Regeling vervallen per 28-07-2018

Statuut voor de raadscommissies gemeente Tilburg 2014

Geldend van 06-10-2014 t/m 27-07-2018

Intitulé

Statuut voor de raadscommissies gemeente Tilburg 2014

De raad van de gemeente Tilburg;

- gezien het voorstel van het presidium;

- gelet op deGemeentewet;

Besluit

  • I.

    In te trekken het Commissiestatuut voor de vaste raadscommissies van advies gemeente Tilburg 2013;

  • II.

    Vast te stellen het Statuut voor de raadscommissies gemeente Tilburg 2014, luidende als volgt:

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Raadscommissies

  • 1. In deze verordening worden onder commissies verstaan: raadscommissies als bedoeld in artikel 82 van de Gemeentewet.

  • 2. Bij de aanvang van elke nieuwe zittingsperiode neemt de raad, op voorstel van het presidium, een besluit over de in te stellen commissies en de naam daarvan.

  • 3. Indien daartoe aanleiding bestaat is tussentijdse wijziging door de raad mogelijk.

Artikel 2. Samenstelling

  • 1. De raadscommissies bestaan uit ten minste één en maximaal drie leden per fractie, afhankelijk van de grootte van de fractie:

    • a.

      fracties van vijf raadsleden of meer: per raadscommissie maximaal drie leden uit elke fractie;

    • b.

      fracties van drie of vier leden: per raadscommissie maximaal twee leden uit elke fractie;

    • c.

      fracties van één of twee leden: per raadscommissie één lid uit elke fractie.

  • 2. Fractievoorzitters kunnen, met inachtneming van het bepaalde in lid 1, commissieleden aanstellen.

    Indien gedurende een raadsperiode wisseling in de bezetting van een raadscommissie plaatsvindt doet de fractievoorzitter hiervan mededeling aan de voorzitter van de commissie, indien en voor zover de wisseling betrekking heeft op zittende raadsleden of reeds benoemde commissieleden-niet raadsleden, als bedoeld in artikel 3.

  • 3. De commissie wijst uit haar midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter aan. Alleen zittende raadsleden komen voor het voorzitterschap van een commissie in aanmerking.

  • 4. De voorzitter van de fractie, waarin de aangewezen voorzitter zitting heeft, mag één extra lid voor de desbetreffende commissie voordragen. In dat geval heeft de voorzitter geen stem in de commissie.

  • 5. In geval van verhindering of ontstentenis van de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter, wordt de vergadering voorgezeten door een door de commissie uit zijn midden aan te wijzen lid, die zittend raadslid is.

  • 6. Ingeval van verhindering kan een commissielid zich doen vervangen door een ander lid van de fractie.

  • 7. De voorzitter van de fractie kan de aanstelling van een commissielid intrekken.

  • 8. Hij die ophoudt lid van de raad te zijn, houdt tevens op lid te zijn van de commissie(s), waarin hij zitting heeft, een en ander onverminderd het bepaalde in artikel 3. Een lid van een commissie kan te allen tijde ontslag nemen. Hij geeft daarvan schriftelijk kennis aan de voorzitter van de commissie.

Artikel 3. Commissieleden-niet raadslid

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 2 kan een fractievoorzitter maximaal twee personen voordragen als commissielid niet-raadslid.

  • 2. De benoeming geschiedt door de gemeenteraad voor de zittingsperiode van de raad.

  • 3. Ten aanzien van commissieleden niet-raadsleden, zijn de artikelen 10, 11, 12, 13, 15 en 28 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4. Bijwonen vergaderingen.

  • 1. De voorzitter nodigt, tenzij zwaarwichtige redenen zich daartegen verzetten, de leden van het college tot wiens portefeuille de te bespreken onderwerpen behoren, uit voor de vergaderingen van de commissie om de beraadslaging in de commissie bij te wonen en, op uitnodiging, aan de beraadslaging in de raadscommissie deel te nemen.

  • 2. De collegeleden kunnen zich hierbij steeds doen vergezellen van ambtelijke adviseurs.

  • 3. De leden van de raad en commissieleden kunnen vergaderingen van de commissies, waarin zij geen zitting hebben, bijwonen. Zij mogen aan de beraadslagingen deelnemen.

  • 4. De voorzitter van de commissie is bevoegd ambtenaren van de gemeente en anderen tot het bijwonen van de vergadering uit te nodigen voor het verstrekken van inlichtingen of adviezen. Tot zodanige uitnodiging gaat de voorzitter tevens over, indien ten minste twee leden van de commissie daarom verzoeken.

Artikel 5. Ambtelijke ondersteuning

  • 1. De griffier wijst voor elke commissie een commissiesecretaris (raadsadviseur) aan.

  • 2. De commissiesecretaris ondersteunt de voorzitter van de commissie bij al zijn werkzaamheden.

  • 3. De raadsgriffie ondersteunt de commissie en de leden van de commissie zowel beleidsinhoudelijk als logistiek.

  • 4. De commissiesecretaris draagt zorg voor de terugkoppeling, zoals omschreven in artikel 17.

  • 5. De griffier kan in iedere vergadering aanwezig zijn.

Paragraaf 2. Taak

Artikel 6. Algemene taak commissies

  • 1. De commissies zijn, op het hun toegewezen werkterrein, belast met het invullen van de vertegenwoordigende, de kaderstellende en de controlerende functie van de raad.

  • 2. Met het oog op de algemene taakstelling van de commissie is de commissie belast met het uitbrengen van adviezen aan de raad en het voeren van overleg met het college en de burgemeester over:

    • a.

      voorstellen, die het college, de burgemeester of het presidium aan de raad voorlegt;

    • b.

      initiatiefvoorstellen, die aan de raad zijn aangeboden;

    • c.

      voorstellen, die op grond van het burgerinitiatief worden ingediend.

  • 3. Daarnaast geeft de commissie desgevraagd aan het college blijk van haar wensen en bedenkingen over een voorgenomen besluit van het college met betrekking tot een deelneming van de gemeente in een privaatrechtelijke organisatie, als bedoeld in artikel 160, lid 2 van de Gemeentewet, van overdracht van collegebevoegdheden als bedoeld in artikel 165 van de Gemeentewet, van een voorgenomen besluit op grond van artikel 169, lid 4 van de Gemeentewet (de wettelijk verplichte voorhangprocedure) dan wel een voorgenomen besluit in andere gevallen waarin het college aan de raadscommissie de gelegenheid geeft om wensen en bedenkingen in te brengen, voordat het college een definitief besluit neemt.

