Regeling vervallen per 01-05-2012

Monumentenverordening

Geldend van 01-10-2010 t/m 30-04-2012

Intitulé

Monumentenverordening

De raad van de gemeente Renkum, gezien het voorstel van het college 25 mei 2004, almede het wijzigingsvoorstel van 28 april 2010,

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, de artikelen 12, 14

en 15 van de Monumentenwet 1988, de Gelderse Molenverordening,

b e s l u i t

Vast te stellen de "Monumentenverordening 2004” voor de gemeente Renkum en de Wijzigingsverordening Monumentenverordening

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

A monument:

zaak die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;

B martiaal object:

onroerende zaak die, al of niet visueel waarneembaar, een relict is van of een verwijzing is naar gebeurtenissen c.q. oorlogshandelingen op gemeentelijk grondgebied uit de periode 1940-1945;

C beschermd gemeentelijk monument:

onroerend monument, dat overeenkomstig de bepalingen van deze verordening als beschermd gemeentelijk monument is aangewezen;

D gemeentelijk monumentenregister:

de lijst en/of het elektronische databestandwaarin zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk monument, beschermd gemeentelijk martiaal object, beschermd gemeentelijk dorpsgezicht of beschermd gemeentelijk landgoed aangewezen zaken en/of gebieden;

E beschermd martiaal object:

onroerende zaak die overeenkomstig de bepalingen van deze verordening als zodanig is aangewezen;

F beschermd rijksmonument:

onroerend monument, dat is ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers;

G kerkelijk monument:

onroerend monument, dat eigendom is van een kerkgenootschap, kerkelijke gemeente of parochie of van een kerkelijke instelling en dat uitsluitend of voor een overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst.

H beschermd gemeentelijk dorpsgezicht of beschermd gemeentelijk landgoed:

groep van onroerende zaken die van algemeen belang is wegens haar schoonheid, dan wel de geomorfologische structuur, de onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang of de wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde, waarin zich tenminste één of meer beschermde gemeentelijke monumenten bevinden;

Ibeeldbepalend pand:

pand dat in een bestemmingsplan voor een beschermd gemeentelijk dorpsgezicht als zodanig is aangemerkt en dat, naast de beschermde gemeentelijke(en of rijks-)monument(en) in het als zodanig aangewezen gebied, als referentie dient voor het waardevol geachte/bedoelde beeld van de bebouwing in het dorpsgezicht;

J beeldondersteunend pand:

pand dat in een bestemmingplan voor een beschermd dorpsgezicht als zodanig is aangemerkt en dat als referentie dient voor bebouwing die voldoende harmonieus past bij de gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden in het dorpsgezicht;

K beeldverstorend pand:

pand waarvan de verschijningsvorm afbreuk doet aan het karakter van het beschermde dorpsgezicht, zoals dat wordt bepaald door de beeldbepalende en beeldondersteunende panden alsmede de aanwezige beschermde gemeentelijke monumenten;

L archeologische beleidsadvieskaart:

de bij raadsbesluit vastgestelde (digitale) kaart waarop verschillende verwachtingenzones voor archeologische waarden in de gemeente Renkum zijn aangegeven;

M bouwhistorisch onderzoek:

in schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouwgeschiedenis en de bouwhistorische kwaliteit van een monument.

N monumentencommissie:

de door het college ingestelde commissie of aangewezen instantie, in de zin van het "Reglement op de Monumentencommissie"; het reglement dat de taken, bevoegdheden, samenstelling en werkwijze regelt van de monumentencommissie, daarin begrepen de openbaarheid van vergaderingen, met als taak het collegeop verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, deze verordening en het monumentenbeleid;

O integrale welstands- en monumentencommissie:

de door de raad bij besluit van 18-12-2002 vastgestelde commissie overeenkomstig bijlage 9 ‘Reglement van orde van de welstandscommissie’, onder punt 1.2 c.a., behorende bij de achtste wijziging van de bouwverordening 1992 voor de gemeente Renkum;

P puntenstelsel:

de systematiek van puntentelling zoals die bij raadsbesluit is vastgesteld en door het college bij de selectie en beoordeling van kandidaat-objecten bij de aanwijzing tot beschermd gemeentelijk monument dient te worden toegepast.

