Afvalstoffenverordening 2012

Geldend van 05-02-2012 t/m heden

Intitulé

Afvalstoffenverordening 2012

De raad van de gemeente Nunspeet;

gelezen het voorstel van het college van 18 januari 2012, nr. 176;

gelet op artikel 10.23, eerste lid van de Wet milieubeheer (WM);

b e s l u i t :

vast te stellen de Afvalstoffenverordening 2012 van de gemeente Nunspeet

 

Paragraaf 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan of mede verstaan onder:

a. wet: Wet milieubeheer (WM);

b. inzamelen: de activiteiten gericht op het ophalen of innemen van afvalstoffen die binnen de gemeente ter inzameling worden aangeboden en het feitelijk ophalen en innemen daarvan;

c. ter inzameling aanbieden: de wijze van overdragen van afvalstoffen aan een inzamelende persoon of instantie, inclusief het achterlaten van afvalstoffen in daartoe door of vanwege de inzamelende persoon of instantie geplaatste inzamelmiddelen of -voorzieningen of op een daartoe aangewezen plaats;

d. inzamelmiddel:een voor de inzameling van afvalstoffen bestemd hulp- of bewaarmiddel, bijvoorbeeld een huisvuilzak, minicontainer, afvalemmer, kca-box, papierkrat of big bag, ten behoeve van één huishouden;

e. inzamelvoorziening: een voor de inzameling van afvalstoffen bestemd(e) bewaarmiddel of -plaats, bijvoorbeeld een verzamelcontainer, wijkcontainer of brengdepot, ten behoeve van meerdere huishoudens;

f. gebruiker van een perceel: degene die in de gemeente feitelijk gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan op grond van artikel 10.22 van de WM een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt;

g. straatafval: huishoudelijke afvalstoffen van zeer beperkte omvang en gewicht, zoals proppen, papier, sigarettenpeuken, kauwgom, plastic bekertjes en blikjes, verpakkingsmateriaal, etenswaren, niet zijnde klein chemisch afval, ontstaan buiten een perceel;

h. wegen: de wegen zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet 1994;

i. motorrijtuigen: alle voertuigen, zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c van de Wegenverkeerswet 1994.

 

Paragraaf 2 INZAMELING VAN HUISHOUDELIJKE AFVALSTOFFEN

Artikel 2 Aanwijzing inzameldienst en andere inzamelaars

  • 1 Als inzameldienst belast met het ter uitvoering van de wet, de provinciale milieuverordening en deze afdeling inzamelen van huishoudelijk afvalstoffen wordt aangewezen: Aconov (Dusseldorp Inzameling en Recycling B.V.)

  • 2 Naast de inzameldienst kan het college andere inzamelaars aanwijzen die belast zijn met het afzonderlijk inzamelen van categorieën huishoudelijke afvalstoffen.

  • 3 Het college kan aan het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen voorschriften en beperkingen verbinden in het belang van de bescherming van het milieu.

  • 4 Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (AWB) (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing.

Artikel 3 Afzonderlijke inzameling

  • 1 Door de inzameldienst of de op grond van artikel 2, tweede lid aangewezen andere inzamelaars worden de volgende categorieën huishoudelijke afvalstoffen afzonderlijk ingezameld:

    a. groente-, fruit- en tuinafval (GFT-afval);

    b. klein chemisch afval;

    c. verpakkingsglas;

    d. oud papier en karton;

    e. textiel;

    f. wit- en bruingoed;

    g. bouw- en sloopafval;

    h. hout;

    i. grof tuinafval;

    j. asbest en asbesthoudend afval;

    k. grof huishoudelijk afval;

    l. huishoudelijk restafval;

     

  • 2 Het college kan een omschrijving vaststellen van de categorieën huishoudelijke afvalstoffen zoals bedoeld in het eerste lid.

Artikel 4 Inzamelmiddelen en -voorzieningen

  • 1 De inzameling kan plaatsvinden via:

    a. een inzamelmiddel voor de gebruiker van een perceel;

    b. een inzamelvoorziening voor de gebruikers van een aantal percelen;

    c. een inzamelvoorziening op wijkniveau;

    d. een brengdepot op lokaal of regionaal niveau.

     

  • 2 Het college kan aanwijzen via welk al dan niet van gemeentewege verstrekt inzamelmiddel of via welke inzamelvoorziening de inzameling van een bepaalde categorie huishoudelijke afvalstoffen ten behoeve van de gebruiker van een perceel plaatsvindt.

Artikel 5 Frequentie van inzamelen

  • 1 Huishoudelijk restafval wordt ten minste eenmaal per twee weken bij elk perceel ingezameld.

  • 2 GFT-afval wordt ten minste eenmaal per twee weken afzonderlijk bij elk perceel ingezameld.

  • 3 Oud papier en karton wordt ten minste twaalf keer per jaar afzonderlijk bij elk perceel ingezameld.

  • 4 Het college kan de frequentie van inzameling vaststellen van de overige categorieën huishoudelijke afvalstoffen die afzonderlijk in aangewezen delen van de gemeente bij elk perceel worden ingezameld.

Artikel 6 Inzamelverbod huishoudelijke afvalstoffen behoudens aanwijzing

  • 1 Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen.

  • 2 Het verbod geldt niet voor de inzameldienst of andere inzamelaars.

  • 3 Het verbod geldt niet voor personen of instanties die in het kader van producentenverantwoordelijkheid bij algemene maatregel van bestuur (AMvB) of ministeriële regeling (MR) een inzamelplicht hebben gekregen voor categorieën van huishoudelijke afvalstoffen.

Paragraaf 3 TER INZAMELING AANBIEDEN VAN HUISHOUDELIJKE AFVALSTOFFEN

Artikel 7 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan anderen

Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden aan een ander dan de inzameldienst, andere inzamelaars of de personen of instanties die in het kader van producentenverantwoordelijkheid bij AMvB of MR een inzamelplicht hebben voor categorieën van huishoudelijke afvalstoffen.

Artikel 8 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door anderen dan de gebruikers van percelen

  • 1 Het is anderen dan gebruikers van percelen verboden om huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling aan te bieden.

  • 2 Het college kan gebieden aanwijzen waar door een gedeeltelijke verkaveling van het terrein, vermenging kan plaatsvinden van huishoudelijk afval en bedrijfsafval, waardoor een doelmatige inzameling van huishoudelijke afvalstoffen niet mogelijk is.

Artikel 9 Afzonderlijk ter inzameling aanbieden

  • 1 Het is verboden om de categorieën huishoudelijke afvalstoffen zoals bepaald in artikel 3, eerste lid, anders dan afzonderlijk ter inzameling aan te bieden.

  • 2 Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen aan te bieden aan anderen dan de op grond van artikel 2 aangewezen inzameldienst en andere inzamelaars.

  • 3 Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor de bij nadere regels aan te wijzen categorieën van personen.

  • 4 Het in het tweede lid gestelde verbod geldt niet voor het aanbieden van categorieën huishoudelijke afvalstoffen aan personen of instanties die in het kader van producentenverantwoordelijkheid bij AMvB of MR een inzamelplicht hebben gekregen voor die categorieën huishoudelijke afvalstoffen.

Artikel 10 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

  • 1 Het is de gebruiker van een perceel, voor wie op grond van artikel 4, tweede lid een inzamelmiddel of inzamelvoorziening is aangewezen, verboden de huishoudelijke afvalstoffen anders aan te bieden dan via het desbetreffende inzamelmiddel of de desbetreffende inzamelvoorziening of het desbetreffende brengdepot.

  • 2 Het is verboden andere categorieën huishoudelijke afvalstoffen via een inzamelmiddel of inzamelvoorziening aan te bieden, dan de categorie waarvoor dit inzamelmiddel of deze inzamelvoorziening op grond van artikel 4, tweede lid is bestemd.

  • 3 Het college kan regels stellen over het gebruik van een van gemeentewege verstrekt inzamelmiddel.

  • 4 Het college kan regels stellen over de plaats en wijze waarop huishoudelijke afvalstoffen moeten worden aangeboden.

  • 5 Het college kan categorieën huishoudelijke afvalstoffen aanwijzen die zonder inzamelmiddel ter inzameling kunnen worden aangeboden.

  • 6 Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere wijze ter inzameling aan te bieden dan op grond van dit artikel is bepaald.

Artikel 11 Dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden

  • 1 Het college stelt de dagen en tijden vast waarop categorieën huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden.

  • 2 Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere dagen en tijden ter inzameling aan te bieden dan op grond van het eerste lid is bepaald.

Artikel 12 Het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

In afwijking van wat in deze paragraaf is bepaald kan het college regels stellen over het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst of andere inzamelaars.

Paragraaf 4 Inzameling andere categorieën afvalstoffen

Artikel 13 Inzameling andere categorieën afvalstoffen door de inzameldienst

Het college kan andere categorieën van afvalstoffen dan huishoudelijke afvalstoffen aanwijzen die door de inzameldienst worden ingezameld.

Artikel 14 Ter inzameling aanbieden van andere categorieën afvalstoffen aan de inzameldienst

  • 1 Het is verboden andere categorieën van afvalstoffen dan huishoudelijke afvalstoffen aan te bieden aan de inzameldienst.

  • 2 Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor die categorieën afvalstoffen die zijn aangewezen op grond van artikel 13, voor zover degene die gebruikmaakt van de inzameling door de inzameldienst voldoet aan de daarmee ontstane belastingplicht op grond van de verordening op de heffing en invordering van de afvalstoffenheffing.

  • 3 Het college kan regels stellen over de dagen, tijden, wijzen en plaatsen waarop de in artikel 13 bedoelde afvalstoffen aan de inzameldienst ter inzameling kunnen worden aangeboden.

  • 4 Het is verboden afvalstoffen die zijn aangewezen op grond van artikel 13 ter inzameling aan te bieden in strijd met deze regels.

  • 5 Het in dit artikel bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de WM, de Destructiewet of de Provinciale milieuverordening.

Artikel 15 Het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst

  • 1 Het college kan regels stellen voor het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst.

