Regeling vervallen per 16-12-2021

Regeling van de Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant houdende regels omtrent het verstrekken van subsidie ter stimulering van projecten die nieuwe of vernieuwende economische activiteiten bevorderen (Subsidieregeling economie en innovatie Noord-Brabant 2016)

Geldend van 18-06-2021 t/m 15-12-2021 met terugwerkende kracht vanaf 01-05-2020

Intitulé

Regeling van de Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant houdende regels omtrent het verstrekken van subsidie ter stimulering van projecten die nieuwe of vernieuwende economische activiteiten bevorderen (Subsidieregeling economie en innovatie Noord-Brabant 2016)

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

 

Overwegende dat Provinciale Staten op 11 mei 2012 het Economisch Programma Brabant 2020 hebben vastgesteld waarin de ambitie is uitgesproken om de provincie Noord-Brabant te laten behoren tot de top vijf van de meest innovatieve regio’s;

 

Overwegende dat Provinciale Staten deze ambitie willen bereiken door het stimuleren van sterke Brabantse clusters, het stimuleren van een goede en flexibele arbeidsmarkt en het zorgen voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat om te wonen, te werken en te recreëren;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten deze doelstellingen willen bereiken door subsidie te verlenen aan projecten die nieuwe of vernieuwende economische activiteiten bevorderen en slimme verbindingen realiseren met Brabantse MKB-ondernemingen, aangezien MKB-ondernemingen de banenmotor en ruggengraat van onze economie zijn.

 

Gedeputeerde Staten willen alle subsidies die gericht zijn op deze doelstellingen bundelen in één subsidieregeling, die tegelijk aanbouwregeling is voor door Gedeputeerde Staten nader te bepalen paragrafen binnen de kaders van het Economisch Programma Brabant 2020, zoals het topsectorenbeleid;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten daartoe op 24 juni 2013 de Subsidieregeling economie en innovatie Noord-Brabant hebben vastgesteld;

 

Overwegende dat een aantal paragrafen in die regeling zijn uitgewerkt en Gedeputeerde Staten die regeling derhalve wensen te actualiseren en aan te vullen met enkele nieuwe paragrafen;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten vanwege het grote aantal wijzigingen er voor kiezen om een geheel nieuwe aanbouwregeling vast te stellen en daarbij tevens de opbouw en indeling van de regeling wensen te vereenvoudigen;

 

Overwegende dat deze nieuwe subsidieregeling goed aansluit op de zes grote maatschappelijke opgaven van de provincie: digitale Agenda van Brabant, elektrisch rijden, energie, innovatie agrifood, vrijetijdseconomie en innovatie in de zorg.

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten deze maatschappelijke opgaven vorm willen geven door subsidies te verstrekken op het gebied van versterking van de smart industry in de regio West-Brabant, omdat die regio de laatste jaren te kampen heeft met ontwikkelingen die nadelig zijn voor de bedrijvigheid in deze regio;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten vanuit de maatschappelijke opgaven tevens social innovation in de regio Midden-Brabant willen versterken, alsmede de high-tech industrie in de regio Zuidoost-Brabant en de agrifood sector in de regio Noordoost-Brabant;

 

Overwegende dat de Stichting Midpoint Brabant, de Metropoolregio Eindhoven en de Stichting AgriFood Capital samen met de provincie aan deze opgaven willen werken en zich bereid hebben verklaard ten behoeve van de paragrafen 2, 3 en 4 de helft van het subsidieplafond voor hun rekening te nemen;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten verder ter bevordering van de achterblijvende ontwikkeling op het gebied van bedrijvigheid in de regio West-Brabant een pilot willen houden met ondernemersgericht ontwikkelen in de regio West-Brabant;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten vinden dat kredietunies een aanvullende rol kunnen vervullen bij de financiering van MKB-ondernemingen en daarmee een bijdrage leveren aan economische groei en bevordering van werkgelegenheid in Brabant en Gedeputeerde Staten derhalve de oprichting van kredietunies willen stimuleren door een subsidie te verstrekken voor de inrichtingsfase van een kredietunie, aangezien een kredietunie in die fase veel kosten maakt;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op de paragrafen 1 tot en met 4 en 6 van deze regeling de Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013, betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, Pb L 352/1 van 24 december 2013 (de-minimisverordening) van toepassing verklaren, ter rechtvaardiging van eventuele staatsteun;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten daar waar sprake is van staatssteun in de paragrafen 5 en 7 tot en met 10, in het kader van rechtvaardiging van die staatssteun, de verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, Pb L 187/1 van 26 juni 2014 (algemene groepsvrijstellingsverordening), van toepassing verklaren;

 

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

§ 1 Versterking innovatiekracht en verduurzaming in de regio West-Brabant

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

agrofood & biobased: sector gericht op veredelen, verbouwen en verwaarden van plantaardige producten en het waardevoller maken van groene stromen en reststromen door ze te verwerken in nieuwe biobased toepassingen;

arbeidsmarkt: sector gericht op het verbeteren van het evenwicht tussen vraag naar en aanbod van arbeidskrachten op de actuele regionale arbeidsmarkt;

circulaire economie: sector gericht op een kringloopeconomie, zijnde een economisch en industrieel systeem waarin geen eindige grondstofvoorraden worden uitgeput en waarin reststoffen volledig opnieuw worden ingezet in het systeem;

creatieve dienstverlening: sector gericht op de exploitatie van kunstzinnigheid en intellectueel eigendom;

energietransitie: overgang naar een situatie waarin de energievoorziening anders van aard en vorm is dan in het huidige energiesysteem, waarbij fossiele brandstof grotendeels wordt vervangen door duurzame energiebronnen, er veel aandacht is voor energiebesparing en energieopslag en de energievoorziening meer decentraal is georganiseerd;

kennisinstelling: verzamelnaam voor alle universiteiten, hogescholen, onderzoeksinstellingen en academische ziekenhuizen;

Leven Lang Ontwikkelen: beleid van het Rijk inzake het stimuleren van de eigen regie van mensen op hun loopbaan en hun leven, zodat ze zich kunnen blijven ontwikkelen en hun eigen keuzes kunnen maken;

logistiek: sector gericht op de handelingen die verricht moeten worden om goederen van grondstof tot eindproduct te verwerken en deze zo efficiënt mogelijk bij de klant af te leveren;

maintenance: sector gericht op onderhoud, revisie, reparatie, vervanging en vernieuwing om fabrieken, productiebedrijven, installaties en transportmiddelen zo soepel mogelijk te laten draaien;

MKB-onderneming: kleine of middelgrote onderneming die voldoet aan de criteria, bedoeld in bijlage 1 van Verordening (EU) 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187);

regio West-Brabant: speerpuntregio innovatiekracht en verduurzaming als aangegeven op bijlage 1, behorende bij deze subsidieregeling;

samenwerkingspartner: partner waarmee de subsidieaanvrager samenwerkt in het samenwerkingsverband;

vrijetijdseconomie: sector op het gebied van toerisme, recreatie, cultuur en sport.

Artikel 1.2 Doelgroep

  • 1  Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

    • a.

       rechtspersonen;

    • b.

       een samenwerkingsverband van rechtspersonen.

  • 2  Indien het samenwerkingsverband, bedoeld in het eerste lid, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

       wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband;

    • b.

       draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

Artikel 1.3 Subsidievorm

  • a.

     Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • b.

     Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 1.4 Subsidiabele activiteiten 

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het versterken van de innovatiekracht en verduurzaming in de regio West-Brabant:

  • a.

    binnen de deelsectoren:

    • 1°.

      maintenance;

    • 2°.

      logistiek;

    • 3°.

      agrofood & biobased;

    • 4°.

      vrijetijdseconomie;

    • 5°.

      creatieve dienstverlening;

    • 6°.

      arbeidsmarkt;

    • 7°.

      circulaire economie en energietransitie.

  • b.

    binnen andere sectoren dan de sectoren, genoemd onder a.

Artikel 1.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

     het project meer dan drie maanden voor aanvraag van de subsidie is gestart;

  • b.

     de subsidieaanvrager reeds voor het zelfde project subsidie op grond van deze of een andere provinciale regeling heeft ontvangen.

Artikel 1.6 Subsidievereisten

  • 1. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4. in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project is gericht op het versterken van de innovatiekracht en verduurzaming;

    • b.

      het project is gericht op en komt ten goede aan MKB-ondernemingen;

    • c.

      het project wordt uitgevoerd in de regio West-Brabant;

    • d.

      het project bevindt zich in de start- of experimentele fase;

    • e.

      het project is vraag gestuurd en voorziet daarmee in een behoefte;

    • f.

      de subsidieaanvrager werkt samen met ten minste een andere partner;

    • g.

      de samenwerkingspartner of samenwerkingspartners of een andere partner van de subsidieaanvrager dragen ten minste 10 % van de totale kosten van het project;

    • h.

      het project of de samenwerking heeft een innovatief karakter;

    • i.

      het project heeft een aantoonbaar regionaal effect;

    • j.

      het project leidt aantoonbaar tot economisch toegevoegde waarde op ten minste drie van de volgende gebieden:

      • 1°.

        nieuwe werkgelegenheid;

      • 2°.

        behoud van werkgelegenheid;

      • 3°.

        innovatieve methoden en technieken;

      • 4°.

        versterking van de concurrentiepositie van het regionale bedrijfsleven;

      • 5°.

        verbetering van het vestigingsklimaat;

      • 6°.

        stimulering van duurzame ontwikkeling in de regio;

    • k.

      de continuïteit van het project wordt gewaarborgd;

    • l.

      het project kan binnen twee jaar na verlening van de subsidie worden afgerond;

    • m.

      aan het project ligt een projectplan ten grondslag, waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

        op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2°.

        een uitgewerkte doorkijk naar de wijze waarop de continuïteit  van het project wordt gewaarborgd;

      • 3°.

        een sluitende begroting.

  • 2. Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder a, in aanmerking te komen voldaan aan het vereiste dat het project is gericht op een of meer van de in artikel 1.4, onder a, genoemde deelsectoren.

  • 3. Onverminderd het eerste en tweede lid wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onderdeel a, onder 1°, in aanmerking te komen voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project is gericht op het verslimmen en verduurzamen van productieprocessen en onderhoudsprocessen; of

    • b.

      het project is gericht op het verbinden van partijen om innovatie en crossovers te stimuleren.

