Algemene Subsidieverordening Veenendaal

Geldend van 05-01-2012 t/m 12-03-2020

Intitulé

Algemene Subsidieverordening Veenendaal

De raad van de gemeente Veenendaal;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 13 september 2011, nummer 2011.00060;

gehoord en gelezen :

het amendement A9 van de fractie van Lokaal Veenendaal waarin het

volgende wordt overwogen.

In de door het college voorgestelde subsidieverordening hoeven subsidies

tot € 5.000,- niet langer verantwoord te worden. Ook bij relatief kleine

bedragen is het belangrijk om zorgvuldig om te gaan met

gemeenschapsgeld. Daarom wordt hierbij voorgesteld om ook voor

bedragen beneden de €5.000,- verantwoording te vragen. Het college krijgt

middels deze bepaling de bevoegdheid een eenvoudig format te

ontwikkelen naar eigen inzicht, waarmee het verantwoordingsproces

eenvoudig(er) kan worden ingericht. Hiertoe wordt artikel 19 lid 2 gewijzigd.

Op deze wijze blijven de administratieve lasten voor de ontvanger en de

gemeente beperkt, terwijl de gemeente toch op een verantwoorde wijze

zicht kan houden op de besteding van gemeenschapsgeld.

gelet op:

artikel 149 van de Gemeentewet en titel 4.2 van de Algemene wet

bestuursrecht;

Besluit:

vast te stellen de Algemene Subsidieverordening Veenendaal.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.Awb:

de Algemene wet bestuursrecht;

b.college:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veenendaal;

c.eenmalige subsidie:

subsidie voor de uitvoering van een eenmalige activiteit;

d.jaarlijkse subsidie:

subsidie die per boekjaar of voor een bepaald aantal boekjaren voor een periode van maximaal vier jaar wordt verstrekt;

e.subsidie:

eenmalige of jaarlijkse subsidie.

Artikel 2 Reikwijdte verordening

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de subsidiëring van activiteiten op de hierna vermelde beleidsterreinen, tenzij daarin bij afzonderlijke subsidieverordening is voorzien:

    • a.

      burger en bestuur;

    • b.

      openbare orde en veiligheid;

    • c.

      openbare buitenruimte;

    • d.

      economie;

    • e.

      educatie;

    • f.

      sport, cultuur en welzijn;

    • g.

      werk en inkomensondersteuning;

    • h.

      zorg;

    • i.

      milieu;

    • j.

      bouwen en wonen.

  • 2. Het college kan, onder andere in de vorm van beleidsdoelen, nadere regels stellen, waarin de te subsidiëren activiteiten, de subsidieverplichtingen en de verdeling van de subsidie per beleidsterrein zoals bedoeld in het eerste lid, worden omschreven.

Artikel 3 Bevoegdheid college

Het college is het bevoegde bestuursorgaan met betrekking tot het nemen van beslissingen op grond van of krachtens deze verordening, tenzij in deze verordening anders is bepaald.

Artikel 4 Ontvanger subsidie

  • 1. Alleen rechtspersonen kunnen in aanmerking komen voor subsidie.

  • 2. In bijzondere omstandigheden kan het college een eenmalige subsidie verstrekken aan een natuurlijke persoon of een groep van natuurlijke personen.

Hoofdstuk 2 Subsidieplafonds en begrotingsvoorbehoud

Artikel 5 Subsidieplafonds

  • 1. Het college kan subsidieplafonds vaststellen.

  • 2. Bij de vaststelling van een subsidieplafond wordt aangegeven op welke wijze het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

Artikel 6 Begrotingsvoorbehoud

Een subsidie ten laste van een begroting, die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld.

Hoofdstuk 3 Aanvraag van de subsidie

Artikel 7 In te dienen gegevens

  • 1. De aanvraag voor een subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college met behulp van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2. Bij een aanvraag om subsidie overlegt de aanvrager de volgende gegevens:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waar subsidie voor wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelstellingen en resultaten, die daarmee worden nagestreefd, en hoe de activiteiten aan dat doel bijdragen. In bijzonder ook in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen en op door het gemeentebestuur vastgestelde doelen of beleidsterreinen;

    • c.

      een begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten, waar de subsidie voor wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat mede een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      indien van toepassing bij een jaarlijkse subsidie, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag.

  • 3. Indien een aanvrager voor de eerste maal een jaarlijkse subsidie aanvraagt, voegt hij een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten, het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar als bijlagen toe aan het aanvraagformulier.

  • 4. Het college is bevoegd ook andere dan, of slechts enkele van, de in het tweede en derde lid genoemde gegevens te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk, respectievelijk voldoende zijn.