  • 2 Het is verboden bedrijfsafvalstoffen ter inzameling aan te bieden in strijd met deze regels.

Paragraaf 5 ZWERFAFVAL

Artikel 16 Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging

  • 1 Het is verboden buiten een daarvoor door het college bestemde plaats en buiten een inrichting in de zin van de WM een afvalstof, stof of voorwerp op of in de bodem te brengen, te storten, te houden, achter te laten of anderszins te plaatsen op een wijze die aanleiding kan geven tot hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu.

  • 2 Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.

  • 3 Het verbod is niet van toepassing:

    a. op het overeenkomstig deze verordening ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen of bedrijfsafvalstoffen;

    b. op het thuis composteren van GFT-afval;

    c. voor zover de (afval)stoffen tijdelijk op de weg geraken of worden gebracht als onvermijdelijk gevolg van het laden, lossen of vervoeren van afvalstoffen of het verrichten van andere werkzaamheden op of aan de weg.

     

  • 4 Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover de Wet bodembescherming of het Bouwstoffenbesluit voorziet in de beoogde bescherming van het milieu.

Artikel 17 Achterlaten van straatafval

  • 1 Het is verboden straatafval in de openbare ruimte achter te laten zonder gebruik te maken van de van gemeentewege of anderszins geplaatste of voorgeschreven bakken, manden of soortgelijke voorwerpen.

  • 2 Het is verboden om andere afvalstoffen dan straatafval achter te laten in daartoe van gemeentewege of anderszins geplaatste of voorgeschreven bakken, manden of soortgelijke voorwerpen.

Artikel 18 Voorkomen van zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen

  • 1 Het is verboden afvalstoffen of inzamelmiddelen die ter inzameling gereed staan te doorzoeken en te verspreiden.

  • 2 Het is verboden tegen afvalstoffen of inzamelmiddelen, die ter inzameling gereed staan, te stoten, te schoppen, deze omver te werpen of deze anderszins te behandelen waardoor er zwerfafval ontstaat.

Artikel 19 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren

De houder of beheerder van een inrichting waar eet- of drinkwaren worden verkocht die ter plaatse kunnen worden genuttigd, is verplicht:

a. een afvalbak/-mand of soortgelijk voorwerp in of nabij de inrichting op een duidelijk zichtbare plaats aanwezig te hebben, waarin het publiek afval kan achterlaten;

b. zorg te dragen dat deze afvalbak/-mand of soortgelijk voorwerp van een zodanige constructie is dat het afval daarin deugdelijk geborgen blijft en dat die afvalbak/-mand of soortgelijk voorwerp steeds tijdig wordt leeggemaakt;

c. zorg te dragen dat dagelijks, uiterlijk een uur na sluiting van de inrichting, doch in ieder geval terstond op eerste aanzegging van een ambtenaar, belast met het toezicht op de naleving van dit artikel, in de nabijheid van de inrichting achtergebleven afval, voor zover kennelijk uit of van die inrichting afkomstig, wordt opgeruimd.

Artikel 20 Wegwerpen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal

Degene die in de openbare ruimte reclamebiljetten of dergelijke of ander promotiemateriaal onder het publiek verspreidt, is verplicht deze of de verpakking daarvan terstond op te ruimen of te laten opruimen, als deze in de omgeving van de plaats van uitreiking op de weg of een andere voor het publiek toegankelijke plaats door het publiek worden weggeworpen.

Artikel 21 Zwerfafval bij vervoeren, laden en lossen of overige werkzaamheden

  • 1 Het is verboden afvalstoffen, stoffen of voorwerpen zodanig te laden, te lossen of te vervoeren of andere werkzaamheden te verrichten dat de weg wordt verontreinigd of het milieu nadelig kan worden beïnvloed.

  • 2 Als bij het laden of lossen of vervoeren van afvalstoffen, stoffen of voorwerpen deze weg wordt verontreinigd of het milieu nadelig wordt beïnvloed, is degene die voornoemde werkzaamheden verricht evenals diens opdrachtgever verplicht deze weg te reinigen of te laten reinigen:

    a. direct na het ontstaan van de verontreiniging, als de verontreiniging gevaar voor de veiligheid van het verkeer of beschadiging van het wegdek oplevert;

    b. direct na beëindiging van de werkzaamheden, als de verontreiniging geen gevaar voor de veiligheid van het verkeer of beschadiging van het wegdek oplevert;

    c. als de werkzaamheden langer dan een dag duren, elke dag direct na beëindiging van de werkzaamheden.

     

Paragraaf 6 OVERIGE ONDERWERPEN DIE DE VERORDENING AANGAAN

Artikel 22 Verbod opslag van afvalstoffen

  • 1 Het is verboden afvalstoffen op een voor het publiek zichtbare plaats in de open lucht en buiten een inrichting in de zin van de WM op te slaan of opgeslagen te hebben.

  • 2 Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

  • 3 Het verbod is niet van toepassing op het overdragen of ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst, andere inzamelaars of de personen of instanties die in het kader van producentenverantwoordelijkheid bij AMvB of MR een inzamelplicht hebben voor categorieën van huishoudelijke afvalstoffen.

Artikel 23 Afgifte autowrakken afkomstig uit een huishouden

Het is de eigenaar of kentekenhouder verboden zich te ontdoen van een autowrak dat afkomstig is van een huishouden, anders dan door afgifte aan inrichtingen, zoals genoemd in artikel 6 van het Besluit Beheer Autowrakken.

Paragraaf 7 SLOTBEPALINGEN

Artikel 24 Strafbepaling

Een gedraging in strijd met de volgende artikelen is een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 3 van de Wet op de economische delicten:

Artikel Onderwerp

Artikel 6 Inzamelverbod huishoudelijke afvalstoffen behoudens aanwijzing

Artikel 7 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan anderen

Artikel 8 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door anderen dan de gebruikers van percelen

Artikel 9 Afzonderlijk ter inzameling aanbieden

Artikel 10 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

Artikel 11 Dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden

Artikel 14 Ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst

Artikel 15 Het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst

Artikel 16 Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging

Artikel 17 Achterlaten van straatafval

Artikel 18 Voorkomen van zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen

Artikel 19 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren

Artikel 20 Wegwerpen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal

Artikel 21 Zwerfafval bij vervoeren, laden en lossen of overige werkzaamheden

Artikel 22 Verbod opslag van afvalstoffen

Artikel 23 Afgifte autowrakken afkomstig uit een huishouden

 

Artikel 25 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of op grond van deze verordening zijn belast de op grond van artikel 5.10, derde lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aangewezen ambtenaren.

Artikel 26 Inwerkingtreding

  • 1 Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na die waarop zij is bekendgemaakt.

  • 2 De Afvalstoffenverordening gemeente Nunspeet 1994 en wijzigingen daarop komen op dat tijdstip te vervallen.

Artikel 27 Overgangsbepaling

  • 1 Vergunningen die zijn verleend op grond van de Afvalstoffenverordening gemeente Nunspeet 1994, blijven – voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken – nog gedurende twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht en worden beschouwd als een aanwijzing zoals bedoeld in artikel 2 van deze verordening.

  • 2 Ontheffingen die zijn verleend op grond van de Afvalstoffenverordening gemeente Nunspeet 1994, blijven – voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken – nog gedurende twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht en worden beschouwd als een ontheffing zoals bedoeld in deze verordening.

  • 3 Voorschriften en beperkingen die zijn opgelegd op grond van de Afvalstoffenverordening gemeente Nunspeet 1994, blijven – als en voor zover de bepalingen op grond waarvan deze voorschriften en beperkingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken – nog gedurende twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.

  • 4 Als voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning op grond van de Afvalstoffenverordening gemeente Nunspeet 1994, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt deze aanvraag beschouwd als een aanvraag tot aanwijzing, zoals bedoeld in artikel 2 van deze verordening.

  • 5 Als voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een ontheffing op grond van de Afvalstoffenverordening gemeente Nunspeet 1994, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt deze aanvraag beschouwd als een aanvraag tot ontheffing, zoals bedoeld in deze verordening.

  • 6 Op een aanhangig beroep of bezwaarschrift, betreffende een vergunning of ontheffing zoals bedoeld in het eerste lid, dan wel voorschrift of beperking zoals bedoeld in het tweede lid dat voor of na het tijdstip zoals bedoeld in artikel 26, eerste lid, is ingekomen binnen de voordien geldende beroepstermijn, wordt beslist met toepassing van de Afvalstoffenverordening gemeente Nunspeet 1994.

  • 7 De intrekking van de Afvalstoffenverordening gemeente Nunspeet 1994 heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels en aanwijzingsbesluiten, als en voor zover de rechtsgrond waarop de aanwijzingsbesluiten zijn gebaseerd, ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.

Artikel 28 Citeerbepaling

Deze verordening wordt aangehaald als Afvalstoffenverordening 2012 van de gemeente Nunspeet.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering
van 26 januari 2012,
de griffier,                                    de voorzitter
 

Toelichting 1

TOELICHTING OP DE AFVALSTOFFENVERORDENING

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

PARAGRAAF 1 – ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 – Begripsomschrijvingen

Tekst artikel

Definities uit de WM; in dit artikel zijn alleen die begripsomschrijvingen opgenomen die specifiek zijn voor deze verordening. Relevante begrippen die al in artikel 1.1 van de WM zijn omschreven, worden, voor zover bij de omschrijving in de wet wordt aangesloten, niet in dit artikel herhaald. Daarbij gaat het om de volgende begrippen.

Afvalstoffen Alle stoffen, preparaten of andere producten die behoren tot de categorieën die zijn genoemd in bijlage I bij richtlijn nummer 2006/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2006 betreffende afvalstoffen, waarvan de houder zich ontdoet, van plan is zich te ontdoen of zich moet ontdoen.

Doelmatig beheer van afvalstoffen Zodanig beheer van afvalstoffen dat daarbij rekening wordt gehouden met het geldende afvalbeheersplan, of de voor de vaststelling van het plan geldende bepalingen, of de voorkeursvolgorde aangegeven in artikel 10.4, en de criteria, zoals genoemd in artikel 10.5, eerste lid.

