Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant van 28 januari 2020 houdende regels omtrent subsidies ten behoeve van het bevorderen van de ontwikkeling van een duurzame en in de maatschappij verankerde land- en tuinbouw in de provincie Noord-Brabant (Subsidieregeling landbouw innovatie Noord-Brabant 2020-2023)

Geldend van 25-03-2021 t/m 22-11-2021

Intitulé

Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant van 28 januari 2020 houdende regels omtrent subsidies ten behoeve van het bevorderen van de ontwikkeling van een duurzame en in de maatschappij verankerde land- en tuinbouw in de provincie Noord-Brabant (Subsidieregeling landbouw innovatie Noord-Brabant 2020-2023)

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

Overwegende dat de vereniging Zuidelijke Land- en Tuinbouw Organisatie en de provincie Noord-Brabant door middel van ondersteuning van innovatieve projecten een duurzame en in de maatschappij verankerde land- en tuinbouw willen bevorderen, zij middels het convenant Landbouw Innovatie Noord-Brabant 2020-2023 zijn overeengekomen de ondersteuning van dergelijke projecten gedurende die periode te continueren en het wenselijk is daartoe, mede gelet op het aantal wijzigingen, de Subsidieregeling landbouw innovatie Noord-Brabant 2013 in te trekken en een nieuwe regeling vast te stellen;

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

Asv : Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

landbouwgroepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 193);

MKB-onderneming: kleine, middelgrote of micro-onderneming die voldoet aan de criteria, bedoeld in bijlage 1 van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening.

Artikel 2 Doelgroep

  • 1. Subsidie voor een activiteit als bedoeld in artikel 4, onder a, kan worden aangevraagd door:

    • a.

      MKB-ondernemingen die actief zijn in de primaire landbouwproductie;

    • b.

      een samenwerkingsverband van partijen als bedoeld onder a.

  • 2. Subsidie voor een activiteit als bedoeld in artikel 4, onder b, kan worden aangevraagd door:

    • a.

      MKB-ondernemingen die aanbieder van onderzoeksdiensten of adviesverstrekker zijn;

    • b.

      een samenwerkingsverband van partijen als bedoeld onder a.

  • 3. Subsidie voor een activiteit als bedoeld in artikel 4, onder c, kan worden aangevraagd door:

    • a.

      MKB-ondernemingen die activiteiten inzake kennisoverdracht of voorlichting aanbieden;

    • b.

      een samenwerkingsverband van partijen als bedoeld onder a.

  • 4. Subsidie voor een activiteit als bedoeld in artikel 4, onder d, kan worden aangevraagd door:

    • a.

      MKB-ondernemingen die actief zijn in de landbouwsector;

    • b.

      een samenwerkingsverband van partijen als bedoeld onder a.

  • 5. Subsidie voor een activiteit als bedoeld in artikel 4, onder e, kan worden aangevraagd door:

    • a.

      organisaties voor onderzoek en kennisverspreiding;

    • b.

      een samenwerkingsverband van partijen als bedoeld onder a.

  • 6. Indien een samenwerkingsverband als bedoeld in het eerste lid, onder b, tweede lid, onder b, derde lid, onder b, vierde lid, onder b, of vijfde lid, onder b, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband, waarbij dit, indien aanwezig, een deelnemer met rechtspersoonlijkheid is;

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

Artikel 3 Subsidievorm

Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze regeling projectsubsidies in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten die gericht zijn op het bevorderen van de ontwikkeling van een duurzame en in de maatschappij verankerde land- en tuinbouw, in de vorm van:

  • a.

    met de primaire landbouwproductie verband houdende investeringen in activa op landbouwbedrijven als bedoeld in artikel 14 van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening;

  • b.

    marktonderzoek, productontwerp en productdesign of het opstellen van aanvragen voor de erkenning van kwaliteitsregelingen als bedoeld in artikel 20, tweede lid, onder a, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening;

  • c.

    kennisoverdracht en voorlichting als bedoeld in artikel 21 van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening;

  • d.

    afzetbevorderingsmaatregelen voor landbouwproducten als bedoeld in artikel 24 van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening; of

  • e.

    onderzoek en ontwikkeling in de landbouwsector als bedoeld in artikel 31 van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening.

