Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening Langdurigheidstoeslag gemeente Nunspeet 2009

Geldend van 01-01-2009 t/m 31-12-2014

Intitulé

Verordening Langdurigheidstoeslag gemeente Nunspeet 2009

De raad van de gemeente Nunspeet;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van Nunspeet d.d. ……, nr. …;

gelet op de artikelen 8, lid 1, sub d en artikel 36 van de Wet werk en bijstand;

gezien het advies van …;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening Langdurigheidstoeslag gemeente Nunspeet 2009

 

Hoofdstuk 1 Nieuw Hoofdstuk

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. college: het college van burgemeester en wethouders;

b. wet: de Wet werk en bijstand;

c. bijstandsnorm: de norm bedoeld in artikel 5 onderdeel c van de wet;

d. peildatum: de datum waarop in enig jaar het recht op de langdurigheidstoeslag ontstaat;

e. belanghebbende: persoon als bedoeld in artikel 36 van de wet.

 

Artikel 2 Voorwaarden

  • 1 Onverlet het bepaalde in artikel 36 van de wet komt in aanmerking voor de langdurigheidstoeslag de belanghebbende die op de peildatum gedurende een onafgebroken periode van 36 maanden aangewezen is geweest op een inkomen dat niet hoger is dan 110% van de voor belangheb-bende geldende bijstandsnorm, geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de wet en geen uitzicht heeft op inkomensverbetering.

  • 2 Het college geeft in beleidsregels invulling aan de voorwaarde ‘geen uitzicht op inkomensver-betering’.

Artikel 3 Hoogte van de toeslag

  • 1 De langdurigheidstoeslag bedraagt:

    a. voor gehuwden: 40% van de bijstandsnorm voor gehuwden;

    b. voor alleenstaande ouders: 40% van de bijstandsnorm voor alleenstaande ouders inclusief de

    maximale toeslag;

    c. voor alleenstaanden: 40% van de bijstandsnorm voor alleenstaanden inclusief de maximale

    toeslag.

     

  • 2 Het college geeft in beleidsregels invulling aan de voorwaarde ‘geen uitzicht op inkomensver-betering’.

Artikel 3 Hoogte van de toeslag

  • 1 De langdurigheidstoeslag bedraagt:

    a. voor gehuwden: 40% van de bijstandsnorm voor gehuwden;

    b. voor alleenstaande ouders: 40% van de bijstandsnorm voor alleenstaande ouders inclusief de

    maximale toeslag;

    c. voor alleenstaanden: 40% van de bijstandsnorm voor alleenstaanden inclusief de maximale

    toeslag.

     

  • 2 In afwijking van het eerste lid bestaat de langdurigheidstoeslag voor belanghebbenden met een

    inkomen tussen 105 en 110% van de voor hen geldende bijstandsnorm 50% van de in het eerste

    lid genoemde percentages.

     

Artikel 4 Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college.

 

Artikel 5 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2009.

 

Artikel 6 Citeertitel

Deze verordening kan aangehaald worden als: Verordening Langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand

gemeente Nunspeet 2009.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 2009.

De voorzitter, De griffier,

 

Toelichting 1 Toelichting

De langdurigheidstoeslag bestaat sinds 2004 als een uitwerking van de wens om te komen tot een

aanvulling op het inkomen voor personen die langdurig van een laag inkomen afhankelijk zijn en geen

financiële reserve hebben om te reserveren voor onverwachte uitgaven. Vanaf 1 januari 2009 is de

langdurigheidstoeslag gedecentraliseerd naar gemeenten. Op grond van artikel 8, lid 1, onderdeel d

van de wet moet de gemeenteraad bij verordening regels vastleggen voor het verlenen van een langdurigheidstoeslag

als bedoeld in artikel 36. De verordening moet in ieder geval betrekking moet hebben

op de hoogte van de toeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen lang-durig

en laag inkomen.