Q bevoegd gezag:

bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 2 Het gebruik van het monument

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument c.q. het voorgenomen gebruik.

HOOFDSTUK 2 Gemeentelijke monumenten, martiaal objecten dorpsgezichten of landgoederen

Paragraaf 1. De aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument, de aanwijzing van dorpsgezichten of landgoederen en de registratie.

Artikel 3 De aanwijzing tot beschermd gemeentelijk monument of beschermd martiaal object; de aanwijzing tot beschermd dorpsgezicht of landgoed

  • 1

    Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een onroerend monument aanwijzen als beschermd gemeentelijk monument. Het College hanteert daarbij het puntenstelsel monumentenselectie. Daar waar sprake is van een zaak of zaken met grote kwaliteit kan een onderdeel c.q. kunnen onderdelen van het interieur, deel uitmakend van een onroerend goed, aangewezen worden als beschermd gemeentelijk monument.

  • 2

    Het college kan een beschermd martiaal object aanwijzen.

  • 3

    Het college kan een beschermd dorpsgezicht of landgoed aanwijzen.

  • 4

    Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, overlegt het dit met de zakelijk gerechtigde en vraagt het advies aan de monumentencommissie. In spoedeisende gevallen kan het vragen van dit advies achterwege blijven.

  • 5

    Het college kanten behoeve van de aanwijzing van een onroerend monument als beschermd gemeentelijk monument bepalen dat bouwhistorisch onderzoek wordt verricht.

  • 6

    Voordat het college een kerkelijk monument aanwijst, voert hetoverleg met de eigenaar.

  • 7

    De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988.

  • 8

    De aanwijzing kan geen dorpsgezicht betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 35 van de Monumentenwet 1988.

  • 9

    De raad stelt, ter bescherming van een beschermd gemeentelijk dorpsgezicht of beschermd gemeentelijk landgoed, een bestemmingsplan vast als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening.

  • 10

    Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd gemeentelijk dorpsgezicht of beschermd gemeentelijk landgoed wordt door het college bepaald in hoeverre geldende bestemmingsplannen als beschermend plan in de zin van lid 9 kunnen worden aangemerkt.

  • 11

    Geen sloopvergunning is vereist voor het afbreken ingevolge een aanschrijving van het college.

Artikel 4 Termijn advies en aanwijzingsbesluit

  • 1 De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen acht weken na ontvangst van het verzoek van het college.

  • 2 Het collegebeslist binnen twaalf weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 20 weken na de adviesaanvraag.

Artikel 5 Mededeling

De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en aan de ingeschreven hypothecaire schuldeisers.

Artikel 6 Registratie in het gemeentelijke monumentenregister

  • 1 Het college verzorgt de registratie van het beschermde gemeentelijke monument, beschermd martiaal object, beschermd gemeentelijk dorpsgezicht of beschermd gemeentelijk landgoed in het gemeentelijk monumentenregister.

  • 2 Het gemeentelijk monumentenregister bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling, een beschrijving van het beschermde gemeentelijke monument en/of beschermd martiaal object en/of het beschermde gemeentelijke dorpsgezicht en/of het beschermde gemeentelijke landgoed en foto's van het monument met detailopnamen van de in de beschrijving opgesomde delen.

Artikel 7 Wijzigen van de aanwijzing

  • 1 Het college kan de aanwijzing ambtshalve of op aanvraag van een belanghebbende wijzigen.

  • 2 Artikel 3, derde, vierde en vijfde lid, alsmede artikel 4, eerste en tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de wijziging.

  • 3 Indien de wijziging naar het oordeel van het collegevan ondergeschikte betekenis is blijft overeenkomstige toepassing van artikel 3, derde, vierde en vijfde lid, alsmede artikel 4, eerste lid, achterwege.