  • 4. Indien, ingeval toepassing wordt gegeven aan lid 3, de commissie wensen en bedenkingen heeft, kan de commissie aangeven of zij behandeling in de raad wenselijk acht. Acht de commissie behandeling in de raad wenselijk, dan wordt de aangelegenheid ter besluitvorming voorgelegd aan de raad. Indien de commissie behandeling in de raad niet nodig acht, dan wordt dit niet meer ter nadere besluitvorming voorgelegd aan de raad.

  • 5. In afwijking van het bepaalde in lid 4, worden ontwerp-besluiten van het college, die betrekking hebben op de wettelijk verplichte voorhangprocedure, altijd aan de raad voorgelegd.

  • 6. Elke commissie is bevoegd aan de raad, aan het college of de burgemeester ongevraagd advies uit te brengen en voorstellen te doen, alsmede aan het college en de burgemeester om informatie of inlichtingen te vragen, indien zij dit in het belang van de tot haar werkkring behorende zaken nuttig en nodig acht.

Paragraaf 3. Werkwijze

Artikel 7. Oproepen/vaststellen agenda

  • 1. De vergaderingen van een commissie vinden plaats aan de hand van het door de raad vastgestelde vergaderschema.

  • 2. Een commissie vergadert daarnaast zo dikwijls als de voorzitter het nodig oordeelt of dit door ten minste een derde van het aantal leden schriftelijk met opgave van redenen wordt gevraagd.

  • 3. De voorzitter bepaalt, in overleg met de commissiesecretaris, de ontwerp-agenda van de vergadering. Hij draagt er zorg voor dat de in artikel 6 bedoelde onderwerpen op de voorlopige agenda worden geplaatst, alsmede de rondvraag voor de portefeuillehouder wiens portefeuille tot het werkterrein van de commissie behoort en de rondvraag voor de voorzitter.

  • 4. Commissieleden kunnen tot vijf dagen voorafgaande aan een commissievergadering, door tussenkomst van de commissiesecretaris, technische vragen stellen over de agendeerde onderwerpen. Deze vragen worden zo veel mogelijk voorafgaande aan de commissievergadering beantwoord. Tijdens de commissievergaderingen kunnen geen nieuwe technische vragen worden gesteld. De voorzitter ziet hier op toe.

  • 5. Voor commissies die per vergadercyclus twee keer vergaderen wordt ten behoeve van de tweede vergadering een geactualiseerde agenda opgesteld, waaraan ook nieuwe agendapunten kunnen worden toegevoegd.

  • 6. Een lid van de commissie of het college kan de voorzitter verzoeken een onderwerp, op de voorlopige agenda van de eerstvolgende vergadering van de commissie te plaatsen. Commissieleden kunnen een verzoek hiertoe indienen tot uiterlijk 8 dagen voorafgaande aan de commissievergadering.

  • 7. De voorzitter geeft, spoedeisende gevallen uitgezonderd, 10 dagen voor de vergadering aan de leden kennis van de vergadering, onder opgaaf van de te behandelen punten.

  • 8. In de kennisgeving wordt aangegeven welke onderwerpen in één of twee keer (eerste keer informatief en tweede keer meningsvormend) in de commissie aan de orde komen.

  • 9. De leden van de raad, die geen lid zijn van de commissie, alsmede overige commissieleden, worden geïnformeerd over de kennisgeving, bedoeld in het vorige lid.

    De voorzitter bepaalt voorts aan wie de agenda eveneens moet worden toegezonden.

  • 10. De voorzitter draagt er zorg voor dat de vergadering wordt aangekondigd en dat de agenda en de agendastukken worden gepubliceerd op de gemeentelijke website van Internet, alsook de plaats waar de stukken ter inzage liggen.

  • 11. De commissie stelt bij het begin van de vergadering de agenda vast.

  • 12. In gevallen ter beoordeling van de voorzitter kan een commissie schriftelijk worden geraadpleegd. Indien schriftelijke afdoening bij een of meer leden op bezwaar stuit, geschiedt de behandeling van de desbetreffende aangelegenheid in de eerstvolgende commissievergadering.

Artikel 8. Hoorzitting

Indien de meerderheid van de commissie daarom verzoekt schrijft de voorzitter van de commissie een hoorzitting uit.

  • 1.

    De voorzitter regelt de orde tijdens de hoorzitting.

  • 2.

    Van het besprokene tijdens de hoorzitting wordt door de griffie een beknopt verslag opgesteld.

Artikel 9 Besloten vergaderingen

  • 1.

    De voorzitter kan een geheel of gedeeltelijk besloten vergadering beleggen.

  • 2.

    De voorzitter draagt er zorg voor dat de stukken voor de leden van de commissie ter inzage liggen, waaronder begrepen de stukken, waaromtrent de commissie op grond van artikel 82 van de Gemeentewet geheimhouding heeft opgelegd.

Artikel 10 Quorum

  • 1.

    Indien uit de presentielijst blijkt dat niet meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is opgekomen, wordt bezien of de fracties waartoe de wel aanwezige leden behoren in de gemeenteraad een meerderheid vormen.

    Is dit laatste het geval dan vindt de vergadering doorgang.

  • 2.

    Wanneer een vergadering vanwege de in het eerste lid genoemde reden geen doorgang vindt, kan de voorzitter een nieuwe vergadering beleggen, waarbij er slechts vierentwintig uur tussen het verzenden van de kennisgeving en het uur van de vergadering behoeven te verlopen. Die vergadering wordt gehouden ongeacht het aantal opgekomen leden.

Artikel 11. Vergaderorde

  • 1. De voorzitter is belast met de handhaving van de orde van de vergadering. Artikel 26 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in beginsel in twee termijnen, tenzij de voorzitter anders beslist.

  • 3. De commissie kan, op voorstel van de voorzitter, besluiten om in de beraadslaging expliciet onderscheid te maken tussen informatieverzameling, meningsvorming en besluitvorming, waarbij de beraadslaging verdeeld wordt over twee commissievergaderingen, waarbij de eerste vergadering het verzamelen van informatie centraal staat en in de tweede vergadering meningsvorming en besluitvorming.

  • 4. Per fractie kan door één lid het woord worden gevoerd bij een agendapunt. De voorzitter kan desgevraagd, indien daar bijzondere redenen voor zijn, meerdere leden van een fractie toestemming geven het woord te voeren bij een agendapunt.