  • 4. Onverminderd het eerste en tweede lid wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onderdeel a, onder 2°, in aanmerking te komen voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project is gericht op het verslimmen en verduurzamen van de logistieke sector;

    • b.

      het project is gericht op de multimodale bereikbaarheid van de regio West-Brabant; of

    • c.

      het project is gericht op het verbinden van partijen om innovatie en crossovers te stimuleren.

  • 5. Onverminderd het eerste en tweede lid wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onderdeel a, onder 3°, in aanmerking te komen voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project is gericht op het verslimmen en verduurzamen van de agrofoodketen en de biobasedketen;

    • b.

      het project is gericht op het waardevoller maken van groene stromen en reststromen door verwerking in nieuwe biobased toepassingen en voeding; of

    • c.

      het project is gericht op het verbinden van partijen om innovatie en crossovers te stimuleren.

  • 6. Onverminderd het eerste en tweede lid wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onderdeel a, onder 4°, in aanmerking te komen voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project draagt bij aan een onderscheidend leisure aanbod; of

    • b.

      het project is gericht op meerdaags verblijftoerisme met een internationale uitstraling.

  • 7. Onverminderd het eerste en tweede lid wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onderdeel a, onder 5°, in aanmerking te komen voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project is gericht op innovatie door de inzet van creatieve dienstverlening; of

    • b.

      het project is gericht op het verbinden van partijen om innovatie en crossovers te stimuleren.

  • 8. Onverminderd het eerste en tweede lid wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onderdeel a, onder 6°, in aanmerking te komen voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project is gericht op het voorbereiden van werknemers op de bedrijfsprocessen van de toekomst door digitalisering en robotisering;

    • b.

      het project is gericht op duurzame inzetbaarheid; of

    • c.

      het project is gericht op Leven Lang Ontwikkelen;

  • 9. Onverminderd het eerste en tweede lid wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onderdeel a, onder 7°, in aanmerking te komen voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project is gericht op een van de deelsectoren, bedoeld in artikel 1.4, onderdeel a, onder 1° tot en met 6°;

    • b.

      het project:

      • 1°.

        is gericht op het hergebruiken van grondstoffen;

      • 2°.

        is gericht op het sluiten van de stoffenstroom; of

      • 3°.

        draagt bij aan de energietransitie.

Artikel 1.7 Subsidiabele kosten

  • 1  Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten van de subsidiabele activiteit voor subsidie in aanmerking.

  • 2  In afwijking van het eerste lid zijn loonkosten van de subsidieaanvrager of de leden van het samenwerkingsverband subsidiabel tot het maximum van de overige subsidiabele kosten, niet zijnde loonkosten.

  • 3 Voor de berekening van subsidiabele uurtarieven van arbeids- en personeelsuren van de subsidieaanvrager past de subsidieaanvrager de berekeningswijze, genoemd in artikel 3, eerste lid, onder c, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen uurtarieven subsidies Noord-Brabant toe en hanteert daarbij het in artikel 6, eerste lid, van die regeling genoemde uurtarief van € 50.

  • 4  In afwijking van het derde lid bedraagt het tarief voor kennisinstellingen € 125.

  • 5  In afwijking van het eerste lid zijn kosten derden als bedoeld in artikel 2, onder l, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen uurtarieven subsidies Noord-Brabant, subsidiabel tot een maximum van € 125 per uur.

Artikel 1.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 1.7 komen de volgende kosten niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

     kosten die meer dan drie maanden voor aanvraag van de subsidie zijn gemaakt;

  • b.

     kosten met betrekking tot de reguliere bedrijfsvoering van de subsidieaanvrager, de leden van het samenwerkingsverband of de samenwerkingspartners, met uitzondering van de loonkosten, bedoeld in artikel 1.7, tweede lid;

  • c.

     loonkosten van publiekrechtelijke rechtspersonen;

  • d.

     kosten die uitsluitend communicatie betreffen en waarbij communicatie het hoofddoel van het project betreft;

  • e.

     kosten voor fysieke infrastructuur;

  • f.

     kosten voor inventaris;

  • g.

     kosten voor huisvesting, met uitzondering van huisvestingskosten die specifiek en onlosmakelijk zijn verbonden met het project;

Artikel 1.9 Aanvraagtijdvak

Subsidieaanvragen worden ingediend van:

  • a.

    20 maart 2019 tot en met 31 oktober 2019;

  • b.

    1 mei 2020 tot en met 30 november 2020.

Artikel 1.10 Subsidieplafond

  • 1. Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4, onder a, vast op:

    • a.

      € 274.550, voor de periode, genoemd in artikel 1.9, onder a;

    • b.

      € 334.020, voor de periode, genoemd in artikel 1.9, onder b.

  • 2. Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4, onder b, vast op:

    • a.

      € 48.450 voor de periode, genoemd in artikel 1.9, onder a;

    • b.

      € 25.029, voor de periode, genoemd in artikel 1.9, onder b.

Artikel 1.11 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 1.4, bedraagt 50 % van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 24.999.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid, wordt maximaal slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat over een periode van drie belastingjaren het plafond voor de-minimissteun niet wordt overschreden.

Artikel 1.12 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

  • 4. De loting vindt plaats middels trekking in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 5. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris.

  • 6. De eerst getrokken aanvraag wordt als hoogste gerangschikt.

  • 7. De hoogst gerangschikte aanvraag komt het eerst in aanmerking voor subsidie.

  • 8. Subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 1.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger:

    • a.

      werkt indien mogelijk samen met een kennisinstelling bij de uitvoering van het project;

    • b.

      rondt het project af binnen twee jaar na verlening van de subsidie;

    • c.

      maakt de bevindingen en resultaten van het project toegankelijk voor derden.

  • 2. Indien het project wegens onvoorziene omstandigheden niet kan worden afgerond binnen de termijn, genoemd in het eerste lid, onder b, kan de subsidieontvanger uiterlijk de dag voor het verstrijken van die termijn een gemotiveerd schriftelijk verzoek bij Gedeputeerde Staten indienen tot verlenging met maximaal zes maanden.

Artikel 1.14 Prestatieverantwoording

De subsidieontvanger toont desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

  • a.

     een activiteitenverslag;

  • b.

     indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

  • c.

     indien van toepassing een proces verbaal van oplevering.

Artikel 1.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1  Bij subsidies tot € 25.000 verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100 procent van het verleende subsidiebedrag.

  • 2  Gedeputeerde Staten betalen het voorschot in een keer.

§ 2 Versterking social innovation in de regio Midden-Brabant

Artikel 2.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

     campus: innovatie-stimulerende omgeving waar kennisintensieve bedrijven en instellingen zijn gevestigd die samenwerken op basis van een gemeenschappelijk inhoudelijk thema en programma en waar fysieke nabijheid, innovatie-ondersteunende faciliteiten en ruimtelijke inrichting tot doel hebben om interactie, kennisdeling, samenwerking, creativiteit en innovatie te stimuleren;

  • b.

     kennisinstelling: verzamelnaam voor alle universiteiten, hogescholen, onderzoeksinstellingen en academische ziekenhuizen;

  • c.

    Leven Lang Ontwikkelen: beleid van het Rijk inzake het stimuleren van de eigen regie van mensen op hun loopbaan en hun leven, zodat ze zich kunnen blijven ontwikkelen en hun eigen keuzes kunnen maken;

  • d.

     maakindustrie: geheel van economische activiteiten, waarbij grootschalig en machinaal materialen tot nieuwe producten worden verwerkt;

  • e.

     MKB-onderneming: kleine en middelgrote onderneming als bedoeld in bijlage I van Aanbeveling van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (2003/361/EG);

  • f.

     regio Midden-Brabant: speerpuntregio social innovation als aangegeven op bijlage 1, behorende bij deze subsidieregeling;

  • g.

     samenwerkingspartner: partner waar de subsidieaanvrager mee samenwerkt in het samenwerkingsverband;

  • h.

     smart industry: verregaande digitalisering en verweving van apparaten, productiemiddelen en organisaties;

  • i.

    smart services: vormen van dienstverlening waarbij gebruik wordt gemaakt van digitalisering en technologische ontwikkelingen resulterend in nieuwe product-marktcombinaties 

  • j.

    social innovation: initiatieven van mensen en organisaties gericht op innovatieve oplossingen voor hedendaagse maatschappelijke problemen.

Artikel 2.2 Doelgroep

  • 1.

     Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

    • a.

       rechtspersonen;

    • b.

       een samenwerkingsverband van rechtspersonen.

  • 2.

     Indien het samenwerkingsverband, bedoeld in het eerste lid, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

       wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband;

    • b.

       draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

Artikel 2.3 Subsidievorm

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2  Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 2.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het versterken van social innovation in de regio Midden-Brabant binnen de deelsectoren:

  • a.

    smart industry;

  • b.

    smart services;

  • c.

    leisure;

  • d.

    logistiek;

  • e.

    arbeidsmarkt;

  • f.

    circulaire economie en energietransitie.

Artikel 2.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

     het project meer dan drie maanden voor aanvraag van de subsidie is gestart;

  • b.

     de subsidieaanvrager reeds voor het zelfde project subsidie op grond van deze of een andere provinciale regeling heeft ontvangen.

Artikel 2.6 Subsidievereisten

  • 1  Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4. in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

       het project is gericht op het versterken van social innovation;

    • b.

       het project is gericht op en komt ten goede aan MKB-ondernemingen;

    • c.

       het project wordt uitgevoerd in de regio Midden-Brabant;

    • d.

       het project bevindt zich in de start- of experimentele fase;

    • e.

       het project is vraag gestuurd en voorziet daarmee in een behoefte;

    • f.

       de subsidieaanvrager werkt samen met ten minste een andere partner;

    • g.

       de samenwerkingspartner of samenwerkingspartners of een andere partner van de subsidieaanvrager dragen een deel van de totale kosten van het project;

    • h.

       het project of de samenwerking heeft een innovatief karakter;

    • i.

       het project heeft een aantoonbaar regionaal effect;

    • j.

       het project leidt aantoonbaar tot economisch toegevoegde waarde op ten minste drie van de volgende gebieden:

      • 1°.

         nieuwe werkgelegenheid;

      • 2°.

         behoud van werkgelegenheid;

      • 3°.

         innovatieve methoden en technieken;

      • 4°.

         versterking van de concurrentiepositie van het regionale bedrijfsleven;

      • 5°.

         verbetering van het vestigingsklimaat;

      • 6°.

         stimulering van duurzame ontwikkeling in de regio;

    • k.

       de continuïteit van het project wordt gewaarborgd;

    • l.

       het project kan binnen twee jaar na verlening van de subsidie worden afgerond;

    • m.

       aan het project ligt een projectplan ten grondslag, waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

         op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2°.

         een uitgewerkte doorkijk naar de wijze waarop de continuïteit  van het project wordt gewaarborgd;

      • 3°.

         een sluitende begroting.