  • 4 De inhoud en de datum van de wijziging worden in hetgemeentelijk monumentenregister aangetekend.

Artikel 8 Intrekken van de aanwijzing

  • 1 Het college kan de aanwijzing van een gemeentelijk monument, een beschermd martiaal object, een beschermd dorpsgezicht of beschermd gemeentelijk landgoed intrekken.

  • 2 Artikel 3, derde lid, en artikel 4 zijn van overeenkomstige toepassing op de intrekking.

  • 3 De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988.

  • 4 Het college tekent de intrekking in het gemeentelijk monumentenregister aan.

Paragraaf 2. Vergunningen tot wijziging of afbraak van beschermde gemeentelijke monumenten of bouwwerken gelegen in beschermde dorpsgezichten of beschermde landgoederen

Artikel 9 Verbodsbepaling

  • 1.

    Het is verboden een beschermd gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen.

  • 2.

    Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:

a een beschermd gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

b een beschermd gemeentelijk monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht;

c een in een gemeentelijk beschermd dorpsgezicht of beschermd gemeentelijk landgoed gelegen bouwwerk geheel of gedeeltelijk af te breken;

d een beschermd martiaal object, een bouwwerk zijnde, geheel of gedeeltelijk af te breken

  • 3

    Indien het, naar het oordeel van het bevoegd gezag, een wijziging van ondergeschikte betekenis betreft kan het collegebesluiten dat een vergunning op grond van artikel 10 van deze verordeningniet nodig is.

  • 4

    Geen vergunning is nodig voor het intern wijzigen van een monument, tenzij interieurelementen van het monument (mede) in de aanwijzing als bedoeld in artikel 3 lid 1 van deze verordeningzijn begrepen dan wel zodanig samenhangen met het exterieur dat ze onlosmakelijk bepalend zijn voor de aard van het monument.

  • 5

    Geen vergunning is nodig ingevolge een aanschrijving van het bevoegd gezag.

Artikel 10 De Aanvraag (Vervallen).

Artikel 11 Advies van de monumentencommissie en beslissing op de aanvraag en overige taken

  • 1 Het bevoegd gezag vraagtadvies aan de monumentencommissie alvorens te beslissen op de aanvraag.

  • 2 De monumentencommissie brengt advies uit aan het bevoegd gezag overeenkomstig het bepaalde over de integrale welstands- en monumentencommissie in bijlage 9 van de achtste wijziging van de bouwverordening 1992 voor de gemeente Renkum ‘Reglement van orde op de Welstandscommissie’.

  • 3 (Vervallen).

  • 4 (Vervallen).

  • 5 (Vervallen).

  • 6 (Vervallen).

  • 7 (Vervallen).

  • 8 (Vervallen).

  • 9 Alvorens het college een besluit neemt aangaande een verzoek om een monument geheel of gedeeltelijk te slopen, kan het bevoegd gezag een bouwhistorisch onderzoek eisen.

  • 10 Indien de monumentencommissie niet tijdig advies uitbrengt, zoals bedoeld in het tweede lid, of wanneer de commissie niet langer voldoet aan de minimaal vereiste samenstelling, kan het bevoegd gezag, ten behoeve van hetgeen is bepaald in artikel 3 van deze verordening besluiten, bij een externe instantie advies in te winnen.

Artikel 12 Kerkelijk monument

Het bevoegd gezag geeft met betrekking tot een beschermd kerkelijk monument geen beschikking ingevolge de bepalingen van artikel 9, tweede lid van deze verordening, dan in overeenstemming met de eigenaar, indien en voor zover het een beschikking betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.

Artikel 13 Intrekken van de vergunning

  • 1 De vergunning kan door het bevoegd gezag worden ingetrokken indien:

    • a)

      blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

    • b)

      blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften als bedoeld in artikel 9, tweede lid, niet naleeft;

    • c)

      de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen;

    • d)

      niet binnen 2 jaar, ingaande de dag na de verzenddatum van de vergunning, daarvangebruik wordt gemaakt.