  • 5. De commissie kan op voorstel van de voorzitter of van een lid van de commissie door middel van een besluit een bindende afspraak maken over de spreektijd bij een bepaald onderwerp per spreker/fractie.

  • 6. De voorzitter kan besluiten tot een afwijkende / experimentele wijze van vergaderen.

Artikel 12. Advies van raadscommissie

  • 1. In de door de commissies uitgebrachte adviezen aan de raad over aan de orde zijnde onderwerpen, de uitgebrachte wensen en bedenkingen over voorgenomen collegebesluiten en de standpunten over initiatiefvoorstellen, komen de visies van de in de vergadering aanwezige fracties tot uitdrukking, waarbij het standpunt van de commissie wordt bepaald op basis van gewogen stemmen.

  • 2. Besluiten van de commissie, waaronder besluiten over huishoudelijke onderwerpen en het bepalen of een voorstel op de ontwerp-raadsagenda wordt geagendeerd als A-stuk (agendapunten zonder discussie), als B-stuk (agendapunten met moties en amendementen) of als C-stuk (agendapunten met discussie) worden op basis van gewone meerderheid van de uitgebrachte stemmen, met dien verstande dat wanneer een fractie aangeeft bij een voorstel in de raad moties of amendementen te willen indienen, dat punt in ieder geval als B-stuk wordt geagendeerd.

  • 3. Indien de stemmen staken beslist de voorzitter.

Artikel 13. Gecombineerde vergadering

  • 1. In de gevallen waarin een onderwerp tot het werkterrein van meerdere commissies hoort stemmen de betrokken voorzitters onderling af in welke commissie het onderwerp aan de orde wordt gesteld, zonodig onder uitnodiging van de leden van de andere commissie.

  • 2. Slechts in bijzondere gevallen, zulks ter beoordeling van de voorzitters, vergaderen commissies gezamenlijk.

  • 3. De gecombineerde vergadering wordt door een der voorzitters, door hen in onderling overleg bepaald, voorgezeten.

Artikel 14. Insprekers

  • 1. Burgers en organisaties hebben de mogelijkheid om in een geheel of gedeeltelijk openbare vergadering in te spreken bij een onderwerp dat op de agenda van de commissie staat, de rondvraag uitgezonderd, dan wel over een onderwerp dat niet is geagendeerd. Spreekgerechtigd zijn inwoners van Tilburg en woordvoerders van organisaties die de leeftijd van 16 jaar hebben bereikt. Vertegenwoordigers van politieke groeperingen kunnen geen gebruik maken van het spreekrecht.

  • 2. Met betrekking tot onderwerpen die niet zijn geagendeerd geldt dat niet het woord kan worden gevoerd over:

    • a.

      een besluit van het gemeentebestuur waartegen bezwaar of beroep open staat of heeft open gestaan of op een andere wijze onder de rechter is;

    • b.

      benoemingen, keuzes, voordrachten of aanbevelingen van personen;

    • c.

      een gedraging waarover een klacht ex artikel 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht kan of kon worden ingediend;

    • d.

      onderwerpen die louter een privé-belang betreffen;

    • e.

      onderwerpen de geen relatie hebben met de huishouding van de gemeente;

    • f.

      onderwerpen waarover men in een raadscommissie al heeft kunnen inspreken;

    • g.

      onderwerpen waarover al een gemeentelijke inspraakprocedure is geweest of nog komt;

    • h.

      onderwerpen die op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur niet openbaar zijn.

  • 3. De personen die van de in lid 1 bedoelde mogelijkheid gebruik wensen te maken, moeten daarvan tenminste één volle werkdag voor de aanvang van de vergadering mededeling doen aan de voorzitter van de commissie onder opgave van hun naam en adres en van het agendapunt of de agendapunten, waaromtrent zij het woord verlangen. Wanneer iemand wil inspreken over een punt dat niet op de agenda staat, geldt hierbij een termijn van tien werkdagen.

  • 4. Indien een onderwerp ingevolge artikel 7, lid 6 in twee keer in de commissie wordt besproken, bestaat de mogelijkheid om in te spreken alleen in de eerste vergadering waarin het betreffende onderwerp aan de orde komt.

  • 5. De voorzitter bepaalt de spreektijd alsook de volgorde van spreken, indien meer dan één persoon ten aanzien van eenzelfde agendapunt het woord wordt verleend. De spreektijd bedraagt in beginsel vijf minuten. Wanneer zich voor een bepaald onderwerp meerdere insprekers hebben aangemeld, kan de voorzitter een afwijkende spreektijd vaststellen, waarbij de totaal spreektijd voor de insprekers niet minder mag bedragen dan vijf minuten.

  • 6. De voorzitter verleent, nadat de commissie daartoe bij de vaststelling van de agenda heeft besloten, telkens bij de aanvang van de behandeling van een agendapunt, aan insprekers het woord om over het aan de orde zijnde agendapunt hun mening te geven.

  • 7. De insprekers moeten de door de voorzitter in het belang van de orde gegeven aanwijzingen opvolgen. De voorzitter kan hen het woord ontnemen.

  • 8. De leden van de commissie zijn gerechtigd aan de insprekers vragen te stellen over hetgeen door dezen naar voren is gebracht.

    Hetgeen door de insprekers naar voren wordt gebracht vormt echter geen punt van discussie tussen hen en de leden van de commissie.

  • 9. Insprekers krijgen na de bespreking in eerste termijn, de gelegenheid om kort en zakelijk te reageren op de inbreng van de commissie in eerste termijn.

Artikel 15. Ingekomen brieven

  • 1. Ingekomen brieven die betrekking hebben op een geagendeerd onderwerp worden bij de behandeling van dat onderwerp betrokken.

  • 2. De overige brieven worden ter voorbereiding van een nader in de commissie aan de orde te stellen standpunt dan wel ter afdoening in handen gesteld van de voorzitter van de commissie.

  • 3. De voorzitter stelt de briefschrijver in voorkomend geval in kennis in welke vergadering van de commissie de ingekomen brief zal worden behandeld.

Artikel 16. Mededelingen

  • 1. De voorzitter kan schriftelijk of mondeling mededelingen doen aan de commissie.

  • 2. De voorzitter kan een lid van het college in de gelegenheid stellen een mededeling te doen.