Artikel 5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    reeds voor indiening van de aanvraag begonnen is met de uitvoering van het project;

  • b.

    het project grote gelijkenis vertoont met een project waarvoor reeds subsidie is verstrekt op grond van de Subsidieregeling landbouw innovatie Noord-Brabant, de Subsidieregeling landbouw innovatie Noord-Brabant 2013 of deze regeling;

  • c.

    de subsidieaanvrager een onderneming in moeilijkheden is als bedoeld in artikel 2, onder 14, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening; of

  • d.

    ten aanzien van de subsidieaanvrager een bevel tot terugvordering als bedoeld in artikel 1, vijfde lid, onder a, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening uitstaat.

Artikel 6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project wordt hoofdzakelijk uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

  • b.

    het project is gericht op het bevorderen van de ontwikkeling van een duurzame en in de maatschappij verankerde land- en tuinbouw, in de vorm van:

    • 1°.

      met de primaire landbouwproductie verband houdende investeringen in activa op landbouwbedrijven als bedoeld in artikel 14 van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening;

    • 2°.

      marktonderzoek, productontwerp en productdesign of het opstellen van aanvragen voor de erkenning van kwaliteitsregelingen als bedoeld in artikel 20, tweede lid, onder a, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening;

    • 3°.

      kennisoverdracht of voorlichting als bedoeld in artikel 21 van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening;

    • 4°.

      afzetbevorderingsmaatregelen voor landbouwproducten als bedoeld in artikel 24 van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening; of

    • 5°.

      onderzoek of ontwikkeling in de landbouwsector als bedoeld in artikel 31 van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening;

  • c.

    het project levert een bijdrage aan ten minste twee van de volgende thema’s in de provincie Noord-Brabant:

    • 1°.

      de verbetering van de fysieke leefomgeving;

    • 2°.

      het tot waarde brengen van producten en diensten van het agrarische bedrijf door middel van nieuwe verdienmodellen of vernieuwende marktconcepten;

    • 3°.

      de maatschappelijke inbedding van de landbouwsector of aantrekkelijk landbouwondernemerschap;

  • d.

    het project heeft een innovatief karakter;

  • e.

    het project heeft een reële slagingskans, onder meer gelet op het draagvlak binnen de landbouwsector en de betrokkenheid van ondernemers bij het project;

  • f.

    het project is gericht op een praktijkrijp resultaat dat zich leent voor grootschalige toepassing; en

  • g.

    aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

    • 1°.

      op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze regeling; en

    • 2°.

      een sluitende en realistische begroting.

Artikel 7 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen voor subsidie als bedoeld in artikel 4, onder a, de volgende kosten in aanmerking:

    • a.

      kosten van de bouw, verwerving, inclusief leasing, of verbetering van onroerende goederen, waarbij grond alleen in aanmerking komt voor zover de kosten daarvan niet hoger zijn dan 10% van de totale subsidiabele kosten;

    • b.

      kosten van de koop of huurkoop van machines en uitrusting, tot maximaal de marktwaarde van de activa;

    • c.

      algemene kosten in verband met de uitgaven, bedoeld onder a of b;

    • d.

      kosten van de aankoop of ontwikkeling van computersoftware en de verwerving van octrooien, licenties, auteursrechten en handelsmerken;

    • e.

      kosten van uitgaven voor niet-productieve investeringen in verband met de verwezenlijking van agromilieuklimaatdoelstellingen als bedoeld in artikel 14, derde lid, onder d, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening.