  • 2  Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4, onder a, in aanmerking te komen voldaan aan het vereiste dat het project is gericht op een of meer van de in artikel 2.4, onder a, genoemde deelsectoren.

  • 3  Onverminderd het eerste en tweede lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4, onderdeel a, onder 1, in aanmerking te komen voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

       het project is gericht op een toekomstbestendige en onderscheidende maakindustrie;

    • b.

       het project draagt bij aan de ontwikkeling van gespecialiseerde campussen, waar productie, kennis en innovatie centraal staan.

  • 4 Onverminderd het eerste en tweede lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4, onderdeel a, onder 2°, in aanmerking te komen voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project draagt bij aan de regionaal-economische ontwikkeling van Midden-Brabant als slimme regio;

    • b.

      het project is gericht op toepassing van digitalisering en technologische ontwikkelingen in de diensteneconomie;

    • c.

      het project resulteert in nieuwe product-marktcombinaties.

  • 5  Onverminderd het eerste en tweede lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4, onderdeel a, onder 3, in aanmerking te komen voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

       het project draagt bij aan een onderscheidend leisure aanbod;

    • b.

       het project is gericht op meerdaags verblijfstoerisme met een internationale uitstraling;

  • 6  Onverminderd het eerste en tweede lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4, onderdeel a, onder 4, in aanmerking te komen voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

       het project draagt bij aan de ontwikkeling van de regio Midden-Brabant als logistieke hotspot;

    • b.

       het project is gericht op:

      • 1°.

         de multimodale bereikbaarheid van de regio Midden-Brabant, of;

      • 2°.

         de business ontwikkeling van nieuwe of bestaande logistieke bedrijven.

  • 7. Onverminderd het eerste en tweede lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4, onderdeel a, onder 5°, in aanmerking te komen voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project is gericht op het voorbereiden van werknemers op de bedrijfsprocessen van de toekomst door digitalisering en robotisering;

    • b.

      het project is gericht op duurzame inzetbaarheid; of,

    • c.

      het project is gericht op Leven Lang Ontwikkelen.

  • 8. Onverminderd het eerste en tweede lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4, onderdeel a, onder 6°, in aanmerking te komen voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project is gericht op hergebruik van grondstoffen;

    • b.

      het project is gericht op het sluiten van de stoffenstroom; of,

    • c.

      het project draagt bij aan de energietransitie.

Artikel 2.7 Subsidiabele kosten

  • 1  Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten van de subsidiabele activiteit voor subsidie in aanmerking.

  • 2  In afwijking van het eerste lid zijn loonkosten van de subsidieaanvrager of de leden van het samenwerkingsverband subsidiabel tot het maximum van de overige subsidiabele kosten, niet zijnde loonkosten.

  • 3 Voor de berekening van subsidiabele uurtarieven van arbeids- en personeelsuren van de subsidieaanvrager past de subsidieaanvrager de berekeningswijze, genoemd in artikel 3, eerste lid, onder c, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen uurtarieven subsidies Noord-Brabant toe en hanteert daarbij het in artikel 6, eerste lid, van die regeling genoemde uurtarief van € 50.

  • 4  In afwijking van het derde lid bedraagt het tarief voor kennisinstellingen € 125.

  • 5  In afwijking van het eerste lid zijn kosten derden als bedoeld in artikel 2, onder l, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen uurtarieven subsidies Noord-Brabant, subsidiabel tot een maximum van € 125 per uur.

Artikel 2.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 2.7 komen de volgende kosten niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

     kosten die meer dan drie maanden voor aanvraag van de subsidie zijn gemaakt;

  • b.

     kosten met betrekking tot de reguliere bedrijfsvoering van de subsidieaanvrager, de leden van het samenwerkingsverband of de samenwerkingspartners, met uitzondering van de loonkosten, bedoeld in artikel 2.7, tweede lid;

  • c.

     loonkosten van publiekrechtelijke rechtspersonen;

  • d.

     kosten die uitsluitend communicatie betreffen en waarbij communicatie het hoofddoel van het project betreft;

  • e.

     kosten voor fysieke infrastructuur;

  • f.

     kosten voor inventaris;

  • g.

     kosten voor huisvesting, met uitzondering van huisvestingskosten die specifiek en onlosmakelijk zijn verbonden met het project;

Artikel 2.9 Aanvraagtijdvak

Subsidieaanvragen worden ingediend van:

  • a.

    20 maart 2019 tot en met 31 oktober 2019;

  • b.

    1 mei 2020 tot en met 30 november 2020.

Artikel 2.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4 vast op:

  • a.

    € 331.000, voor de periode, genoemd in artikel 2.9, onder a;

  • b.

    € 335.078, voor de periode, genoemd in artikel 2.9, onder b.

Artikel 2.11 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 2.4, bedraagt 50 procent van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 50.000.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid, wordt maximaal slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat over een periode van drie belastingjaren het plafond voor de-minimissteun niet wordt overschreden.

Artikel 2.12 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

  • 4. De loting vindt plaats middels trekking in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 5. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris.

  • 6. De eerst getrokken aanvraag wordt als hoogste gerangschikt.

  • 7. De hoogst gerangschikte aanvraag komt het eerst in aanmerking voor subsidie.

  • 8. Subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 2.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger:

    • a.

      werkt indien mogelijk samen met een kennisinstelling bij de uitvoering van het project;

    • b.

      overlegt, voor subsidies van € 25.000 en hoger, jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

    • c.

      houdt, in afwijking van artikel 21, zesde lid, onder a, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant, voor subsidies van € 25.000 tot € 125.000 een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten;

    • d.

      rondt het project binnen twee jaar na verlening van de subsidie af;

    • e.

      maakt de bevindingen en resultaten van het project toegankelijk voor derden.

  • 2. Indien het project wegens onvoorziene omstandigheden niet kan worden afgerond binnen de termijn, genoemd in het eerste lid, onder d, kan de subsidieontvanger uiterlijk de dag voor het verstrijken van die termijn een gemotiveerd schriftelijk verzoek bij Gedeputeerde Staten indienen tot verlenging met maximaal zes maanden.

Artikel 2.14 Prestatieverantwoording

  • 1  Voor subsidies tot € 25.000, toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

       een activiteitenverslag;

    • b.

       indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

       indien van toepassing een proces verbaal van oplevering.

  • 2  Voor subsidies van € 25.000 tot € 125.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van:

    • a.

       een activiteitenverslag;

    • b.

       indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

       indien van toepassing een proces verbaal van oplevering.

  • 3  Onverminderd het tweede lid, overlegt de subsidieontvanger voor subsidies van € 25.000 tot € 125.000 een verklaring inzake werkelijke kosten en opbrengsten als bedoeld in artikel 21, zevende lid, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant, met gebruikmaking van de daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde modelverklaring.

Artikel 2.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1  Bij subsidies tot € 25.000 verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100 procent van het verleende subsidiebedrag.

  • 2  Bij subsidies vanaf € 25.000 verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 80 procent van het verleende subsidiebedrag.

  • 3  Gedeputeerde Staten betalen het voorschot, genoemd in het eerste en tweede lid, in een keer.

§ 3 Versterking agrifood sector in de regio Noordoost-Brabant

Artikel 3.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

     agrifood sector: sector gericht op het proces van het produceren, bewerken, verwerken, vermarkten en distribueren van agrarisch voedsel van agrariër tot consument, inclusief de toeleverende en ondersteunende bedrijven;

  • b.

     kennisinstelling: verzamelnaam voor alle universiteiten, hogescholen, onderzoeksinstellingen en academische ziekenhuizen;

  • d.

     MKB-onderneming: kleine en middelgrote onderneming als bedoeld in bijlage I van Aanbeveling van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (2003/361/EG);

  • e.

     regio Noordoost-Brabant: speerpuntregio agrifood sector als aangegeven op bijlage 1, behorende bij deze subsidieregeling;

  • f.

     samenwerkingspartner: partner waarmee de subsidieaanvrager samenwerkt in het samenwerkingsverband.

Artikel 3.2 Doelgroep

  • 1  Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

    • a.

       rechtspersonen;

    • b.

       een samenwerkingsverband van rechtspersonen.

  • 2  Indien het samenwerkingsverband, bedoeld in het eerste lid, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

       wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband;

    • b.

       draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

Artikel 3.3 Subsidievorm

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2  Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 3.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het versterken van de agrifood sector in de regio Noordoost-Brabant:

  • a.

     binnen de deelsectoren:

    • 1°.

      transitie landbouw;

    • 2°.

      klimaat en energie;

    • 3°.

      voeding en gezondheid.

  • b.

     binnen andere sectoren dan de genoemde sectoren , genoemd onder a.

Artikel 3.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

     het project meer dan drie maanden voor aanvraag van de subsidie is gestart;

  • b.

     de subsidieaanvrager reeds voor het zelfde project subsidie op grond van deze of een andere provinciale regeling heeft ontvangen.

Artikel 3.6 Subsidievereisten

  • 1  Om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4. in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

       het project is gericht op het versterken van de agrifood sector;

    • b.

       het project is gericht op en komt ten goede aan MKB-ondernemingen;

    • c.

       het project wordt uitgevoerd in de regio Noordoost-Brabant;

    • d.

       het project bevindt zich in de start- of experimentele fase;

    • e.

       het project is vraag gestuurd en voorziet daarmee in een behoefte;

    • f.

       de subsidieaanvrager werkt samen met ten minste een andere partner;

    • g.

       de samenwerkingspartner of samenwerkingspartners of een andere partner van de subsidieaanvrager dragen een deel van de totale kosten van het project;

    • h.

       het project of de samenwerking heeft een innovatief karakter;

    • i.

       het project heeft een aantoonbaar regionaal effect;

    • j.

       het project leidt aantoonbaar tot economisch toegevoegde waarde op ten minste drie van de volgende gebieden:

      • 1°.

         nieuwe werkgelegenheid;

      • 2°.

         behoud van werkgelegenheid;

      • 3°.

         innovatieve methoden en technieken;

      • 4°.

         versterking van de concurrentiepositie van het regionale bedrijfsleven;

      • 5°.

         verbetering van het vestigingsklimaat;

      • 6°.

         stimulering van duurzame ontwikkeling in de regio;

    • k.

       de continuïteit van het project wordt gewaarborgd;

    • l.

       het project kan binnen twee jaar na verlening van de subsidie worden afgerond;

    • m.

       aan het project ligt een projectplan ten grondslag, waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

         op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2°.

         een uitgewerkte doorkijk naar de wijze waarop de continuïteit van het project wordt gewaarborgd;

      • 3°.

         een sluitende begroting.