  • 3. De commissie kan een mededeling voor kennisgeving aannemen of een nadere uitleg vragen.

Artikel 17. Verslaglegging

Van iedere commissievergadering wordt, onder de zorg van de commissiesecretaris, een beknopte terugmelding gemaakt, waarin per onderwerp de fractiestandpunten worden aangegeven, de toezeggingen van de wethouder en in voorkomend geval of een agendapunt als A-, B- of C-stuk wordt aangemeld voor de raadsagenda.

Paragraaf 4. Slotbepalingen

Artikel 18. Interpretatie statuut

Bij twijfel omtrent de betekenis of de toepassing van dit statuut en in gevallen, waarin dit statuut niet voorziet, beslist de voorzitter van de commissie.

Artikel 19. Tijdstip inwerkingtreding en citeerartikel

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de datum van bekendmaking.

  • 2. Op het tijdstip als bedoeld in het eerste lid vervalt het “Commissiestatuut voor de vaste raadscommissies van advies gemeente Tilburg 2013”.

  • 3. Deze verordening kan worden aangehaald als “Statuut voor de raadscommissies gemeente Tilburg 2014”.

Toelichting Statuut voor de raadscommissies gemeente Tilburg 2014

Algemeen

Dit commissiestatuut heeft betrekking op de Themacommissies, als bedoeld in artikel 82 van de Gemeentewet. Deze commissies hebben tot taak de besluitvorming van de raad voor te bereiden en met het college en de burgemeester te overleggen.

Het politieke besluitvormingsproces kan in drie fases worden onderverdeeld:

  • -

    het verzamelen van informatie over de aan de orde zijnde onderwerpen, zodat daarover in een latere fase op een verantwoorde manier besluitvorming kan plaatsvinden;

  • -

    meningsvorming, middels het politieke debat in de raadscommissies en eventueel in de raad;

  • -

    besluitvorming. De besluitvorming vindt in de meeste gevallen plaats in de raad, maar wordt dan in de raadscommissies voorbereid.

De werkwijze van de raad heeft ook gevolgen voor de raadscommissies. Alle voorstellen die in de raad aan de orde komen worden eerst zo veel mogelijk in de raadscommissies voorbereid. Dat geldt in beginsel ook voor initiatiefvoorstellen. In de commissie wordt bepaald of het voorstel als hamerstuk in de raad behandeld zal worden, of aan de hand van moties en amendementen die in de commissievergadering worden aangekondigd, dan wel of het voorstel als discussiestuk aan de raad wordt voorgelegd, op basis van discussiepunten die nog resteren uit de behandeling van het voorstel in de raadscommissie.

Dit commissiestatuut sluit zo veel mogelijk aan bij het Reglement van Orde van de raad.

Ten opzichte van het vorige commissiestatuut zijn er enkele wijzigingen aangebracht. In de artikelgewijze toelichting zijn deze nader aangegeven.

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1. Raadscommissies

Bij het aantreden van de raad bepaalt de raad welke raadscommissies er zijn.

De samenstelling van de raadscommissies is geregeld in de artikelen 2 en 3 van het commissiestatuut.

De raad heeft op 6 februari 2012 besloten om per 1 januari 2013 de volgende commissie-indeling te hanteren:

  • -

    Leefbaarheid;

  • -

    Sociale Stijging;

  • -

    Vestigingsklimaat;

  • -

    Bestuur.

Op 27 maart 2014 zijn voor de nieuwe raadsperiode de commissieleden benoemd volgens deze commissie-indeling.

Dit commissiestatuut heeft betrekking op deze vier raadscommissies.

Daarnaast kennen we nog enkele andere raadscommissies, die hun eigen statuut hebben, zoals de Auditcommissie.

Artikel 2. Samenstelling

Raadsleden kunnen lid zijn van een raadscommissie en, onder bepaalde condities, ook niet-raadsleden (zie artikel 3 van het commissiestatuut).

Op grond van het vorige Commissiestatuut werden de leden van een commissie door de raad benoemd.

In het huidige Commissiestatuut is geregeld dat er geen raadsbesluit meer nodig is voor de benoeming van leden in een Themacommissie, maar dat de fractievoorzitters bepalen wie namens de fractie zitting neemt in een bepaalde commissie, uiteraard binnen het toegestane aantal commissieleden per fractie.

In het verlengde hiervan ligt het in de rede om de fractievoorzitters ook de mogelijkheid te geven om een aanstelling van een commissielid in te trekken. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen als de taakverdeling binnen een fractie verandert.

De bepaling dat de raad besluit over het toelaten van commissieleden niet zijnde raadsleden (artikel 3 van het Commissiestatuut), blijft bestaan, in verband met het onderzoek van de raad of voldaan wordt aan de benoembaarheidseisen.

Indien er gedurende een raadsperiode een wisseling in de bezetting van een raadscommissie plaatsvindt en de wisseling betrekking heeft op zittende raadsleden of al benoemde commissieleden niet-raadsleden, dan kan worden volstaan met een mededeling van de fractievoorzitter aan de voorzitter van de betreffende raadscommissie. Dit bevordert een soepele overgang en voorkomt onnodige bureaucratie.

Artikel 82 van de Gemeentewet schrijft voor dat een lid van de raad voorzitter is van een raadscommissie. Dat geldt uiteraard ook voor de plaatsvervangend voorzitter. Dat betekent dat commissieleden niet-raadsleden geen voorzitter respectievelijk plaatsvervangend voorzitter kunnen zijn van een raadscommissie.

De voorzitter is, naast het leiden van de vergadering, het handhaven van de orde en het doen naleven van het commissiestatuut, belast met het voorbereiden van de vergaderingen van de raadscommissie, waaronder het opstellen van een concept-agenda, alsmede met andere activiteiten van de raadscommissie, zoals informatiebijeenkomsten, werkbezoeken etc. De voorzitter wordt hierbij ondersteund door de commissiesecretaris en de overige medewerkers van de raadsgriffie.

Het commissiestatuut geeft de fractie die de voorzitter levert de mogelijkheid om een extra commissielid voor te dragen. Dit, omdat de voorzitter geen woordvoerder kan zijn van zijn fractie. Als van deze mogelijkheid gebruik gemaakt wordt, dan heeft de voorzitter geen stemrecht in de commissie, om te voorkomen dat de stemverhouding wordt verstoord.