Huishoudelijke afvalstoffen Afvalstoffen afkomstig uit particuliere huishoudens, behoudens voor zover het ingezamelde bestanddelen van die afvalstoffen betreft die zijn aangewezen als gevaarlijke afvalstoffen.

Bedrijfsafvalstoffen Afvalstoffen, niet zijnde huishoudelijke afvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen.

Gevaarlijke afvalstoffen Bij MRals zodanig aangewezen afvalstoffen, met inachtneming van ter zake voor Nederland verbindende verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties.

Afvalbeheersplan Het afvalbeheersplan, zoals bedoeld in artikel 10.3 van de WM (Nb. LAP 2002-2012)

Afvalstoffenverordening De verordening, zoals bedoeld in artikel 10.23 van de WM

Beheer van afvalstoffen Inzameling, vervoer, nuttige toepassing of verwijdering van afvalstoffen.

Nuttige toepassing De handelingen die zijn genoemd in bijlage II B bij richtlijn nummer 2006/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2006 betreffende afvalstoffen.

Verwijdering De handelingen die zijn genoemd in bijlage II A bij richtlijn nummer 2006/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2006 betreffende afvalstoffen.

Grof huishoudelijk afval

Het begrip huishoudelijke afvalstoffen omvat ook grof huishoudelijk afval. Onder grof huisafval worden verstaan "huishoudelijke afvalstoffen die te groot en te zwaar zijn om op dezelfde wijze als de andere huishoudelijke afvalstoffen aan de inzameldienst te worden aangeboden".

Straatafval, zwerfafval en illegale dumping

De WM voorziet niet in een definitie van het begrip zwerfafval. Dit heeft te maken met het feit dat het begrip in de praktijk weinig problemen oplevert, terwijl een juridisch sluitende definitie moeilijk te geven is. In het Landelijk Afvalbeheersplan (LAP) is wel een definitie opgenomen: "Zwerfafval is afval dat door mensen bewust of onbewust is weggegooid of achtergelaten op plaatsen die daar niet voor bestemd zijn of door indirect toedoen of nalatigheid van mensen op zulke plaatsen terecht is gekomen.

Dit afval bestaat voornamelijk uit verpakkingsmateriaal van consumpties (blikjes, flesjes, wikkels, patatbakjes), sigarettenpeuken, kauwgomresten en allerhande gebruiksgoederen zoals kranten, folders en tissues." Het verschil tussen straatafval en zwerfafval is dat straatafval, dat niet in een prullenmand wordt achtergelaten, maar in de openbare ruimte terecht komt, zwerfafval wordt. Onder zwerfafval wordt ook niet verstaan illegale dumping van afval. In tegenstelling tot bij zwerfafval, gaat het bij illegale dumping niet om een of enkele restanten van consumptie, maar om grotere hoeveelheden afval (bijvoorbeeld met een volume van ten minste een plastic tas). Bovendien gaat het niet om afval dat uit nalatigheid of gemakzucht wordt achtergelaten of weggegooid. De ontdoener kiest er namelijk zeer bewust voor om het afval niet via de daarvoor geëigende manier af te voeren, maar om het onbeheerd achter te laten in de openbare ruimte. Het kan zowel huishoudelijk als bedrijfsafval zijn. Veelvoorkomend illegaal gedumpt afval is huisvuil, tuinafval, fietswrakken, accu’s, meubilair en autobanden. Ook het bijplaatsen van afval bij inzamelvoorzieningen valt onder illegale dumping.

b. Inzamelen

Het begrip ‘inzamelen’ is gedefinieerd om uitdrukkelijk vast te leggen dat er sprake is van een brede omschrijving. Hiervoor is gekozen om recht te doen aan het feit dat een gemeentelijke inzamelstructuur steeds meer bestaat uit zowel haal- als brengvoorzieningen op verschillende niveaus. Bovendien maakt een bredere omschrijving van het begrip inzamelen de veelheid van termen uit de vorige modelbepalingen (aan te bieden of over te dragen, achterlaten et cetera) overbodig. Wel is een ondergrens aangebracht. Voordat er sprake kan zijn van inzamelen, moeten de afvalstoffen ter inzameling worden aangeboden. Voor de omschrijving van het begrip ‘ter inzameling aanbieden’ geldt dezelfde brede invulling met betrekking tot haal- en brengvoorzieningen, nu van de kant van degene die zich van afval wenst te ontdoen.

h. Gebruiker van een perceel

De omschrijving ‘gebruiker van een perceel’ sluit aan bij de begripsomschrijving in de

VNG-modelverordening reinigingsheffingen. Deze is opgenomen om te kunnen bepalen dat alleen diegenen die in de gemeente betalen voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen, gebruik mogen maken van de inzamelstructuur (zie de toelichting bij artikel 8) en de aangewezen inzameldienst.

PARAGRAAF 2 – INZAMELING VAN HUISHOUDELIJKE AFVALSTOFFEN

Artikel 2 – Aanwijzing inzameldienst en andere inzamelaars

Tekst artikel

Eerste lid

De gemeente is op basis van artikel 10.24, eerste lid, onder a van de WM verplicht bij of op grond van de verordening een inzameldienst aan te wijzen voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen.

Tweede lid: De aanwijzing van andere inzamelaars

De brede grondslag van de afvalstoffenverordening ten aanzien van huishoudelijk afval is vastgelegd in artikel 10.24, tweede lid van de WM. Op basis hiervan kunnen regels worden gesteld voor het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen. Zoals de Memorie van Toelichting stelt, gaat het hierbij vooral om de inzameling van bestanddelen van het huishoudelijk afval door anderen dan de inzameldienst.

Tweede lid: Detaillisten/reparatiebedrijven

De aanwijzing op grond van het tweede lid van dit artikel kan ook worden gebruikt om detaillisten die bijvoorbeeld batterijen van particulieren inzamelen op hun verzoek aan te merken als inzamelpunt. In het kader van de aanwijzing als inzamelpunt kunnen nadere afspraken worden gemaakt met de inzamelende persoon of instantie over bijvoorbeeld de wijze van inzameling, opslag en de afgifte aan de gemeente, monitoring et cetera.

Als detaillisten en/of reparatiebedrijven in een AMvB of MR zijn aangewezen als inzamelende instantie is de gemeente niet bevoegd daarover nadere regels te stellen. Dit betekent dat detaillisten en/of reparatiebedrijven geen aanwijzing van de gemeente nodig hebben om huishoudelijke apparaten in te nemen. Dit geldt bijvoorbeeld voor de Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur.

Europese aanbesteding

Wanneer een gemeentelijke overheid een opdracht te vergeven heeft, kan zij in aanraking komen met aanbestedingsregelgeving (zowel Europees als nationaal). Aanbesteden betreft een vorm van inkopen. De Europese aanbestedingsrichtlijnen zijn onder andere opgesteld om binnen de Europese Unie en voor het tot stand komen van een interne markt, de vrije, eerlijke concurrentie te stimuleren. Daarnaast zou een goede toepassing van de richtlijnen opdrachtgevers moeten brengen tot een professioneler inkoopproces, waarbij integriteit van het bestuur, transparantie en het verkrijgen van het beste product tegen de voordeligste prijs (besparingen én efficiëntie dus) hoog in het vaandel staan. In de praktijk betekent toepassing van de richtlijnen, dat – voordat gemeenten contracten sluiten voor de uitvoering van (bouw)werken, voor leveringen of voor dienstverlening aan de gemeente – moet worden bekeken of de desbetreffende opdracht volgens een Europese procedure moet worden aanbesteed. De Europese aanbestedingsregels kunnen bij het inzamelen van afval in een gemeente van toepassing zijn op de aanschaf van middelen zoals (ondergrondse) afvalcontainers, inzamelvoertuigen en minicontainers. Ook het uitbesteden aan de inzameldienst moet in vrijwel alle gevallen Europees gebeuren.

Vierde lid: lex silencio positivo

Het gaat hier om de aanwijzing van inzamelaars van diverse soorten afval. Een lex silencio positivo is hier niet wenselijk om dwingende redenen van algemeen belang, vooral de bescherming van het milieu en de volksgezondheid. Daarnaast is een deugdelijk en goed geordende afvoer van huishoudelijk en ander afval meer in het algemeen van groot maatschappelijk belang. Ten slotte zou een aanwijzing van rechtswege botsen met de belangen van andere inzamelaars. Paragraaf 4.1.3.3. van de AWB wordt niet van toepassing verklaard.

Artikel 3 – Afzonderlijke inzameling

Eerste lid: Landelijk afvalbeheersplan

Het LAP benoemt in hoofdstuk 14 van deel 1 Beleidskader de volgende door de consument te scheiden afvalstoffen: GFT-afval, papier en karton, glas, textiel, elektrische en elektronische apparatuur, klein chemisch afval, en componenten van grof huishoudelijk afval (grof tuinafval, huishoudelijk bouw- en sloopafval, waaronder verduurzaamd hout).

Eerste lid: Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur en Besluit beheer batterijen

Ten slotte verplichten de Regeling beheer elektrische en elektronische apparatuur en het Besluit beheer batterijen gemeenten tot de gescheiden inzameling van elektrische en elektronische apparatuur respectievelijk batterijen, afkomstig van huishoudens.

Eerste lid: Aanvulling lijst met andere categorieën

De lijst zoals genoemd in artikel 3 kan naar behoefte met andere categorieën worden uitgebreid. De grondslag hiervoor is te vinden in artikel 10.21, derde lid van de WM, waarin gesteld wordt dat de raad kan besluiten tot het afzonderlijk inzamelen van andere bestanddelen van huishoudelijke afvalstoffen. Gedacht kan worden aan bijvoorbeeld blik of drankkartons.

Eerste lid: Afstemming met artikel 9

Afzonderlijk ter inzameling aanbieden; in artikel 9 is een verbod opgenomen om opgesomde categorieën anders dan afzonderlijk ter inzameling aan te bieden.