  • 2  Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4, onder a, in aanmerking te komen voldaan aan het vereiste dat het project is gericht op een of meer van de in artikel 3.4, onder a, genoemde deelsectoren.

Artikel 3.7 Subsidiabele kosten

  • 1  Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten van de subsidiabele activiteit voor subsidie in aanmerking.

  • 2  In afwijking van het eerste lid zijn loonkosten van de subsidieaanvrager of de leden van het samenwerkingsverband subsidiabel tot het maximum van de overige subsidiabele kosten, niet zijnde loonkosten.

  • 3 Voor de berekening van subsidiabele uurtarieven van arbeids- en personeelsuren van de subsidieaanvrager past de subsidieaanvrager de berekeningswijze, genoemd in artikel 3, eerste lid, onder c, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen uurtarieven subsidies Noord-Brabant toe en hanteert daarbij het in artikel 6, eerste lid, van die regeling genoemde uurtarief van € 50.

  • 4  In afwijking van het derde lid bedraagt het tarief voor kennisinstellingen € 125.

  • 5  In afwijking van het eerste lid zijn kosten derden als bedoeld in artikel 2, onder l, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen uurtarieven subsidies Noord-Brabant, subsidiabel tot een maximum van € 125 per uur.

Artikel 3.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 3.7 komen de volgende kosten niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

     kosten die meer dan drie maanden voor aanvraag van de subsidie zijn gemaakt;

  • b.

     kosten met betrekking tot de reguliere bedrijfsvoering van de subsidieaanvrager, de leden van het samenwerkingsverband of de samenwerkingspartners, met uitzondering van de loonkosten, bedoeld in artikel 3.7, tweede lid;

  • c.

     loonkosten van publiekrechtelijke rechtspersonen;

  • d.

     kosten die uitsluitend communicatie betreffen en waarbij communicatie het hoofddoel van het project betreft;

  • e.

     kosten voor fysieke infrastructuur;

  • f.

     kosten voor inventaris;

  • g.

     kosten voor huisvesting, met uitzondering van huisvestingskosten die specifiek en onlosmakelijk zijn verbonden met het project;

Artikel 3.9 Aanvraagtijdvak

Subsidieaanvragen worden ingediend van:

  • a.

    20 maart 2019 tot en met 31 oktober 2019;

  • b.

    1 mei 2020 tot en met 30 november 2020.

Artikel 3.10 Subsidieplafond

  • 1. Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 3.4, onder a, vast op:

    • a.

      € 458.706, voor de periode, genoemd in artikel 3.9, onder a;

    • b.

      € 493.721, voor de periode, genoemd in artikel 3.9, onder b.

  • 2. Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 3.4, onder b, vast op:

    € 50.000, voor de periode, genoemd in artikel 3.9, onder a;

    € 50.000, voor de periode, genoemd in artikel 3.9, onder b.

Artikel 3.11 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 3.4, bedraagt 50 procent van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 50.000.

  • 2. In aanvulling op het eerste lid, wordt maximaal slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat over een periode van drie belastingjaren het plafond voor de-minimissteun niet wordt overschreden.

Artikel 3.12 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

  • 4. De loting vindt plaats middels trekking in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 5. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris.

  • 6. De eerst getrokken aanvraag wordt als hoogste gerangschikt.

  • 7. De hoogst gerangschikte aanvraag komt het eerst in aanmerking voor subsidie.

  • 8. Subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 3.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger:

    • a.

      werkt indien mogelijk samen met een kennisinstelling bij de uitvoering van het project;

    • b.

      overlegt, voor subsidies van € 25.000 en hoger, jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

    • c.

      houdt, in afwijking van artikel 21, zesde lid, onder a, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant, voor subsidies van € 25.000 tot € 125.000 een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten;

    • d.

      rondt het project binnen twee jaar na verlening van de subsidie af;

    • e.

      maakt de bevindingen en resultaten van het project toegankelijk voor derden.

  • 2. Indien het project wegens onvoorziene omstandigheden niet kan worden afgerond binnen de termijn, genoemd in het eerste lid, onder d, kan de subsidieontvanger uiterlijk de dag voor het verstrijken van die termijn een gemotiveerd schriftelijk verzoek bij Gedeputeerde Staten indienen tot verlenging met maximaal zes maanden.

Artikel 3.14 Prestatieverantwoording

  • 1  Voor subsidies tot € 25.000, toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

       een activiteitenverslag;

    • b.

       indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

       indien van toepassing een proces verbaal van oplevering.

  • 2  Voor subsidies van € 25.000 tot € 125.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van:

    • a.

       een activiteitenverslag;

    • b.

       indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

       indien van toepassing een proces verbaal van oplevering.

  • 3  Onverminderd het tweede lid, overlegt de subsidieontvanger voor subsidies van € 25.000 tot € 125.000 een verklaring inzake werkelijke kosten en opbrengsten als bedoeld in artikel 21, zevende lid, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant, met gebruikmaking van de daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde modelverklaring.

Artikel 3.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1  Bij subsidies tot € 25.000 verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100 procent van het verleende subsidiebedrag.

  • 2  Bij subsidies vanaf € 25.000 verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 80 procent van het verleende subsidiebedrag.

  • 3  Gedeputeerde Staten betalen het voorschot in een keer.

§ 4 Versterking high-tech industrie in de regio Zuidoost Brabant

[vervallen]

§ 5 Versterking bedrijventerreinen: pilot vraaggericht ontwikkelen West-Brabant

Artikel 5.1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

     algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, Pb L 187/1 van 26 juni 2014;

  • b.

     bedrijventerrein: aaneengesloten terrein met een bruto oppervlakte groter dan één hectare, ten behoeve van de bedrijfsmatige uitoefening van industriële, ambachtelijke en dienstverlenende bedrijven en groothandel met de daarbij behorende voorzieningen;

  • c.

     bedrijfscampus: locatie waar bedrijven inhoudelijk samenwerken met kennisinstellingen en overheid;

  • d.

     cluster van bedrijven: groep van bedrijven die samenwerken op hetzelfde thema;

  • e.

     facelift: grote opknapbeurt ten gevolge van fysieke veroudering van openbare ruimte en gebouwen;

  • f.

     MKB-onderneming: kleine en middelgrote onderneming als bedoeld in artikel 1, onder 28 van Verordening 1303/2013 en bijlage I van Aanbeveling van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (2003/361/EG);

  • g.

     regio West-Brabant: regio West-Brabant als aangegeven op bijlage 1, behorende bij deze subsidieregeling;

  • h.

     transformatie: totale herinrichting waarbij het bedrijventerrein of een deel daarvan wordt onttrokken aan de voorraad bedrijventerreinen.

Artikel 5.2 Doelgroep

  • 1  Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door een samenwerkingsverband van rechtspersonen.

  • 2  Indien het samenwerkingsverband, bedoeld in het eerste lid, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

       wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid;

    • b.

       draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

Artikel 5.3 Subsidievorm

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2  Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 5.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verleend voor projecten gericht op het vraaggericht ontwikkelen van bedrijventerreinen in West-Brabant.

Artikel 5.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd, indien:

  • a.

     voor dit project reeds op grond van deze regeling of een andere provinciale regeling subsidie is verstrekt;

  • b.

     de uitvoering van het project reeds is gestart voor aanvraag van de subsidie;

  • c.

     het project gericht is op een facelift of transformatie van het bedrijventerrein;

  • d.

     het resultaat van het project enkel bestaat uit een onderzoek of businessplan;

  • e.

     de subsidie minder bedraagt dan €10.000;

  • f.

     kosten gemaakt voor indiening van de aanvraag;

  • g.

     de subsidieaanvrager een onderneming is die in financiële moeilijkheden verkeert, als bedoeld in artikel 2 onder punt 18 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • h.

     ten aanzien van de subsidieaanvrager een bevel tot terugvordering uitstaat, als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder a, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 5.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 5.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

     het project wordt uitgevoerd in de regio West-Brabant;

  • b.

     het project heeft een vernieuwend of innovatief karakter;

  • c.

     het project is gericht op een bestaand bedrijventerrein;

  • d.

     het project wordt vraaggericht ontwikkeld;

  • e.

     het project leidt tot het optimaliseren van bedrijvigheid;

  • f.

     het project komt ten goede aan meerdere MKB-ondernemingen;

  • g.

     het samenwerkingsverband bestaat uit ten minste een privaatrechtelijke rechtspersoon;

  • h.

     aan het project ligt ten grondslag:

    • 1°.

       een projectplan waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

       een sluitende begroting;

  • i.

     indien sprake is van staatssteun wordt voldaan aan de vereisten uit hoofdstuk I en uit artikel 56 van de algemene groepsvrijstellingsverordening, betreffende steun voor lokale infrastructuur.

Artikel 5.7 Subsidiabele kosten

  • 1  Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

       kosten van de ontwerpfase van het project;

    • b.

       kosten van de voorbereidingsfase van het project;

    • c.

       kosten van de realisatiefase van het project.

  • 2  Voor de berekening van uurtarieven past de subsidieaanvrager de berekeningssystematiek, genoemd in artikel 10, onder c, en artikel 13, eerste lid, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen Noord-Brabant toe.

Artikel 5.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 5.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

     de reeds voor de subsidieaanvraag gemaakte kosten;

  • b.

     algemene bestuurslasten;

  • c.

     kosten gerelateerd aan kantoorruimte en inventaris;

  • d.

     kosten ten behoeve van een aanbesteding;

  • e.

     financierings- en rentekosten;

  • f.

     exploitatiekosten.

Artikel 5.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend binnen de tendertermijn van 1 september 2016 tot en met 1 oktober 2016.

Artikel 5.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 5.4, voor de tenderperiode, genoemd in artikel 5.9, vast op €1.000.000.

Artikel 5.11 Subsidiehoogte

  • 1  De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 5.4, bedraagt 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van €500.000.

