Regeling vervallen per 01-01-2018

Algemene subsidieverordening 2012

Geldend van 01-01-2012 t/m 31-12-2017

Intitulé

Algemene subsidieverordening 2012

De Raad van de gemeente Uden;

overwegende dat het wenselijk is in het kader van de herziening van het subsidiebeleid een nieuwe algemene subsidieverordening vast te stellen die dient als juridisch kader voor de verstrekking van subsidies;

gelezen het voorstel van het College van burgemeester en wethouders van 1 november 2011;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht;

b e s l u i t

vast te stellen de

Algemene subsidieverordening Uden 2012

Hoofdstuk 1. Algemene Bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    College: College van burgemeester en wethouders;

  • c.

    professionele instelling: organisatie die, exclusief accommodatiesubsidie, structureel minstens € 20.000,-- subsidie per jaar ontvangt dan wel minstens 1 fte in dienst heeft of voornemens is in dienst te nemen;

  • d.

    structurele subsidie: subsidie die ingezet wordt voor een doorlopende of jaarlijks terugkerende activiteit;

  • e.

    incidentele subsidie: andere dan structurele subsidie.

Artikel 2. Reikwijdte

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van gemeentelijke subsidies met uitzondering van garanties en geldleningen.

  • 2. Het College kan bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk niet van toepassing is in de in artikel 4:23, derde lid, van de wet genoemde gevallen.

Artikel 3. Grondslag subsidieverstrekking

Voor de volgende beleidsterreinen kan subsidie worden verstrekt: a. algemeen bestuur; b. openbare orde en veiligheid; c. verkeer, vervoer en waterstaat; d. economische zaken; e. onderwijs; f. cultuur en recreatie; g. sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening;

h.volksgezondheid en milieu; i. ruimtelijke ordening en volkshuisvesting.

Artikel 4. Beslissingsbevoegdheid

Artikel 4. Beslissingsbevoegdheid

Het College is het bevoegde bestuursorgaan voor de uitvoering van titel 4.2 van de wet en deze verordening.

Artikel 5. Rechtspersoonlijkheid

  • 1. Subsidie wordt verstrekt aan een rechtspersoon.

  • 2. Subsidie kan worden verstrekt aan een natuurlijke persoon of groep van natuurlijke personen, indien de noodzaak daartoe voortvloeit uit de aard van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt.

Artikel 6. Niet-subsidiabele activiteiten

Subsidie wordt niet verstrekt voor commerciële, partijpolitieke en godsdienstige of levensbeschouwelijke activiteiten.

Artikel 7. Procedure

  • 1. De verstrekking van een structurele subsidie aan professionele instellingen geschiedt door subsidieverlening, gevolgd door subsidievaststelling.

  • 2. De verstrekking van een structurele subsidie aan andere instellingen geschiedt door subsidievaststelling zonder voorafgaande subsidieverlening.

  • 3. De verstrekking van een incidentele subsidie geschiedt door subsidievaststelling zonder voorafgaande subsidieverlening.

  • 4. In afwijking van het derde lid geschiedt verstrekking van een incidentele subsidie door subsidieverlening, gevolgd door subsidievaststelling, indien:

    • -

      de toe te kennen subsidie, exclusief accommodatiesubsidie, minstens € 20.000,--bedraagt;

    • -

      per uit te voeren eenheid wordt gesubsidieerd.

Artikel 8. Toepasselijkheid afdeling 4.2.8 Algemene wet bestuursrecht.

Afdeling 4.2.8 van de wet is van toepassing op per boekjaar verstrekte subsidies, voor zover daar in deze verordening niet van wordt afgeweken.

Hoofdstuk 2. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

Artikel 9. Subsidieplafond

  • 1. Het College kan voor een of meer beleidsterreinen of onderdelen daarvan jaarlijks een subsidieplafond vaststellen.

  • 2. Het College regelt de verdeling van het beschikbare bedrag.

Artikel 10. Begrotingsvoorbehoud

Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verstrekt onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar worden gesteld.

Hoofdstuk 3. Verlening en vaststelling ineens

Artikel 11. Toepasselijkheid hoofdstuk

Dit hoofdstuk is van toepassing op:

  • a.

    subsidieverlening;

  • b.

    subsidievaststelling zonder voorafgaande verlening.

Artikel 12. Aanvraag

  • 1. Een aanvraag tot subsidieverlening en een aanvraag tot subsidievaststelling zonder voorafgaande verlening gaan vergezeld van een begroting en een activiteitenplan.

  • 2. Het College kan met het oog op het nemen van de beslissing op de aanvraag meer of minder gegevens verlangen.