Eerste lid, sub a: GFT-afval

Artikel 10.21 tweede lid van de WM verplicht gemeenten in ieder geval tot de afzonderlijke inzameling van GFT-afval. Het LAP gaat er in ieder geval van uit dat GFT-afval apart wordt ingezameld. Ook het ministerie van Infrastructuur en Milieu houdt vast aan een verplichte GFT-inzameling. Desondanks is afwijking van deze verplichting mogelijk in het belang van een doelmatig beheer van huishoudelijke afvalstoffen, bijvoorbeeld om redenen van de GFT-kwaliteit, kostenniveau of de milieuhygiëne. Op grond van artikel 10.26, eerste lid, onder c van de WM kan bij verordening worden bepaald dat in een deel van het grondgebied geen huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld.

Eerste lid, sub f: Uitspraak Raad van State over textiel

Textiel is een afvalstof in de zin van artikel 1.1, eerste lid van de WM. Dit blijkt uit een uitspraak (voorlopige voorziening) van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS 28 januari 2003, 200206958/1). Het Intergemeentelijk Orgaan Rivierenland (IOR) had een inzamelvergunning voor textiel verleend aan een charitatieve instelling. Het bestuur van het IOR besloot uit oogpunt van doelmatigheid de inzameling van textiel zelf ter hand te nemen en de samenwerking met de charitatieve instelling te beëindigen. In een voorlopige voorziening bij de Raad van State werd door de instelling betoogd dat er geen sprake was van een afvalstof, omdat het textiel met het oogmerk op hergebruik werd ingeleverd en ingezameld. De Raad van State oordeelde echter anders. Het ingezamelde textiel (draagbare en niet-draagbare kleding, lakens, dekens, grote lappen stof en gordijnen) is aan te merken als een huishoudelijke afvalstof, omdat de aangeboden kleding kennelijk ongesorteerd wordt aangeboden en daarom nog een sorteerbewerking moet ondergaan. Een deel van de ingezamelde textiel kan namelijk worden gebruikt overeenkomstig de oorspronkelijke bestemming; een deel is slechts geschikt voor een ander gebruik en een deel is onbruikbaar.

De Raad van State verwijst ook naar een uitspraak van het Hof van Justitie waarin werd geoordeeld dat het toepassingsgebied van het begrip afvalstof afhangt van de term "zich ontdoen van". In de genoemde feiten ligt volgens de Raad van State een aanwijzing besloten dat de huishoudens die zich van het textiel hebben willen ontdoen, van plan zijn zich daarvan te ontdoen of zich daarvan moeten ontdoen. De inzameling is daarom primair een verantwoordelijkheid van de lokale gemeente. De genoemde uitspraak betreft een voorlopige voorziening. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de voorgestelde lijn echter voortgezet in latere uitspraken; zie bijvoorbeeld ABRS 17 december 2003, JM 2004/41, 200302669/1 en ABRS 24 februari 2006, LJN: AV2954, 200600642/1. Voor de afvalstoffenverordening heeft de uitspraak van de Raad van State de volgende consequentie. Het is niet aannemelijk dat een burger zijn textiel gesorteerd kan aanbieden. Immers deze kan niet weten voor welke bestemming hij bijvoorbeeld lappen of kleren aanbiedt (hergebruik, poetslap of onbruikbaar). Een sorteerbewerking lijkt hierdoor altijd noodzakelijk. Gesteld kan worden dat de gemeente op grond van artikel 10.21 van de WM een zorgplicht heeft voor de inzameling van textiel. Dat betekent overigens niet dat de gemeente deze inzameling zelf ter hand moet nemen. De gemeente kan op grond van artikel 2, tweede lid van deze afvalstoffenverordening besluiten andere inzamelaars dan de inzameldienst aan te wijzen die met de inzameling van textiel zijn belast.

Uitvoeringsbesluit op grond van het tweede lid

Het vastleggen van een omschrijving van de verschillende categorieën huishoudelijke afvalstoffen is van belang om te kunnen ingrijpen bij vervuiling van de fracties vanwege verkeerd aanbiedgedrag. Een te zeer vervuilde fractie kan leiden tot kostentoerekening voor de verwijdering door de be- of verwerker aan de gemeente, en in het uiterste geval tot weigering van de ingezamelde fractie. Het verdient in dat verband aanbeveling om in het besluit ook een ‘welles-nietes’-lijst op te nemen, waarin is aangegeven welke componenten de desbetreffende afvalcategorie omvat en welke daartoe juist niet behoren (zie bijvoorbeeld de ‘welles-nietes’-lijsten in de VNG-handreiking Gescheiden inzameling huishoudelijke afvalstoffen en in het GFT-boekje van het voormalige Afval Overleg Orgaan).

Artikel 4 – Inzamelmiddelen en -voorzieningen

Eerste lid

In dit artikel worden de niveaus van inzameling aangegeven. Hiermee wordt recht gedaan aan de vervaging van het onderscheid tussen huis-aan-huisinzameling en inzameling via brengvoorzieningen op verschillende niveaus.

Eerste lid, onder a: Inzameling bij elk perceel (haalsysteem)

Op grond van artikel 10.21, eerste lid van de WM is de gemeente verplicht tot het wekelijks inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel. Op grond van artikel 10.21, tweede lid van de WM wordt daarbij in ieder geval GFT-afval afzonderlijk ingezameld, tenzij daar in het kader van doelmatig beheer van mag worden afgeweken (zie de toelichting op artikel 3 van deze verordening).

De inzameling bij elk perceel is individueel en vindt plaats bij elke woning via een haalsysteem. De bewoners maken gebruik van individuele inzamelmiddelen in de vorm van minicontainers.

Eerste lid, onder a: Inzameling bij hoogbouw

Voor het bewaren en aanbieden van huishoudelijk afval kan van gemeentewege eventueel een bewaar- of inzamelmiddel worden verstrekt. De inzamelmiddelen worden buitengezet op de dag van inzameling. Bij hoogbouw kunnen inpandige inzamelvoorzieningen worden getroffen, zoals stortkokers of containers. Benadrukt moet worden dat een of meer inzamelvoorzieningen bij één flat moeten worden gezien als inzameling bij elk perceel.

Eerste lid, onder b: Inzameling nabij elk perceel (brengsysteem)

In afwijking van artikel 10.21 van de WM kan de raad op grond van artikel 10.26, eerste lid, onder a van de WM bij verordening besluiten dat – in plaats van bij elk perceel – nabij elk perceel wordt ingezameld. Zoals al in paragraaf 2.3.1 uiteengezet is, in het kader van het VROM-project Herijking regelgeving (Kamerstukken II, 2003/04, 29 200 XI, nummer 7), voorgesteld de Regeling voorwaarden inzamelen huishoudelijke afvalstoffen nabij elk perceel in te trekken. Uit het oogpunt van decentralisatie is het dan niet noodzakelijk om te bepalen binnen welke maximale afstand van de perceelgrens de gemeente moet zorg dragen voor de inzameling van huishoudelijk afval, als het inzameling nabij elk perceel betreft. De gemeente heeft hierin haar eigen beleidsvrijheid. Als het wetsvoorstel dat eind 2007 naar de Raad van State is gestuurd, doorgang zal vinden, zal de regeling vervallen en krijgen gemeenten de vrijheid om invulling te geven aan de inzameling nabij elk perceel. Gemeenten kunnen ervoor kiezen de criteria uit de ministeriele regeling te blijven gebruiken of, gezien hun eigen specifieke omstandigheden, andere criteria vastleggen.

Voor de inzameling nabij elk perceel wordt gebruikgemaakt van collectieve inzamelmiddelen. Dit zijn brengsystemen waar een groep huishoudens gezamenlijk gebruik van maakt. Huishoudelijk afval wordt dus niet bij elk perceel – bij elke woning – opgehaald, maar vanaf een centraal punt voor meerdere huishoudens gezamenlijk. De huishoudens beschikken over individuele bewaarmiddelen en moeten deze brengen naar de plaats waar het collectieve inzamelmiddel staat opgesteld.

Inzameling nabij elk perceel: clusterplaatsen en inzamelvoorzieningen

Inzameling nabij elk perceel plaatsvinden via clusterplaatsen en via inzamelcontainers nabij elk perceel. Een inzamelcontainer kan boven- of ondergronds zijn. Een clusterplaats is een plaats waar de burger het inzamelmiddel op de dag van ophalen naar toe brengt. Voorbeelden van clusterplaatsen zijn: een parkje, een pleintje, een parkeerplaats waar op de dag van inzameling niet mag worden geparkeerd of een centrale plaats op de stoep.

Voor beide vormen van collectieve inzameling geldt dat de inzameling laagdrempelig moet zijn. Voor de clusterplaats geldt dat dit het geval is als de afstand tussen perceel en clusterplaats niet meer is dan 75 meter, waarbij de raad in bijzondere gevallen maximaal 125 meter kan toestaan. Voor de inzamelvoorzieningen geldt hetzelfde, echter aangevuld met een aantal extra eisen.

Deze eisen zijn:

- de inzamelvoorziening is voor eenieder goed bereikbaar en toegankelijk;

- de afvalstoffen kunnen eenvoudig worden achtergelaten; en

- er wordt tussen clusterplaatsen en overige inzamelwijzen nabij elk perceel (de zogenoemde inzamelvoorzieningen) gelegenheid gegeven om ten minste 12 aaneengesloten uren per week huishoudelijke afvalstoffen aan te bieden.

Handreiking inzamelen bij/nabij elk perceel

Naar aanleiding van deze regeling heeft de VNG de Handreiking inzamelen bij/nabij elk perceel opgesteld, die in 1999 verschenen is (ISBN 90 322 7344 2). Deze handreiking gaat in op de keuze tussen bij en nabij elk perceel inzamelen en beoogt het bieden van een afwegingskader van alle lokale belangen. Uitgegaan wordt van een gelijkwaardigheid van beide inzamelwijzen.

