Regeling Restauratie Gemeentelijke Monumenten 2003 Gemeente Oisterwijk

Geldend van 01-01-2003 t/m heden

Intitulé

Regeling Restauratie Gemeentelijke Monumenten 2003 Gemeente Oisterwijk

Artikel 1

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    Monument: alle zaken en objecten die op grond van artikel 4 van de Monumentenverordening 1997 bij besluit van het college zijn aangewezen als gemeentelijk monument;

  • b.

    Klein monument: een monument, geen gebouw zijnde, zoals veldkruizen, gedenkstenen en zitbanken;

  • c.

    Groot monument: een monument, een gebouw of groep van gebouwen zijnde;

  • d.

    Monumentale boom: een boom welke is aangewezen als monument;

  • e.

    Monumentale boomgroep: een boomgroep welke is aangewezen als monument;

  • f.

    Eigenaar: de eigenaar van een monument, waaronder mede wordt verstaan: 1 degene die het recht van erfpacht heeft;

    • 2

      de houder van het recht van opstal;

    • 3

      de eigenaar van het appartementsrecht;

    • 4

      degene aan wie door een rechtspersoon een deelnemings- of lidmaatschapsrecht op gebruik van een woning is verleend;

    • 5

      een toekomstig eigenaar die in het bezit is van een voorlopig koopcontract.

  • g.

    Restaureren: het treffen van voorzieningen tot opheffing van gebreken, het normale onderhoud te boven gaand, noodzakelijk voor de instandhouding van de monumentale waarde van het monument;

  • h.

    Monumentenvergunning: een vergunning als bedoeld in artikel 10, lid 2, van de Monumentenverordening 1997. De vergunning heeft onder meer betrekking op het gebruiken, herstellen en wijzigen van een monument.

  • i.

    Kosten voor het treffen van voorzieningen:

    • 1

      de aanneemsom;

    • 2

      de risicoverrekening van de loon- en materiaalprijsstijgingen;

    • 3

      de kosten van de werkzaamheden van de architect overeenkomstig de SR 1997 en van de constructeur, voor zover inschakeling hiervan noodzakelijk is;

    • 4

      de leges van de aanvraag van een monumentenverordening;

    • 5

      de verschuldigde omzetbelasting, voor zover deze niet kan worden verrekend;

    • 6

      de kosten van een bouwhistorische opname, gericht op de restauratie;

    • 7

      de kosten van het opstellen van een onderhoudsplan;

    • 8

      een reservering voor noodzakelijk meerwerk dat ten tijde van de raming van de hierboven genoemde kosten redelijkerwijs niet voorzienbaar was, tot maximaal 5 % van de aanneemsom;

  • j.

    Subsidiabele restauratiekosten: het gedeelte van de kosten voor het treffen van voorzieningen dat wordt bepaald volgens de op de datum van ontvangst van de subsidie-aanvraag geldende "Leidraad Subsidiabele Kosten" van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg en dat naar het oordeel van het college noodzakelijk is om de onderdelen van een monument, die monumentale waarde bezitten, op sobere en doelmatige wijze te herstellen of te conserveren;

  • k.

    Onderhoudsplan: een door het college goedgekeurd overzicht van onderhoudswerkzaamheden en kosten, die gedurende 10 jaar nodig worden geacht om het kwaliteitsniveau van het monument dat met de restauratie zal worden bereikt, te handhaven;

  • l.

    Verlenen van subsidie: het besluit van het college dat aan de eigenaar van een monument een aanspraak op een subsidie in de kosten voor het treffen van voorzieningen verschaft;

  • m.

    Vaststellen van subsidie: het besluit van burgemeester en wethouders, nadat de voorzieningen zijn getroffen, waarbij de hoogte van de verleende subsidie wordt vastgesteld.

Doel van de regeling

Artikel 2

Het doel van deze regeling is nadere regels te stellen ten aanzien van bepaalde onderwerpen in de ASVO.

