Algemene subsidieverordening gemeente Steenbergen 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2015

De raad van de gemeente Steenbergen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 4 november 2014;

gelet op: artikel 149 van de Gemeentewet

besluit vast te stellen de volgende verordening;

Algemene subsidieverordening gemeente Steenbergen 2015

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvrager: een (rechts)persoon die op de voorgeschreven wijze een verzoek indient om subsidie te verkrijgen;

  • b.

    algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening (EG) nr. 800/2008 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 6 augustus 2008 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (“de algemene groepsvrijstellingsverordening”) (PbEU L 214/3), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

  • c.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • d.

    college: burgemeester en wethouders van de gemeente Steenbergen;

  • e.

    de-minimisverordening: verordening (EG) nr. 1998/2006 van de Commissie van Europese Gemeenschappen van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L379/5), verordening (EG) nr. 1535/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 20 december 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 337/35) en verordening (EG) nr. 875/2007 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 24 juli 2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserijsector en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1860/2004 (PbEU L 193/6), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

  • f.

    doelgroep: omschrijving van de kenmerken waaraan een aanvrager moet voldoen om voor subsidie in aanmerking te komen;

  • g.

    Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 en 109 van het Verdrag heeft vastgesteld;

  • h.

    jaar: een kalenderjaar, tenzij op basis van deze verordening genomen besluiten is bepaald dat een boekjaar wordt bedoeld;

  • i.

    onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

  • j.

    raad: de gemeenteraad van de gemeente Steenbergen;

  • k.

    subsidieontvanger: een (rechts)persoon waaraan, al dan niet onder voorwaarden en verplichtingen, een subsidie is verleend;

  • l.

    subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een kalenderjaar door de raad ten hoogste beschikbaar is gesteld voor een bepaalde subsidievormt;

  • m.

    subsidieregeling: de krachtens deze verordening door het college vastgestelde nadere regels;

  • n.

    Verdrag: Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie;

  • o.

    Wet Bibob: Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Artikel 2. Reikwijdte

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college op de volgende beleidsterreinen, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Awb (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is):

    • a.

      welzijn;

    • b.

      kunst en cultuur.

  • 2.

    Ten aanzien van subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is kan het college bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

  • 3.

    Het college is met inachtneming van hetgeen in deze verordening is bepaald, bevoegd tot het verlenen en verstrekken van subsidies.

Artikel 3. Subsidieregelingen

Het college stelt bij nadere regeling (hierna te noemen: subsidieregeling) vast welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie en waarin de verdeling van de subsidie per beleidsterrein zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt omschreven. Voor zover van toepassing, wordt hierin tevens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.

Artikel 4. Europees steunkader

  • 1.

    Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kan het college bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2.

    Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het toepasselijke steunkader.

  • 3.

    Bij subsidies waar een Europees steunkader op van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4.

    Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

  • 5.

    Bij subsidies waarop de de-minimisverordening van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor subsidies die voldoen aan de voorwaarden van de de-minimisverordening.

Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1.

    De raad kan subsidieplafonds vaststellen.

  • 2.

    In dat geval bepaalt het college bij subsidieregeling de wijze van verdeling van de betrokken subsidie.

  • 3.

    De raad kan een subsidieplafond verlagen:

    • a.

      als het wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; of

    • b.

      als de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 4.

    Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging.

  • 5.

    Subsidies die zullen worden bekostigd ten laste van een begroting die nog niet door de raad is vastgesteld, worden verleend onder de voorwaarde dat de begroting c.q. begrotingswijziging die voor hun bekostiging noodzakelijk is, door de raad wordt vastgesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

Artikel 6. Subsidievormen

  • 1.

    Onder subsidie wordt verstaan: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

  • 2.

    Het verstrekken van subsidie geschiedt in de vorm van:

    • a.

      eenmalige subsidie: een subsidie ten behoeve van bijzondere activiteiten die eenmalig voorkomen en die niet behoren tot de reguliere bezigheden van een aanvrager en waarvoor het college de subsidie slechts voor een van tevoren bepaalde tijd verstrekt;

    • b.

      structurele subsidie: een subsidie die per (boek)jaar of voor een bepaald aantal (boek)jaren aan een aanvrager voor een periode van maximaal vier jaar wordt verstrekt.

Artikel 7. Aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college.

  • 2.

    Bij de aanvraag legt de aanvrager de volgende gegevens over:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelen en resultaten welke met die activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen.

    • c.

      een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      als de aanvrager een onderneming is:

      • 1°.

        een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

      • 2°.

        een verklaring als bedoeld in de de-minimisverordening (de-minimisverklaring);

    • e.

      als het een subsidie betreft die per boekjaar aan een rechtspersoon wordt verstrekt, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag.