Bij staken van de stemmen beslist de voorzitter (zie artikel 12), ongeacht of de voorzitter regulier stemrecht heeft in de commissie of niet.

In het commissiestatuut is opgenomen dat een commissielid die verhinderd is de vergadering bij te wonen, zich door een ander lid van de fractie kan laten vervangen. Deze vervanger heeft dan dezelfde rechten als een commissielid en kan daardoor ook aan de stemming deelnemen.

Elk commissie- en raadslid heeft bovendien de mogelijkheid om in elke commissie aanwezig te zijn en daar het woord te voeren.

Artikel 3. Commissieleden niet-raadslid

Alle fracties, ongeacht de grootte, kunnen twee commissieleden niet-raadsleden voordragen. Dit heeft geen invloed op het toegestane maximale aantal commissieleden per fractie in enige commissie.

Commissieleden die geen raadslid zijn, moeten ook voldoen aan een aantal benoembaarheidseisen, vergelijkbaar met de benoembaarheidseisen van raadsleden. Net zoals dat bij raadsleden gebeurt, wordt bij elke benoeming van nieuwe commissieleden niet-raadslid, door de raad een onderzoek ingesteld naar de benoembaarheid.

Voor de commissieleden niet- raadslid geldt in voorkomend geval de geheimhoudingsplicht op dezelfde manier als voor raadsleden.

In het oude commissiestatuut was bepaald dat iemand alleen commissielid kon worden als hij of zij op een kandidatenlijst voor de verkiezingen had gestaan. In het nieuwe commissiestatuut is deze voorwaarde vervallen.

Artikel 4. Bijwonen vergaderingen

Uitgangspunt is dat de portefeuillehouder bij de commissievergaderingen aanwezig is, voor het verstrekken van informatie en het beantwoorden van vragen. De portefeuillehouder kan zich daarbij doen vergezellen van ambtelijke adviseurs, die op uitnodiging van de voorzitter ook het woord kunnen voeren.

Op 3 juni 2002 heeft de raad de volgende regels gesteld omtrent de deelname van leden van het college aan commissie- en raadsvergaderingen:

  • a.

    Bij voorstellen die door het college worden voorgelegd, wordt de betrokken portefeuillehouder in de gelegenheid gesteld om een toelichting te verstrekken, indien de commissie te kennen geeft daaraan behoefte te hebben. Daarbij verstrekt de portefeuillehouder de toelichting, informatie en inlichtingen, die door of vanuit de commissie wordt gevraagd.

  • b.

    Ten aanzien van andere punten bepaalt de voorzitter, zo mogelijk vooraf en anders ter vergadering, of en hoe de portefeuillehouder in de gelegenheid wordt gesteld om aan de beraadslaging van de commissie deel te nemen, in het bijzonder voor het verstrekken van informatie en inlichtingen en het geven van toelichting.

  • c.

    Ook individuele leden van de commissie kunnen, met inachtneming van de vergaderorde en het commissiestatuut, aan de portefeuillehouder toelichting, informatie en inlichtingen vragen.

  • d.

    Indien een portefeuillehouder in overige situaties wil deelnemen aan de beraadslaging van een commissie, richt hij daartoe een met redenen omkleed verzoek aan de voorzitter. De voorzitter bepaalt of het verzoek wordt ingewilligd. Daarbij betrekt hij zo nodig de opvattingen van de commissie daarover. De voorzitter houdt daarbij rekening met alle relevante feiten en omstandigheden, zoals de inhoud van de agenda van de betreffende commissie en de actualiteit of urgentie van het te bespreken onderwerp.

Raadsleden kunnen in elke commissievergadering aanwezig kunnen zijn en daar ook het woord voeren. Dus ook in de commissievergaderingen waarvan zij geen lid zijn. Van deze bepaling kan gebruik worden gemaakt ingeval van verhindering van een commissielid of als er een onderwerp aan de orde komt dat meer specifiek op het werkterrein ligt van een raadslid dat geen lid is van de betreffende raadscommissie.

Deze mogelijkheid geldt ook voor commissieleden niet-raadslid.

Alleen leden van een commissie die ter vergadering aanwezig zijn, kunnen deelnemen aan de stemming.

Commissie- en raadsleden die een commissielid vervangen kunnen ook aan de stemming deelnemen.

Artikel 5. Ambtelijke ondersteuning

De ambtelijke ondersteuning door de raadsgriffie is vooral procedureel en procesmatig, zowel voor de commissies als geheel als voor individuele commissieleden. De ambtelijke ondersteuning is geregeld in de Verordening ambtelijke bijstand raad 2002, waarin is vastgelegd dat raadsleden voor feitelijke informatie en voor ondersteuning terecht kunnen bij de raadsgriffie. De griffie kan hierbij eventueel de reguliere ambtelijke organisatie inschakelen.

Er bestaat recht op ambtelijke bijstand, tenzij:

  • 1.

    het raadslid niet aannemelijk heeft gemaakt dat de bijstand betrekking heeft op de werkzaamheden van de raad;

  • 2.

    dit het belang van de gemeente kan schaden;

  • 3.

    het presidium heeft bepaald dat de gevraagde bijstand buitenproportioneel is.

De raadsgriffie heeft geen zelfstandige inhoudelijke adviesfunctie (in casu geen tweede kanaalsadvisering).

Artikel 6. Algemene taken commissie

In het Reglement van Orde van de raad is aangegeven dat voorstellen aan de raad in beginsel steeds inhoudelijk in de raadscommissie aan de orde komen, ter voorbereiding van de besluitvorming in de raad. Dit geldt ook voor initiatiefvoorstellen, tenzij de raad besluit om het initiatiefvoorstel direct in de raad aan de orde te stellen. In de raadscommissie kan informatie-uitwisseling plaatsvinden en meningsvorming.

De commissie kan daarnaast gevraagd en ongevraagd adviezen uitbrengen en het college en de burgemeester informatie en inlichtingen vragen. Dit als onderdeel van de verantwoordingsplicht van het college en de burgemeester.

In het commissiestatuut is verder de "voorhangprocedure" geregeld.

Op grond van artikel 160, lid 2 van de Gemeentewet kan het college slechts besluiten tot oprichting van een rechtspersoon nadat de raad een ontwerp besluit is toegezonden en hij zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college heeft kunnen brengen.