Indienen aanvraag

Artikel 3

  • 1.

    De aanvraag om een subsidie moet schriftelijk worden ingediend. Hierbij dient gebruik gemaakt te worden van het door het college vastgesteld formulier.

  • 2.

    Bij de aanvraag moeten de op het formulier vermelde gegevens en bescheiden, waaronder in elk geval een onderhoudsplan, worden overlegd.

  • 3.

    Indien niet wordt voldaan aan het gestelde in het eerste en tweede lid, stelt het college de aanvrager in de gelegenheid om binnen twee weken de door hen aan te geven ontbrekende gegevens en bescheiden te overleggen.

Volgorde van behandeling

Artikel 4

  • 1.

    Aanvragen worden op volgorde van binnenkomst in behandeling genomen.

  • 2.

    In geval van calamiteit kan het college – gehoord de Monumentencommissie – van het gestelde in het eerste lid afwijken.

Beschikkingsprocedure

Artikel 5

  • 1.

    Het college neemt een besluit omtrent de subsidieverlening binnen 8 weken nadat de aanvraag is ontvangen, dan wel de ontbrekende gegevens, als bedoeld in artikel 3, derde lid, genoegzaam zijn aangevuld.

  • 2.

    Het college kan deze termijn met ten hoogste 4 weken verlengen, mits zij de aanvrager daarvan kennisgeeft binnen de termijn van 8 weken.

Subsidieverplichtingen

Artikel 6

  • 1.

    Om voor deze subsidie in aanmerking te komen, moet men voldoen aan de volgende criteria.

    • a.

      de aanvang van het werk dient tenminste één week van tevoren worden gemeld aan het college;

    • b.

      binnen 12 weken na de datum van verlening van de subsidie moet met de restauratiewerkzaamheden een aanvang zijn gemaakt;

    • c.

      binnen één jaar na de datum van de verlening van de subsidie moeten de werkzaamheden zijn voltooid en de gereedmelding als genoemd in artikel 10 zijn ingediend;

    • d.

      de eigenaar dient het monument conform het onderhoudsplan te onderhouden;

    • e.

      indien de vastgestelde subsidiabele restauratiekosten hoger zijn dan € 34.000,- dient de eigenaar gedurende een periode van 10 jaar na het verlenen van subsidie jaarlijks een bouwkundig inspectierapport te overleggen, opgesteld dor een naar het oordeel van burgemeester en wethouders deskundige partij, onder de verplichting om de in het rapport geconstateerde bouwtechnische gebreken te herstellen. Burgemeester en wethouders kunnen zonodig een termijn stellen waarbinnen deze gebreken dienen te zijn hersteld.

    • f.

      Bij het treffen van voorzieningen mag niet worden gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 3 van het Vestigingsbesluit Bouwnijverheidsbedrijven 1958.

  • 2

    Burgemeester en wethouders kunnen bij de subsidieverlening naast de in lid 1 en artikel 4:37 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde verplichtingen andere verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie

  • 3

    Burgemeester en wethouders kunnen bij de subsidieverlening voorts andere verplichtingen opleggen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie, indien deze betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

Weigeringsgronden

Artikel 7

  • 1.

    De subsidieverlening kan naast de in artikel 4:25 en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde gevallen worden geweigerd indien:

    • a.

      de kosten van restauratie voortvloeien uit schade waartegen verzekering mogelijk is;

    • b.

      Met de uitvoering van de restauratie is begonnen, voordat subsidie is verleend;

    • c.

      Het monument waaraan de voorzieningen dienen te worden getroffen, bestemd is om binnen een periode van 10 jaren te verdwijnen;

    • d.

      Voor de te verrichten restauratiewerkzaamheden binnen een termijn van 15 jaren, voorafgaand aan het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend, reeds subsidie is verleend;

    • e.