  • 2 De beschikking tot intrekking wordt in afschrift gezonden aan de monumentencommissie.

HOOFDSTUK 3 Schadevergoeding

Artikel 14 Schadevergoeding

1 Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van:

a de weigering van het bevoegd gezageen vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering van een gemeentelijk monument te verlenen als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van deze verordening;

b voorschriften door het bevoegd gezagverbonden aan een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering van een gemeentelijk monument;

schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent de gemeenteraad hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe tot een hoogte van maximaal de bijdrage bepaald in de gemeentelijke regeling terzake van financiële bijdragen uit de gemeentelijke kas t.b.v. onderhoud aan gemeentelijke monumenten.

2 Voor de behandeling van de aanvragen zijn de bepalingen van de verordening ter

regeling van de procedure bij toepassing van Hoofdstuk 6 van de Wet ruimtelijke

ordening van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK 4 Beschermde rijksmonumenten

Artikel 15 Vergunning voor beschermd rijksmonument (Vervallen).

HOOFDSTUK 5 Overige taken Monumentencommissie

Artikel 16 Reikwijdte en aard van de advisering

De monumentencommissie brengt gevraagd of ongevraagd schriftelijk adviezen uit aan het college over doelstellingen en uitgangspunten van gemeentelijke beleidsvelden en andere zaken die, op grond van de Monumentenwet, de Monumentenverordening, aan de orde zijn, dan wel die aspecten in zich hebben die nadrukkelijk raken aan het vakgebied van de monumentenzorg.

De monumentencommissie verricht deze werkzaamheden binnen het kader van een beleidsnota die in overleg met de monumentencommissie door het college wordt opgesteld en door de raad wordt vastgesteld.

HOOFDSTUK 6 Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 17 Strafbepaling (Vervallen).

Artikel 18 Opsporingsbevoegdheid

De opsporing van de in artikel 16 van deze verordeningstrafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door het college met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

Artikel 19 Binnentreden

Zo dikwijls de zorg voor de naleving van deze verordening dit vereist, wordt hierbij de machtiging verstrekt al dan niet besloten ruimten en plaatsen, met uitzondering van woningen, desnoods tegen de wil van de rechthebbende, bewoner of gebruiker, te betreden, aan hen die en voor zover zij door het bevoegd gezag belast zijn met het toezicht op de naleving van deze verordening.

Artikel 20 Bevoegdheid aangewezen ambtenaren

1De ingevolge artikel 17 door het college aangewezen ambtenaren zijn bevoegd de werkzaamheden feitelijk stil te leggen indien deze worden uitgevoerd;

A- zonder vergunning zoals bedoeld in artikel 9;

B- in afwijking van de verleende vergunning.

2 De daartoe bevoegde ambtenaar die tot het stilleggen van de werkzaamheden is overgegaan, kan proces-verbaal opmaken van het stilleggen en deelt dit alsdan in afschrift mede aan degene tot wie dit bevel tot stilleggen van de werkzaamheden is gericht.

Artikel 21 Inwerkingtreding

1 Aanvragen om een vergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding

van deze wijzigingsverordening, worden afgehandeld volgens het recht zoals dat

gold vóór het tijdstip waarop artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen

omgevingsrecht in werking is getreden.

2 Deze verordening treedt in werking op het tijdstip waarop artikel 2.2 van de Wet

algemene bepalingen omgevingsrecht in werking treedt.

Artikel 22 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als 'Monumentenverordening 2004'.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 30 juni 2004 en gewijzigd op 2 juni 2010.
DE RAAD VAN DE GEMEENTE RENKUM
Oosterbeek, 30 juni 2004 en 2 juni 2010
de griffier, de voorzitter,
Mevr. mr. J.I.M. le Comte, P.M. Bruinooge