Regeling vervallen per 01-01-2015

Verordening Langdurigheidstoeslag 2013

Geldend van 01-01-2013 t/m 31-12-2014

Intitulé

Verordening Langdurigheidstoeslag 2013

De raad van de gemeente Oldenzaal;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 13 november 2012, nr. 46/9, reg.nr. INTB-12-00423;

gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel d en artikel 36 van de Wet werk en bijstand en artikel 149 van de Gemeentewet

b e s l u i t :

vast te stellen de Verordening Langdurigheidstoeslag 2013

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de wet: de Wet werk en bijstand;

  • b.

    bijstandsnorm: de norm bedoeld in paragraaf 3.2 van de wet, verhoogd met de toeslag genoemd in artikel 25 van de wet, exclusief vakantietoeslag;

  • c.

    peildatum: de datum waarop in enig jaar het recht op de langdurigheidstoeslag ontstaat;

  • d.

    referteperiode: 36 maanden voorafgaand aan de peildatum;

  • e.

    inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 van de wet, met dien verstande dat voor de zinsnede ‘een periode waarover een beroep op bijstand wordt gedaan’ moet worden gelezen ‘de referteperiode’. Een bijstandsuitkering wordt, in afwijking van artikel 32 van de wet voor de beoordeling van het recht op langdurigheidstoeslag als inkomen gezien.

Artikel 2 Rechthebbenden

  • 1. Voor de langdurigheidstoeslag komt in aanmerking degene, die 21 jaar of ouder is maar de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt en die gedurende de referteperiode aangewezen is geweest op een inkomen per maand, dat niet hoger is dan 101% van de bijstandsnorm en geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld is artikel 34 van de wet.

  • 2. Geen recht op langdurigheidstoeslag bestaat als de belanghebbende:

    • a.

      op de peildatum of in de referteperiode een opleiding volgt of heeft gevolgd als bedoeld in de Wet op de studiefinanciering of de Wet Tegemoetkoming Onderwijsbijdrage en Schoolkosten;

    • b.

      in onvoldoende mate heeft getracht algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en aanvaarden.

Artikel 3 Hoogte van de toeslag

De langdurigheidstoeslag is gelijk aan 40% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm exclusief vakantietoeslag, geldende op 1 januari van het betreffende jaar, naar boven afgerond op hele tientallen.

Artikel 4 Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 5 Intrekken bestaande verordening

De verordening Langdurigheidstoeslag 2009 wordt ingetrokken.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2013.

Artikel 7 Citeertitel

Deze verordening kan aangehaald worden als: Verordening Langdurigheidstoeslag 2013.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 17 december 2012

de griffier, de voorzitter,

J.H. Brokers T.J. Schouten

Toelichting behorende bij de Verordening Langdurigheidstoeslag 2013

(vastgesteld bij raadsbesluit van 17 december 2012, nr. 287)

Algemeen

Vanaf de invoering van de Wet werk en bijstand in 2004 kennen we de Langdurigheidstoeslag (LDT). Deze vindt zijn grondslag in artikel 36 van die wet. Daarin is nauw omschreven in welke gevallen en onder welke voorwaarden mensen met een laag inkomen in aanmerking komen voor de toeslag. De gedachte achter deze toeslag is, dat mensen die langdurig een inkomen op het sociaal minimum hebben, geen financiële ruimte hebben om te reserveren voor onverwachte uitgaven.

De wetgever heeft echter de regelgeving overgeheveld naar de gemeente. De gemeenteraad moet hiervoor bij verordening vaststellen wie vanaf 1 januari 2009 recht hebben op een langdurigheidstoeslag en hoe hoog deze toeslag is.

De wetgever heeft echter ook enige voorwaarden gesteld voor het recht op deze toeslag. Deze zijn:

  • 1.

    personen jonger dan 21 jaar of personen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt, hebben geen recht op een langdurigheidstoeslag;

  • 2.

    bij de vaststelling van het inkomen wordt een eerder verstrekte langdurigheidstoeslag buiten beschouwing gelaten;

  • 3.

    een persoon kan slechts eenmaal binnen een periode van 12 maanden in aanmerking komen voor een langdurigheidstoeslag.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begrippen

Begrippen die in de WWB voorkomen hebben in deze verordening dezelfde betekenis als in de WWB. Ten aanzien van een aantal begrippen, die als zodanig niet in de WWB zelf staan, is een definitie gegeven in deze verordening.

Bijstandsnorm is de op grond van paragraaf 3.2 op de belanghebbende van toepassing zijnde norm, vermeerderd met de toeslag op grond van artikel 25, exclusief vakantietoeslag.

Er wordt geen rekening gehouden met een woningdeling of het wel of niet hebben van woonkosten.

Peildatum: de datum waarop men de referteperiode heeft doorlopen en het recht op langdurigheidstoeslag is ontstaan.

Referteperiode: dit is een periode van drie jaar gedurende welke men aan de voorwaarden voor het recht op een langdurigheidstoeslag moet hebben voldaan om hiervoor in aanmerking te kunnen komen. In de oorspronkelijke wettelijke regeling was deze periode nog vijf jaar. Deze periode werd echter als te lang ervaren. Na 3 jaar op een minimuminkomen te zijn aangewezen, is er over het algemeen niet veel reserveringsruimte meer aanwezig. Daarom wordt een termijn van drie jaar aangehouden. Dit sluit ook aan bij de impliciet door de wetgever gegeven termijn. De minimumleeftijd is door wetgever teruggebracht van 23 naar 21 jaar en een belanghebbende is vanaf zijn 18e voor de WWB een zelfstandig subject van bijstandsverlening.

Artikel 2 Rechthebbenden

Iemand heeft recht op een langdurigheidstoeslag als hij gedurende een periode van drie jaar een inkomen heeft gehad, dat niet hoger is dan 101% van de voor hem geldende bijstandsnorm. In die situaties wordt men geacht geen uitzicht (meer) te hebben op inkomensverbetering. Dit inkomen hoeft niet te zijn een inkomen uit een bijstandsuitkering. Ook mensen die een inkomen hebben uit of in verband met arbeid, dat gelijk of lager is dan de bijstandsnorm, komen voor de toeslag in aanmerking.

Als het vermogen van de rechthebbende(n) op de peildatum hoger is dan het vrij te laten vermogen als bedoeld in artikel 34 van de wet, bestaat geen recht.

Studenten zijn uitgesloten, omdat zij geacht worden uitzicht te hebben op een inkomensverbetering.

Tot studenten worden ook gerekend personen waarvan de voor arbeid beschikbare tijd geheel of gedeeltelijk in beslag wordt genomen door studie anders dan bedoeld in de WSF 2000 of WTOS.

Personen met een WSW-dienstverband, waarvan het uitzicht op inkomensverbetering over het algemeen gering is, kunnen ook in aanmerking komen voor de toeslag, mits het inkomen niet meer bedraagt dan de voor hen van toepassing zijnde bijstandsnorm. WSW-arbeid wordt namelijk niet aangemerkt als algemeen geaccepteerde arbeid.

Artikel 3 Hoogte van de toeslag

Om niet jaarlijks de verordening aan te hoeven passen is de hoogte van de langdurigheidstoeslag een percentage (40) van de op 1 januari van het betreffende jaar van toepassing zijnde bijstandsnorm plus toeslag. Het bedrag dat vervolgens uit de berekening volgt, wordt naar boven afgerond op hele tientallen. Hiermee wordt aangesloten bij de hoogte van de bedragen zoals deze in de WWB waren vastgesteld.