  • 2. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen voor subsidie als bedoeld in artikel 4, onder b, de volgende kosten in aanmerking:

    • a.

      kosten van marktonderzoek;

    • b.

      kosten van productontwerp en productdesign;

    • c.

      kosten voor het opstellen van aanvragen voor de erkenning van kwaliteitsregelingen als bedoeld in artikel 20, tweede lid, onder a, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening.

  • 3. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen voor subsidie als bedoeld in artikel 4, onder c, de volgende kosten in aanmerking:

    • a.

      kosten van acties voor de verwerving van vaardigheden, waaronder opleidingscursussen, workshops en coaching, en kosten van voorlichtingsacties;

    • b.

      kosten van demonstratieactiviteiten, waarbij demonstratieprojecten in verband met investeringen subsidiabel zijn overeenkomstig het eerste lid, onder a tot en met d, en slechts voor zover en zolang zij voor het demonstratieproject worden gemaakt, waardoor het enkel de afschrijvingskosten betreft die met de looptijd van het demonstratieproject overeenstemmen, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen.

  • 4. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen voor subsidie als bedoeld in artikel 4, onder d, de volgende kosten in aanmerking:

    • a.

      kosten van het organiseren van en deelnemen aan wedstrijden, handelsbeurzen en tentoonstellingen als bedoeld in artikel 24, vierde lid, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening;

    • b.

      kosten van publicaties om landbouwproducten beter bekend te maken bij het brede publiek onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 24, derde en vijfde lid, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening.

  • 5. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen voor subsidie als bedoeld in artikel 4, onder e, de volgende kosten in aanmerking:

    • a.

      personeelskosten voor onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel voor zover zij zich met het onderzoeksproject bezighouden;

    • b.

      kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en zolang zij worden gebruikt voor het project;

    • c.

      kosten van gebouwen en gronden voor zover en zolang zij worden gebruikt voor het project;

    • d.

      kosten van contractonderzoek, kennis en octrooien die op arm's length-voorwaarden worden gekocht bij of waarvoor een licentie wordt verleend door externe bronnen, alsmede kosten voor consultancy en gelijkwaardige diensten die uitsluitend voor het project worden gebruikt;

    • e.

      extra algemene kosten en andere operationele uitgaven, die rechtstreeks uit het project voortvloeien.

Artikel 8 Niet subsidiabele kosten

  • 1. In afwijking van artikel 7 komen de kosten van reguliere bedrijfsactiviteiten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking.

  • 2. Onverminderd het eerste lid komen voor investeringen in landbouwbedrijven als bedoeld in artikel 4, onder a, de volgende kosten niet voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      kosten voor werkkapitaal;

    • b.

      kosten voor de aankoop van productierechten, betalingsrechten, dieren en eenjarige gewassen;

    • c.

      kosten voor de aanplant van eenjarige gewassen;

    • d.

      kosten voor afwateringswerkzaamheden;

    • e.

      kosten voor investeringen om aan Europese wetgeving te voldoen;

    • f.

      kosten voor reguliere vervangingsinvesteringen.

Artikel 9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend van:

  • a.

    1 maart 2020 tot en met 31 december 2020;

  • b.

    1 januari 2021 tot en met 31 december 2021;

  • c.

    1 januari 2022 tot en met 31 december 2022;

  • d.

    1 januari 2023 tot en met 31 december 2023.

Artikel 10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 4 vast op:

  • a.

    € 500.000 voor de periode, genoemd in artikel 9, onder a;

  • b.

    € 500.000 voor de periode, genoemd in artikel 9, onder b;

  • c.

    € 0 voor de periode, genoemd in artikel 9, onder c;

  • d.

    € 0 voor de periode, genoemd in artikel 9, onder d.

Artikel 11 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 4, onder a, bedraagt ten hoogste 40% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 35.000 per jaar voor ten hoogste 3 jaren.