  • 2  Onverminderd het maximumbedrag, genoemd in het eerste lid, wordt, voor zover de subsidie staatssteun vormt, slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat deze niet meer bedraagt dan het verschil tussen de investeringskosten verminderd met de verwachte exploitatiewinst over de periode waarbinnen de investeringskosten boekhoudkundig worden afgeschreven;

  • 3   Indien toepassing van het eerste lid of tweede lid tot gevolg heeft dat de subsidie minder dan €10.000 bedraagt, wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 5.12 Verdeelcriteria

  • 1  Indien de binnen de tenderperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond, genoemd in artikel 5.10, te boven gaan, maken Gedeputeerde Staten voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van de volgende criteria:

    • a.

       de kwaliteit van het projectplan, te waarderen met maximaal 100 punten;

    • b.

       de hoeveelheid private partijen die betrokken zijn geweest bij het opstellen van het projectplan, te waarderen met maximaal 80 punten;

    • c.

       de mate waarin het project bijdraagt aan multimodaliteit van het bedrijventerrein, te waarderen met maximaal 80 punten;

    • d.

       de mate van passendheid bij de regionale visie omtrent:

      • 1°.

         maintenance

      • 2°.

         logistiek;

      • 3°.

         biobased economy;

      • 4°.

         zorgeconomie;

      • 5°.

         toerisme en recreatie, of;

      • 6°.

         agrosector.

      •  

        en aansluit bij het hoofdstuk Brabant werkt uit het bestuursakkoord Beweging in Brabant, te waarderen met maximaal 60 punten;

    • e.

       de mate waarin het project een bijdrage levert aan een cluster van bedrijven of een bedrijfscampus, te waarderen met maximaal 60 punten;

    • f.

       de verhouding tussen het aangevraagde subsidiebedrag en de eigen bijdrage van het samenwerkingsverband, te waarderen met maximaal 30 punten;

    • g.

       de mate waarin het bedrijventerrein een plaatselijk of regionaal economisch belang vertegenwoordigt, te waarderen met maximaal 20 punten;

    • h.

       de mate waarin het project bijdraagt aan duurzaamheidsprincipes, te waarderen met maximaal 10 punten;

  • 2  Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting.

Artikel 5.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

     het project is afgerond voor 31 december 2018;

  • b.

     de subsidieontvanger overlegt jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

  • c.

     bij subsidies van €125.000 en hoger houdt de subsidieontvanger een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 5.14 Prestatieverantwoording

Gedeputeerde Staten leggen in de beschikking tot subsidieverlening vast op welke wijze de subsidieontvanger desgevraagd aantoont dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

Artikel 5.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1  Bij bedragen van €25.000 en meer verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 80% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2  Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt in een keer betaald.

§ 6 Kredietunies

Artikel 6.1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

     afdeling van een kredietunie: budgettair zelfstandige afdeling van een kredietunie, met een eigen regionaal bestuur en een afgescheiden administratie en begroting;

  • b.

     kredietunie: coöperatie, waarvan de leden op grond van hun beroep of bedrijf zijn toegelaten tot het lidmaatschap van de coöperatie, die haar bedrijf maakt van het bemiddelen tussen krediet gevende leden en krediet nemende leden bij het verstrekken van leningen of het bij haar leden aantrekken van opvorderbare gelden en het in dat geval voor eigen rekening verrichten van kredietuitzettingen aan haar leden ten behoeve van de beroepsbeoefening of bedrijfsuitoefening van die leden;

  • c.

     MKB-onderneming: kleine en middelgrote onderneming als bedoeld in artikel 1, onder 28 van Verordening 1303/2013 en bijlage I van Aanbeveling van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (2003/361/EG).

Artikel 6.2 Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door kredietunies.

Artikel 6.3 Subsidievorm

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze regeling projectsubsidies.

  • 2  Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een achtergestelde geldlening.

Artikel 6.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op:

  • a.

     de inrichtingsfase van een kredietunie;

  • b.

     de inrichtingsfase van een afdeling van een kredietunie

Artikel 6.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien voor het project reeds subsidie is verstrekt op grond van deze of een andere provinciale subsidieregeling.

Artikel 6.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 6.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

     de werkzaamheden van de subsidieaanvrager zijn gericht op MKB-ondernemingen in Noord-Brabant;

  • b.

     de werkzaamheden van de subsidieaanvrager zijn met name gericht op innovatieve MKB-ondernemingen;

  • c.

     de werkzaamheden van de subsidieaanvrager betreffen kredieten van maximaal € 250.000.

  • d.

     de kwaliteit en professionaliteit van de subsidieaanvrager is aantoonbaar geborgd;

  • e.

     ede subsidieaanvrager beschikt voor haar bemiddelende werkzaamheden tussen kredietgevers en kredietnemers over een ontheffing als bedoeld in de Wet Financieel Toezicht;

  • f.

     de subsidieaanvrager is lid van een koepelorganisatie of belangenorganisatie van kredietunies;

  • g.

     het project heeft een Brabantbrede of regionale aanpak, blijkend uit de statuten;

  • h.

     voor het project bestaat aantoonbaar draagvlak bij het regionale bedrijfsleven, blijkend uit het ledenbestand of steunbetuigingen;

  • i.

     aan het project ligt een projectplan ten grondslag, waarin in ieder geval is opgenomen:

    • 1°.

       op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze regeling;

    • 2°.

       het kredietmodel van de kredietunie;

    • 3°.

       het kredietproces van aanvraag tot verlening;

    • 4°.

       een tijdsplanning van de activiteiten;

    • 5°.

       een plan van aanpak voor de netwerkvorming of de ledenwerving;

    • 6°.

       een overzicht van de verdiencapaciteit voor terugbetaling van de lening;

    • 7°.

       een sluitende begroting.

Artikel 6.7 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 1 juni 2016 tot en met 31 december 2018.

Artikel 6.8 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 6.4, voor de periode, genoemd in artikel 6.7, vast op € 250.000.

Artikel 6.9 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedraagt:

  • a.

     voor projecten als bedoeld in artikel 6.4, onder a, € 50.000 per project;

  • b.

     voor projecten als bedoeld in artikel 6.4, onder b, € 25.000 per project.

Artikel 6.10 Verdeelcriteria

  • 1  Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2  Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3  Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 6.11 Subsidieverlening

  • 1  De subsidie, bedoeld in artikel 6.4, wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat tussen de subsidieontvanger en de provincie Noord-Brabant een uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 4:36 Algemene wet bestuursrecht, ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening tot stand komt.

  • 2  In de uitvoeringsovereenkomst, bedoeld in het eerste lid, en in de beschikking tot subsidieverlening wordt het regime voor betaling van rente en aflossing opgenomen.

Artikel 6.12 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

     bij subsidies van € 25.000 en hoger overlegt de subsidieontvanger jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

  • b.

     de subsidieontvanger verstrekt geen kredieten hoger dan € 250.000;

  • c.

     de subsidieontvanger bemiddelt niet tussen en verstrekt geen kredieten aan MKB-ondernemingen die geen lid zijn van de subsidieontvanger;

  • d.

     de subsidieontvanger betaalt de subsidie in de vorm van een geldlening binnen 8 jaar na verlening van de subsidie terug, overeenkomstig het regime in de uitvoeringsovereenkomst, bedoeld in artikel 6.11, tweede lid;

  • e.

     de subsidieontvanger overlegt bij de aanvraag tot vaststelling een overzicht van de tot dan toe ingekomen kredietaanvragen, het aantal verstrekte kredieten, de totale omvang van de uitstaande kredieten en het aantal daarmee gecreëerde banen;

  • f.

     de subsidieontvanger maakt de bevindingen en resultaten van het project toegankelijk voor derden.

Artikel 6.13 Prestatieverantwoording

De subsidieontvanger toont bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van het overleggen van een activiteitenverslag.

Artikel 6.14 Bevoorschotting en betaling

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2  Gedeputeerde Staten betalen het voorschot in een keer.

Artikel 6.15 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2018 of zoveel eerder als het subsidieplafond is bereikt aan Provinciale Staten een verslag over de werking van dit hoofdstuk in de praktijk.

§ 7 Green Deal: zonnecel-systeem technologie

Artikel 7.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

     algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, Pb L 187/1 van 26 juni 2014;

  • b.

     MKB-onderneming: kleine en middelgrote onderneming als bedoeld in artikel 1, onder 28, van Verordening 1303/2013 en bijlage I van Aanbeveling van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (2003/361/EG);

  • c.

     SEAC: Solar Energy Application Center, een centrum dat zich inzet voor de ontwikkeling van applicaties op het gebied van zonnepanelen en de gebouwde omgeving;

  • d.

     Solliance: samenwerkingsverband van industrie en kennisinstellingen op het gebied van dunne film zonnecel-systeem technologie en productieapparatuur;

  • e.

     zonnecel-systeem technologie: systeem dat zonlicht omzet in elektriciteit met behulp van photo-voltaïsche cellen.

Artikel 7.2 Doelgroep

  • 1  Subsidie op grond van dit hoofdstuk kan worden aangevraagd door een

    • a.

       rechtspersoon; of

    • b.

       samenwerkingsverband van rechtspersonen.

  • 2  Indien het samenwerkingsverband, bedoeld in het eerste lid, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

       wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid;

    • b.

       draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

Artikel 7.3 Subsidievorm

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2  Subsidies als bedoeld in het eerste lid, worden verstrekt in de vorm van een garantstelling.

  • 3  De looptijd van de garantstelling, bedoeld in het tweede lid, eindigt op 1 juni 2020.

  • 4  In afwijking van het tweede lid worden subsidies in de vorm van een garantstelling naar rato omgezet naar subsidies in de vorm van een geldbedrag, indien de investeringskosten niet of niet geheel kunnen worden terugverdiend, doordat zich gedurende de looptijd van de garantstelling, bedoeld in het derde lid, een van de volgende omstandigheden voordoet:

    • a.

       een technologisch risico, wegens uitval van de gebruikte materialen;

    • b.

       een daling van de energieprijs;

    • c.

       het niet of niet op tijd betalen van debiteuren met betrekking tot:

      • 1°.

         investeringen in zonnecel-systeem technologie;

      • 2°.

         maandelijkse huur- en gebruikskosten van zonnecel-systeem technologie.

Artikel 7.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op de installatie van innovatieve zonnecel-systeem technologie.