Artikel 2 - Voorwaarden

De raad moet bepalen wat verstaan wordt onder het begrip langdurig een laag inkomen. In de oude

regeling was de referteperiode op zestig maanden gesteld. Deze periode wordt door veel ge-meenten

als te lang ervaren. Een belanghebbende die in de bijstand komt, heeft een beperkte reserve-ringsruimte

en zestig maanden wachten op een toeslag om meer bestedingsruimte te krijgen, is dan erg

lang. Door het Nibud wordt een periode van 36 maanden redelijk geacht.

In de oude regeling mochten de inkomsten niet of zeer gering uit of in verband met arbeid zijn ontvangen.

Dit betekende dat iemand die ging werken, maar nog steeds een inkomen ontving op bijstands-norm,

geen recht had op de langdurigheidstoeslag. Behalve dat het werken zo niet loonde kon men er

zelfs door te werken in inkomen op achteruitgaan, omdat er geen recht meer was op allerlei mi-nimaregelingen.

Om werken op een minimumniveau weer lonend en aantrekkelijk te maken, is de eis dat

er geen inkomsten uit of in verband met arbeid mogen zijn, losgelaten.

De gemeente moet zelf bepalen wat een laag inkomen is, dit kan bijvoorbeeld de bijstandsnorm zijn,

maar ook 110% hiervan. De gemeente kent meerdere minimaregelingen. Deze moeten in sa-menhang

met elkaar een goed minimabeleid vormen. In de programmabegroting 2009-2012 is de doelstel-ling

opgenomen een hogere participatiegraad te bereiken door verruiming van het gemeentelijk mini-mabeleid

en een gerichtere aanpak en voorlichting. Om een hogere participatiegraad te bereiken, moeten

de voorlichting en de aanvraagprocedure van de verschillende minimaregelingen zo eenvoudig mogelijk

worden uitgevoerd. De inkomensgrens voor alle minimaregelingen wordt op 110% van de bij-standsnorm

gesteld. Hierin wordt een eenvoudige staffel opgenomen om de armoedeval te beperken.

Tot een inkomen op 105% van de bijstandsnorm ontvangt men de volledige toeslag of bijdrage en bij

een inkomen tussen 105% en 110% van de bijstandsnorm 50%.

Door de zinsnede “geen uitzicht heeft op inkomensverbetering” in artikel 36, lid 1 van de WWB wordt

gewaarborgd dat bepaalde groepen met een goed arbeidsmarktperspectief niet in aanmerking komen

voor de langdurigheidstoeslag. Bij de totstandkoming van de wet heeft de wetgever gesteld dat studenten

zicht hebben op inkomensverbetering en hierdoor in principe niet in aanmerking komen voor

de langdurigheidstoeslag (zie TK 2008-2009, 31 441, nr. 12). Het college werkt in beleidsregels verder

uit wat bedoeld wordt met “geen inzicht op inkomensverbetering”.

Artikel 3 - Hoogte van de toeslag

De gemeenteraad moet zelf de hoogte van de langdurigheidstoeslag bepalen. In 2009 mag deze echter

niet lager zijn dan voorheen wettelijk was vastgesteld; dit is nu bijna 39% van de bijstandsnorm

inclusief maximale toeslag. Een te laag bedrag doet geen recht aan het karakter van de langdu-righeidstoeslag.

Een te hoog bedrag werkt niet re-integratiebevorderend en kan leiden tot het optreden

van de armoedeval. Voor een eenvoudige en duidelijke uitvoering wordt de hoogte vastgesteld op

40% van de bijstandsnorm, inclusief de maximale toeslag die op 1 januari van het jaar van de peildatum

geldt. Om de armoedeval te beperken, ontvangen belanghebbenden met een inkomen tussen

105% en 110% van de voor hen geldende bijstandsnorm 50% van de in het eerste lid genoemde percentages.

Artikel 4 - Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college

Artikel 5 - Inwerkingtreding

In het wetsontwerp is een bepaling over overgangsrecht opgenomen, zodat dit niet in de verorde-ning

geregeld hoeft te worden