Artikel 13. Indieningstermijn

1.Een aanvraag moet worden ingediend:

  • a.

    voor een structurele subsidie:

    1°. indien in het voorafgaande jaar subsidie is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak voort-durende activiteit: uiterlijk 1 september voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft;

    2°. in andere gevallen: uiterlijk 1 maart voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft;

  • b.

    voor een incidentele subsidie: uiterlijk acht weken voor aanvang van de activiteit(en) waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

    • 2.

      Het College kan voor daarbij aan te wijzen subsidies afwijken van het eerste lid.

    • 3.

      In bijzondere gevallen kan het College afwijken van de indieningstermijn.

Artikel 14. Beslistermijn

  • 1. Het College beslist op een aanvraag om een structurele subsidie uiterlijk 31 december van het jaar voorafgaande aan het subsidiejaar. Het College kan deze termijn met twee maanden verlengen.

  • 2. Het College beslist op een aanvraag om een incidentele subsidie binnen acht weken na ontvangst.

Artikel 15. Weigeringsgronden

  • 1.

    Onverminderd de weigeringsgronden bedoeld in artikel 4:35 van de wet wordt subsidie geweigerd, indien: a. de subsidieverstrekking in strijd is met deze verordening; b. de aanvraag niet tijdig is ingediend.

  • 2.

    De subsidieverlening en, indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, de subsidievaststelling, wordt geweigerd, indien:

    • a.

      de activiteiten van de aanvrager niet aanwijsbaar ten goede komen aan de inwoners van de gemeente of niet bijdragen aan de realisering van gemeentelijk beleid;

    • b.

      de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet of het algemeen belang;

    • c.

      subsidieverstrekking anderszins niet past binnen het beleid van de gemeente of de activiteiten daarin onvoldoende prioriteit hebben;

    • d.

      er onvoldoende middelen in de begroting beschikbaar zijn.

  • 3.

    De subsidieverlening en, indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, de subsidievaststelling, kan worden geweigerd:

    • a.

      indien de aanvrager de activiteiten kan bekostigen uit eigen middelen of middelen die hij kan verkrijgen van derden;

    • b.

      in de gevallen als bedoeld in artikel 4:35 van de wet.

Hoofdstuk 4. Verplichtingen

Artikel 16. Vaste verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger besteedt de subsidie aan de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, voor zover bij de subsidieverstrekking niet anders is bepaald.

  • 2. De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

  • a. ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, geheel of gedeeltelijk niet worden uitgevoerd;

  • b. ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat de subsidieontvanger de hem opgelegde verplichtingen geheel of gedeeltelijk niet kan nakomen;

  • c. relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

  • d. besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, dan wel ontbinding van de rechtspersoon.

Artikel 17. Andere verplichtingen

Het College kan de subsidieontvanger verplichtingen opleggen als bedoeld in artikel 4:38 van de wet.

Artikel 18. Toestemmingen

De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het College voor handelingen als vermeld in artikel 4:71 van de wet.

Artikel 19. Vermogensvorming

  • 1. In de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de wet is de subsidieontvanger aan het College een door het College vast te stellen vergoeding verschuldigd.

  • 2. De vergoeding bedraagt ten hoogste het bedrag waarmee subsidieverstrekking door het College heeft bijgedragen aan de vermogensvorming in verhouding tot de andere middelen die daaraan hebben bijgedragen.

Hoofdstuk 5. Vaststelling na verlening en verantwoording

Artikel 20. Aanvraag en verslaglegging

  • 1. Een aanvraag tot vaststelling van een verleende subsidie wordt ingediend met behulp van een door het College vastgesteld formulier.

  • 2. Bij de aanvraag worden een financieel verslag en een activiteitenverslag overgelegd.

  • 3. De verslaglegging voldoet aan door het College te stellen eisen.

  • 4. Indien een subsidie is verleend van € 50.000,-- of meer maakt een oordeelsverklaring van een accountant met enige of redelijke mate van zekerheid deel uit van de verslaglegging.

  • 5. De artikelen 4:78 tot en met 4:80 van de wet zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat ook de doelmatigheid en doeltreffendheid van de gesubsidieerde activiteiten in de verklaring wordt betrokken.

Artikel 21. Indieningstermijn

  • 1. Een aanvraag tot vaststelling van een verleende structurele subsidie wordt ingediend voor 1 juli na afloop van het jaar waarop de subsidie betrekking heeft.

  • 2. Een aanvraag tot vaststelling van een verleende incidentele subsidie wordt ingediend binnen drie maanden na afloop van de activiteit waarop de subsidie betrekking heeft.