      Voor de te treffen voorzieningen een monumentenvergunning is vereist en deze (nog) niet is verleend;

    • f.

      Met het treffen van voorzieningen het belang van de monumentenzorg niet of in onvoldoende mate wordt gediend;

    • g.

      De kosten van de voorzieningen niet in een redelijke verhouding staan tot het te bereiken resultaat;

    • h.

      Het een monument betreft dat in eigendom toebehoort aan de gemeente Oisterwijk.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen afwijken van het bepaalde in het eerste lid, onder c, d en e, gehoord de monumentencommissie.

Subsidiegrondslag

Artikel 8

  • 1.

    De subsidieregeling op grond van deze verordening heeft als doel het stimuleren en ondersteunen van eigenaren van monumenten bij het in goede staat houden van die monumenten;

  • 2.

    Het college kan aan een eigenaar van een monument een subsidie verstrekken voor het restaureren van (een deel van) het monument;

  • 3.

    De subsidie bedraagt ten hoogste 40 % van de subsdiabele restauratiekosten, waarbij de maximale subsidie als volgt wordt bepaald;

    • a.

      voor monumentale bomen (solitair) €. 1400,-

    • b.

      voor kleine monumenten €. 2800,-

    • c.

      voor monumentale boomgroepen €. 4800,-

    • d.

      voor grote monumenten €. 5000,-

  • 4.

    Indien de subsidiabele restauratiekosten minder bedragen dan €. 515,- wordt geen subsidie verstrekt. Bij monumentale bomen en boomgroepen is dit minimum niet van toepassing;

  • 5.

    Indien een eigenaar zelf werkzaamheden in het kader van een restauratie verricht, zijn diens loonkosten niet subsidiabel tenzij hij die werkzaamheden verricht in het kader van een door hem gedreven onderneming;

  • 6.

    Voor zover kosten voor het treffen van voorzieningen op grond van een verzekering worden gedekt of op andere wijze worden vergoed, blijven die kosten vor het bepalen van de subsidiabele kosten buiten beschouwing.

Subsidieplafond

Artikel 9

Het college stelt jaarlijks het subsidieplafond vast voor het eerstvolgende kalenderjaar.

Gereedmelding en vaststelling van subsidie

Artikel 10

  • 1.

    De aanvraag tot vaststelling van de subsidie moet door middel van een door het college vastgesteld gereedmeldingsformulier schriftelijk worden ingediend binnen 5 weken na voltooiing van de gesubsidieerde activiteiten.

  • 2.

    Bij de aanvraag moeten de op het formulier vermelde gegevens en bescheiden worden overlegd.

  • 3.

    Indien niet wordt voldaan aan het gestelde in lid 1 en 2, stelt het college de aanvrager in de gelegenheid om binnen twee weken de ontbrekende gegevens en bescheiden te overleggen, alvorens tot ambtshalve vaststelling van de subsidie over te gaan.

Uitbetaling voorschot

Artikel 11

  • 1.

    Op verzoek van de subsidie-ontvanger kan het college een voorschot verlenen tot maximaal 50 % van het bij de subsidieverlening bepaalde bedrag.

  • 2.

    Een voorschot kan slechts worden verleend indien:

    • a.

      de subsidiabele restauratiekosten meer dan €.11.000,- bedragen; en

    • b.

      de in het besluit tot subsidieverlening vermelde werkzaamheden of activiteiten voor de helft of meer zijn voltooid en door het college zijn goedgekeurd.

Toezicht

Artikel 12

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college aangewezen personen.

Inwerkingtreding

Artikel 13

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2003.

Citeertitel

Artikel 15

Deze regeling kan aangehaald worden als "Regeling Restauratie Gemeentelijke Monumenten 2003 Gemeente Oisterwijk".

Aldus besloten in de vergadering van het college van 10 december 2002.

het college,

de secretaris, de burgemeester,

drs. P. Sennema, drs. Y.C.Th.J. Kortmann.