Eenzelfde procedure wordt voorgeschreven voor de overdracht van bestuursbevoegdheden van het college aan o.a. bestuurscommissies (art. 165 Gemeentewet). Daarnaast moet de raad in de gelegenheid worden gesteld om wensen en bedenkingen te geven over enkele voorgenomen bestuursbesluiten (art. 169, lid 4 Gemeentewet). In al deze gevallen is sprake van de wettelijk verplichte voorhangprocedure.

In sommige gevallen verbindt de raad aan delegatie of attributie van een bevoegdheid aan het college de voorwaarde dat de functionele raadscommissie daarin wordt betrokken.

Het college kan daarnaast in belangrijke kwesties, zonder dat er sprake is van een op de wet of raadsbesluit gebaseerde verplichting, de raadscommissie gelegenheid geven haar wensen en bedenkingen in te brengen, voordat het college een definitief besluit neemt.

In deze gevallen wordt gesproken van de vrijwillige voorhangprocedure.

Als toepassing wordt gegeven aan de wettelijk verplichte voorhangprocedure, dat wordt de aangelegenheid na de commissiebehandeling altijd ter besluitvorming voorgelegd aan de raad.

Ingeval van een vrijwillige voorhangprocedure, kan de commissie aangeven of de aangelegenheid nog voorgelegd moet worden aan de raad.

Op 5 september 2011 heeft het presidium besloten om terughoudender om te gaan met de vrijwillige voorhangprocedure en daarbij, als uitgangspunt, de volgende criteria te hanteren:

  • 1.

    De gevallen bedoeld in artikel 169, lid 4 van de Gemeentewet. In dit wetsartikel is bepaald (in aanvulling op de algemene bepalingen over de actieve en passieve informatieplicht van het college) dat het college aan de raad vooraf inlichtingen moet geven, als het gaat om de uitoefening van onderstaande bevoegdheden, indien de raad daarom verzoekt of indien de uitoefening van die bevoegdheid ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gemeente:

  • -

    privaatrechtelijke rechtshandelingen van de gemeente;

  • -

    voeren van rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratieve beroepsprocedures of het verrichten van handelingen ter voorbereiding daarop;

  • -

    besluiten ten aanzien van de civiele verdediging;

  • -

    instellen, veranderen of afschaffen van jaarmarkten of gewone marktdagen.

    Als zich een van de situaties voordoet èn er is sprake van dat "de uitoefening van de bevoegdheid ingrijpende gevolgen kan hebben voor de gemeente", dan behoort de raad dus, aldus de Gemeentewet, in de gelegenheid te worden gesteld om wensen en bedenkingen naar voren te brengen, voordat het college hierover een besluit neemt.

  • 2.

    Als het college voornemens is om af te wijken van eerder door de raad vastgestelde beleidsuitgangspunten.

  • 3.

    Als het college voornemens is om af te wijken van een door de raad aanvaarde motie.

  • 4.

    Ten aanzien van kadernota's worden startnotities geagendeerd voor de functionele raadscommissie, zodat de commissie wensen en bedenkingen kan geven over de op te stellen kadernota en het te doorlopen proces van de totstandkoming daarvan.

Op 18 juni 2012 heeft het presidium de volgende afspraken gemaakt over informatiebijeenkomsten:

  • 1.

    Het doel van informatiebijeenkomsten is uitsluitend het uitwisselen van informatie tussen het college en de raad. Er worden geen politieke standpunten gewisseld of opgehaald.

  • 2.

    De ambtelijke organisatie en de raadsgriffie bekijken in het voortraject of een informatiebijeenkomst nuttig en zinvol is en of een informatiebijeenkomst het juiste instrument is om de raad te informeren

  • 3.

    Informatiebijeenkomsten voor de raad zijn openbaar.

  • 4.

    Tijdens informatiebijeenkomsten krijgen uitsluitend raadsleden, collegeleden, commissieleden, ambtenaren het woord.

  • 5.

    Het college verstrekt uitsluitend geheime (vertrouwelijke) informatie tijdens een besloten vergadering van een raadscommissie. Uitgangspunt is om zoveel mogelijk aan te sluiten bij de data van de reguliere commissievergaderingen (voor of ná het openbare deel commissievergadering).

  • 6.

    De afspraken over informatiebijeenkomsten opnemen in het reglement van orde van de raad.

In het Reglement van Orde van de raad is een bepaling opgenomen over de Werkagenda van de raad met het oog op de voorbereiding van belangrijke onderwerpen, die maatschappelijk en/of politiek relevant zijn en die de eerstkomende periode op de politieke agenda staan en veelal in de commissies aan de orde komen. De voortgang van de Werkagenda wordt door de commissies bewaakt.

Artikel 7. Oproepen/vaststellen agenda

In het vergaderschema dat de raad elk jaar vaststelt, worden ook de vergaderingen van de raadscommissies ingepland. De raad heeft op 6 februari 2012 besloten hierbij uit te gaan van een vijfwekelijkse vergadercyclus. Hierin vergaderen de commissies Leefbaarheid, Sociale Stijging, en Vestigingsbeleid in beginsel twee keer per vergadercyclus en de commissie Bestuur één keer.

Op 6 februari 2012 heeft de raad tevens besloten om voor de commissies die per vergadercyclus twee keer vergaderen, ten behoeve van de tweede vergadering een geactualiseerde agenda op te stellen, waaraan ook nieuwe agendapunten kunnen worden toegevoegd.

Commissievergaderingen worden, behoudens onvoorziene omstandigheden, niet op eenzelfde tijd ingepland. Dit is als zodanig ook expliciet geregeld in het Reglement van Orde van de raad.

De voorzitter van de commissie is belast met het opstellen van de ontwerp agenda van de commissie. Hij let er daarbij op dat aangeleverde agendapunten op de agenda worden geplaatst, zoals de voorstellen van het college en de initiatiefvoorstellen die de raad voor advies in handen van de commissie heeft gesteld.

Elk commissielid kan een verzoek indienen om een onderwerp op de ontwerp agenda te plaatsen, waarbij het commissielid moet aangeven waarom hij / zij iets geagendeerd wil hebben en welke uitspraak van de commissie wordt gevraagd.

In het overleg met de commissievoorzitters van 1 maart 2005 is een gedragslijn opgesteld ten aanzien van de behandeling van agendapunten, die op verzoek van een commissielid op de agenda zijn geplaatst:

  • -

    Het verzoekende commissielid licht het agendapunt kort toe.