  • 3. Artikel 12, tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 22. Verantwoording na vaststelling ineens

  • 1. Indien een structurele subsidie is verstrekt door subsidievaststelling zonder voorafgaande subsidieverlening, legt de subsidieontvanger vóór 1 juli na afloop van het jaar waarop de subsidie betrekking heeft een verslag over waaruit blijkt dat voldaan is aan de aan de subsidievaststelling verbonden verplichtingen.

  • 2. Indien een incidentele subsidie is verstrekt door subsidievaststelling zonder voorafgaande subsidieverlening, legt de subsidieontvanger binnen drie maanden na afloop van de activiteit waarop de subsidie betrekking heeft een verslag over waaruit blijkt dat voldaan is aan de aan de subsidievaststelling verbonden verplichtingen.

Artikel 23. Weigeringsgronden

Indien geen beschikking tot subsidieverlening is gegeven, kan de subsidievaststelling worden geweigerd in de gevallen bedoeld in artikel 4:35, eerste en tweede lid, van de wet.

Hoofdstuk 6. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 24. Toezicht

Het college kan een of meer personen aanwijzen die belast zijn met het toezicht op de naleving van titel 4.2 van de wet en deze verordening.

Artikel 25. Ingetrokken verordeningen

De Kaderverordening verstrekking subsidies gemeente Uden 2008 wordt ingetrokken.

Artikel 26. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2012.

Artikel 27. Overgangsrecht

  • 1. Op subsidies verstrekt voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening blijven de regels waarop die verstrekking was gebaseerd van toepassing.

  • 2. Op subsidieaanvragen die zijn ingediend voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening en waarop op die datum nog niet is beslist, blijven de Kaderverordening verstrekking subsidies gemeente Uden 2008 en de daarop gebaseerde beleidsregels van toepassing.

Artikel 28. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening Uden 2012.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van 15 december 2011.
De Raad voornoemd
de griffier de burgemeester
drs. M.A.H. Heffels drs. H.A.G. Hellegers

Toelichting Algemene subsidieverordening Uden 2012

Hoofdstuk 1. Algemene Bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In de verordening is een onderscheid gemaakt tussen professionele en andere instellingen en tussen incidentele en structurele subsidies. Dit onderscheid is bepalend voor de procedure die gevolgd moet worden.

De accommodatiesubsidie wordt niet meegeteld bij de bepaling of de aanvrager een professionele instelling is. Dit is gedaan om te voorkomen dat vrijwilligersorganisaties alleen door de accommodatiesubsidie boven de € 20.000,-- uit komen (en daardoor onder de professionele instellingen vallen), terwijl de subsidie voor de activiteiten zelf (veel) lager is. Dat zou een ongewenste situatie opleveren.

Artikel 2. Reikwijdte

De verordening is niet van toepassing op geldleningen en garanties, omdat het hier om bijzondere en weinig voorkomende gevallen gaat, waarvoor een heel eigen werkwijze en procedure geldt.

De uitzonderingen in artikel 4:23, derde lid van de wet zijn speciale gevallen.

Artikel 3. Grondslag subsidieverstrekking

De genoemde terreinen zijn alle domeinen in de gemeentelijke begroting met uitzondering van financiën en dekkingsmiddelen.

Artikel 4. Beslissingsbevoegdheid

Het college is beslissingsbevoegd. Dit is een continuering van de bestaande praktijk.

Artikel 5. Rechtspersoonlijkheid

Lid 2 is opgenomen om het mogelijk te maken dat een inwoner of groep van inwoners subsidie aanvraagt, bijvoorbeeld voor het organiseren van een straatfeest. Ook rechtspersonen in oprichting kunnen daardoor subsidie aanvragen.

Artikel 6. Niet-subsidiabele activiteiten

Uitgangspunt is dat alleen activiteiten van algemeen belang of algemene voorzieningen gesubsidieerd worden.

Artikel 7. Procedure

In dit artikel is vastgelegd welke procedure van toepassing is.

Artikel 8. Toepasselijkheid afdeling 4.2.8 Algemene wet bestuursrecht.

Door deze bepaling op te nemen kan, indien nodig, gebruikgemaakt worden van de mogelijkheden die de wet biedt. Dit in aanvulling op de verordening.

Hoofdstuk 2. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

Artikel 9. Subsidieplafond en artikel 10. Begrotingsvoorbehoud

In de wet is bepaald dat er alleen van deze mogelijkheden gebruikgemaakt kan worden als dit bij of krachtens wettelijk voorschrift is vastgesteld.

Hoofdstuk 3. Verlening en vaststelling ineens

Artikel 11. Toepasselijkheid hoofdstuk

De vaststelling na verlening is geregeld in hoofdstuk 5.