Artikel 7.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

     het aangevraagde subsidiebedrag minder dan € 25.000 bedraagt;

  • b.

     het project reeds is gestart voor aanvraag van de subsidie;

  • c.

     de subsidieaanvrager een onderneming is die in financiële moeilijkheden verkeert, als bedoeld in artikel 2 onder punt 18 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • d.

     ten aanzien van de subsidieaanvrager een bevel tot terugvordering uitstaat, als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder a, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 7.6 Subsidievereisten

  • 1  Om voor subsidie als bedoeld in artikel 7.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

       het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

    • b.

       het project wordt uitgevoerd met de nieuwste technologie op het gebied van zonnecel-systeem technologie;

    • c.

       het project is innovatief, gelet op de periode waarop de gebruikte technologie op de markt verkrijgbaar is;

    • d.

       er is draagvlak voor het project, blijkend uit schriftelijke verklaringen van de bij het project betrokken investeerders;

    • e.

       de subsidieaanvrager werkt voor de uitvoering van het project samen met een architect, installateur of fabrikant;

    • f.

       het project kan binnen 6 maanden na het verlenen van de subsidie worden gerealiseerd;

    • g.

       het project kan uiterlijk 1 juni 2019 worden gerealiseerd;

    • h.

       aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

         op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2°.

         een realistische prognose, waaruit blijkt dat het project rendabel is;

      • 3°.

         een sluitende begroting;

  • 2  Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 7,4 in aanmerking te komen voldaan aan het vereiste dat het project minimaal 16 punten moet scoren op basis van de volgende vereisten:

    • a.

       de uitstraling van het project, te waarderen met maximaal 30 punten en een wegingsfactor van 35%, waarbij de punten worden bepaald aan de hand van:

      • 1°.

         de omvang van het project, te waarderen met maximaal 10 punten;

      • 2°.

         het iconisch gehalte van het project, te waarderen met maximaal 10 punten;

      • 3°.

         de mate van vernieuwing van het project, te waarderen met maximaal 10 punten;

    • b.

       de kwaliteit van het project, te waarderen met maximaal 30 punten en een wegingsfactor van 25%, waarbij de punten worden bepaald aan de hand van:

      • 1°.

         de technologische haalbaarheid, te waarderen met maximaal 10 punten;

      • 2°.

         de organisatiegraad, te waarderen met maximaal 10 punten;

      • 3°.

         de mate waarin de financiering solide is, te waarderen met maximaal 10 punten;

    • c.

       het risicoprofiel van de aanvraag te waarderen met maximaal 20 punten en een wegingsfactor van 5%, waarbij de punten worden bepaald aan de hand van:

      • 1°.

         de duur van de garantstelling, te waarderen met maximaal 10 punten;

      • 2°.

         de hoogte van de garantstelling ten opzichte van de investeringskosten, te waarderen met maximaal 10 punten;

    • d.

       de koppeling van de nationale en regionale belangen, te waarderen met maximaal 30 punten en een wegingsfactor van 35%, waarbij de punten worden bepaald door:

      • 1°.

         de koppeling met de nationale programma’s Solliance en SEAC, te waarderen met maximaal 10 punten;

      • 2°.

         het werken met regionale of nationale toeleveranciers te waarderen met maximaal 10 punten;

      • 3°.

         de uitbesteding aan regionale installateurs, te waarderen met maximaal 10 punten.

Artikel 7.7 Subsidiabele kosten

  • 1  Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle daadwerkelijk gemaakte investeringskosten, die rechtstreeks verband houden met het installeren van innovatie zonnecel-systeem technologie, voor subsidie in aanmerking.

  • 2  Voor de berekening van interne uurtarieven bij investeringskosten in de vorm van loonkosten als bedoeld in het eerste lid, past de subsidieaanvrager de berekeningssystematiek, genoemd in artikel 13, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen subsidies Noord-Brabant, toe en hanteert daarbij het in artikel 13, eerste lid, van die regeling genoemde tarief van € 50.

Artikel 7.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 7.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

     kosten voor beheer;

  • b.

     kosten voor onderhoud;

  • c.

     kosten voor verzekering;

  • d.

     overige kosten die tot het ondernemersrisico behoren.

Artikel 7.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 22 november 2016 tot en met 30 november 2018.

Artikel 7.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 7.4, voor de periode, genoemd in artikel 7.9, vast op € 4.636.700.

Artikel 7.11 Subsidiehoogte

  • 1  De hoogte van de subsidie bedraagt 30 procent van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 1.000.000.

  • 2  In afwijking van het eerste lid, bedraagt de hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 7.4:

    • a.

       40 procent van de subsidiabele kosten, indien de subsidieaanvrager een middelgrote MKB-onderneming is;

    • b.

       50 procent van de subsidiabele kosten, indien de subsidieaanvrager een kleine MKB-onderneming is.

  • 3  Indien toepassing van het eerste en tweede lid, tot gevolg heeft dat de subsidie minder dan € 25.000 bedraagt, wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 7.12 Verdeelcriteria

  • 1  Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2  Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3  Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats op basis van het aantal punten dat op grond van artikel 7.6, tweede lid, aan een project is toegekend, waarbij projecten met meer punten voorgaan op projecten met minder punten.

  • 4  Indien toepassing van het derde lid ertoe leidt dat projecten op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting.

Artikel 7.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

     bij subsidies van € 25.000 en hoger overlegt de subsidieontvanger jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

  • b.

     bij subsidies van € 125.000 en hoger houdt de subsidieontvanger een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten;

  • c.

     het project wordt binnen 6 maanden na het verlenen van de subsidie gerealiseerd;

  • d.

     het project wordt uiterlijk 1 juni 2019 gerealiseerd;

  • e.

     de subsidieontvanger werkt mee aan actieve communicatie over het project.

Artikel 7.14 Prestatieverantwoording

  • 1  Bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

       een activiteitenverslag;

    • b.

       indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

       indien van toepassing een proces verbaal van oplevering.

  • 2  Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

       een activiteitenverslag;

    • b.

       indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

       een financieel verslag, als bedoeld in artikel 22, vijfde lid, onderdeel a, onder 1, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant, waaruit blijkt of een van de omstandigheden, bedoeld in artikel 7.3, derde lid, zich heeft voorgedaan;

    • d.

       een controleverklaring, als bedoeld in artikel 22, vijfde lid, onderdeel a, onder 2, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant.

Artikel 7.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken geen voorschot op het verleende subsidiebedrag, omdat het een subsidie in de vorm van een garantstelling, als bedoeld in artikel 7.3, tweede lid, betreft.

  • 2  In afwijking van het eerste lid verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot op het verleende subsidiebedrag, indien er sprake is van een gehele of gedeeltelijke omzetting naar een subsidie in de vorm van een geldbedrag als bedoeld in artikel 7.3, derde lid.

  • 3  Gedeputeerde Staten bepalen de hoogte van het voorschot, bedoeld in het tweede lid, op basis van de liquiditeitsbehoefte van de subsidieontvanger.

  • 4  Gedeputeerde Staten betalen het voorschot, bedoeld in het derde lid, een keer per jaar en het tijdstip wordt in de beschikking tot subsidieverlening bepaald.

§ 8 Green Deal: warmtenetten

Artikel 8.1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

     algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, Pb L 187/1 van 26 juni 2014;

  • b.

     MKB-onderneming: kleine en middelgrote onderneming als bedoeld in artikel 1, onder 28, van Verordening 1303/2013 en bijlage I van Aanbeveling van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (2003/361/EG);

  • c.

     reststromen: restwarmte of CO2;

  • d.

     restwarmte: voelbare warmte of stoom, die geen of zeer beperkte waarde heeft voor de warmteleverancier;

  • e.

     warmtenet: geheel van met elkaar verbonden leidingen, bijbehorende installaties en overige hulpmiddelen dienstbaar aan het transport van reststromen, behoudens voor zover deze leidingen, installaties en hulpmiddelen zijn gelegen in een gebouw of werk van een verbruiker of van een producent, die strekken tot toe- of afvoer van reststromen ten behoeve van dat gebouw of werk.

Artikel 8.2 Doelgroep

  • 1  Subsidie op grond van dit hoofdstuk kan worden aangevraagd door een

    • a.

       rechtspersoon; of

    • b.

       samenwerkingsverband van rechtspersonen.

  • 2  Indien het samenwerkingsverband, bedoeld in het eerste lid, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

       wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid;

    • b.

       draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

Artikel 8.3 Subsidievorm

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2  Subsidies als bedoeld in het eerste lid, worden verstrekt in de vorm van een geldlening.

  • 3  De looptijd van de geldlening, bedoeld in het tweede lid, eindigt op 1 juni 2020.

  • 4  In afwijking van het tweede lid worden subsidies in de vorm van een geldlening naar rato omgezet naar subsidies in de vorm van een geldbedrag, indien de subsidieaanvrager aantoont dat hij de geldlening niet volledig kan herfinancieren, doordat zich gedurende de looptijd van de geldlening, bedoeld in het derde lid, een van de volgende omstandigheden voordoet:

    • a.

       dalende afzet van reststromen;

    • b.

       verminderde toename van de afzet van reststromen;

    • c.

       dalende toevoer van reststromen.

Artikel 8.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden verstrekt voor projecten gericht op:

  • a.

     de aanleg van warmtenetten;

  • b.

     de uitbreiding van bestaande warmtenetten.

Artikel 8.5 Weigeringsgronden

Subsidie als bedoeld in artikel 8.4 wordt geweigerd indien:

  • a.

     de totale projectkosten minder dan € 300.000 bedragen;

  • b.

     het aangevraagde subsidiebedrag minder dan € 125.000 bedraagt;

  • c.

     het project reeds is gestart voor aanvraag van de subsidie;

  • d.

     de aanvrager een agrarische onderneming is;

  • e.

     de subsidieaanvrager een onderneming is die in financiële moeilijkheden verkeert, als bedoeld in artikel 2 onder punt 18 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • f.

     ten aanzien van de subsidieaanvrager een bevel tot terugvordering uitstaat, als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder a, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 8.6 Subsidievereisten

  • 1  Om voor subsidie als bedoeld in artikel 8.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

       het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

    • b.

       het warmtenet voorziet in uitwisseling van reststromen tussen verschillende bedrijven;

    • c.

       met de uitwisseling van reststromen wordt een reductie van uitstoot van CO2 en energiebesparing gerealiseerd;

    • d.

       het project kan uiterlijk 1 juni 2019 worden gerealiseerd.