  • -

    Wil het commissielid iets anders dan een korte toelichting (bijvoorbeeld een presentatie e.d.), dan moet hij hierover, voorafgaande aan de commissievergadering, contact opnemen met de voorzitter van de commissie.

  • -

    De voorzitter bepaalt wat tijdens de vergadering is toegestaan.

  • -

    Bij verschil van mening tussen het commissielid en de voorzitter, beslist de voorzitter.

In aanvulling hierop zij opgemerkt dat het gebruikelijk is dat als een fractie een onderwerp op enigerlei manier op de politieke agenda heeft gezet, die fractie vooralsnog de lead houdt over dat onderwerp. Pas als de kwestie is afgekaart (bijvoorbeeld artikel 47 vragen zijn beantwoord), dan staat het andere partijen vrij hierop door te gaan, bijvoorbeeld door het onderwerp te agenderen voor een commissie).

Daarnaast zij opgemerkt dat raads- en commissieleden een scala aan instrumenten hebben om informatie in te winnen c.q. om iets op de politieke agenda te zetten (bijv. artikel 47-vragen stellen, iets agenderen voor de commissie, rondvraag commissie, vragenuurtje, interpellatie etc.). Het is vast gebruik dat slechts één van deze instrumenten tegelijk wordt ingezet. Concreet betekent dit bijvoorbeeld dat als een raadslid over een onderwerp art. 47 vragen heeft gesteld, hij dat onderwerp niet tegelijkertijd in de commissie aan de orde stelt. Heeft een raadslid, in dit voorbeeld, de behoefte om de antwoorden op de art. 47 vragen te agenderen voor de commissie, voor een nadere toelichting of voor een debat daarover, dan kan dat uiteraard.

In elke agenda wordt de rondvraag opgenomen, zowel per portefeuillehouder wiens portefeuille betrekking heeft op het werkterrein van de betreffende commissie als een rondvraag voor de voorzitter.

Met betrekking tot de rondvraag geldt de werkafspraak dat rondvraagpunten die uiterlijk op donderdag vóór de commissievergadering bij de commissiesecretaris zijn aangeleverd worden uitgezet bij de ambtelijke organisatie / portefeuillehouder, zodat de portefeuillehouder een juist en volledig antwoord kan geven tijdens de commissievergadering. De tijdig ingediende vragen worden ook toegezonden aan de overige commissieleden. Rondvraagpunten die niet tijdig zijn aangeleverd worden zo mogelijk door de portefeuillehouder tijdens de vergadering beantwoord. Is dit voor de portefeuillehouder niet mogelijk, dat wordt de vraag later beantwoord.

Zijn er vooraf geen vragen voor de portefeuillehouder aangemeld, dan is het mogelijk dat een plaatsvervangend portefeuillehouder de vragen beantwoordt c.q. in ontvangst neemt.

Daarnaast geldt de gedragslijn dat tijdens de rondvraag geen vragen worden gesteld over een onderwerp dat al door een andere fractie op de politieke agenda is gezet, bijvoorbeeld al schriftelijke vragen heeft gesteld op grond van artikel 47 van het Reglement van Orde van de raad.

Om de commissievergaderingen zo vlot mogelijk te laten verlopen, is het vast gebruik dat technische vragen door tussenkomst van de commissiesecretaris voorafgaande aan de commissievergadering worden ingediend en zo mogelijk voor het weekend worden beantwoord. Alle commissieleden worden geïnformeerd over de antwoorden op de technische vragen.

Technische vragen die nog niet voor de commissievergadering zijn beantwoord kunnen nog in de commissie aan de orde worden gesteld. Tijdens de commissievergaderingen kunnen geen nieuwe technische vragen worden gesteld. In het verleden hebben de commissievoorzitters afgesproken dat zij hierop toezien.

Voor de volledigheid wordt een en ander nu ook in het commissiestatuut vastgelegd.

In de uitnodiging geeft de voorzitter aan of een onderwerp in één of twee keer in de commissie aan de orde komt.

De uitnodigingen voor de commissievergaderingen met de vergaderstukken worden in beginsel ten minste 10 dagen vóór de commissievergadering via Notubox beschikbaar gesteld, zodat commissieleden in ieder geval twee weekenden hebben ter voorbereiding. Raads- en commissieleden die geen zitting hebben in de betreffende commissie, hebben via Notubox ook toegang tot de commissiestukken, zodat zij geïnformeerd zijn over de punten die in de commissie aan de orde komen.

Artikel 8. Hoorzitting

Deze bepaling regelt het houden van hoorzittingen door de raadscommissie.

Dit zijn specifieke bijeenkomsten, waarvan een beknopt verslag wordt gemaakt.

Daarnaast kan de commissie besluiten andersoortige bijeenkomsten te houden, zoals werkbezoeken en informatiebijeenkomsten. Veelal zal dit gebeuren ter voorbereiding van belangrijke onderwerpen die in de raadscommissie aan de orde komen.

Artikel 9. Besloten vergaderingen

De Gemeentewet bepaalt dat vergaderingen van raadscommissies als regel in het openbaar plaatsvinden. Op verzoek van een vijfde van het aantal leden van de raadscommissie of de voorzitter, kan de raadscommissie beslissen om achter gesloten deuren te vergaderen. De commissie kan dat doen op grond van een belang genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur (zie art. 86 Gemeentewet). Van een besloten vergadering wordt een afzonderlijk verslag gemaakt, dat niet openbaar is tenzij de raadscommissie anders beslist.

Wanneer er voor het college aanleiding is om geheime informatie te verstrekken, dan gebeurt dat altijd in een besloten commissievergadering. Uitgangspunt hierbij is om zoveel mogelijk aan te sluiten bij de agenda van de reguliere commissievergaderingen (voor of ná het openbare deel van de commissievergadering).

De raad heeft op 21 oktober 2013, naar aanleiding van het rapport "Licht op geheimhouding" besluiten genomen hoe wordt omgegaan met geheimhouding. Daarbij waren gevoegd de "Praktische handvatten voor de toepassing van de geheimhoudingsplicht", zoals die ook aan de orde zijn geweest in de commissie Bestuur van 23 september 2013.

Daarin is vastgelegd dat stukken waarop de geheimhoudingsplicht rust niet worden verspreid, maar alleen bij de raadsgriffie ter inzage worden gelegd, waar deze, onder toezicht van een medewerker van de

raadsgriffie, kunnen worden ingezien.

