Regeling vervallen per 10-12-2014

Bouwverordening

Geldend van 05-12-2014 t/m 09-12-2014

Intitulé

Bouwverordening

Bouwverordening gemeente Nunspeet 2010

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1 In deze verordening wordt verstaan onder:

    - asbest: wat daaronder wordt verstaan in artikel 1, letter a, van het Asbestverwijderingsbesluit

    2005;

    - bevoegd gezag: bestuursorgaan, als bedoeld in de Woningwet, artikel 1, eerste lid, onderdeel

    e, dan wel, bij het ontbreken van een bestuursorgaan als bedoeld in dit artikellid, burgemeester

    en wethouders;

    - bouwbesluit: de algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2 van de Woningwet;

    - bouwtoezicht: degene die ingevolge artikel 92, tweede lid, van de Woningwet in samenhang

    met artikel 5.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht belast is met het bouw- en

    woningtoezicht;

    - bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die

    op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij

    direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

    - deskundig bedrijf als bedoeld in hoofdstuk 8: wat daaronder wordt verstaan in artikel 6, eerste

    lid, van het Asbestverwijderingsbesluit 2005;

    - gebruiksoppervlakte: de gebruiksoppervlakte als bedoeld in het Bouwbesluit;

    - hoogte van de weg: de hoogte van de weg zoals die door of namens burgemeester en

    wethouders is vastgesteld;

    - NEN: een door de Stichting Nederlands Normalisatie-Instituut uitgegeven norm;

    - NVN: een door de Stichting Nederlands Normalisatie-Instituut uitgegeven voornorm;

    - Omgevingsvergunning voor het bouwen: vergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in

    artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

    - Omgevingsvergunning voor het slopen: vergunning voor een sloopactiviteit als bedoeld in

    artikel 2.2, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

    - straatpeil:

    a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst de hoogte van

    de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

    b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst de hoogte

    van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

    - weg: alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder

    begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen

    en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

  • 2 In deze verordening wordt mede verstaan onder:

    - bouwwerk: een gedeelte van een bouwwerk

    - gebouw: een gedeelte van een gebouw.

Artikel 1.2 Termijnen

Vervallen.

Artikel 1.3 Indeling van het gebied van de gemeente

  • 1 Voor de toepassing van deze verordening geldt als indeling van de gemeente:

    a. het gebied binnen de bebouwde kom;

    b. het gebied buiten de bebouwde kom.

  • 2 Als gebied binnen de bebouwde kom geldt het gebied, dat op de bij deze verordening

    behorende kaart als zodanig is aangegeven.

Hoofdstuk 2 De aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen

Paragraaf 1 Gegevens en bescheiden

Artikel 2.1.1 Aanvraag bouwvergunning

Vervallen.

Artikel 2.1.2 In de aanvraag op te nemen gegevens

Vervallen.

Artikel 2.1.3 Bij de aanvraag in te dienen bescheiden

Vervallen.

Artikel 2.1.4 Gegevens met betrekking tot het coördineren van vergunningaanvragen

Vervallen.

Artikel 2.1.5 Bodemonderzoek

  • 1 Het onderzoek betreffende de bodemgesteldheid als bedoeld in artikel 8, vierde lid, van de

    Woningwet bestaat uit:

    a. de resultaten van een recent milieuhygiënisch bodemonderzoek verricht volgens NEN

    5740, uitgave 2009, in overeenstemming met het onderzoeksprotocol dat volgt uit figuur

    1.

    b. Vervallen.

    c. Indien op basis van het vooronderzoek aanleiding bestaat te veronderstellen dat asbest,

    daaronder mede begrepen asbestvezels, -deeltjes of –stof, in de bodem aanwezig is,

    vindt het onderzoek mede plaats op de wijze als voorzien in NEN 5707, uitgave 2003.

  • 2 De plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport als bedoeld in artikel 2.4, onder d van

    de Regeling omgevingsrecht geldt niet indien het bouwen betrekking heeft op een bouwwerk

    dat naar aard en omvang gelijk is aan een bouwwerk als genoemd in het Besluit

    omgevingsrecht, artikelen 2 en 3 van bijlage II. Deze verwijzing geldt niet voor de

    hoogtebepalingen in het Besluit omgevingsrecht, artikelen 2 en 3 van bijlage II.

  • 3 Het bevoegd gezag staat een geheel of gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van

    een onderzoeksrapport bedoeld in artikel 2.4, onder d, van de Regeling omgevingsrecht toe,

    indien voor toepassing van artikel 2.4.1 bij het bevoegd gezag al bruikbare recente

    onderzoeksresultaten beschikbaar zijn.

  • 4 Het bevoegd gezag kan een gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een

    onderzoeksrapport als bedoeld in artikel 2.5, onder d van de Regeling

    omgevingsrecht toestaan voor een bouwwerk met een beperkte instandhoudingtermijn, als

    bedoeld in artikel 2.23 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 5.16 van het

    Besluit omgevingsrecht, indien uit het in NEN 5725, uitgave 2009, bedoelde vooronderzoek

    naar het historisch gebruik en naar de bodemgesteldheid blijkt, dat de locatie onverdacht is

    dan wel de gerezen verdenkingen een volledig veldonderzoek volgens NEN 5740, uitgave

    2009 niet rechtvaardigen.

Artikel 2.1.6 Overige gegevens en bescheiden behorende bij de aanvraag om

Vervallen.

Artikel 2.1.7 Bouwregistratie

Vervallen.

Artikel 2.1.8 Bijzondere bepalingen over de aanvraag om bouwvergunning woonwagens

Vervallen.

Paragraaf 2 Behandeling van de aanvraag om bouwvergunning

Artikel 2.2.1 Ontvangst van de aanvraag

Vervallen.