Artikel 8 Aanvraagtermijn

  • 1. Een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie wordt ingediend in de maand april voorafgaand aan het jaar, of de jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft. Een aanvraag die vóór april is ingediend wordt geacht op 1 april te zijn ingediend.

  • 2. Een aanvraag voor een eenmalige subsidie wordt uiterlijk dertien weken voordat met de activiteit wordt gestart ingediend.

  • 3. Het college kan in bijzondere gevallen bepalen dat een aanvraag op een ander tijdstip of een andere termijn ingediend mag worden.

  • 4. Het college kan in de nadere regels als bedoeld in het tweede lid van artikel 2, andere termijnen stellen voor het indienen van een aanvraag voor daarbij aan te wijzen subsidies.

Artikel 9 Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag voor een eenmalige subsidie voor het lopende kalenderjaar binnen dertien weken na ontvangst daarvan.

  • 2. Het college beslist op een aanvraag tot subsidieverlening voor het komende kalenderjaar binnen zes weken nadat de raad de begroting voor dat kalenderjaar heeft vastgesteld, doch uiterlijk op 31 december van het jaar van aanvraag.

  • 3. Het college kan zijn beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen. Hiervan doet het voor afloop van de in het eerste en tweede lid vermelde termijn mededeling aan de aanvrager.

  • 4. Indien het college een tijdstip heeft bepaald waarop aanvragen uiterlijk moeten zijn ingediend, gaat de in het eerste lid vermelde termijn in op de dag na die waarop dit tijdstip is verstreken.

Hoofdstuk 4 Weigering van de subsidie

Artikel 10 Weigeringsgronden

Het college kan een aanvraag voor subsidie weigeren indien, naast de in artikel 4:25 en 4:35 van Awb genoemde weigeringsgronden:

  • a.

    de activiteiten van de aanvrager niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of niet of nauwelijks ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

  • b.

    de activiteiten niet binnen het beleid van het gemeentebestuur passen;

  • c.

    niet wordt voldaan aan de eisen of verplichtingen die opgenomen zijn in de op grond van artikel 2, lid 2, vastgestelde nadere regels;

  • d.

    de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

  • e.

    de aanvrager ook zonder subsidie over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen hetzij uit middelen van derden, kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken.

Artikel 11 Wet Bibob

Het college kan voor subsidies binnen door de raad vast te stellen beleidsterreinen of onderdelen daarvan bepalen dat de gevraagde subsidie kan worden geweigerd of de verleende subsidie kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de

Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Hoofdstuk 5 Verlening van de subsidie

Artikel 12 Verlening

  • 1. Bij het besluit tot verlenen van de subsidie geeft het college aan op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaats vindt.

  • 2. Het college is bevoegd om verplichtingen aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden met betrekking tot het beheer en gebruik van de subsidie.

Artikel 13 Voorschotten en verrekening

  • 1. Het college verleent geen voorschotten op de subsidie zodra het kennis heeft genomen van het ontbinden van de subsidieontvanger, conservatoir beslag op (een deel van) het vermogen van de subsidieontvanger, een ten aanzien van de subsidieontvanger verleende surséance van betaling dan wel uitgesproken faillissement.

  • 2. Subsidies die op grond van deze verordening zijn verleend of vastgesteld, kunnen worden verrekend:

    • a.

      met vorderingen van de gemeente op de subsidieontvanger die verband houden met de verhuur van gemeentelijke accommodaties;

    • b.

      met vorderingen van de subsidieontvanger in geval van diens faillissement, surseance van betaling of bij toepassing van de schuldsanering natuurlijke personen, onverminderd de artikelen 53, 234, 235 en 307 van de Faillissementswet.

Hoofdstuk 6 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 14 Tussentijdse rapportage

Bij subsidies, hoger dan € 50.000,-, welke verleend worden voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan het college de verplichting opleggen tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. Een dergelijke tussentijdse verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar gevraagd.

Artikel 15 Meldingsplicht

De subsidieontvanger doet onverwijld melding aan het college, zodra aannemelijk is dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, niet geheel of geheel niet zullen worden verricht of dat niet geheel of geheel niet aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

Artikel 16 Restitutie vermogensvorming

  • 1. De subsidieontvanger is een vergoeding aan de gemeente verschuldigd voor zover het verstrekken van subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, indien sprake is van de in artikel 4:41, tweede lid Awb genoemde gevallen.

  • 2. Indien de subsidieontvanger zijn inkomsten geheel of in overwegende mate ontleent aan de subsidie is hij de maximale vergoeding aan de gemeente verschuldigd.