Artikel 12. Aanvraag

Een aanvraag dient altijd vergezeld te gaan van een activiteitenplan en begroting. Voor professionele instellingen worden verdergaande eisen gesteld aan de in te dienen stukken dan voor kleine organisaties. Dit is al bestaande praktijk.

Artikel 13. Indieningstermijn

De indieningsdatum van 1 september biedt voldoende ruimte om alle aanvragen voor aanvang van het subsidiejaar af te kunnen behandelen. Voor nieuwe subsidieaanvragen is een afwijkende datum gekozen, te weten 1 maart. Dit tijstip is gekozen om tijdig de financiële consequenties te overzien en deze, indien nodig, te kunnen verwerken in de programmabegroting. In de praktijk is gebleken dat deze lange behandeltermijn nodig is.

Artikel 14. Beslistermijn

Na vaststelling van de begroting resteren nog acht weken om op structurele aanvragen te beschikken. Het merendeel van de aanvragen wordt direct na de vaststelling van de programmabegroting afgedaan. De uitloop is nodig voor gecompliceerde gevallen.

Artikel 15. Weigeringsgronden

In lid 1 en 2 staan de imperatieve (verplichte) weigeringsgronden. Lid 3 geeft de situaties aan waarin een subsidie kan worden geweigerd.

Bij de weigeringsgronden is geen Bibob-bepaling opgenomen. De Wet Bibob heeft betrekking op integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur.

De schaal van Uden en de opzet van het subsidiestelsel maken het onwaarschijnlijk dat er misbruik optreedt. In dat opzicht is geen behoefte aan de bepaling die hierover in de modelverordening is opgenomen.

Hoofdstuk 4. Verplichtingen

Artikel 16. Vaste verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 17. Andere verplichtingen

Artikel 18. Toestemmingen

De verplichtingen zijn verdeeld in vaste verplichtingen, andere verplichtingen en toestemmingen. Deze vinden hun grondslag in de wet. In de wet zijn bepalingen opgenomen die rechtstreeks gelden (artikel 4:37) of die van toepassing verklaard moeten worden bij of krachtens wettelijk voorschrift (artikel 4:38). Deze laatste zijn geregeld in artikel 17 van de verordening.

In artikel 4:39 van de wet zijn verplichtingen opgenomen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. Met het oog op de deregulering hebben wij daar geen behoefte aan. Deze verplichtingen zijn dan ook niet in de verordening opgenomen.

Door artikel 18 worden de bepalingen van artikel 4:71 van de wet (handelingen waarvoor subsidieontvanger toestemming behoeft) van toepassing verklaard.

Artikel 19. Vermogensvorming

De bedoelde vergoeding kan alleen worden gevraagd als dit bij wettelijk voorschrift is bepaald.

Hoofdstuk 5. Vaststelling na verlening en verantwoording

Artikel 20. Aanvraag en verslaglegging

De bedoelde verklaring van een accountant betreft een zgn. “Beoordelingsverklaring” (enige mate van zekerheid) of “Accountantsverklaring” (redelijke mate van zekerheid). Een samenstellingsverklaring van een accountant over de jaarrekening is niet toereikend. De bij deze oordeelsverklaringen behorende werkzaamheden zijn gedefinieerd door het NIVRA (Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants).

Artikel 21. Indieningstermijn

Artikel 22. Verantwoording na vaststelling ineens

In dit hoofdstuk wordt geregeld wanneer en hoe de besteding van de subsidiegelden moet worden verantwoord. Voor de indieningsdatum is uitgegaan van een redelijke termijn.

Op basis van de verantwoording kunnen niet bestede gelden worden teruggevorderd.

Artikel 23. Weigeringsgronden

Artikel 4:35 van de wet heeft betrekking op weigering van de subsidieverlening.

Hoofdstuk 6. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 24. Toezicht

Op grond van dit artikel kan het College kan een of meerdere personen aanwijzen die zijn belast met het toezicht op de naleving van titel 4.2 van de wet en deze verordening. Dit kunnen ambtenaren zijn, maar ook personen van buiten de ambtelijke organisatie, zoals een accountant.

Artikel 25. Ingetrokken verordeningen

Artikel 26. Inwerkingtreding

Artikel 27. Overgangsrecht

In deze artikelen wordt geregeld dat de oude en nieuwe regeling goed op elkaar aansluiten, zodat hierover geen onduidelijkheid bestaat bij de behandeling van aanvragen die voor, op of na de datum van inwerkingtreding zijn ingediend.

Artikel 28. Citeertitel

Deze bepaling behoeft geen toelichting.