Artikel 2.2.2 Samenloop met vrijstelling ruimtelijke ordening

Vervallen.

Artikel 2.2.3 Bekendmaking van termijnen

Vervallen.

Artikel 2.2.4 In behandeling nemen en fasering bouwvergunningverlening

Vervallen.

Artikel 2.2.5 In behandeling nemen en bodemonderzoek

Vervallen.

Artikel 2.2.6 Kennisgeving van rechtswege verleende bouwvergunning

Vervallen.

Paragraaf 3 Welstandstoetsing

Artikel 2.3.1 Welstandscriteria

Vervallen.

Paragraaf 4 Het tegengaan van bouwen op verontreinigde bodem

Artikel 2.4.1 Verbod tot bouwen op verontreinigde bodem

Op een bodem die zodanig is verontreinigd dat schade of gevaar is te verwachten voor de

gezondheid van de gebruikers, mag niet worden gebouwd voor zover dat bouwen betrekking

heeft op een bouwwerk:

a. waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen zullen verblijven;

b. voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist; en

1. dat de grond raakt, of

2. waarvan het bestaande, niet-wederrechtelijke gebruik niet wordt gehandhaafd.

Artikel 2.4.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

In afwijking van het bepaalde in artikel 2.4.1 en onverminderd het bepaalde in artikel 2.4, onder d,

van de Regeling omgevingsrecht, kan het bevoegd gezag voorwaarden verbinden aan de

omgevingsvergunning voor het bouwen, in het geval zij op grond van het in het de Regeling

omgevingsrecht bedoelde onderzoeksrapport en/of andere bij hen bekende onderzoeksresultaten

dan wel op grond van het overeenkomstig het tweede lid van artikel 39 van de Wet

bodembescherming goedgekeurde saneringsplan bedoeld in artikel 39, eerste lid, van die

Wet van oordeel zijn, dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel maar door het stellen

van voorwaarden alsnog geschikt kan worden gemaakt.

Paragraaf 5 Voorschriften van stedenbouwkundige aard en bereikbaarheidseisen

Artikel 2.5.1 Richtlijnen voor de verlening van ontheffing van de stedenbouwkundige

Vervallen.

Artikel 2.5.2 Anti-cumulatiebepaling

Terrein dat voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen in aanmerking

moet worden genomen mag niet nog eens bij de verlening van een omgevingsvergunning voor

het bouwen voor een ander bouwwerk in aanmerking worden genomen.

Artikel 2.5.3 Bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer. Brandblusvoorzieningen

  • 1 Indien de toegang tot een bouwwerk dat voor het verblijf van mensen is bestemd, meer dan

    10 meter is verwijderd van een openbare weg, moet een verbindingsweg tussen die toegang

    en het openbare wegennet aanwezig zijn die geschikt is voor verhuisauto's, vuilnisauto's,

    ziekenauto's, brandweerauto's en het overige te verwachten verkeer.

  • 2 Een geschikte verbindingsweg in de zin van het eerste lid moet, tenzij de gemeenteraad voor

    de desbetreffende weg in een bestemmingsplan of in een verordening of anderszins

    voorschriften heeft vastgesteld:

    1. een breedte van ten minste 4,5 m, over een breedte van ten minste 3,25 m zijn verhard

    en een vrije hoogte boven de kruin van de weg hebben van ten minste 4,2 m;

    2. zijn verhard op een wijze die geschikt is voor motorvoertuigen met een massa van ten

    minste

    14.600 kg en zijn voorzien van de nodige kunstwerken; en

    3. op doeltreffende wijze kunnen afwateren.

  • 3 Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op een bijgebouw voor het bouwen

    waarvan op grond van artikel 2, onderdeel 3, of artikel 3, onderdeel 1, van bijlage II bij het

    Besluit omgevingsrecht geen vergunning is vereist, voor zover dat bijgebouw niet tot

    bewoning bestemd is, maar wel tot een hoofdgebouw behoort dat op hetzelfde terrein is

    gelegen.

  • 4 Nabij ieder bouwwerk dat voor het verblijf van mensen is bestemd, moeten zodanige

    opstelplaatsen voor brandweerauto's aanwezig zijn, dat een doeltreffende verbinding tussen

    die auto's en de bluswatervoorziening kan worden gelegd.

  • 5 Bij afwezigheid van een toereikende openbare bluswatervoorziening moet worden zorg

    gedragen voor een doeltreffende niet-openbare bluswatervoorziening.

  • 6 Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in

    het eerste en het vierde lid, indien de aard, de ligging en het gebruik van het bouwwerk zich

    daarvoor lenen.

Artikel 2.5.3A Brandweeringang

Vervallen.

Artikel 2.5.4 Bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten

  • 1 Tussen de toegang van enerzijds:

    a. een woning of een woongebouw, als bedoeld in artikel 4.3 van het Bouwbesluit;

    b. een gebouw met een al dan niet gemeenschappelijke toegankelijkheidssector, als

    bedoeld in artikel 4.3 van het Bouwbesluit;

    en anderzijds de openbare weg moet een mede voor gehandicapten begaanbare weg of

    begaanbaar pad aanwezig zijn.

  • 2 Voor de in het eerste lid bedoelde wegen en paden geldt dat zij:

    a. ten minste 1,10 m breed moeten zijn;

    b. geen kleinere vrije doorgang mogen hebben dan 0,85 m; en

    c. ten hoogste een hoogteverschil mogen overbruggen van 0,02 m, tenzij dit plaatsvindt

    door middel van een hellingbaan die voldoet aan het bepaalde in de artikelen 2.39 en

    2.40 van het Bouwbesluit.