  • 3. Indien het tweede lid niet van toepassing is, wordt de hoogte van de vergoeding bepaald naar evenredigheid van de hoogte van het subsidiebedrag op het totaal van de inkomsten.

  • 4. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen.

  • 5. Indien het onroerende zaken betreft, geschiedt de waardebepaling door een door het college in overleg met de subsidieontvanger aangewezen onafhankelijke deskundige.

  • 6. Bij het vervreemden van eigendommen die met subsidie van de gemeente zijn verkregen of in stand gehouden, dient een eventueel voordelig verschil tussen boekwaarde en de op het moment van de vervreemding geldende marktwaarde ten gunste van het resultaat te worden gebracht.

Artikel 17 Egalisatiereserve

  • 1. Het college kan de subsidieontvanger verplichten een egalisatiereserve te vormen als bedoeld in artikel 4:72 Awb.

  • 2. De hoogte van de egalisatiereserve mag niet meer bedragen dan 10% van het verleende subsidiebedrag.

  • 3. Het college kan afwijken van het in het tweede lid genoemde percentage.

Artikel 18 Overige verplichtingen subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger verricht de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

    • a.

      besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, dan wel ontbinding van de rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen geheel of gedeeltelijk niet kunnen worden nagekomen.

  • 3. De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college voor handelingen als vermeld in artikel 4:71 van de Awb, behoudens lid b.

  • 4. De subsidieontvanger is verplicht mee te werken aan onderzoek dat is ingesteld door of namens de gemeente en verstrekt daarbij op verzoek mondeling en schriftelijk informatie over de besteding van de subsidie.

  • 5. Het college kan in nadere regels, als bedoeld in artikel 2, lid 2, de subsidieontvanger ook andere verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 6. Het college kan in nadere regels, als bedoeld in artikel 2, lid 2, de subsidieontvanger ook verplichtingen opleggen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. Deze verplichtingen kunnen slechts betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

Hoofdstuk 7 Verantwoording en vaststelling subsidie

Artikel 19 Verantwoording subsidies tot € 5.000

  • 1. Subsidies tot € 5.000 worden door het college:

    • a.

      direct vastgesteld of;

    • b.

      ambtshalve vastgesteld binnen 13 weken, nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht.

  • 2. Bij de onder lid 1 bedoelde subsidies verplicht het college de subsidieontvanger op de door het college aangegeven wijze aan te tonen, dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen. Het college kan steekproefsgewijs de ingediende verantwoording controleren.

Artikel 20 Verantwoording subsidies vanaf € 5.000 tot € 50.000

  • 1. Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan € 5.000, maar minder dan € 50.000, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

    • a.

      bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

    • b.

      bij een jaarlijkse subsidie, vóór 1 mei in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk binnen 4 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht.

  • 3. Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd, dan wel dat de gegevens en bescheiden op een ander tijdstip moeten worden overgelegd.

Artikel 21 Verantwoording subsidies vanaf € 50.000

  • 1. Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan € 50.000, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

    • a.

      bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

    • b.

      bij een jaarlijkse subsidie, vóór 1 mei in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk binnen 4 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag);

    • c.

      de jaarrekening;

    • d.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop en

    • e.

      een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

  • 3. Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd, dan wel dat de gegevens en bescheiden op een ander tijdstip moeten worden overgelegd.

Artikel 22 Vaststelling subsidie

  • 1. Het college stelt binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

  • 2. Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de verantwoording daarvan, volgt dat voor de beslissing op de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het eerste lid genoemde termijn, bericht het college de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 3. Het college kan categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen, waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat de subsidieontvanger een aanvraag voor subsidievaststelling hoeft in te dienen.

  • 4. Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voor de in artikel 20 of 21 genoemde tijdstippen is ontvangen, gaat het college acht weken na een eenmalig rappel over tot ambtshalve vaststelling.

Hoofdstuk 8 Overige bepalingen

Artikel 23 Intrekking

De Algemene subsidieverordening gemeente Veenendaal (2007), vastgesteld bij besluit van 13 december 2007, wordt ingetrokken.

Artikel 24 Overgangsbepalingen

Op subsidies die zijn verleend of vastgesteld op grond van de in artikel 23 genoemde verordening, blijven de bepalingen van deze verordeningen van toepassing.

Artikel 25 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2012.

Artikel 26 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Algemene subsidieverordening Veenendaal.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van d.d. 3 november 2011.
de heer E.J. Kruijswijk Jansen - raadsgriffier
de heer mr. T. Elzenga - voorzitter

Toelichting