  • 2  Aan het project ligt een projectplan ten grondslag, waarin in iedere geval is opgenomen:

    • a.

       op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • b.

       een realistische prognose, waaruit blijkt dat het project rendabel is;

    • c.

       een sluitende begroting.

Artikel 8.7 Subsidiabele kosten

  • 1  Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de kosten van de investering voor de aanleg of uitbreiding van het warmtenet, die rechtstreeks op de energiebesparing betrekking hebben, voor subsidie in aanmerking.

  • 2  Voor de berekening van interne uurtarieven bij investeringskosten in de vorm van loonkosten als bedoeld in het eerste lid, past de subsidieaanvrager de berekeningssystematiek, genoemd in artikel 11, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen subsidies Noord-Brabant, toe.

Artikel 8.8 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 22 november 2016 tot en met 31 december 2018.

Artikel 8.9 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 8.4, voor de periode, genoemd in artikel 8.8, vast op € 1.676.383.

Artikel 8.10 Subsidiehoogte

  • 1  De hoogte van de subsidie bedraagt 40 procent van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 1.676.383.

  • 2  In afwijking van het eerste lid, bedraagt de hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 8.4:

    • a.

       50 procent van de subsidiabele kosten, indien de subsidieaanvrager een middelgrote MKB-onderneming is;

    • b.

       60 procent van de subsidiabele kosten, indien de subsidieaanvrager een kleine MKB-onderneming is.

  • 3  Indien toepassing van het eerste en tweede lid, tot gevolg heeft dat de subsidie minder dan € 125.000 bedraagt, wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 8.11 Verdeelcriteria

  • 1  Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2  Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3  Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen op basis van het aangevraagde subsidiebedrag waarbij hogere bedragen voorgaan op lagere bedragen.

Artikel 8.12 Subsidieverlening

  • 1  De subsidie, bedoeld in artikel 8.4, wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat tussen de subsidieontvanger en de provincie Noord-Brabant een uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 4:36 Algemene wet bestuursrecht, tot stand komt.

  • 2  In de uitvoeringsovereenkomst, bedoeld in het eerste lid, en in de beschikking tot subsidieverlening wordt een regime voor betaling van rente en aflossing opgenomen.

Artikel 8.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Aan de subsidieontvanger worden de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a.

     de subsidieontvanger overlegt jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

  • b.

     de subsidieontvanger houdt een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid onder b, van de Algemene wet bestuursrecht en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten;

  • c.

     het project wordt uiterlijk 1 juni 2019 gerealiseerd en in gebruik genomen.

Artikel 8.14 Prestatieverantwoording

Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

  • a.

     een activiteitenverslag;

  • b.

     indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

  • c.

     een financieel verslag, als bedoeld in artikel 22, vijfde lid, onderdeel a, onder 1, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant, waaruit blijkt of een van de omstandigheden, bedoeld in artikel 8.3, vierde lid, zich heeft voorgedaan;

  • d.

     een controleverklaring, als bedoeld in artikel 22, vijfde lid, onderdeel a, onder 2, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant.

Artikel 8.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 100 % van het verleende subsidiebedrag, omdat het een subsidie in de vorm van een geldlening als bedoeld in artikel 8.3, tweede lid, betreft.

  • 2  Gedeputeerde Staten betalen het voorschot in termijnen, waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald, op basis van de liquiditeitsbehoefte van de aanvrager.

§ 9 Green Deal: biobased economy - campusfaciliteiten

Artikel 9.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

     algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, Pb L 187/1 van 26 juni 2014;

  • b.

     biobased economy: economie die voor zijn energievoorziening en materialen gebaseerd is op groene grondstoffen in plaats van fossiele grondstoffen;

  • c.

     campus: innovatie-stimulerende omgeving waar kennisintensieve bedrijven en instellingen zijn gevestigd, die samenwerken op basis van een gemeenschappelijk inhoudelijk thema en programma en waar fysieke nabijheid, innovatie-ondersteunende faciliteiten en ruimtelijke inrichting tot doel hebben om interactie, kennisdeling, samenwerking, creativiteit en innovatie te stimuleren;

  • d.

     experimentele ontwikkeling: ontwikkeling als bedoeld in artikel 2, onder 86, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • e.

     groene grondstoffen: stoffen op basis van plantmaterialen die op een duurzame wijze zijn geproduceerd en als grondstof gebruikt kunnen worden door de industrie;

  • f.

     immateriële activa: niet stoffelijke bezittingen of activa zoals goodwill, patenten en merkenrecht;

  • g.

     industrieel onderzoek: onderzoek als bedoeld in artikel 2, onder 85, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • h.

     omzet: totaal bedrag van verkopen van een bedrijf in een bepaalde periode berekend aan de hand van de prijs en de afzet van het product.

Artikel 9.2 Doelgroep

  • 1  Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

    • a.

       rechtspersonen;

    • b.

       een samenwerkingsverband van rechtspersonen.

  • 2  Indien het samenwerkingsverband, bedoeld in het eerste lid, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

       wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid;

    • b.

       draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

Artikel 9.3 Subsidievorm

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2  Subsidies als bedoeld in het eerste lid, worden verstrekt in de vorm van een geldlening.

  • 3  De looptijd van de geldlening, bedoeld in het tweede lid, eindigt op 1 juni 2020.

  • 4  In afwijking van het tweede lid worden subsidies in de vorm van een geldlening naar rato omgezet naar subsidies in de vorm van een geldbedrag, indien de werkelijke omzet lager is dan de geraamde omzet, doordat zich gedurende de looptijd van de geldlening, bedoeld in het derde lid, een van de volgende omstandigheden heeft voorgedaan:

    • a.

       negatieve veranderende marktomstandigheden;

    • b.

       lagere opbrengsten;

    • c.

       hogere kosten van inkoop door onvoorziene prijsfluctuaties;

    • d.

       lagere huuropbrengsten;

    • e.

       verplichte verkoop van een bedrijfsgebouw aan de eigenaar van de grond, tegen een verkoopwaarde onder de boekwaarde van het gebouw;

    • f.

       een technologisch risico, wegens uitval van de gebruikte materialen.

Artikel 9.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het ontwikkelen of doorontwikkelen van campussen.

Artikel 9.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

     het aangevraagde subsidiebedrag minder dan € 500.000 bedraagt;

  • b.

     de totale projectkosten minder dan € 1.000.000 bedragen;

  • c.

     het project reeds is gestart voor aanvraag van de subsidie;

  • d.

     de subsidieaanvrager een onderneming is die in financiële moeilijkheden verkeert, als bedoeld in artikel 2 onder punt 18 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • e.

     ten aanzien van de subsidieaanvrager een bevel tot terugvordering uitstaat, als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder a, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 9.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 9.4, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

     het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

  • b.

     het project is gericht op het ontwikkelen of doorontwikkelen van een campus;

  • c.

     de subsidieaanvrager is exploitant van de campus;

  • d.

     het project is gericht op het binnen de campus aanbieden van ten minste de volgende industrie gerelateerde faciliteiten:

    • 1°.

       kantoorruimte;

    • 2°.

       laboratoriumruimte;

    • 3°.

       proeffaciliteiten;

  • e.

     de faciliteiten, bedoeld onder d, worden in ieder geval gebruikt voor:

    • 1°.

       industrieel onderzoek;

    • 2°.

       experimentele ontwikkeling;

    • 3°.

       haalbaarheidsstudies;

  • f.

     het onderzoek, de ontwikkeling en de studies, bedoeld onder e, zijn in ieder geval gericht op bevordering van de ontwikkeling van biobased economy met betrekking tot:

    • 1°.

       het uit elkaar halen of raffineren van biomassa naar groene bouwstenen, of;

    • 2°.

       het opbouwen van verschillende eindproducten vanuit groene doelmoleculen ten behoeve van performance materialen, chemicals en coatings;

  • g.

     het project is gericht op het delen van kennis en faciliteiten binnen de campus;

  • h.

     het project is rendabel;

  • i.

     de toegang tot de panden, faciliteiten en activiteiten van de campus staat open voor meerdere gebruikers;

  • j.

     de toegang, bedoeld onder i, wordt op transparante en niet-discriminerende basis verleend;

  • k.

     de gebruikersvergoedingen voor het gebruik van de faciliteiten van de campus en voor deelname aan de activiteiten van de campus, stemmen overeen met de marktprijs of weerspiegelen de kosten ervan;

  • l.

     preferente toegang onder gunstigere voorwaarden wordt alleen verleend aan gebruikers. die ten minste 10 procent van de investeringskosten van de campus hebben gefinancierd;

  • m.

     de gunstigere voorwaarden, bedoeld onder l:

    • 1°.

       zijn evenredig aan de bijdrage van de investering;

    • 2°.

       worden openbaar gemaakt;

  • n.

     het project kan uiterlijk 1 juni 2020 worden gerealiseerd;

  • o.

     aan het project ligt een projectplan ten grondslag, waarin in ieder geval is opgenomen:

    • 1°.

       op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

       een realistische prognose, waaruit blijkt dat het project rendabel is;

    • 3°.

       een sluitende begroting.

Artikel 9.7 Subsidiabele kosten

  • 1  Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, bedoeld in artikel 9.4, onder a, komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

       investeringskosten voor de bouw of het upgraden van een campus in de vorm van:

      • 1°.

         kosten van de investeringen in immateriële activa;

      • 2°.

         kosten van de investeringen in materiële activa.

    • b.

       kosten voor de exploitatie van een campus, in de vorm van:

      • 1°.

         personeelskosten;

      • 2°.

         administratiekosten;

      • 3°.

         algemene kosten;

    • c.

       de kosten, genoemd onder b, hebben betrekking op:

      • 1°.

         het aansturen van het cluster ter bevordering van samenwerking, informatiedeling en het verschaffen of toeleiden van gespecialiseerde en op maat gemaakte zakelijke ondersteuningsdiensten;

      • 2°.

         de marketing van het cluster om nieuwe ondernemingen of organisaties aan te trekken en de zichtbaarheid te verhogen;

      • 3°.

         het beheer van de faciliteiten van het cluster, de organisatie van opleidingsprogramma's, workshops en conferenties ter ondersteuning van kennisdeling, netwerking en transnationale samenwerking.

  • 2  Voor de berekening van interne uurtarieven bij loonkosten als bedoeld in het eerste lid, past de subsidieaanvrager de berekeningssystematiek, genoemd in artikel 11, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen subsidies Noord-Brabant, toe.