Eerste lid, onder c: Inzamelvoorziening op wijkniveau

Bij inzamelvoorzieningen op wijkniveau kan in de eerste plaats worden gedacht aan glasbakken, textielbakken, en dergelijke. Dit zijn permanent aanwezige voorzieningen. De voorzieningen op wijkniveau kunnen ook mobiel of niet permanent aanwezig zijn. Voorbeelden van dergelijke mobiele voorzieningen zijn de chemokar en ‘afvaleilanden’ die gedurende een bepaalde periode in de wijk aanwezig zijn. Het gebruik van de wijkvoorzieningen is niet beperkt tot de gebruikers van een bepaalde groep percelen. In het belang van de doelmatige verwijdering van kca, glas, oud papier en karton en textiel kan de gemeente bepalen dat dit afval naar een door de gemeente aangewezen plaats moet worden gebracht.

Uitvoeringsbesluit op grond van het tweede lid

Het college kan bij uitvoeringsbesluit voor iedere gebruiker van een perceel per categorie huishoudelijke afvalstoffen aanwijzen via welk(e) inzamelmiddel of -voorziening wordt ingezameld. De inzamelmiddelen kunnen van gemeentewege worden verstrekt of geplaatst, of moeten door de burger zelf worden aangeschaft. Bij dit uitvoeringsbesluit kan worden gedacht aan een overzicht van de gemeente, waarop is aangegeven waar ingezameld wordt via inzamelmiddelen voor de gebruiker van een perceel, of via inzamelvoorzieningen voor een groep gebruikers van percelen. Wat betreft de inzamelvoorzieningen op wijkniveau (zoals glasbakken) en de brengdepots kan eventueel worden volstaan met het aanwijzen van de categorie van huishoudelijk afval waarvoor de voorziening is bestemd (dit kan bijvoorbeeld door het aanbrengen van een pictogram op de container). Het opstellen van een dergelijk overzicht is bewerkelijker naarmate de variatie in inzamelmiddelen en -voorzieningen tussen gebruikers groter is.

Specifieke aanwijzing van de groep gebruikers van percelen die hun afvalstoffen via een bepaalde inzamelvoorziening mogen (of moeten) aanbieden, kan van belang zijn om tegen te gaan dat ook inwoners uit andere delen van de gemeente gebruik maken van de inzamelvoorziening, met als gevolg bijvoorbeeld een (vroegtijdig) overvolle container.

Het aanwijzen van een groep gebruikers is noodzakelijk indien de afvalstoffenheffing binnen de gemeente wordt gedifferentieerd naar het aanbod van afval.

Artikel 5 – Frequentie van inzamelen

Wekelijkse inzamelfrequentie

De gemeentelijke zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijk afval en GFT-afval bij elk perceel is op grond van artikel 10.21, eerste lid, respectievelijk tweede lid van de WM gesteld op ten minste eenmaal per week. Artikel 10.21, eerste lid van de WM bepaalt dat de gemeente, al dan niet in samenwerking met andere gemeenten, er voor zorg draagt dat ten minste eenmaal per week de huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel waar zodanige afvalstoffen geregeld kunnen ontstaan. Op grond van artikel 10.21, tweede lid van de WM wordt daarbij in ieder geval GFT-afval afzonderlijk ingezameld. De wekelijkse inzamelplicht bij elk perceel geldt uitdrukkelijk niet voor grove huishoudelijke afvalstoffen (zie ook artikel 10.21, eerste lid van de WM).

Wel geldt voor deze categorie huishoudelijke afvalstoffen op grond van artikel 10.22, eerste lid, onder a en b van de WM een zorgplicht.

Eerste lid

Het eerste lid is een uitwerking van artikel 10.26, eerste lid, onder b van de WM, dat de mogelijkheid biedt om af te wijken van de wekelijkse inzamelfrequentie van huishoudelijk afval en GFT-afval. Huishoudelijke afvalstoffen mogen – in het belang van een doelmatig beheer – worden ingezameld met een bij de verordening aangegeven regelmaat. In dit lid is vastgelegd met welke frequentie de huishoudelijke afvalstoffen bij elk perceel worden ingezameld. Dit kan gebeuren door in het eerste lid van dit artikel een andere inzamelfrequentie bij elk perceel (bijvoorbeeld eenmaal per twee weken) vast te leggen. Als de raad besluit tot afwijking van de wekelijkse inzamelfrequentie, is de raad verplicht om de inspraakverordening toe te passen (zie artikel 10.26, tweede lid van de WM).

Tweede lid

Het tweede lid is een uitwerking van artikel 10.26, eerste lid, onder a van de WM, dat de mogelijkheid biedt om – in het belang van een doelmatig beheer – huishoudelijke afvalstoffen nabij elk perceel in te zamelen. Zie voor een uitgebreide toelichting voor de inzameling nabij elk perceel de toelichting onder artikel 4.

Derde lid

Op grond van het derde lid wordt de frequentie van inzameling van oud papier en karton nabij elk perceel geregeld.

Vierde lid

Het vierde lid kan worden gebruikt om een afwijking van de inzamelfrequentie in een deel van de gemeente vast te leggen. Het regelt ook het niet bij elk perceel inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen in een deel van de gemeente. De basis hiervoor wordt gevonden in artikel 10.26, eerste lid, onder c van de WM. De raad kan namelijk, in afwijking van 10.21 van de WM, bepalen dat – in het belang van een doelmatig beheer – in een gedeelte van het grondgebied van de gemeente geen huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld. Bij ‘een deel van de gemeente’ kan worden gedacht aan het aanwijzen van bepaalde wijken, maar ook aan bepaalde bebouwingstypen.

Als de raad besluit tot het niet bij elk perceel inzamelen is zij verplicht om de inspraakverordening toe te passen (zie artikel 10.26, tweede lid van de WM).

Verplichting gemeente bij afwijking van de inzamelfrequentie zoals genoemd in artikel 10.21 van de WM

Als de gemeente op grond van artikel 10.26, onder a, b en c van de WM bij verordening afwijkt van de inzamelfrequentie zoals genoemd in artikel 10.21 van de WM, is zij op grond van artikel 10.27 van de WM verplicht om op ten minste één daartoe ter beschikking gestelde plaats binnen de gemeente of binnen de gemeenten waarmee wordt samengewerkt, in voldoende mate gelegenheid te bieden om huishoudelijke afvalstoffen achter te laten.

Artikel 6 – Inzamelverbod huishoudelijke afvalstoffen behoudens aanwijzing

De inzameling

Gemeenten zijn belast met de zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen. Zij hebben daarmee ook het recht om te bepalen dat het verboden is aan andere dan de door het college aangewezen inzameldienst en instanties om huishoudelijke afvalstoffen in te zamelen.

Tweede lid

In dit kader is de brede omschrijving die in artikel 1 is gegeven van het begrip inzamelen van belang. Ook het innemen van huishoudelijke afvalstoffen in de winkel valt hieronder. Wanneer de gemeente deze serviceverlening op prijs stelt, kunnen de desbetreffende winkels op grond van artikel 2, tweede lid, door het college worden aangewezen als inzamelende persoon of instantie.

Derde lid

Het derde lid is nodig omdat het inzamelverbod behoudens aanwijzing niet mag gelden voor personen of instanties die bij AMvB of MR het kader van producentenverantwoordelijkheid een inzamelplicht hebben gekregen.

PARAGRAAF 3 – TER INZAMELING AANBIEDEN VAN HUISHOUDELIJKE AFVALSTOFFEN

Artikel 7 – Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan anderen

Burgers mogen hun afvalstoffen alleen aanbieden aan de op grond van het eerste lid van artikel 2 aangewezen inzameldienst, andere inzamelaars die zijn aangewezen op grond van het tweede lid van artikel 2 en personen of instanties die in het kader van producentenverantwoordelijkheid bij AMvB of MR een inzamelplicht hebben (zie de toelichting bij artikel 2 en 6). In dit geval mag de burger zijn huishoudelijke afvalstoffen, zoals elektrische en elektronische apparatuur, ook aan deze personen of instanties aanbieden.

Artikel 8 – Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door anderen dan de gebruikers van percelen

Achtergrond van dit artikel is de toename van het illegaal aanbieden van afvalstoffen door inwoners van andere gemeenten (afvaltoerisme) of door bedrijven van binnen en buiten de eigen gemeente, die op deze manier de kosten van de verwijdering van hun afvalstoffen willen ontlopen.

Overigens is het natuurlijk niet de bedoeling om te verbieden dat degene die de heffing betaalt zijn afvalstoffen door iemand anders laat aanbieden namens hem.

Recreatiewoningen

Geldt er een zorgplicht voor de gemeente voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen bij recreatiewoningen? Er zijn twee situaties mogelijk. In de eerste plaats kan een recreatiewoning deel uitmaken van een inrichting in de zin van de WM. Er is sprake van een inrichting zodra er een technische, organisatorische of functionele samenhang is. Dit is bijvoorbeeld zo wanneer het gaat om een recreatiepark of als er voor de recreatiewoningen veel gezamenlijk is geregeld. Bij recreatiewoningen is er gauw sprake van een organisatorische samenhang. Als er gezamenlijke technische voorzieningen zijn, is er ook al gauw sprake van een inrichting. Vrijkomend afval moet dan worden gezien als bedrijfsafval. De verantwoordelijkheid voor de verwijdering van bedrijfsafval ligt in dat geval bij de houder van de inrichting. De regels die hiervoor gelden, staan in het Activiteitenbesluit.

Maken de recreatiewoningen geen deel uit van een inrichting in de zin van de WM, dan is het vrijkomende afval huishoudelijk afval. Van belang is vervolgens de vraag of er op het perceel geregeld huishoudelijke afvalstoffen kunnen vrijkomen. Artikel 10.22, eerste lid van de WM verklaart de zorgplicht van de gemeente namelijk van toepassing als er op een perceel geregeld huishoudelijke afvalstoffen kunnen ontstaan. Daartegenover staat dat de gemeente in dat geval ook een afvalstoffenheffing kan heffen. Omgekeerd geldt ook hetzelfde. Ontstaan er op een perceel niet geregeld huishoudelijke afvalstoffen, dan geldt de zorgplicht van de gemeente niet en kan ook geen afvalstoffenheffing worden geheven.