  • 3.

    Een rechtspersoon die voor de eerste maal subsidie aanvraagt, voegt een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten, alsmede van het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar toe aan de aanvraag.

  • 4.

    Bij subsidieregeling kan van de voorgaande leden worden afgeweken.

Artikel 8. Aanvraagtermijn

  • 1.

    Een aanvraag om een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, wordt ingediend uiterlijk 1 mei voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2.

    Een aanvraag om een subsidie die per boekjaar wordt verstrekt, wordt uiterlijk twaalf weken voorafgaand aan dat boekjaar ingediend.

  • 3.

    Andere aanvragen om subsidie worden ingediend ten minste twaalf weken voordat de aanvrager voornemens is te beginnen met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 4.

    Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

  • 5.

    Het college is bevoegd om uitstel van genoemde termijnen te geven.

Artikel 9. Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

  • 2.

    Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 8, tweede en derde lid, binnen twaalf weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

  • 4.

    Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

Artikel 10. Weigeringsgronden

  • 1.

    Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Awb weigert het college de subsidie in ieder geval:

    • a.

      als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt;

    • b.

      als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt is verklaard.

  • 2.

    Onverminderd het vorige lid kan het college de subsidie verder in ieder geval weigeren:

    • a.

      als de te subsidiëren activiteit niet of niet in overwegende mate gericht is op of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

    • b.

      als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;

    • c.

      in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob;

    • d.

      als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • e.

      als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met de wet, een wettelijk voorschrift, het algemeen belang en/of de openbare orde;

    • f.

      als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt;

    • g.

      als de aanvraag niet past binnen door de raad of het college vastgestelde beleidsdoelen;

    • h.

      als de subsidieaanvraag wordt ingediend na het plaatsvinden van de activiteit en/of de aanvangsdatum van de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • i.

      als de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie is aangevraagd;

    • j.

      als het beoogde doel of de voorgenomen activiteit al op andere wijze in belangrijke mate is voorzien;

    • k.

      als de subsidieontvanger failliet is of in surseance van betaling verkeert, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend;

    • l.

      in de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen.

Artikel 11. Subsidieverlening

  • 1.

    Het besluit tot verlenen van de subsidie vermeldt de subsidievorm en, voor zover niet is bepaald bij deze verordening of subsidieregeling de wijze waarop de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaatsvindt.

  • 2.

    Het college kan bij subsidieregeling vaststellen in welke vorm en onder welke voorwaarden subsidie wordt verstrekt.

  • 3.

    De subsidie kan worden verleend onder de opschortende voorwaarde dat een subsidie-uitvoeringsovereenkomst in de zin van artikel 4:36, tweede lid, van de Awb tot stand komt.

Artikel 12. Intrekkings- en terugvorderingsgronden

  • 1.

    Bij het niet of niet behoorlijk nakomen van de krachtens deze verordening gestelde voorschriften en gegeven aanwijzingen, kan het college besluiten tot het geheel dan wel gedeeltelijk intrekken c.q. terugvorderen van de toegekende subsidie.

  • 2.

    Het college kan een subsidie in ieder geval intrekken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

  • 3.

    Het college vordert een subsidie met rente terug als dit nodig is ter uitvoering van een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie of een onherroepelijke rechterlijke uitspraak.

Artikel 13. Verantwoording

Voor zover dit niet is bepaald bij subsidieregeling, wordt bij de verleningsbeschikking vermeld op welke wijze de subsidieontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.

Artikel 14. Algemene verplichtingen van subsidieontvanger

  • 1.

    Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld aan het college.

  • 2.

    Een subsidieontvanger informeert het college onverwijld schriftelijk over:

    • a.

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet of niet geheel zullen kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders en het doel van de rechtspersoon.

  • 3.

    Bij de melding als bedoeld in het eerste lid wordt daarbij tevens aangegeven op welke wijze, binnen welk tijdsbestek en met welke financiële consequenties de realisatie van een of meer van de activiteiten alsnog zullen worden bereikt.

Artikel 15. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

  • 1.

    Aan een beschikking tot subsidieverlening kunnen verplichtingen worden verbonden met betrekking tot het beheer en gebruik van hetgeen met de subsidie tot stand is gebracht.

  • 2.

    Bij subsidies hoger dan € 50.000, verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. De verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar verlangd.

Artikel 16. Eindverantwoording subsidies tot en met € 5.000

  • 1.

    Subsidies tot en met € 5.000 worden door het college direct vastgesteld of verleend en – tenzij toepassing wordt gegeven aan het volgende lid – binnen twaalf weken nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht, ambtshalve vastgesteld.

  • 2.

    Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het vorige lid kan de aanvrager worden verplicht om op de daarbij aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. In dat geval vindt de vaststelling plaats binnen twaalf weken nadat de gevraagde inlichtingen zijn verstrekt.

  • 3.

    In geval van verlening van een subsidie van ten hoogste € 5.000 wordt aanstonds een voorschot verstrekt ter hoogte van de verleende subsidie.

Artikel 17. Eindverantwoording subsidies tussen € 5.000 en € 50.000

  • 1.

    Bij subsidies van meer dan € 5.000 doch ten hoogste € 50.000 dient de subsidieontvanger uiterlijk twaalf weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht, een aanvraag tot vaststelling in.

  • 2.

    De aanvraag bevat een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kan worden bepaald dat op een andere manier wordt aangetoond in hoeverre de activiteiten zijn verricht.

Artikel 18. Eindverantwoording subsidies van meer dan € 50.000

  • 1.

    Bij subsidies van meer dan € 50.000 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in:

    • a.

      in geval van een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, uiterlijk op 1 mei van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar;

    • b.

      in geval van een subsidie die per boekjaar wordt verstrekt, uiterlijk twaalf weken na afloop van het betrokken boekjaar;

    • c.

      in andere gevallen uiterlijk twaalf weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 2.

    De aanvraag bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht;

    • b.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop; en

    • d.

      een controleverklaring, opgesteld door een onafhankelijk accountant.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden vastgesteld of andere gegevens worden verlangd.

Artikel 19. Subsidievaststelling

  • 1.

    Het college stelt de subsidie vast binnen twaalf weken na de ontvangst van een aanvraag tot subsidievaststelling, tenzij bij subsidieregeling anders is bepaald.

  • 2.

    Deze termijn kan eenmaal voor ten hoogste twaalf weken worden verdaagd.

  • 3.

    Bij subsidieregeling kunnen categorieën subsidieontvangers worden aangewezen waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat een aanvraag tot subsidievaststelling hoeft te worden ingediend.

  • 4.

    Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in de artikelen 17, eerste lid en 18, eerste lid, aanhef en onder a, b of c, is ingediend, kan het college de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Wordt de aanvraag niet binnen deze termijn ingediend dan kunnen zij overgaan tot ambtshalve vaststelling.

Artikel 20. Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen

  • 1.

    Als bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, worden deze door de subsidieaanvrager berekend met gebruikmaking van een bij de subsidieregeling of bij de subsidieverlening voorgeschreven berekeningswijze.

  • 2.

    Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van bij de subsidieregeling of bij de subsidieverlening voorgeschreven definities.

  • 3.

    Bij subsidie waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen die tarieven en kostenbegrippen in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

Artikel 21. Overschotten en reservevorming

De subsidieontvanger en het college maken in het geval van overschotten afspraken over de hoogte en de besteding van de reserves.

Artikel 22. Bevoorschotting en verrekening

  • 1.

    Het college kan voorschotten op de subsidie verlenen.

  • 2.

    Het college kan huurbedragen voor gemeentelijke accommodaties op een subsidieontvanger rechtstreeks met voorschotten verrekenen.

  • 3.

    Voorschotten worden bij de vaststelling van de subsidie verrekend. Indien de subsidieontvanger meer voorschot heeft ontvangen dan waarop hij op grond van het besluit tot subsidievaststelling recht had, wordt het meerdere in het besluit tot subsidievaststelling teruggevorderd.

  • 4.

    Indien een subsidie na intrekking of lagere vaststelling vanwege strijd met Europese regels inzake staatsteun wordt teruggevorderd, vordert het college ook de rente die de subsidieontvanger heeft verkregen gedurende de tijd dat de subsidiebedragen en voorschotten onder hem rustte, terug. De hoogte van de rente wordt bepaald met inachtneming van de Europese regels over de omvang van die rente.

Artikel 23. Hardheidsclausule

  • 1.

    Het college kan deze verordening, met uitzondering van de artikelen 2, 3 en 4, in individuele gevallen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover de toepassing van die bepalingen voor de subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de betrokken bepalingen te dienen doelen.

  • 2.

    Toepassing van het vorige lid wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

Artikel 24. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

Artikel 25. Intrekking

Met ingang van dezelfde datum als bedoeld in artikel 24 worden onderstaande verordeningen ingetrokken met dien verstande dat zij van toepassing blijven op aanvragen om subsidie die zijn ingediend voor deze datum:

- Subsidieverordening Welzijn Steenbergen 2013.

Artikel 26. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening gemeente Steenbergen 2015.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 29 januari 2015.

Ondertekening

Steenbergen, 29 januari 2015

De raad voornoemd,

de griffier de voorzitter

drs. E P.M. van der Meer J.A.M. Vos