Artikel 9.8 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 22 november 2016 tot en met 31 december 2018.

Artikel 9.9 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 9.4, voor de periode, genoemd in artikel 9.8, vast op € 4.133.400.

Artikel 9.10 Subsidiehoogte

  • 1  De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 9.4, bedraagt 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 4.133.400.

  • 2  Indien toepassing van het eerste lid tot gevolg heeft dat de subsidie minder dan € 125.000 bedraagt, wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 9.11 Verdeelcriteria

  • 1  Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2  Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3  Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats op basis van het aangevraagde subsidiebedrag, waarbij hogere bedragen voorgaan op lagere bedragen.

Artikel 9.12 Subsidieverlening

  • 1  De subsidie, bedoeld in artikel 9.4, wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat tussen de subsidieontvanger en de provincie Noord-Brabant een uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 4:36 Algemene wet bestuursrecht, tot stand komt.

  • 2  In de uitvoeringsovereenkomst, bedoeld in het eerste lid, en in de beschikking tot subsidieverlening wordt een regime voor betaling van rente en aflossing opgenomen.

Artikel 9.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

     de subsidieontvanger overlegt jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

  • b.

     de subsidieontvanger houdt een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid onder b, van de Algemene wet bestuursrecht en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten;

  • c.

     het project wordt uiterlijk 1 juni 2020 gerealiseerd.

Artikel 9.14 Prestatieverantwoording

Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

  • a.

     een activiteitenverslag;

  • b.

     indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

  • c.

     een financieel verslag, als bedoeld in artikel 22, vijfde lid, onderdeel a, onder 1, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant, waaruit blijkt of een van de omstandigheden, bedoeld in artikel 9.3, vierde lid, zich heeft voorgedaan;

  • d.

     een controleverklaring, als bedoeld in artikel 22, vijfde lid, onderdeel a, onder 2, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant.

Artikel 9.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 100 % van het verleende subsidiebedrag, omdat het een subsidie in de vorm van een geldlening als bedoeld in artikel 9.3, tweede lid, betreft.

  • 2  Gedeputeerde Staten betalen het voorschot in termijnen, waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald, op basis van de liquiditeitsbehoefte van de aanvrager.

§ 10 Innovatieve arbeidsmarkt

Artikel 10.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

     de-minimissteun: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in de de-minimisverordening;

  • b.

     de-minimisverordening: Verordening (EU) N1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, Pb EU L 352/9 van 24 december 2013;

  • c.

     experimentele ontwikkeling: experimentele ontwikkeling als bedoeld in artikel 2, onder 86 van de algemene groepsvrijstellingsverordening

  • d.

     innovatie: ontwikkeling en succesvolle invoering van nieuwe of verbeterde producten en diensten;

  • e.

     speerpunt: speerpunt uit het uitvoeringsprogramma Naar een veerkrachtige arbeidsmarkt 2016-2019, zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 15 maart 2016.

Artikel 10.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door privaatrechtelijke rechtspersonen.

Artikel 10.3 Subsidievorm

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2  Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 10.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor innovatieve projecten op het gebied van de arbeidsmarkt gericht op:

  • a.

     het verrichten van een onderzoek;

  • b.

    het opstellen van een businessplan;

  • c.

    uitvoering.

Artikel 10.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

     aan de subsidieaanvrager voor subsidie op grond van artikel 10.4, onder c, reeds subsidie is versterkt op grond van deze subsidieregeling;

  • b.

     subsidie op grond van artikel 10.4, onder c, minder bedraagt dan €100.000;

  • c.

     het project reeds is gestart voor aanvraag van de subsidie;

  • d.

     de subsidieaanvrager een onderneming is die in financiële moeilijkheden verkeert, als bedoeld in artikel 2 onder punt 18 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • e.

    ten aanzien van de subsidieaanvrager een bevel tot terugvordering uitstaat, als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder a, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 10.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 10.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

  • b.

    het project is gericht op innovatie;

  • c.

    het project stimuleert of versterkt een van de volgende speerpunten:

    • 1°.

      internationalisering;

    • 2°.

      aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt;

    • 3°.

      flexicurity;

    • 4°.

      iedereen doet mee;

    • 5°.

      sociale innovatie / MKB-versterking;

  • d.

    het project stimuleert de economie;

  • e.

    het project is gericht op een toename van de arbeidsparticipatie;

  • f.

    het project is gericht op:

    • 1°.

      het verrichten van een onderzoek naar innovatieve concepten ten behoeve van de arbeidsmarkt, of;

    • 2°.

      het opstellen van een businessplan voor innovatieve concepten ten behoeve van de arbeidsmarkt, of;

    • 3°.

      het doorvoeren van vernieuwingen ten behoeve van de arbeidsmarkt.

  • g.

    aan de aanvraag liggen ten grondslag:

    • 1°.

      een projectplan, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een sluitende begroting.

Artikel 10.7 Subsidiabele kosten

  • 1  Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

       loonkosten van medewerkers die direct bij de uitvoering van het project betrokken zijn;

    • b.

       advieskosten voor deskundigen tot een maximum gemiddeld € 100 per uur, inclusief sociale lasten en overhead;

    • c.

       kosten voor publiciteit en communicatie.

  • 2  Voor de berekening van uurtarieven past de subsidieaanvrager de berekeningssystematiek, genoemd in artikel 10, onder c, en artikel 13, eerste lid, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen Noord-Brabant toe.

Artikel 10.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 10.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    reguliere werkzaamheden;

  • b.

    kosten gemaakt voorafgaand aan de indiening van de subsidieaanvraag;

  • c.

    kosten gemaakt ten behoeve van het opstellen van de subsidieaanvraag;

  • d.

    exploitatiekosten.

Artikel 10.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend binnen de tenderperiode van 1 oktober 2016 tot en met 15 december 2016.

Artikel 10.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 10.4, voor de tenderperiode, genoemd in artikel 10.9, vast op € 2.000.000.

Artikel 10.11 Subsidiehoogte

  • 1 De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 10.4, onder a en b, bedraagt 40% van de subsidiabele kosten tot een maximum van €75.000.

  • 2 De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 10.4, onder c, bedraagt 40% van de subsidiabele kosten tot een maximum van €200.000.

  • 3 Indien toepassing van het tweede lid tot gevolg heeft dat de subsidie minder dan €100.000 bedraagt, wordt de subsidie niet verstrekt.

  • 4 Indien de subsidie ten goede komt aan experimentele ontwikkeling, bedraagt de hoogte van de subsidie 25% van de subsidiabele kosten, in afwijking van het percentage genoemd in het eerste en tweede lid.

  • 5 Het subsidiepercentage bedoeld in het vierde lid kan worden verhoogd:

    • a.

      met 10 procentpunten indien de aanvrager kwalificeert als middelgrote onderneming;

    • b.

      met 20 procentpunten indien de aanvrager kwalificeert als kleine onderneming;

    • c.

      met 15 procentpunten indien aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

      • 1°.

        het project behelst daadwerkelijke samenwerking tussen ondernemingen waarvan er ten minste één een kleine of middelgrote onderneming is, of wordt uitgevoerd in ten minste twee lidstaten of in een lidstaat en in een overeenkomst sluitende partij bij de EER-overeenkomst, en geen van de ondernemingen neemt meer dan 70 % van de in aanmerking komende kosten voor haar rekening;

      • 2°.

        het project behelst daadwerkelijke samenwerking tussen een onderneming en één of meer organisaties voor onderzoek en kennisverspreiding, waarbij deze organisaties ten minste 10 % van de in aanmerking komende kosten dragen en het recht hebben hun eigen onderzoeksresultaten te publiceren;

      • 3°.

        de projectresultaten ruim worden verspreid via conferenties, publicaties, open access-repositories, of gratis of opensource-software.

  • 6 Onverminderd het eerste en tweede lid wordt indien sprake is van staatssteun en niet wordt voldaan aan het vierde lid, maximaal slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat over een periode van drie belastingjaren het plafond voor de-minimissteun niet wordt overschreden.

Artikel 10.12 Verdeelcriteria

  • 1 Indien de binnen de tenderperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond, genoemd in artikel 10.10, te boven gaan, maken Gedeputeerde Staten voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van de volgende criteria:

    • a.

      de mate waarin het project innovatief is, te waarderen met maximaal 8 punten;

    • b.

      de mate waarin het project bijdraagt aan meerdere speerpunten, te waarderen met maximaal 4 punten;

    • c.

      de mate waarin derden financieel bijdragen aan het project, te waarderen met maximaal 4 punten;

    • d.

      de mate waarin het project aansluit bij andere projecten over hetzelfde thema, te waarderen met maximaal 4 punten;

    • e.

      de mate waarin het project wordt benaderd vanuit verschillende invalshoeken, te waarderen met maximaal 4 punten;

    • f.

      de mate waarin aan kennisdeling wordt gedaan, te waarderen met maximaal 4 punten;

  • 2 Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door het hoogste aantal punten behaald onder het criterium genoemd in het eerst lid, onder a.

Artikel 10.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

    het project is afgerond twee jaar na datum van de subsidieverlening;

  • b.

    de subsidieontvanger overlegt jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

  • c.

    bij een subsidiebedrag van €125.000 en hoger houdt de subsidieontvanger een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze aan Gedeputeerde Staten;

Artikel 10.14 Prestatieverantwoording

Gedeputeerde Staten leggen in de beschikking tot subsidieverlening vast op welke wijze de subsidieontvanger desgevraagd aantoont dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

Artikel 10.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1 Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 80% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2 Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt in een keer betaald.

§11 Slotbepalingen

Artikel 11.1 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2018 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze regeling in de praktijk

Artikel 11.2 Intrekking

De Subsidieregeling economie en innovatie Noord-Brabant wordt ingetrokken.

Artikel 11.3 Overgangsrecht

Voor subsidieaanvragen waarop op het moment van inwerkingtreding van deze regeling nog niet is beslist, blijft de Subsidieregeling economie en innovatie Noord-Brabant zijn werking behouden.

Artikel 11.4 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 11.5 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling economie en innovatie Noord-Brabant 2016.

Ondertekening

’s-Hertogenbosch, 12 juli 2016
Gedeputeerde Staten voornoemd,
de voorzitter prof. dr. W.B.H.J. van de Donk 
de secretaris mw. ir. A.M. Burger
 

Bijlage 1 behorende bij de Subsidieregeling economie en innovatie Noord-Brabant 2016

afbeelding binnen de regeling