In sommige gevallen kan de inzameling van huishoudelijk afval niet doelmatig zijn, bijvoorbeeld wanneer de recreatiewoningen vrijwel onbereikbaar zijn. In dat geval kan de raad op grond van artikel 10.26, eerste lid, onder b en c van de WM beslissen dat op een deel van het grondgebied niet of met een andere regelmaat wordt ingezameld (zie ook artikel 10.26, tweede lid van de WM en artikel 10.27 van de WM.

Artikel 9 – Afzonderlijk ter inzameling aanbieden

GFT-afval

Afwijking van de wettelijke inzamelplicht van GFT-afval is mogelijk in het belang van een doelmatig beheer van huishoudelijke afvalstoffen, bijvoorbeeld om redenen van de

GFT-kwaliteit, kostenniveau of de milieuhygiëne. Op grond van artikel 10.26, eerste lid, onder c van de WM kan bij verordening worden bepaald dat in een deel van het grondgebied geen huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld. In dit geval is de inspraakverordening van toepassing en stelt het college de inspecteur op de hoogte van het voornemen (zie ook de toelichting op artikel 3).

Afstemming met artikel 3: Afzonderlijke inzameling

In artikel 3 is een opsomming opgenomen van de categorieën huishoudelijke afvalstoffen die afzonderlijk worden ingezameld. Artikel 9 houdt een verbod in voor de burger.

Ongeadresseerd reclamedrukwerk

Om het afzonderlijk ter inzameling aanbieden van oud papier te bevorderen, hebben een aantal gemeenten hierover een artikel in hun afvalstoffenverordening opgenomen: "Het is verboden ongeadresseerd reclamedrukwerk te bezorgen of te laten bezorgen bij een woning, bedrijf of woonschip, indien de bewoner ervan of gebruiker ervan duidelijk kenbaar heeft gemaakt (op een door het college vastgestelde wijze) geen prijs te stellen op het ontvangen van ongeadresseerd reclamedrukwerk."

Vierde lid

Het vierde lid is nodig, omdat het verbod op het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst of andere inzamelaars niet mag gelden voor het aanbieden van afval aan personen of instanties die bij AMvB of MR in het kader van producentenverant-woordelijkheid een inzamelplicht hebben gekregen.

Artikel 10 – Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

Wettelijke plicht brengdepots

Op grond van artikel 10.27 van de WM is een gemeente in een aantal gevallen verplicht om op ten minste één daartoe ter beschikking gestelde plaats binnen de gemeente (of binnen de gemeenten waarmee wordt samengewerkt) een brengdepot te realiseren. Het gaat om de gevallen waarin de raad op grond van artikel 10.26, eerste lid, onder a, b en c van de WM afwijkt van artikel 10.21 van de WM: inzameling nabij elk perceel, inzameling met een bij verordening aangegeven regelmaat en uitsluiting van inzameling op een deel van het grondgebied van de gemeente.

Eerste lid

Het eerste lid betreft het verbod om huishoudelijke afvalstoffen anders aan te bieden dan via het aangewezen inzamelmiddel of de inzamelvoorziening. Bij inzamelmiddelen voor de gebruiker van een perceel kan worden gedacht aan vaste inzamelmiddelen, zoals minicontainers, afvalemmers, kratjes, kca-boxen en dergelijke, maar ook aan huisvuilzakken of plastic folie waarin asbesthoudend afval moet worden verpakt. De inzamelmiddelen kunnen al dan niet van gemeentewege worden verstrekt.

Tweede lid

Het tweede lid betreft het verbod om categorieën huishoudelijke afvalstoffen anders aan te bieden dan via het aangewezen inzamelmiddel of de aangewezen inzamelvoorziening.

Vijfde lid

De mogelijkheid om huishoudelijke afvalstoffen te kunnen aanbieden zonder inzamelmiddel of

-voorziening (bij het perceel of op een ander inzamelniveau) is vooral van belang voor grof huisvuil of grof tuinafval.

Uitvoeringsbesluiten

Artikel 10 biedt de basis tot het stellen van diverse regels die relevant zijn voor het inzamelen van huishoudelijk afval. Deze regels kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op:

- het maximumgewicht;

- het maximumaantal aan te bieden inzamelmiddelen;

- de voorwaarden voor gebruik van inzamelmiddelen;

- de eisen aan een inzamelmiddel;

- de regels voor het gebruik van inzamelvoorzieningen op wijkniveau;

- de regels voor het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen bij het brengdepot op lokaal of regionaal niveau.

In het onderstaande wordt (niet uitputtend) aangegeven welke regels door het college kunnen worden gesteld.

Derde lid: Voorwaarden waaronder het inzamelmiddel wordt verstrekt

Op grond van dit lid kan het college regels stellen over voorwaarden waaronder het inzamelmiddel wordt verstrekt. Gedacht kan worden aan de juridische basis van de verstrekking (bijvoorbeeld bruikleenovereenkomst), regels in geval van verhuizing van een gebruiker van een perceel, aansprakelijkheid voor de schade of verdwijning van het verstrekte inzamelmiddel.

Derde lid: Gebruik en reiniging van het verstrekte inzamelmiddel

Met betrekking tot het gebruik van vaste inzamelmiddelen kunnen bijvoorbeeld regels worden gesteld rond het aanbrengen van veranderingen aan de container. Dit kan in het bijzonder relevant zijn wanneer de gemeente ook met herkenningssystemen voor individuele containers werkt. Daarnaast kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een verbod op het deponeren van hete vloeistoffen in de container. Bepaald kan worden dat het inzamelmiddel in het belang van de doelmatige verwijdering (voorkomen dat afval in de container blijft plakken) regelmatig wordt gereinigd. De burger kan dit eventueel uitbesteden, maar blijft zelf verantwoordelijk voor de naleving van de regels gesteld krachtens de verordening

Vierde lid: Plaats van aanbieden

Bepaald kan worden dat het inzamelmiddel op de op grond van artikel 11 vastgestelde inzameldag langs de inzamelroute op de weg kan worden geplaatst, eventueel uit te breiden met nadere aanwijzingen voor een specifiek verzamelpunt voor het plaatsen van de inzamelmiddelen. Dit kan gebeuren vanuit oogpunt van verkeersveiligheid, maar bijvoorbeeld ook om redenen van doelmatige inzameling en arbeidsbelasting. In artikel 10.26 van de WM is hiervoor uitdrukkelijk de bevoegdheid gecreëerd. Voorgeschreven kan worden dat bepaalde categorieën huishoudelijke afvalstoffen (in het bijzonder klein chemisch afval) niet op de weg mogen worden geplaatst, maar persoonlijk moeten worden aangeboden aan de inzamelaar. Verder kan worden bepaald dat het inzamelmiddel zodanig op de weg moet worden geplaatst dat het voetgangersverkeer en overige verkeer niet wordt gehinderd of in de doorgang wordt belemmerd en gevaar of schade wordt voorkomen.

Vierde lid: Wijze van aanbieden.

Gedacht kan worden aan de volgende regels:

- Het inzamelmiddel moet goed gesloten zijn.

- Er mag geen sprake zijn van uitsteeksels die kunnen leiden tot verwondingen of het scheuren van de huisvuilzak.

-

Vierde lid: Maximaal gewicht en maximaal aantal inzamelmiddelen per keer

Het maximaal toelaatbare gewicht zal onder meer samenhangen met de wijze van inzameling, de toelaatbare arbeidsbelasting van de huisvuilbeladers en het gebruikte inzamelvoertuig. Behalve een beperking aan het gewicht per inzamelmiddel kan ook een beperking worden opgelegd naar aantal inzamelmiddelen dat per keer mag worden aangeboden. Er kan op dit punt een koppeling worden gelegd met de tarieven in de belastingverordening. Overigens moet daarbij wel worden gelet op de handhaafbaarheid van de bepaling.

Vierde lid: Regels ten aanzien van het gebruik van inzamelvoorzieningen

Regels die door het college kunnen worden gesteld voor inzamelvoorzieningen over de wijze van aanbieding zijn bijvoorbeeld:

- De afvalstoffen moeten in een goed gesloten zak in de verzamelcontainer worden gedeponeerd.

- De inzamelvoorziening moet na gebruik goed worden gesloten.

- Het is verboden afvalstoffen naast de verzamelcontainer te plaatsen.

- Het al dan niet mogen gebruiken van zakken voor GFT-afval.

Vierde lid: Brengdepot

Met de term ‘brengdepot’ wordt gedoeld op bemande voorzieningen op lokaal of regionaal niveau waar meerdere afvalcomponenten heen kunnen worden gebracht. Wanneer het een brengdepot op regionaal niveau betreft, zal de vaststelling van de wijze waarop afvalstoffen bij het depot kunnen worden aangeboden, vaak overgedragen zijn aan het bestuur van de regio. De bepalingen in het uitvoeringsbesluit moeten daarop worden aangepast.

Vijfde lid: Inzamelen zonder inzamelmiddel

Ten aanzien van die componenten kan worden bepaald dat deze bijvoorbeeld gebundeld moeten worden aangeboden.

Artikel 11 – Dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden

Uitvoeringsbesluit op grond van het eerste lid

Bij het vaststellen van de dagen en tijden kan in het besluit van het college een onderscheid worden gemaakt naar de verschillende niveaus van inzameling en de daarbij gehanteerde inzamelmiddelen en -voorzieningen. Voor de inzameling via een inzamelroute bij de percelen kan worden gedacht aan de volgende regels:

- plaatsing op de weg mag niet geschieden vóór 19.00 uur op de dag voorafgaande aan de vastgestelde inzameldag;

- het van gemeentewege verstrekte inzamelmiddel moet zo spoedig mogelijk na lediging, maar uiterlijk op de vastgestelde inzameldag, van de weg zijn verwijderd.