  • 2. In afwijking van het eerste lid bedraagt de hoogte van de subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 4, onder a, ten hoogste 60% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 35.000 per jaar voor ten hoogste 3 jaren, indien:

    • a.

      het activiteiten betreft gericht op de verbetering van het natuurlijke milieu, de hygiëneomstandigheden of normen inzake dierenwelzijn;

    • b.

      de investering verder gaat dan de investering die nodig is om aan de Europese wetgeving te voldoen; en

    • c.

      de verbetering niet leidt tot een verhoging van de productiecapaciteit.

  • 3. De hoogte van de subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 4, onder b tot en met e, bedraagt ten hoogste 60% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 35.000 per jaar voor ten hoogste 3 jaren.

Artikel 12 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

  • 4. De loting vindt plaats middels trekking in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 5. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris.

  • 6. De eerst getrokken aanvraag wordt als hoogste gerangschikt.

  • 7. De hoogst gerangschikte aanvraag komt het eerst in aanmerking voor subsidie.

  • 8. Subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      hij draagt de innovaties uit en verspreidt ze naar sectorgenoten en partners in de landbouwketen;

    • b.

      hij maakt de resultaten van het project toegankelijk voor derden;

    • c.

      hij overlegt jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien sprake is van een subsidie van € 25.000 en hoger en de periode vanaf de verlening van de subsidie tot de vaststelling van de subsidie meer dan twaalf maanden bedraagt; en

    • d.

      hij houdt ingevolge artikel 7, eerste lid, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

  • 2. Onverminderd het eerste lid voldoet de subsidieontvanger in geval van subsidie als bedoeld in artikel 4, onder e, aan de volgende verplichtingen:

    • a.

      hij maakt de informatie, bedoeld in artikel 31, derde lid, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening, voor de begindatum van het project bekend op internet; en

    • b.

      hij stelt de resultaten van het gesteunde project beschikbaar op internet vanaf de einddatum van het project of vanaf de datum waarop informatie over die resultaten wordt gegeven aan leden van specifieke organisaties, afhankelijk van wat als eerste plaatsvindt.

  • 3. De subsidieontvanger draagt er zorg voor dat de resultaten, bedoeld in het tweede lid, onder b, gedurende ten minste vijf jaar vanaf de einddatum van het project beschikbaar blijven op internet.

Artikel 14 Prestatieverantwoording

  • 1. De subsidieontvanger toont bij de aanvraag tot subsidievaststelling door middel van een activiteitenverslag aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat voldaan is aan de verplichtingen die aan de subsidie zijn verbonden.

  • 2. Onverminderd het eerste lid overlegt de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling bewijsstukken als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening waaruit de gerealiseerde kosten blijken.

Artikel 15 Bevoorschotting en betaling

Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 60% van het verleende subsidiebedrag. Het voorschot wordt in een keer betaald.

Artikel 16 Subsidievaststelling

  • 1. Gedeputeerde Staten stellen de subsidie ingevolge artikel 7, eerste lid, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening vast op basis van prestaties en gerealiseerde kosten.

  • 2. De vaststelling, bedoeld in het eerste lid, vindt plaats overeenkomstig artikel 21, eerste tot en met vijfde, en negende lid, van de Asv.

Artikel 17 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2023 aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze regeling in de praktijk.

Artikel 18 Intrekking

De Subsidieregeling landbouw innovatie Noord-Brabant 2013 wordt ingetrokken.

Artikel 19 Overgangsrecht

Op subsidieaanvragen als bedoeld in de Subsidieregeling landbouw innovatie Noord-Brabant 2013, die zijn ingediend voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling, blijft de Subsidieregeling landbouw innovatie Noord-Brabant 2013, zoals die luidde de dag voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van deze regeling, van toepassing.

Artikel 20 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 maart 2020.

Artikel 21 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling landbouw innovatie Noord-Brabant 2020-2023.

Ondertekening

’s-Hertogenbosch, 28 januari 2020

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter

prof. dr. W.B.H.J. van de Donk

de secretaris

drs. M.J.A. van Bijnen MBA