Artikel 10. Quorum

Deze bepaling behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 11. Vergaderorde

In dit artikel is vastgelegd dat elke fractie in beginsel bij elk agendapunt slechts één woordvoerder heeft. Van de commissieleden wordt verwacht dat zij per agendapunt binnen de fractie afspraken maken over het woordvoerderschap, zodat de woordvoerder namens de fractie het woord voert. Als dat aan de orde is, kan daarbij zo nodig blijk worden gegeven van meerderheids- en minderheidsstandpunten. Maar dat zal zich in de praktijk niet of nauwelijks voordoen.

Technische vragen moeten zoveel mogelijk, voorafgaand aan de commissievergadering, via de commissiesecretaris worden gesteld. De voorzitter van de commissie bewaakt dit. Antwoorden op vooraf gestelde vragen worden aan de commissieleden rondgestuurd.

In dit artikel is verder bepaald dat belangrijke onderwerpen in twee vergaderingen kunnen worden besproken. Eerst informatief en later meningsvormend / besluitvormend.

Conform het raadsbesluit van 17 mei 2007, naar aanleiding van de evaluatie van het nieuwe vergaderstelsel, is in het commissiestatuut de mogelijkheid opgenomen voor meer afwijkende / experimentele wijzen van bespreking van agendapunten in de raadscommissie. De voorbeelden die daarbij zijn genoemd hebben onder meer betrekking op het toelichten van initiatiefvoorstellen in de commissievergadering door de indiener vanaf het spreekgestoelte, waarna de commissieleden gelegenheid krijgen om vragen te stellen over het voorstel, waarna onderling inhoudelijk debat plaats vindt. De portefeuillehouder krijgt de mogelijkheid een pre-advies te geven. Als ander voorbeeld is genoemd het vergaderen op locatie.

Artikel 12. Advies van raadscommissie

In dit artikel is vastgelegd dat, als er in een commissie gestemd wordt, dit gebeurt op basis van gewone meerderheid van de uitgebrachte stemmen.

In het overleg van de commissievoorzitters van 10 maart 2003 is afgesproken dat, indien een fractie aangeeft niet aanwezig te kunnen zijn bij een commissievergadering, maar wel fractiestandpunten kenbaar gemaakt heeft vóór de commissievergadering bij de voorzitter / secretaris, deze standpunten bij de behandeling van het desbetreffende agendapunt door de voorzitter worden meegedeeld.

Indien een fractie heeft aangegeven niet aanwezig te kunnen zijn bij een commissievergadering, maar ná de commissievergadering nog wel fractiestandpunten kenbaar maakt aan de voorzitter / secretaris, dan worden deze standpunten ter kennis gebracht van de commissieleden. Deze standpunten hebben geen invloed op de bepaling van het commissiestandpunt. Bepalend is immers het commissiestandpunt, zoals de voorzitter dit tijdens de vergadering formuleert.

Ten aanzien van raadsvoorstellen die in de commissie aan de orde komen, bepaalt de commissie of het voorstel aan de raad wordt voorgelegd als A-stuk (agendapunten zonder discussie), als B-stuk (agendapunten met moties en amendementen) of als C-stuk (agendapunten met discussie). Een punt wordt in ieder geval als B-stuk geagendeerd, als een fractie aangeeft dat bij dat punt moties of amendementen zullen worden ingediend. Op grond van de Gemeentewet heeft elk raadslid immers het recht om moties en amendementen in te dienen.

Artikel 13. Gecombineerde vergadering

Elke commissie heeft haar eigen werkterrein. In de praktijk komt het voor dat een bepaald onderwerp tot het werkterrein van meerdere raadscommissies behoort.

In artikel 12 is vastgelegd dat in een dergelijk geval de voorzitters van de betrokken raadscommissies in onderling overleg bepalen in welke commissie het onderwerp aan de orde komt.

Het is in Tilburg praktijk dat gecombineerde commissievergaderingen tot een minimum beperkt blijven. In voorkomend geval kunnen raads- en commissieleden van andere commissies desgewenst deel nemen aan de vergadering waarin het betreffende onderwerp aan de orde komt.

Artikel 14. Insprekers

In het vorige commissiestatuut is er reeds voor gekozen om het spreekrecht in de commissievergadering meer uit te werken. In het commissiestatuut is een mogelijkheid opgenomen om in te spreken over onderwerpen die niet op de agenda staan zijn.

Nieuw is dat vertegenwoordigers van politieke groeperingen niet in de commissie kunnen inspreken. De achtergrond hiervan is dat zij andere mogelijkheden hebben om hun wensen en standpunten naar voren te brengen.

Artikel 15. Ingekomen brieven

Ingekomen brieven die betrekking hebben op een agendapunt, worden betrokken bij het betreffende agendapunt. In andere gevallen draagt de voorzitter zorg voor afdoening van de brieven.

In de praktijk worden commissieleden zo snel mogelijk geïnformeerd over ingekomen brieven, via de Dagmail. Het is dan aan de commissieleden om te bepalen of zij de brief willen agenderen voor de commissievergadering.

Wanneer een brief een antwoord vergt, draagt de voorzitter daar zorg voor.

Artikel 16. Mededelingen

Zie ook de toelichting bij artikel 4 omtrent de deelname van portefeuillehouders aan de commissievergaderingen.

Een portefeuillehouder heeft ook de mogelijkheid om een mededeling aan de commissie te doen. Hiertoe wordt op de commissieagenda het agendapunt "rondvraag aan de portefeuillehouder" uitgebreid met "mededelingen vanuit het college".

Artikel 17. Verslaglegging

Van het besprokene wordt geen verslag meer gemaakt.

Fractiestandpunten en toezeggingen worden wel vastgelegd. Deze worden teruggekoppeld naar het college, zodat het college deze kan betrekken bij de definitieve besluitvorming en eventueel kan verwerken in het Eindvoorstel over raadsvoorstellen.

De commissies worden geïnformeerd over de besluiten van het college naar aanleiding van deze terugkoppeling. De voortgangsbewaking verloopt via de commissies.

Het besprokene tijdens de commissievergaderingen kan ook live via internet worden gevolgd. De geluid- en beeldbestanden zijn later ook via de gemeentesite te raadplegen.

Artikel 18. Interpretatie statuut

Deze bepaling behoeft geen toelichting.

Artikel 19. Tijdstip inwerkingtreding en citeerartikel

Deze bepaling behoeft geen toelichting.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 22 september 2014.

de griffier,

de voorzitter,