Bepaald kan ook worden dat inzameling bij het perceel op afroep plaatsvindt. Afvalstoffen kunnen dan worden aangeboden op de dag die, na de melding van de burger dat hij bepaalde afvalstoffen ter inzameling wil aanbieden, wordt aangewezen (niet voor ... uur op de vastgestelde inzameldag).

Met betrekking tot inzamelvoorzieningen op buurt- of wijkniveau kan worden bepaald dat de burger zijn afvalstoffen niet mag aanbieden tussen ... en ... uur.

Ten slotte kunnen op basis van dit artikel de openingstijden van brengdepots worden vastgelegd. Wanneer dit een regionaal depot betreft en de vaststelling van de openingstijden is overgedragen aan het bestuur van de regio, moet dat in dit artikel tot uitdrukking komen.

Artikel 12 – Het in bijzondere gevallen ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

Dit artikel biedt de grondslag voor een door het college vast te stellen calamiteitenregeling. Een dergelijke (eventueel tijdelijke) regeling zou bijvoorbeeld nodig kunnen zijn in geval van stakingen, etc. Ook kan worden gedacht aan een regeling voor het aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen bij wegopbrekingen.

PARAGRAAF 4 – INZAMELING VAN BEDRIJFSAFVALSTOFFEN

Artikel 13 – Inzameling bedrijfsafvalstoffen door de inzameldienst

De inzameldienst kan naast huishoudelijke afvalstoffen bijvoorbeeld ook bedrijfsafvalstoffen (of een bepaalde categorie van bedrijfsafvalstoffen) inzamelen.

Gedacht kan worden aan afval uit de kantoren/winkels/dienstensector of bouw- en sloopafval (voor zover dit niet wordt gerekend tot het huishoudelijk afval). De gemeente heeft met betrekking tot bedrijfsafvalstoffen geen zorgplicht en kan niet bepalen wie er binnen de gemeente al dan niet mogen inzamelen zoals dat bij huishoudelijke afvalstoffen het geval is.

Artikel 14 – Ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst

Alleen die bedrijven die betalen voor de gemeentelijke inzamelvoorzieningen mogen, voor zover artikel 13 daartoe de mogelijkheid biedt, hun bedrijfsafvalstoffen aanbieden aan de inzameldienst. Het college kan, net als bij huishoudelijke afvalstoffen, regels stellen over de wijze waarop de afvalstoffen ter inzameling moeten worden aangeboden.

Artikel 15 – Het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst

Inzameling bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst

De basis voor het stellen van regels over de inzameling van bedrijfsafvalstoffen kan worden gevonden in artikel 10.23, derde lid van de WM. De memorie van toelichting zegt hierover: "Ten aanzien van de inzameling van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen mogen ook in het belang van de bescherming van het milieu regels worden gesteld. Volgens het derde lid mogen deze regels geen vergunningstelsel inhouden. Dit is krachtens artikel 10.48 van de WM voorbehouden aan de minister. Vanzelfsprekend mogen de gemeenten hun bevoegdheid evenmin benutten ter bevoordeling van de eigen inzameldienst en ten nadele van andere aanbieders op de markt."

Eerste lid

De WM geeft de gemeente uitdrukkelijk de bevoegdheid om regels te stellen over de inzameling van bedrijfsafvalstoffen in het belang van de bescherming van het milieu. Dit artikel is de uitwerking hiervan. Het college kan in het belang van de bescherming van het milieu regels stellen over bijvoorbeeld de dagen, tijden, wijze en plaatsen waarop bedrijfsafvalstoffen ter inzameling moeten worden aangeboden.

Uitvoeringsbesluit op grond van het tweede lid

Op grond van het tweede lid kan het college in het belang van de bescherming van het milieu regels stellen over bijvoorbeeld dagen, tijden, wijze en plaatsen waarop de bedrijfsafvalstoffen worden aangeboden. Het is dus mogelijk om in het belang van het milieu bepaalde dagen te kunnen aanwijzen waarop bedrijfsafvalstoffen mogen worden ingezameld. Bijvoorbeeld ter beperking of voorkoming van geluidhinder of aanzuigende werking of om ritten zo veel mogelijk te combineren. Dit artikel kan vooral van belang zijn voor de inzameling van bedrijfsafvalstoffen in een (historisch) centrum. Uiteraard gelden deze regels voor alle betrokken inzamelaars die bedrijfsafvalstoffen ophalen.

PARAGRAAF 5 – ZWERFAFVAL

Artikel 16 – Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging

Dit artikel heeft een primair een milieubeschermende functie en beoogt de gemeenten een instrument te geven om illegale dumpingen, voor zover er geen hogere wet- of regelgeving van toepassing is, of het ontstaan van zwerfafval tegen te gaan. Uiteraard zal in een aantal gevallen het brengen van stoffen op of in de bodem zodanig kunnen gebeuren dat een hogere wet, zoals de Wet bodembescherming of het Bouwstoffenbesluit van toepassing is. Met opzet worden in het eerste lid ook de termen ‘stof’ en ‘voorwerp’ gebruikt en niet alleen de term ‘afvalstof’, omdat niet altijd duidelijk is of de desbetreffende stoffen of voorwerpen afvalstoffen zijn.

Artikel 17 – Achterlaten van straatafval

Straatafval

In artikel 1 van deze verordening wordt een definitie gegeven van straatafval. Bij het begrip straatafval gaat het in feite om afval ‘dat onderweg ontstaat’, buiten een perceel, dat niet als zwerfafval op straat of in het plantsoen terecht moet komen en waarvoor je de burger (in dit geval ook toeristen) de mogelijkheid wilt bieden om zich ter plekke ervan te ontdoen (voor zover van zeer beperkte omvang en gewicht). Klein chemisch afval is uitdrukkelijk uitgesloten van de omschrijving. Dit afval moet in alle gevallen via de daartoe opgezette inzamelstructuur worden verwijderd.

In de definitie van straatafval wordt uitdrukkelijk gesproken over "buiten een perceel ontstaan". Een huishoudelijke afvalstof, ontstaan op of binnen het perceel, moet worden aangeboden volgens de bepalingen uit paragraaf 3 "Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen (regels voor de burger over de aanbieding van huishoudelijke afvalstoffen)".

Artikel 18 – Voorkomen van zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen

Eerste lid: Morgensterren

Het eerste lid heeft betrekking op wat wel de ‘morgenster’-problematiek wordt genoemd. Het beoogt paal en perk te stellen aan het doorzoeken en verwijderen van ter inzameling aangeboden afvalstoffen voordat de medewerkers van de inzameldienst ter plaatse zijn. Vaak immers heeft dit doorzoeken tot gevolg dat het huisvuil over de hele straat verspreid ligt en de inzameldienst zijn werk niet meer kan verrichten. Het aldus ontstane zwerfafval veroorzaakt een zware belasting van de gemeentelijke veegdienst.

Tweede lid: Voorkomen van zwerfafval

In artikel 10.25, onder a van de WM wordt de basis gelegd voor het opnemen van het tweede lid. Zie hiervoor ook de Memorie van Toelichting, die hierover zegt: "De onderdelen a en b hebben betrekking op zwerfafval. Onderdeel a betreft het voorkomen of het beperken van zwerfafval. Regels hieromtrent kunnen op diverse wijze worden gesteld." Met het tweede lid wordt beoogd om zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen te voorkomen.

Artikel 19 – Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren

Wet milieubeheer

Opgemerkt wordt dat een inrichting zoals bedoeld in dit artikel, vergunningplichtig kan zijn op grond van de WM, dan wel meldingsplichtig op grond van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, ook wel het Activiteitenbesluit genoemd. Met de inwerkingtreding van het Activiteitenbesluit op 1 januari 2008 is het voormalig Besluit Horeca-, sport- en recreatie-inrichtingen milieubeheer komen te vervallen.

De verplichting zoals opgenomen onder c van deze bepaling kan in deze gevallen als voorschrift aan een dergelijke milieuvergunning worden verbonden, dan wel rechtstreeks voortvloeien uit het Activiteitenbesluit.

Artikel 20 – Wegwerpen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal

In artikel 10.25, onder b van de WM is de basis gelegd voor het opnemen van een dergelijk artikel in de afvalstoffenverordening. Zie hiervoor ook de Memorie van Toelichting, die over artikel 10.25 van de WM zegt: "De onderdelen a en b hebben betrekking op zwerfafval. Onderdeel b betreft het opruimen van zwerfafval." Dit artikel is dus een uitwerking van artikel 10.25, onder b van de WM in de vorm van een verplichting tot opruimen of laten opruimen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal. Een bepaling zoals vervat in dit artikel, werd door de Hoge Raad verenigbaar geacht met artikel 7 grondwet (oud artikel 7, eerste lid, van de herziene Grondwet) (zie HR 27 februari 1951, 472 (Eindhoven)).

Promotiemateriaal

Niet alleen reclamebiljetten worden aan het publiek uitgereikt. Ook ander promotiemateriaal wordt vaak uitgereikt. Gedacht kan worden aan de zogenoemde samplings, monsters of miniverpakkingen, waarin ter promotie een product in een kleine hoeveelheid wordt aangeboden. Op grond van dit artikel kan degene die dergelijk promotiemateriaal uitreikt, worden verplicht het promotiemateriaal, de verpakking of de inhoud daarvan op te ruimen of te laten opruimen.

Artikel 21 – Zwerfafval bij vervoeren, laden en lossen of overige werkzaamheden

Eerste lid

De grondslag voor het eerste lid is opgenomen in artikel 10.25, onder a van de WM. Zie hiervoor ook de Memorie van Toelichting, die over artikel 10.25 van de WM zegt: "De onderdelen a en b hebben betrekking op zwerfafval. Onderdeel a betreft het voorkomen of het beperken van zwerfafval. Regels hierover kunnen op diverse wijze worden gesteld. Zo kunnen er regels worden gesteld over het direct veroorzaken van dit soort verontreiniging."

