven – Helmond

  • 17.

    Eindhoven – Tilburg

  • 18.

    Eindhoven – Weert

  • 19.

    Geldrop – Eindhoven – Veldhoven (de Run)

  • 20.

    Oss – Nistelrode – Uden

  • 21.

    Oss – Nijmegen

  • 22.

    Roosendaal – Antwerpen

  • 23.

    Roosendaal – Etten-Leur

  • 24.

    Tilburg – Oisterwijk

  • 25.

    Tilburg – Breda

  • 26.

    Tilburg – Oosterhout

  • 27.

    Tilburg – Turnhout

  • 28.

    Tilburg – Waalwijk

  • 29.

    Uden – Veghel (noord- of zuidtracé)

  • 30.

    Valkenswaard – Neerpelt

  • 31.

    Werkendam – Sleeuwijk – Gorinchem

Bijlage 6 behorende bij artikel 10.6 van de Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2016.

Fietsnetwerk Noord-Brabant.

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 7 behorende bij artikel 3.6, onderdeel d, onder 5º, van de Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2016

Doelstellingen

Projecten passen binnen een of meer van de volgende doelstellingen:

  • a.

    Betere bereikbaarheid op doorgaande routes, naar de stad toe en in de stad, te bereiken door:

    • het verminderen van files op snelwegen

    • het beter functioneren van het regionaal wegennet

    • het stimuleren van comodaliteit

    • het bieden van sociale inclusie en van keuzevrijheid aan de reiziger

  • b.

    Creëren van innovatieve en concurrerende regio’s, te bereiken door:

    • het versterken van het vestigingsklimaat in een regio

    • het gebruik van innovatieve toepassingen stimuleren

    • het verhogen van gebruikersacceptatie van innovaties

    • het internationaal inbedden van innovatieve mobiliteitsconcepten en mobiliteitsdiensten

  • c.

    Verbeteren van de leefbaarheid in de steden en het stimuleren van schone mobiliteit, te bereiken door:

    • het verbeteren van de leefomgevingskwaliteit

    • het reduceren van CO2, fijnstof, roet en geluidsbelasting

  • d.

    Verbeteren van de verkeersveiligheid

  • e.

    Stimuleren van een duurzame en circulaire economie, te bereiken door:

    • het toepassen van biobased materialen