Het eerste lid beoogt het ontstaan van zwerfafval bij het laden of lossen of vervoeren van afvalstoffen, stoffen of voorwerpen te voorkomen.

Tweede lid

Het tweede lid vloeit voort uit artikel 10.25, onder b van de WM. De memorie van toelichting zegt hierover: "De onderdelen a en b hebben betrekking op zwerfafval. Onderdeel b betreft het opruimen van zwerfafval." Dit artikel is dus een uitwerking van artikel 10.25, onder b van de WM in de vorm van een verplichting tot het reinigen of laten reinigen van de weg bij het ontstaan van zwerfafval. De opname van het tweede lid heeft vooral betekenis in verband met het op kosten van de overtreder laten reinigen van de weg (bestuursdwang).

PARAGRAAF 6 – OVERIGE ONDERWERPEN DIE DE VERORDENING AANGAAN

Artikel 22 – Verbod opslag van afvalstoffen

In artikel 10.25, onder c van de WM is de basis gelegd voor het opnemen van een dergelijk artikel in de afvalstoffenverordening. Bij de afvalstoffenverordening kunnen voortaan in ieder geval regels worden gesteld over het op een voor het publiek zichtbare plaats aanwezig hebben van afvalstoffen. Artikel 10.25, onder c van de WM geldt voor de opslag van alle afvalstoffen. Net als bij de bepalingen over zwerfafval, die zijn gebaseerd op artikel 10.25, onder a en b van de WM is ook hier sprake van facultatief medebewind.

Artikel 23 – Afgifte autowrakken afkomstig uit een huishouden

Wettelijk regime autowrakken

De regelgeving voor autowrakken is in 2002 drastisch gewijzigd. Op 8 mei 2002 is de wijziging van de WM (structuur beheer afvalstoffen, Staatsblad 2001, 346) gedeeltelijk in werking getreden. Op 2 juli 2002 is het Besluit beheer autowrakken (Staatsblad 2002, 259) in werking getreden. Het nieuwe Besluit Beheer Autowrakken (hierna: BBA) verplicht autofabrikanten om een hoogwaardig inname- en verwerkingssysteem voor autowrakken op te zetten.

Definitie autowrak

Het begrip autowrak wordt in artikel 1, onder b van het BBA als volgt gedefinieerd: "voertuig dat een afvalstof is in de zin van artikel 1.1 lid 1 van de WM". De WM definieert het begrip afvalstof als: "alle stoffen, preparaten of andere producten, waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen". Door deze definities wordt een autowrak altijd aangemerkt als afvalstof en valt hiermee dus onder de werking van deze bepaling.

In de Nota van toelichting van het BBA wordt nader ingegaan op het begrip autowrak: "De houder van een voertuig zal zich doorgaans zich daarvan ontdoen, voornemens zijn zich daarvan te ontdoen of zich daarvan moeten ontdoen, wanneer het voertuig rijtechnisch in onvoldoende staat verkeert en het niet meer op rendabele wijze in een rijtechnisch voldoende staat is te brengen.

Een motorrijtuig verkeert in een rijtechnisch onvoldoende staat wanneer het niet voldoet aan de wettelijke inrichtingseisen, genoemd in de wegenverkeerswetgeving of aan de apk-eisen of andere ernstige technische gebreken kent, bijvoorbeeld of essentiële onderdelen zijn gedemonteerd. Voor het beantwoorden van de vraag of een voertuig op rendabele wijze weer in rijtechnisch voldoende staat te brengen is, kan worden uitgegaan van de richtprijzen voor gebruikte voertuigen en van de door garages en schadeherstelbedrijven gehanteerde tarieven voor reparatiewerkzaamheden. De vraag of sprake is van een autowrak zal van geval tot geval door een persoon belast met de handhaving bepaald moeten worden op grond van de wet- en regelgeving en de jurisprudentie ter zake." Er is dus sprake van een autowrak als een voertuig niet meer op economisch rendabele wijze in rijtechnisch voldoende staat is te brengen.

Opslag van autowrakken in inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer

De provincie is bevoegd gezag voor WM-inrichtingen die vijf of meer autowrakken opslaan. Het college burgemeester en wethouders van de gemeente is bevoegd gezag voor inrichtingen die onder de werking van het Besluit inrichtingen voor motorvoertuigen milieubeheer vallen. In dergelijke inrichtingen is de opslag van maximaal vier autowrakken toegestaan.

Zich ontdoen van een autowrak door huishoudens

Dit artikel is een uitwerking van artikel 6 van het BBA. Hierin is de afgifte van autowrakken door huishoudens geregeld. Op grond van artikel 6 van het BBA moeten gemeenten in hun afvalstoffenverordening bepalen dat een autowrak, zijnde een huishoudelijk afvalstof, slechts mag worden afgegeven aan autodemontagebedrijven, garages en autoschadeherstelbedrijven of aan een persoon die in een ander land dan Nederland is gevestigd (onder strikte voorwaarden). Op grond van artikel 7 van het BBA worden autowrakken, afkomstig van huishoudens uitdrukkelijk uitgezonderd van de gemeentelijke zorgplicht voor de inzameling van huishoudelijk afval.

PARAGRAAF 7 – SLOTBEPALINGEN

Artikel 24 – Strafbepaling

Aanduiding strafbare feiten

In dit artikel worden de bepalingen opgesomd die als strafbaar feit worden aangeduid om strafrechtelijk te kunnen worden gehandhaafd. De strafbaarstelling van artikel 10.23 van de WM over de gemeentelijke afvalstoffenverordening is geregeld in de Wet op de economische delicten (WED). Aangezien niet alle bepalingen in de afvalstoffenverordening zich voor strafrechtelijke handhaving lenen, is de strafbaarstelling geclausuleerd.

Artikel 1a, aanhef, onder 3 van de WED luidt: "Economische delicten zijn eveneens: overtredingen van voorschriften, gesteld bij of krachtens: …. de WM, 10.23 – voor zover aangeduid als strafbare feiten – en ……." In de afvalstoffenverordening moet daarom worden aangegeven welke overtredingen (lees: de overtreding van welke artikelen) een strafbaar feit opleveren. Uitsluitend als dat het geval is, vormt de overtreding een economisch delict in de zin van artikel 1a, onder 3 van de WED.

In dit kader is ook van belang dat de afvalstoffenverordening tijdig wordt aangepast aan een eventuele wijziging van hogere wetgeving. Zo werd in een uitspraak van de rechtbank Zwolle (van 14 december 2004, LJN: AR7488, 07.750227-03) overwogen, dat de Algemene plaatselijke verordening ten tijde van het bewezen verklaarde feit nog niet was aangepast aan de wijziging van de WM, zodat het gedrag in strijd met de verordening niet uitdrukkelijk is aangeduid als strafbaar feit. De rechtbank bepaalde dat niet was voldaan aan het vereiste van de WED en dat er alleen sprake was van een economisch delict, als de desbetreffende gedraging is aangeduid als strafbaar feit en besluit tot ontslag van alle rechtsvervolging.

Als strafbaar feit aangeduide bepalingen uit de Afvalstoffenverordening

Gedragingen in strijd met de volgende artikelen van de Afvalstoffenverordening kunnen worden aangeduid als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 3 van de WED:

Artikel 6 Inzamelverbod huishoudelijke afvalstoffen behoudens aanwijzing

Artikel 7 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen aan anderen

Artikel 8 Verbod op het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen door anderen dan de gebruikers van percelen

Artikel 9 Afzonderlijk ter inzameling aanbieden

Artikel 10 Ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen

Artikel 11 Dagen en tijden voor het ter inzameling aanbieden

Artikel 14 Ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan de inzameldienst

Artikel 15 Het ter inzameling aanbieden van bedrijfsafvalstoffen aan een ander dan de inzameldienst

Artikel 16 Voorkomen van diffuse milieuverontreiniging

Artikel 17 Achterlaten van straatafval

Artikel 18 Voorkomen van zwerfafval bij ter inzameling gereed staande afvalstoffen

Artikel 19 Afvalbakken in inrichtingen voor het verbruiken van eet- en drinkwaren

Artikel 20 Wegwerpen van reclamebiljetten of ander promotiemateriaal

Artikel 21 Zwerfafval bij vervoeren, laden en lossen of overige werkzaamheden

Artikel 22 Verbod opslag van afvalstoffen

Artikel 23 Afgifte autowrakken afkomstig uit een huishouden

Strafmaat

In de WED is de strafmaat aangegeven van overtredingen van plaatselijke verordeningen die gebaseerd zijn op de WM. In het geval van de afvalstoffenverordening is een hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de vierde categorie op te leggen. Artikel 23, vierde lid van het Wetboek van Strafrecht stelt de hoogte van een boete van de vierde categorie vast op maximaal € 11.250,--. Artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht geeft de officier van justitie de mogelijkheid om met een boete strafvervolging te voorkomen.

Artikel 25 – Toezichthouders

Toezichthouders

Aanwijzing van de toezichthouder in de afvalstoffenverordening is noodzakelijk, als een toezichthouder ook opsporingsbevoegdheden moet krijgen. Alleen voor de aanwijzing van toezichthouders is een bepaling opgenomen in de afvalstoffenverordening. Opsporingsambtenaren worden namelijk aangewezen in artikel 141 en 142 van het Wetboek van Strafvordering.

Door de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO) moeten de toezichthouders vanaf 1 oktober 2010 aangewezen worden op grond van artikel 5.10, derde lid, van de WABO. Voor die datum gebeurde dit op grond van artikel 18.4, derde lid van de WM.

Overgangsrecht

In de Invoeringwet algemene bepalingen omgevingsrecht is in artikel 1.9 geregeld dat toezichthouders die aangewezen zijn op grond van artikel 18.4, derde lid van de WM vanaf 1 oktober 2010 (datum inwerkingtreding invoeringswet) geacht worden te zijn aangewezen op grond van artikel 5.10, derde lid van de WABO.

De al aangewezen toezichthouders hoeven dus niet opnieuw aangewezen te worden.